te gast bij Wim Helsen, Peter Verhelst met ‘Evenmin’ van Samuel Beckett heen en weer in schaduw van binnen naar buitenschaduw van ondoordringbaar zelf naar ondoor- dringbaar on-zelf via geen van beide als tussen twee verlichte nissen waarvan deuren ooit? zacht gesloten, ooit weg- draaiden van, en zacht terugkeerden heen en weer wenkten en zich afwendden ongeacht de richting, gespitst op de een of andere glimp ongehoorde voetstap enkel geluid tot ze tenslotte voorgoed stilblijven, voor goed afgewend van zelf en ander waarna geen geluid dan zachtjes onverwelkend licht op dat ongeachte en al evenmin onuitsprekelijke thuis voor de componist Morton Feldman, 1962, vertaling Stefan Hertmans
Karin is de zus van Peter. Haar zoontje heet Darren en was toen 5+j. Peter & Diana hebben twee dochters. Darren is de jongste van het grut. Na school is hij dagelijks bij hen, tot Karin hem komt oppikken. Wij mailen omdat Peter de taal van zijn moeder wil onderhouden, dat is niet zijn moedertaal. De verhalen zijn de zijne, de woorden zijn de mijne.
plannen voor een huwelijksverjaardag Binnenkort zijn Diana en ik tien jaar getrouwd (14/02) en ik heb al gereserveerd in een lekker restaurant. Het aperitief zouden we thuis nemen en als hapje zou ik iets met kaviaar maken. Wat precies wist ik nog niet, dat moest ik nog opzoeken op ’t Net. Zo was de planning.
De flessen champagne en het potje kaviaar had ik in de frigo in de garage gezet. Die dient om de drankvoorraad in op te slaan. Diana of de meisjes doen die frigo zelden of nooit open, omdat ik elke avond de frigo van de keuken bevoorraad. Daar vinden ze de volgende dag dan wat ze nodig hebben.
Natuurlijk had ik buiten Darren gerekend.
Hij was in de garage met autootjes aan het spelen en had zin in een bananendrinkje, in zo’n handig kartonneke, formaat 20cl. Ipv binnen eentje te gaan vragen aan Diane vond hij dat hij groot genoeg was om zelf eentje uit de frigo van de garage te nemen.
Daarbij deed hij het blikje kaviaar op de grond vallen. En wat had hij deze week geleerd op school? Dat iets wat op de grond gelegen had, niet meer mag opgegeten worden.
- En als ’t maar efkes was? - Ook niet! Ook niet als ’t maar efkes was, had Karin de juf gelijk gegeven. Alle eten dat op de grond valt moet daarna in de vuilbak.
Mama en de juf zijn de vrouwen in zijn leventje, als zij iets zeggen dan is dat universeel van kracht. Zodoende had Darren mijn doosje kaviaar in de vuilbak van de garage gegooid. En ik had ’s morgens de vuilniszakken buiten gezet, met daarin een potje kaviaar van omgerekend (‘k durf het haast niet zeggen) bijna 100€. Ik kon er niet echt mee lachen. Nog altijd niet. Later misschien. Wanneer Darren 25 is of zo …
Nu heb ik echt medelijden met Peter zie. Ik hoop echt dat hij de sleutel van die frigo terug vindt. Maar hij kan moeilijk vragen aan zijn vrouw waar dat sleuteltje ligt hé. Dan vraagt ze zich af waarom die garage-frigo zo ineens op slot moet. Want volgens haar is er niks aan de hand. Het is nog drie weken te gaan tot 14/02.
te gast bij Wim Helsen, Malin-Sarah Gozin met Mr. Gwyn van Alessandro Baricco
Jasper Gwyn zei dat we allemaal een bepaalde pagina uit een boek zijn, maar van een boek dat niemand ooit geschreven heeft en waar we vergeefs naar zoeken op de schappen van onze geest. Hij zei dat wat hij probeerde te doen, was dat boek schrijven voor de mensen die bij hem kwamen. (…) Hij keek naar de mensen. Heel lang. Tot hij hen in het verhaal zag dat ze waren. (…) En uiteindelijk herkenden de mensen zich erin. Ze herkenden zich in de dingen die gebeurden, in de voorwerpen, in de kleuren, in de toon, in een zekere traagheid, in het licht en ook in de personages natuurlijk, maar dan in allemaal, niet in eentje ervan, in allemaal tegelijk – weet u, wij zijn een heleboel dingen, en we zijn al die dingen tegelijk. Mr. Gwyn van Alessandro Baricco
juffrouw Rita In '78 was ik op een zaterdag aan het helpen in de winkel van mijn vader (Brussel - binnenstad) toen een kleine tengere dame me vroeg: "Herkent ge me niet, m?" Mijn gezicht direct in commerciële glimlach en mijn brein in rood alarm want een cliënt niet herkennen, dat is verschrikkelijk onbeleefd. "Toch wel Mevrouw, maar uw naam ontsnapt me. Als u me even uw naam wil geven dan zal ik kijken of uw bestelling..." "Ik ben juffrouw Rita, m!" lachte ze. Ze had mijn kleine komedie door.
