We hadden onze Plechtige Kommunie gedaan. We waren doorkneed in alle wetenschappen en kundigheden die een scholier zich eigen moet maken om tot de elite te behoren. We waren derhalve rijp om de universiteit van de Gemeenteschool te betreden: de klas van meester Algoet. Ik zie ons nog staan, in klas bij meester Leon, de eerste morgen na de zomervakantie van het jaar 1935. We hielden ons gerief onder de arm. Een lei. Een pennedoos. Een tekenlat. Een doos met kleurpotloden. Veel was het niet. De meester overschouwde ons met welgevallen. We waren flink wat gegroeid in de twee jaar die we bij hem doorgebracht hadden en blijkbaar dacht hij dat hij er het zijne had toe bijgedragen. Zie maar dat je toont wat je kunt bij meester Algoet! Leons stem klonk dringend. We knikten ijverig en met heilige overtuiging. Als het maar daaraan lag! We hadden reeds zo dikwijls getoond wat we konden. Op alle gebied. Allez, ga nu maar! Dat was zijn afscheidsrede.
Een voor een trokken we de klas van de oppermeester binnen. De hemel, zoals men ons voorspeld had. Och, het is de mens nu eenmaal eigen zich aan overdrijving schuldig te maken. We ondervonden gauw genoeg dat we niet van de hel naar de hemel gegaan waren, maar wel van het ene vagevuur naar het andere.
Meester Algoet was een heel ander type onderwijzer dan meester Leon. Niet zo impulsief Niet zo geweldig. Hij was beheerst. Op het koele af. Nu altijd nog weet ik niet wie van de twee mij het liefste is geweest. Al dadelijk liet meester Algoet ons aanvoelen dat we nu tot de groten van de school behoorden en dat we ons daarnaar te gedragen hadden. Hij spekuleerde op ons gevoel voor verantwoordelijkheid. Net als alle spekulanten was hij er wel eens naast. Natuurlijk. Maar dat risiko nam hij er graag bij.
De lessen waren nooit saai bij hem. Hij had er slag van om er de voorvalletjes van iedere dag in te verwerken. Om feiten en toestanden in Beveren in verband te brengen met de stof die hij aan het behandelen was. Eigenlijk de gedroomde onderwijzer voor een klas waar knapen van dertien-veertien jaar hun laatste scholierbroek op de banken aan het verslijten waren. Bij hem heb ik voor het eerst in mij de neiging ontwaard om verhaaltjes neer te schrijven. Zomaar gewoon neerschrijven voor het plezier. Zou ik het niet aan hem te danken hebben?
Hij was een knap verteller. De simpelste voorvalletjes kon hij uitschilderen in een waaier van kleuren. Ik ben het al die tijd blijven doen sindsdien. Het is een tijdpassering waarmee je niemand kwaad doet en die nog zeer goedkoop is bovendien. Het levendigst zijn mij meester Algoets zanglessen bijgebleven. En zangles geven kon hij! Weliswaar in een heel ander genre dan we bij mees ter Stevens gewend waren. Niet zo artistiek. Volkser. En daardoor juist plezieriger. We leerden liedjes als De Blauwe Kiel, De Wereld Vergaat, De Neuzen, Vader Adam. Allemaal simpele en dartele wijsjes uit De Vlaamsche Zanger. Bijzonder dat liedeke van de wereld die vergaat, was uiterst plezierig van kadans. Als we aan het refrein toe waren, zat heel de klas geestdriftig mee te wippen en te schudden. Dat ie vergaat, dat ie vergaat, dat de wereld vergaat! Boemtatata! Boemtatata! Boemtatatatata! Robert Cnudde uit het Sportpaleis had een akkordeon en ik weet nog goed dat hij die een paar keer heeft mogen meebrengen om de 'zaak nog meer pit in te pompen.
Meester Algoet hield van tuinieren. Net zo goed als meester Leon. Zijn lessen dreven dan ook dikwijls die richting uit. Hij leerde ons hoe we okuleren moesten. Hoe we geraniumscheuten moesten afnemen. Hoe we bordelese pap moesten maken tegen de tomaten- en aardappelplaag. Hoe we de leuke maar uiterst schadelijke koloradokevers konden herkennen. Hij was daarbij de man van de Spaar- en Lijfrentekas en trachtte er bij ons de spaarzin en de zuinigheid in te pompen. Een tuintje jongens, voor je eigen groenten. En een stuk land voor je gerief patatten! Dat brengt geld op. Dan heb je iets over op het einde van de week en kun je sparen. Als je het anders niet verbabbezakt tenminste! Dat verbabbezakken was een van zijn geliefkoosde uitdrukkingen.
Hij had eens moeten weten toen hoe het later met mijn tuin gesteld zou zijn en met mijn liefde voor zelf gekweekte peulvruchten en patatten! Hoe zou hij me de mantel uitgeveegd hebben. En nochtans, ik bezit nog altijd Het hofje van de Planter, dat we na het achtste leerjaar kregen als prijsboek. Allemaal hebben we het gekregen. Van de eerste tot de laatste. Mijn andere oude prijsboeken zijn allemaal verdwenen. Waarheen? Vraag me naar mijn eerste hemd! Maar dat boekje mag niet weg. Voor geen geld van de wereld. Laat dan zijn dat ik het nooit meer opensla en dat zijn kaft gescheurd is en bevuild. Het herinnert me aan meester Algoet, onze oppermeester.
