Van geiten en schapen Je kan nog wel eens een schaap zien vandaag de dag, maar geiten zijn tot de grote zeldzaamheden gaan behoren. Krasse tegenstelling met vroeger! We konden geen twee boogscheuten ver langs graskant of wegeltje trekken toen, of er stond ergens een geit of een schaap aan een paaltje vastgebonden. Schapen zijn zachtmoedige weerloze dieren. Ze boeiden ons eigenlijk niet zozeer. Misschien wel omdat ze ons met grote ogen stonden aan te staren en goedig toelieten dat we ze over hun vacht streelden.
Bij geiten lagen de zaken echter kompleet anders. Er waren drommels gemene beesten bij. Van zodra je ze ook maar een beetje naderde, stonden ze met hun gehoornde kop klaar om te bulken. We waren derhalve ook niet te hoffelijk met ze. Uit pesterij gingen we soms in een cirkel om ze heen lopen. Ze volgden ons bulkend en springend en hadden helemaal niet in de gaten dat ze zo hun ketting om het paaltje wonden tot ze er helemaal tegenaan gedrukt stonden. We zetten tevreden onze weg voort als we ze zover gekregen hadden.
Iemand die het helemaal niet op geiten begrepen had, was grootvader Vandenbroucke. Grootmoeder hield altijd twee of drie van die beesten. Het was echter onveranderlijk grootvader die ze naar het meerselke moest brengen, een eind van het huis af, om ze daar te grazen te zetten. Grootmoeder had maar één arm immers. De klem gekregen na een verwonding, toen ze nog in de fleur van haar leven was, en in Kortrijk hadden ze het grote mes moeten gebruiken. De geiten hadden het voor geen liedje zingen als grootvader ze naar het weitje bracht. Ze hadden er zelf schuld aan eigenlijk. Alsof ze voelden dat grootvaders sympathieën een andere richting uitgingen, begonnen ze steevast te springen en te rukken aan de ketting van zodra ze uit de stal waren. En grootvader dan maar kloppen erop met de ijzeren spillen waaraan ze vastgebonden moesten worden en maar gans zijn opgespaarde voorraad soldatenvloeken uitbraken!
Grootmoeder stond het bij de kotdeur hoofdschuddend aan te kijken. Ze had er deernis in. Maar wat kon ze eraan verhelpen? Ze kende haar Vandenbroucke. Eén woord van protest zou nog heviger kabaal uitgelokt hebben. De geit werd wel eens breedsprakerig de koe van de kleine man genoemd toentertijde. Eigenlijk was dat wel zo. Althans in de armelijke tijden die toen al een paar tientallen jaren achter de rug lagen. De geiten hebben aardig wat geholpen om het volk overeind te houden. Geitemelk, aardappelen en brood. Iets anders was er niet.
Nog in mijn eigen kinderjaren trouwens heb ik het geweten dat een buurman uit de Reke, waar we geen van allen veel overschot hadden, bij zijn dode geit te schreien zat. Hij deed het niet uit goedkoop medelijden met het beest omdat het dood was. Zo teergevoelig zijn buitenmensen niet. Hij huilde doodeenvoudig omdat hij niet meer wist van welk hout pijlen maken. Die geit was alles wat hij had en nu zouden zijn kinders ook nog hun bord geitemelkpap moeten missen.
Jaja, zo was dat nog omstreeks het jaar dertig! Een uitzondering misschien, maar toch. De Reke liet de man echter niet in de steek en er werd een andere geit gekocht. Ook dàt was toen nog zo! Hoe armer de mensen zijn, hoe meer ze aan elkaar hangen. Een van mijn dierbaarste Reke-herinneringen. Weldra meer
07-01-2010 om 00:00
geschreven door Beverse Weetjes
Categorie:Kroniek van zeven...
|