Ineens waren we in '58: Juffrouw Rita van het tweede studiejaar! Nu herkende ik haar stem. Zelfs twintig jaar later. Maar waar was haar Brigitte Bardot kapsel? En was ze nu getrouwd met die rode sportwagen die haar 's zaterdagsmiddags kwam afhalen? Maar waarom was zij kleiner dan ik? Ik kwam toch maar tot aan het middel van Juffrouw Rita?
Die laatste vraag heb ik zelf kunnen beantwoorden: tussen '58 en '78 moet ik gegroeid zijn. Over de sportwagen dierf ik niets vragen. Misschien wist de heer die haar vergezelde van geen rode sportwagen.
En het kapsel? Tja, mode evolueert, levensstijl ook, men past het kapsel aan. Maar in mijn herinnering was juffrouw Rita de filmster die lekker rook, Juffrouw Rita was niet zozeer een gewone sterveling lijk wij allemaal. Juffrouw Rita was mijn 'vlam'. Vanwege het kapsel, het geklik van de hakjes en de lekkere geur. Zo zou ik later ook worden. Eventueel met sportwagen.
In het vierde studiejaar hadden we een slogan in plaats van een juffrouw: "moeilijk-gaat-óók!" In het vijfde studiejaar hadden we een engel, als tegendosis voor het jaar tevoren: "waarom-het-moeilijk-maken?"
Nu ik eraan denk, het woord studiejaar werd uitgesproken als 'studjaar', wisten wij veel wat een stud was. De 70's moesten nog beginnen hé.
te gast bij Wim Helsen, Hilde Crevits met Het is wat het is van Erich Fried Het is onzin zegt het verstand Het is wat het is zegt de liefde
Het is ongeluk zegt de berekening Het is alleen maar verdriet zegt de angst Het is uitzichtloos zegt het inzicht Het is wat het is zegt de liefde
Het is belachelijk zegt de trots Het is lichtzinnigheid zegt de voorzichtigheid Het is onmogelijk zegt de ervaring Het is wat het is zegt de liefde Erich Fried, vertaling Remco Campert
Over Het is wat het is : Lofdichten op de liefde – de wereldliteratuur bulkt er van. Maar heel verrassend is de wijze waarop de Oostenrijkse dichter Erich Fried (1921-1988) het letterlijk eigenzinnige van de liefde beschrijft. Hij maakt haar tot mikpunt van vijandige opmerkingen vanwege menselijke vaardigheden of houdingen. Achtereenvolgens worden aan het woord gelaten: het verstand, de berekening, de angst en het inzicht, de trots, de voorzichtigheid en de ervaring. Liefde wordt zodoende op zeven verschillende manieren gekleineerd, en wel: als onzin, als ongeluk, als verdriet, als uitzichtloos, als belachelijk, als lichtzinnig, als onmogelijk. Dat wordt allemaal door ‘buitenstaanders’ van haar gezegd. Maar door de liefde worden al die aanvallen op overtuigende wijze gepareerd. Tot driemaal toe, als een refrein bij elke strofe, herhaalt ze zelfbewust en zelfzeker : ‘Het is wat het is’. In de context van het gedicht klinkt dat als : “Ik weet en blijf wie ik ben.” Harry Gielen
'k Ben al een paar dagen helemaal terug in de schoolsfeer van toen en ik weet niet hoe dat komt. Gisteren vergat ik door te schuiven aan de kassa en in het naar huis gaan voelde de boodschappentas aan als een boekentas, nog altijd even zwaar. Ik liep onze eigen voordeur voorbij want in de jaren '60 woonde ik hier nog niet. Grote opluchting bij onze benedenbuurman -hij was in zijn voortuin aan het frullen- toen hij me op de hoek rechtsomkeer zag maken. "Verstrooid" zei ik, nog glimlachend om herinneringen. Teksten, herinneringen ... leg dat eens uit. ‘k Begin er niet aan.
"Ja kind, verstrooid, dat begint hé!" constateerde hij. Oei maat, geef me nog een jaar of tien aub! 'k Laat hem maar denken. Het is zo plezierig eens ongestoord en lang te kunnen rondzwerven in de memorie ... het kasteel met de duizend kamers.
Van de lagere school herinner ik me enkel nog de namen van de juffrouwen, niet de gezichten. Wij keken naar het bord, keken naar de kaarten of de prenten die opgehangen werden, keken in ons schrift, in ons boek, om na te denken keken we naar het plafond, bidden gebeurde met gebogen hoofd en tijdens het dagdromen keken we naar buiten. De reprimandes over dat laatste ontvingen we met het hoofd gebogen. Dat was zo wat de standaard houding, lichaamstaal voor berouw-&-spijt: handen ineen gestrengeld op de rug, naar de grond kijken en met één voetje een beetje staan schuiven over te tegels.