Ik kan soms nog grinniken als ik denk aan de keren toen we hem mochten helpen in zijn tuin naast de speelkoer. Altijd vonden we iets dat de moeite waard was om op te eten. Radijzen. Wortels. Stekelbezies. Jenevers. We dachten dat we dat gappen heel handig deden en dat de meester er geen erg in had. Och God! Hij was veel te leep om zich zo te laten bedotten. Hij zal ons deugnietachtig gedoe heus wel gezien hebben. Maar als het binnen de perken bleef liet hij ons rustig betijen. Hij gunde het ons.
Ja, meester Algoet was een kalme man. Dat hield echter niet in dat hij afzag van straffen. Aai nee! Maar echte rammelingen werden het toch nooit. Hij kneep eens duchtig in ons oor. Hij liet ons rondjes wandelen op de koer tijdens de speeltijd. Hij kon ons ook met hele vrachten reken opschepen. Ja, die straflijnen van de oppermeester! Hoeveel ik alleen er voor hem geschreven heb, zou ik op geen paar duizend na kunnen zeggen. -Ik zal zwijgen in de klas. Ik zal opletten in de klas. Ik mag niet met knikkers spelen tijdens de les. Antwoordde wordt met twee d's geschreven. Een goed leerling vergeet zijn huiswerk niet.
De variatie was eindeloos. En meester Algoet was niet zuinig. Honderd reken gaf hij nooit. Dat achtte hij beneden de waardigheid van scholieren uit de hoogste klas. Het werden er minstens tweehonderd, maar het konden er evengoed tweeduizend zijn. Begin daar maar eens aan! Hij was dan ook zo gevreesd om zijn straflijnen als meester Leon om zijn oorvegen en meester Marcel Berton om zijn regeltje. Een pak rammel kan je in een paar minuten verwerken, maar duizend straflijnen kunnen een vrije namiddag grondig bederven.
Frans Viaene heeft met die reken ooit een winstgevend ambacht opgebouwd. Frans, die nu zelf onderwijzer is (ondertussen op rust) en geacht wordt de leerlingen op het pad der deugd te begeleiden. Hij schreef reken voor kameraden die te lui waren om het zelf te doen. Niet voor het plezier van het schrijven natuurlijk. Hij verkocht ze tegen een bepaald aantal marbels (knikkers nvdr) per honderd. In de meest voorkomende teksten had hij zelfs altijd een beetje voorraad. De kliënteel moest snel bediend kunnen worden immers. Dat kruikje is te water gegaan tot meester Algoet eens het schrift vergeleek. Toen brak het en met het handeltje van pientere Frans was het amen en uit. Een scholier zonder marbels is als een soldaat zonder geweer.
We hadden ze gewoonlijk in een zakje dat moeder uit een lap afgedankte stof vervaardigd had. Veelal echter hadden we er ook enkele los in onze zak zitten. Een paar hier. Een paar daar. Wanneer je nu met een ondoordacht gebaar je neusdoek bovenhaalde, kon het gebeuren dat die marbels rikketikkend op de vloer terechtkwamen en onder de banken verder rolden, tot ze ergens met een doffe tik tot rust kwamen.
Meester Algoet had het erg op die vallende marbels gezien. Hij veronderstelde dat er meer achter stak dan alleen maar een onschuldige snuitbehoefte. Soms had hij daarbij wel eens gelijk ten andere. De marbels moesten hem dan gebracht worden en hij deponeerde ze in een bakje dat hij speciaal voor dat doel in zijn lessenaar had staan. Voor ons was dat ergerlijk. Een marbel was toch altijd een marbel! Ze tijdens de speeltijd uit de lessenaar weghalen zoals we dikwijls gedaan hadden bij meester Leon, durfden we niet. Bij Algoetje zou het niet gepakt hebben.
Het is Lucien Mestdagh geweest die eindelijk besloot daar middel in te scheppen. Op een keer haalde hij zijn zakdoek boven om zijn neus te snuiten en iets viel brutaal tikkend op de grond. Meester Algoet stond juist op het bord te schrijven en riep over zijn schouder dat die marbel hem gebracht moest worden. Lucien scharrelde onder zijn bank naar het ... keitje dat hij had laten vallen en ging het dragen. De meester nam het aan. Zonder een spier te vertrekken lei hij het in het bakje bij de rest. Er hebben daarna nog marbels gerikketikt en speels over de vloer gerold. Meester Algoet hoorde het echter niet meer. Zo zie je maar weer dat een goed schoolmeester ook van zijn leerlingen wel een en ander leren wil. ...........
26-07-2009 om 00:00
geschreven door Beverse Weetjes
Categorie:Kroniek van zeven...
|