Niet dat we de juffrouw niet wilden zien, maar we werden er met een tikje op het bord of op de prent aan herinnerd: "Hiér moet ge kijken!"
De geur van potloodslijpsel, de geur van inkt, de papieren rolstores, het geribbeld houten greepje dat onder aan het touwtje hing ... Hoe maakte men die ribbeltjes? Gewoon op een draaibank weet ik nu en daarmee is de magie er af, van die ribbeltjes.
te gast bij Wim Helsen, Fred Bervoets met 'In rep en roer' van Marcel van Maele
De veroveraars zijn nog niet halfweg en reeds worden lauwerkransen over dag en dauw gespreid. En weet: geen prooi zal hen ontsnappen In de achterhoede hijgend paren en braken krijgers op perzische tapijten en wachten op de morgen die zich straks rood zal openspreiden. Het kruipt ons in het bloed. Bekvechtend in ademloze stilte, een schreeuw nauwelijks te horen, smelten de bloemen met bekwame moed. Zo tussen het onbezonnen geweld en de fluwelen lafheid ligt een eeuwigheid onbegrip. Een lauwe lach in het bijtend licht. 8 gedichten van Marcel van Maele bij 4 etsen van Fred Bervoets
… en consoorten Mijn ruimdenkendheid is aan het versmallen. Vroeger had ik geen last van hangjongeren, junkies, drugdealers, ritselaars, drieste bedelaars, handtasdieven en consoorten. Zij waren deel van het menselijk gamma. Meer niet. En ik liep toch sneller dan zij. Ik kon óók uit de startblokken schieten. Nu niet meer.
Mijn gewrichten zijn stram geworden, de snelheid en de lenigheid zijn weg en daarmee ook mijn mentale souplesse, heb ik de indruk. Ja, ik word strammer. Niet alleen in doen. Ook in denken.
Als ik nu nog in 360° denk, is het omdat ik rugdekking zoek. Tegen hangjongeren, junkies, drugdealers, ritselaars, drieste bedelaars, handtasdieven en consoorten.
keukenblunder ~ een gevaarlijke deze keer Om kledij witter dan wit te krijgen werd aan boord al eens soda gebruikt. Vooral de kledij van de mensen van de keuken. Die moest tegen aankomst in Antwerpen stralend wit zijn, want dan kwam Prado aan boord, de departement chef van alle keukenpersoneel. Prado liet zich aanspreken met 'patron'. Dat genre.
In de keuken waren ze in die jaren nog met drie: een chef steward/kok, een tweede kok/bakker en een koksmaat.
De koksmaat en de deckboy waren de twee jongsten aan boord. Zij werden gemonsterd als shipsboy en konden ofwel aan deck ofwel in de keuken ingezet worden. Vaak was degene die voltijds in de keuken belandde danig teleurgesteld. Die gastjes deden liever het echte mannenwerk, ze liepen liever struis te doen aan deck, zware bottinnen aan en werkhandschoenen met in de hand een stuk alaam waarvan ze zelf nog niet konden zeggen waarvoor het moest dienen.
Er waren natuurlijk wel keukenjongens bij die na verloop van tijd goed werden in keukenwerk en het dan graag deden ook, maar dat laatste gebeurde zelden, dat ze de smaak te pakken kregen. Keukenwerk was niet 'struis'.
Omwille van de lieve vrede had een kaptein de jongens laten wisselen : één maand de keuken, onder de chef steward, één maand aan deck, onder de bootsman. Dat was dan weer niet echt naar de zin van de chef steward en van de bootsman, dat gewissel. Dat was slecht voor de vlotte gang van zaken in hun departement.
Een dag of twee voor aankomst in Antwerpen zette de chef na de middagservice de grote marmitte (de grosse caisse) op het vuur met daarin de tenues die moesten gereed gemaakt worden voor Antwerpen, om te dragen tijdens de inspecties van Prado : drie pieds-de–poule pantalons, twee koksvesten, een witte T-shirt en een aantal voorbinders.
In het buiten gaan zegt de chef tegen de koksmaat -die juist een maand deckwerk achter de rug had- "Voor ge doorgaat, doet ge daar nog een klein potteke soda bij." Het keukenproductje, de witte poeder die in een van de kastjes staat, bedoelde hij.
Die kleine valt uit de lucht, maar goed, orders zijn orders newaar. Soda dus. En hij haalt bij de bootsman een dosis flinke caustic soda. Ontstopper. De bootsman, denkende dat de jongen gestuurd werd door de chef steward en dat er iets moet ontstopt worden in de keuken, geeft uit zijn productlocker de caustic soda mee.
Het manneke heeft zonder roeren al die soda bij het ziedend zeepsop met de keukentenues gekiept. In één keer. Dat hij daarbij niet gewond raakte is een mirakel. De chef vertelde dat de keuken er nadien uitzag of er een bom ontploft was.
Alle vlees voor 25 personen dat lag te ontdooien voor de avondservice hebben ze moeten weggooien. Alle groenten die gereed lagen ook. De broden ook. En nog dingen die in voorbereiding waren voor de dag erna … Zo een groot verlies aan voedingswaren komt in het logboek natuurlijk. De kledij was perte totale: grote brandgaten met daartussen een paar naden. Dat werd ook genoteerd. Al dit op twee dagen voor aankomst in Antwerpen. De inventarissen waren al gemaakt en doorgezonden naar de rederij! Op twee dagen voor aankomst is het niet meer mogelijk om zo’n verlies aan voedingswaren en materiaal in de boeken nog weg te werken als 'verbruik' en 'sleet'.
Het schoonste van ‘t spel : de chef steward en de boots werden boven geroepen, ze konden bij de kaptein komen uitleggen hoe zoiets had kunnen gebeuren. Door zijn wissel-systeem natuurlijk! Verwarring in het kopke van de jonkies.
Daarop werd opnieuw heel de keuken uitgewassen, meubilair, schabben, plafond en schotten inbegrepen. Voor de tweede keer, want dat was al gedaan geweest, een paar dagen tevoren. En gedeeltes herschilderen. Ook voor de tweede keer, want dat was een paar dagen tevoren ook al gedaan geweest. Met man en macht, matrozen en boots erbij, gedurende een nacht zijn ze daar mee bezig geweest.
Hoe de twee dagen tegen de kaai in Antwerpen verlopen zijn weet ik niet. Waarschijnlijk heb ik dat toen niet gevraagd aan die chef. Omdat ik het me wel kon voorstellen. Of die shipsboy nog een reis naar Brasil heeft mogen meedoen? Weet ik ook niet.
Caustic soda bewaart men nu achter slot en grendel, als ik goed begrepen heb en volgens LM zou het product zelfs in de brandkast van het schip mogen staan.
mijn antracietgrijze rolkraagtuniek uit de solden Het was in de winter dat de rijstpaptruien uitkwamen (2002?) Het breigaren had ingewerkte bolletjes en daardoor kreeg een trui vanzelf een rijstpapstructuur. De truien waren op tunieklengte, tot halverwege het dijbeen. 'k Was direct weg van die dingen, maar ze waren nogal duur hé, het eerste jaar.
Eind januari, laat in de solden, achterin het soort dure winkel waar ik normaal niet zou binnenstappen, onder een hoopje modieuze 'vodden' van het afgelopen seizoen, vind ik een danig afgeprijsde antracietgrijze rolkraagtuniek in die mooie broebelkeswol. Betaalbaar en in mijn maat. Een dubbele meevaller. En een pronkstuk ook nog.
Ergens in februari moest ik op een ontiegelijk uur LM gaan afhalen op de luchthaven en terwijl ik me sta aan te kleden denk ik ineens aan iets dat ik onmiddellijk moet opschrijven om het niet te vergeten.
In mijn tuniektrui ga ik naar de woonkamer tot aan het buffetje, daar liggen papiertjes en schrijfgerei. 'k Was tamelijk tevreden over mezelf dat ik eraan gedacht had zoiets onmiddellijk op te schrijven en ik ging me verder aankleden, laarzen aantrekken. Klaar. Jas-&-tas en op naar Zaventem. Met mijn jas over de arm sta ik aan de lift en ik vind dat het toch nogal fris is in de gang. Vooral aan de knieën. Jas aantrekken dan maar. Daarvoor heb ik mijn twee handen nodig dus zet ik mijn tas op de vloer en zo kijk ik recht op mijn knieën. Mijn blote knieën.
Tussen de trui en de laarzen was ik iets op dat papierke gaan schrijven. Tussen de trui en de laarzen ontbrak een jeans! 'k Was vergeten mijn jeans aan te doen. Vandaar die kouwe kniekes. ’t Was eigenlijk geen zicht maar heel even, héél efkes heb ik gedacht het zo te laten, want ik was al wat laat: och flut zeg, met een lange jas maakt dat niks uit, die jas is immers meer dan lang genoeg. Maar nee, zo dapper ben ik niet. Ik ben terug binnen gestapt en ik ben een jeans gaan aantrekken want die lange jas wou ik in de aankomsthal van Zaventem uitdoen. Met de jas aan viel er immers niks te pronken met mijn pronktrui. En 't was LM die ik ging afhalen hé.
Karin is de zus van Peteren zij woont in dezelfde straat. Karin is alleenstaande moeder.Haar zoontje heet Darren. Darren is zeer vaak bij Peter & Diane.Zij hebben twee dochters. Darren is de jongste van het de drie kinderen. Peter en ik mailen omdat hij de taal van zijn Moeder wil onderhouden. Dat is niet zijn moedertaal. Het verhaal is van hem, de woorden zijn van mij.
puur op empathie Ik weet niet hoe Karin hare kleine iets inprent, maar zij doet dat heel goed.
Darren en ik zaten in Spoed te wachten op de papieren en dan konden we naar huis. Hij was na een hechtingetje in zijn kin weeral fit-&-wel en zijn eigen bezige zelve.
In het eerste compartiment naast het onthaal was een klein meisje aan het huilen en krijsen. Er was iets met haar arm en er moesten hechtingen komen. De mama trachtte haar tot rust te brengen en te troosten. Geen resultaat. Darren had iets tevoren het woord hechtingen geleerd, ondervonden en onthouden. Zonder enig besef van privacy baande hij zich een wegje in dat gordijngedoe, en stapte hij het compartiment binnen.
Bij het zien van een leeftijdgenoot stopte het meisje ongeveer onmiddellijk met huilen. Terwijl ze na-hikte & -snufte nam Darren haar hand. Ik stond daar wat te kijken naar de moeder van het meisje, wat moet ik doen? Niks, gebaarde ze.
Hij klom omhoog aan het zijspon van het hospitaalbed zei luid fluisterend tegen het meisje : "Gij kunt ook een dappere zijn hoor". En hij hield zijn kin voor haar neusje.
Het meisje kreeg toch zó’n brede glimlach -straks moeten de mondhoeken ook gehecht worden!- dat we besloten Darren eventjes bij haar op het bed te zetten. En toen wou ze hem mee naar de behandelkamer. Terwijl ze met twee op dat bed zaten te babbelen en te kwetteren werd de wonde onderzocht en ontsmet. Toen de eerste hechting in haar arm aangebracht werd vielen ze stil.
Gedurende de hele bewerking hielden ze mekaars handje vast. Er was geen traan, geen enkel geluidje. Alles is heel rustig verlopen.
Mijn neefje doet niet in stoere dingen. Hij is stoer in kleine dingen. Een en al invoelen & meevoelen. Dat gaat nog vanzelf op die leeftijd.
m, met dank aan Peter- EZW-12/2013, HiH-01/2015, bijgewerkt
'k Had shoarmavlees gekocht, gemarineerd in olie met iets van tomatenconcentré of harissa en ook komijn. LM is in een komijn-periode, daar moet ik gebruik van maken.
In snel-verkoop gekocht, moeten de dingen de dag zelf nog bereid worden, vandaar de improvisatie. En door een of andere kronkel dacht ik dat het vlees in snel-verkoop ook snel moest bereid worden: 'Ge zult eens zien hoe rap ik het kan klaar maken!' Owee, wat had ik gezegd, LM nam het letterlijk en kwam staan kijken.
Een combinatie van tomatenconcentré & olie met komijn heb ik ooit eens gemaakt als marinade voor ribbetjes. Als ik me goed herinner kwam die marinade van een Marokkaans recept. Met ribbetjes? Varkensribbetjes, dat is nogal Vlaams hé. Oké, het gerecht was Vlarokkaans dan.
Dit shoarmavlees was ook varkensvlees, niet rund of schaap maar puur varken, zoals die ribbetjes van toen. Niks halal, niks kosjer. Voor shoarmavlees verkocht … Kan men de woorden kosjer en halal op eenzelfde lijn zetten, in één adem vermelden? Op dit klavier kan het.
‘k Was niet van plan dat vlees met brood te serveren, volgens mij moest het kunnen met pasta. Dat hebben we in huis. Capellini, de dunne spaghetti. Volkoren natuurlijk, dat zijn de trage suikers, iets anders mag hier niet meer op tafel komen volgens een aantal deskundigen die daarin gespecialiseerd zijn.
‘k Wou er geen carbonara-bereiding van maken, het bakken in de pan maakt de vleesblokjes zo hoekig en zo korrelig en zó droog, dat ik het erg vind voor het varken. Ik heb het vlees in een ruime schotel gegaard in de microgolf, 500gr op 600W // 2x 1min30 + 5min laten nagaren.
Bij het garen slinkt het shoarmavlees, er is minder volume. Dat weet iedereen. Behalve LM. Hij voelde zich bekocht. Het nagaren is héél belangrijk, dat weet ook iedereen. Behalve LM. Van nagaren wordt hij ongeduldig. Er gebeurt niks, er is geen actie, er is niks te zien.
Als beloning voor mijn juiste oven-garing bekwam ik malse kleine vleesblokjes met daarop schattige witte proteïnepareltjes. Dat laatste was lekker maar het was geen zicht. Er moest een saus komen. Ik dacht eerst aan een pittige kaassaus edoch, LM is daarvan zo geen liefhebber. Een tomatensaus dan maar.
Als ik dat vleesje nu eens als basis voor een soort bolognaise gebruikte, ik wou toch iets met capellini … Snel een ajuin met een teentje look gegaard, twee wortels en groene selder (microgolf) en dat met een blik gepelde tomaat (gemixed) -plus alvast een ½ koffielepel komijn erbij- in een pot op het suddervlammetje en de vleesjes gingen erbij met de rest van de kruiden. Het suddervlammetje moet zorgen voor de trage ‘alliage des goûts’, de versmelting van de smaken. En nog altijd LM die op mijn handen stond te kijken.
Ik liet hem ook sudderen want feitelijk stond hij heel die tijd te wachten tot hij mocht proeven. Maar als ik LM halverwege een bereiding laat proeven begint hij al een opinie te vormen over wat is, terwijl ik proef om te weten wat nog moet komen.
‘k Heb de saus laten indikken omdat ze wat meer densiteit mocht hebben. Pas toen de saus begon te sputteren als een warm modderbadje uit vulkanische streken en alles er rond met rood begon te bespikkelen, vond ik dat ik het vuur kon dichtdraaien. Toen pas mocht LM proeven.
De saus-met-vleesjes werd goedgekeurd: - Hoe gaat ge dit noemen?
Dat is nog zoiets. Hij vindt dat gerechten een naam moeten hebben. Dan verzin ik een naam, soms heet iets 'soep 47' of 'saus 47', dat is ons huisnummer. Soms eindigt de naam van een gerecht 'op Ikse Wijze', ook soms 'à la Moi', als ik chiqué wil doen.
En toen ging het mengsel de koelkast in als Vlarokkaanse Bolognaise. - Dat eten we vanavond? vroeg LM nog zwijmelend van het komijn aroma. - Nee, zei ik met een klap op de frigodeur, dat eten we morgenavond pas, 24hrs laten rusten, alliage des goûts!
Toen ik de dag daarop aan de kokerij begon, vond ik dat de capellini + dat mengsel nog iets mocht hebben. Maar wat? Gebakken champignons! Ik serveerde bij de pasta en de saus nog wat gebakken champignons. Champignons + de tomatensaus = à la Grecque. Zo werd de Vlarokkaanse Bolognaise ook nog à la Grecque. LM was tevreden met de naam, er valt mee te leven.
De champignons waren uit blik. Foei, ja ik weet het, maar ‘t was een ingeving van de laatste minuut.
Ik ga mijn zinnen eens verzetten, dat zal eens deugd doen. Dat zal eens deugd doen! Ik ga mijn zinnen eens verzetten.
majumau
Kunt ge geloven dat ik bovenstaande lijnen drie keer heb moeten lezen eer mijn cent viel.
Toen ik het door had kwam LM kijken waarom ik zoveel geluid produceerde, maar ik kreeg het niet uitgelegd van het lachen. Ik wees naar het scherm. Hij zag het niet! Niet erg, ik eerst ook niet. Vandaag vindt hij SenNet maar een rare bezigheid.
En nu doet het boven mijn jukbeenderen pijn. Van het lachen. Jawadde, dat doet deugd, zo lachen.
‘k Ben benieuwd hoeveel tijd andere mensen zullen nodig hebben.
Een paar avonden geleden ging het gesprek over wapens in huis. We hebben een schoonbroer die voorstander is.
Wapens hebben wij niet in huis. LM en ik zijn daar te schrikkig voor. Nu we houterig geworden zijn des te meer, we zouden ons het wapen laten afpakken en dan wordt het tegen ons gebruikt. Waar staan we dan? Nergens. Niet dus. Geen wapens. Nooit gehad ookni. Maar ‘k heb mijn huiswerk gemaakt en ik heb eens rondgekeken wat hier als wapen kan dienst doen.
Onder de spoelbakken in de keuken hebben we een kast vol vergif staan. Allerlei producten die men moet 'Buiten het bereik van kinderen houden'. En 'buiten het bereik van (inwonende) dementerenden', dat zou er ook mogen bij vermeld worden. Niet dat wij iemand van deze bevolkingsgroep in huis hebben, maar als ik een gruwelverhaal zou willen schrijven over iemand die de zorg niet meer aankan, dan laat dit personage zo’n giftig product op het aanrecht staan en de inwonende ziet die fles … De rest van het scenario laat ik aan uw verbeelding over.
In de keuken hebben we dus een kast vol vergif, en dat is dan zonder de huisapotheek gerekend, die staat elders ondergebracht.
Slagwapens hebben we ook volop in huis: het voorraadje wijn van LM. Elke fles is goed voor een hersenschudding en de zware wijnen misschien zelfs voor een schedelbreuk. Met een fles wijn stelt men iemand buiten gevecht, ja.
In de woonkamer heb ik een beeldje dat ik de Kleine Confucius noem. Dat beeldje is de sereniteit zelve, men wordt rustig alleen al door er naar te kijken. Bij het afstoffen hield ik het eens ondersteboven en toen lag het hoofddeksel van Confucius plots prima in de hand en het hele ding werd een uitgebalanceerd slagwapen. Foei Confucius!
Terug naar de keuken : de messen. ‘k Heb ooit geïnvesteerd in een aantal keukenmessen. Die liggen grijpensklaar in de schuif, daar waar keukengerei moet liggen, bij de hand. Een chef, een demi-chef en twee offices. Alle vier dodelijk.
Maar wie moet na wapengeweld de boel opkuisen? Juist ja. Dus laat maar, in ons kot geen wapens. Behalve het gewone vergif, een flink aantal slagwapens en een paar steekwapens natuurlijk
Een vos, een haas en een beer waren opgeroepen voor legerdienst. Met z'n drieën zaten ze te denken wat ze zouden kunnen doen om afgekeurd te worden.
De Haas was eerst aan de beurt : "Wat zouden we bij mij kunnen doen zodat ik niet in dienst moet?" De vos antwoordde : "Doe uw oren uit, dan willen ze van u niet weten -een haas zonder oren, haha- die wordt zeker afgekeurd!" De haas ging zonder oren naar binnen. Na een tijdje kwam de haas buiten en met een grote glimlach: "Ik ben afgekeurd!" En hij deed zijn oren weer op.
Toen was de Vos aan de beurt. De beer wist een oplossing: "Haal uw staart eraf. Wat is een vos zonder staart ... niks !" Waarop de ijdele vos : "Tja, 't zal wel moeten. Er is geen andere keus." De vos ging zonder staart binnen. Na een tijdje kwam de vos buiten en riep blij : "Ik ben afgekeurd! " En hij deed zijn staart weer aan.
Als laatste was de Beer aan de beurt. Een beer stelt niet veel voor qua oren of staart ... wat nu? De haas had een voorstel : "We slaan uw tanden eruit -een beer zonder tanden?- haha, nooit gezien. Dan wordt ge zeker afgekeurd!" De vos haalde een honkbalknuppel en sloeg de beer tegen de tanden. De tanden kraakten in stukken, de muil bloedde en de beer strompelde naar de keuring.
Na een tijdje kwam de beer buiten. De vos (nu met zijn staart aan) en de haas (nu met zijn oren op) keken elkaar aan.
De haas riep triomfantelijk over zijn groot gelijk -het was immers zijn idee geweest- : Ook afgekeurd! Hé vriend?" De beer knikte moeizaam. De vos bleef niet achter, hij had het idee immers uitgevoerd: "Ze wilden u niet zonder tanden hé? Hé?"
De beer schudde langzaam de kop en met zijn muil vol splinters & bloed murmelde hij zachtjes : "kwazztedik".
te gast bij Wim Helsen, Maarten Inghels met een fragment uit 'Over de dorpen' van Peter Handke Speel het spel. Breng je werk in gevaar. Wees niet de hoofdpersoon. Zoek de confrontatie. Maar doe het onopzettelijk. Vermijd bijbedoelingen. Verzwijg niet. Wees week en sterk. Wees slim, steek je nek uit en veracht de overwinning. Kijk niet toe, bewijs niets, maar blijf in alle tegenwoordigheid van geest open voor tekens. Laat je ogen zien, laat anderen erin kijken, zorg voor ruimte en beschouw ieder in zijn eigen perspectief. Beslis alleen met hartstocht. Misluk rustig. Neem vooral de tijd en bewandel zijpaden. Laat je afleiden. Neem om het zo te zeggen vakantie. Houd je niet doof voor geen boom, voor geen water. Trek je terug in jezelf als je daar zin in hebt en gun je de zon. Vergeet de mensen in je naaste omgeving, verstevig je banden met onbekenden, buig je over bijzaken, wijk uit naar de verlatenheid, vermoord het noodlotdrama, veracht het ongeluk, analyseer het conflict / contrast. Neem je eigen kleur aan, tot je in het gelijk staat en het ruisen van de bladeren zoet wordt. Uit : Over de dorpen, 1981, Peter Handke
het gijzelvirus - ransomware LM en ik wonen op een busritje van ’t Stad, met achter ons, binnen loopafstand, ’t Dorp. Het beste van twee werelden, vinden wij. Dit speelt zich af in ’t Dorp:
De man voor mij had een virus binnengekregen en hij deed het hele verhaal aan de computerbaas, chronologisch en minutieus. En conciëntieus.
- … en toen begon ik met foto’s van de kleinkinderen, op de fotoservice van het Kruidvat en ineens was dat daar dus hé, een bericht van de politie dat ik iets illegaals gedaan had. Daarom werd mijn PC geblokkeerd tot ik de boete betaalde. Want op het scherm stond dat ik een boete moest betalen. En ik weet niet wat ik illegaal gedaan heb meneer, want het waren foto’s van mijn kleinkinderen hé. Geen ongeoorloofde foto’s van eh …, van ge weet wel, eh, van dames …
Hij keek naar mij en zei: - Excuseer Mevrouw, maar u begrijpt dat ik het hier moet vertellen zoals het is hé.
Ik knikte en glimlachte. Aan de PC-dokter moet men álles vertellen. En zoals het is. ‘k Had er nog bij willen zeggen dat ik het bijna aandoenlijk hoffelijk vond dat hij zich tegenover mij verontschuldigde omdat hij het in mijn aanwezigheid met de PC-man over charmefoto’s moest hebben, zodat die de mogelijkheid van charmefoto’s helemaal kon uitsluiten. Absoluut uitsluiten. Over dat soort sites ging het niet.
En ik geloofde hem. Hij zag er uit als een heertje dat een foto met kant en broderie al een gewaagde prent zou noemen.
Meneer, dacht ik bij mezelf, er bestaat sinds dan al een gans ander soort foto’s en bewegende beelden ook. Gore sites zelfs. Duizenden. En die sites zijn niet eens illegaal.
Maar hoe hoffelijk en integer hij ook was, hij had ocharme toch het Gijzel-Virus aan zijn been. Met familiefoto’s op de fotoservice van een familiewinkel.
te gast bij Wim Helsen, Adil El Arbi met 'Bange Blanke Man' van Willem Vermandere
Ik zag Turken aan de Schelde Marokkanen in de stad van Gent En 'k hoord' op de markt van Brussel Algerijnen met een vreemd accent In Keulen zag ik, Chinezen Magere mannen uit Pakistan In Londen Sikhs van India Met nen dikke tulband an.
Ik zag naakt' Amazone-indianen Ik zag Crees uit Noord-Canada En uit Lubumbashi kwam Della een prinses uit zwart Afrika Ik zag Bantoes in ons cafeetje Ik zag Zoeloes op den tram Ik zag Tutsis dansen en springen En roff'len op den tamtam
Ik zag Egyptische matrozen in de haven van Rotterdam Ik zag Portugese Joden in de winkels van Amsterdam Ik zag Inca's in Oostende Chilenen op het Brugse zand Daar speeld' een zigeunerorkestje van een volk zonder vaderland
Al de kinders van moeder eerde Op charango en met gamelan Ze roepen en zingen aan ons deure Doet open bange blankeman Doet open bange blankeman Doet open bange blankeman Willem Vermandere, 1991
Over Willem Vermandere : https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Vermandere Over Bange Blankeman : https://www.youtube.com/watch?v=d62w6HAR6ho – 02min32 In 1991 schreef Vermandere het lied "Bange Blankeman", een lied over multiculturaliteit. Veel aanhangers van de partij Vlaams Blok protesteerden tegen het nummer. Vermandere ontving dreigbrieven en tijdens de 11 juli-viering op de Brusselse Grote Markt in 1992 werd hij door Vlaams Blok-militanten met projectielen bekogeld. Over Adil El Arbi : https://nl.wikipedia.org/wiki/Adil_El_Arbi
wat een klavier lijden kan Vroeger had ik een leesbaar geschrift. Nu nog, als het kattebelletjes mogen zijn. Maar wanneer er meer dan tien lijnen moeten geschreven worden, krijg ik kramp in mijn hand en is het gedaan met leesbaar schrijven. En iets later ook met schrijven.
Sinds ’92 doe ik alles op ’t klavier. Maar daarvoor heb ik heelder vijvers inkt droog geschreven. Liefst met een kleine Parker (ladyformaat) met dikke punt In de middelvinger van mijn rechterhand is nog altijd een sleufje waarin schrijfgerei gedurende 34 jaar zijn bedding in het kootje gesleten heeft. En de top van mijn wijsvinger is jaren ingedeukt geweest aan die kant.
Toen had ik nog cadans ook. En die was helemaal afgesteld op papier in formaat A4. 600 blz’s nota’s per cursus was een gemiddelde. Dat was wel in een soort kortschrift. Later, bij de koopvaardij … Hoeveel vellen een blok luchtpostpapier heeft weet ik niet meer, maar er zijn periodes geweest dat ik een blok per week vol schreef. Later nam ik doorslagpapier mee vanuit België samen met een gelijnde onderlegger en twee papierklemmen om alles op zijn plaats te houden. Want wanneer ik papier moest gaan bijkopen, in den vreemde aan de wal, was daar zelden A4-formaat te vinden. Enkel kleiner. Dat vond ik dan een ramp, omdat de post onze enige link was met België en die A4 was de grootte van mijn mentaal scherm.
Achteraf bekeken vind ik het zot: men monstert voor zes maanden op de wilde vaart, met achterlating van- en met de glimlach. Men doorstaat stormen van een paar dagen & nachten, met een grimlach. Maar als het postpapier niet het juiste formaat had raakt men van slag …?
Nu zetten mijn neven en nichten hun reisrelazen op een blog, met de faciliteiten van de backspace- en de delete-toets, de elektronische gommetjes. Zo wordt een klad geleidelijk aan de definitieve versie. Ooit schreven wij met brieven een log, zonder gom. Een gans andere manier van opstellen was dat toen. De eerste versie wás de definitieve versie.
Met het klavier onder de vingers is er ook geen schrijfkramp meer. Hoogstens nog in ’t koppeke.
‘k Zou niet meer terug willen naar de oude manier, ik beleef nu zoveel plezier aan de mogelijkheden van het klavier dat dit ding hier na vijf jaar versleten is, aan vervang toe.