Dit blog wordt regelmatig bijgewerkt - this blog will be updated regulary
Beste lezer, mocht u onverwachts grammatica foutjes tegenkomen in de reportages/verhalen op dit blog, bij deze mijn verontschuldiging, Wayn, Storyteller
Dear reader, if you encounter, unexpectedly grammar mistakes in the reports / stories on this blog, my apology, Wayn, Storyteller
NIEUW BOEK VAN WAYN PIETERS ''SURUCUCU' BESTELLEN ramblinwayn@home.nl
PLOT: Tonho gaat op zoek naar de moordenaar van zijn vader Lirio, omgebracht voor ruwe diamanten. Hij raakt verzeild in een wereld van intriges, moord en komt in bezit van een schatkaart. Het avontuur begint in Rio de Janeiro. Via de Mato Grosso en junglestad Manaus komt hij tenslotte terecht in Novo Mundo, Pará, waar 258 jaar geleden een goudschat begraven werd. Dit is ook het gebied van de Mundurucu-stam, met hun mysterieuze wereld en het woud van de Surucucu slangen, het metafysische van Amazonas. Het verhaal geeft een visie op de Braziliaanse samenleving en vraagt begrip voor het Indianen-vraagstuk.
BIOGRAFIE: Wayn Pieters (1948) werd geboren in Maastricht. Naast auteur is hij kunstschilder en singer-songwriter. Sinds 1990 bezoekt hij Brazilië, waar hij vele reizen ondernam en in 1995 een bezoek bracht aan de Xavante Indianen in de staat Mato Grosso. Zijn oom, pater Thomas, die 40 jaar in Brazilië werkte, omschreef hem ooit: ‘Op zijn reizen door Brazilië wordt hij geleid door een mystiek gevoel van broederlijke verbondenheid met ras, bloed en bodem.’
BOEK WAYN PIETERS: XINGU, DE INDIANEN, HUN MYTHEN mythologische verhalen der Xingu Indianen- midden-Brazilië vert. van uit Portugees/uitg. Free Musketeers - Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel 'DE TRIBUNE' aan de Kapoenstraat te Maastricht
Roman over Brazilië: over het volk, Xavante Indianen, aanwezigheid van de Vikingen, Umbanda-cultus, erotiek, geschiedenis, politiek en intriges. plot: In het Xavante reservaat in de Mato Grosso worden stenenplaten met Viking schrift ontdekt door archeologen. Bij de opgravingen worden Indianen en houtkappers gedood. Er volgt de moord op een Amerikaanse Indianen beschermer. Couto, een naïve inspecteur van Japanse komaf moet de zaak onderzoeken. Het wordt een tijding van intriges en moorden, haat en liefde. Het leven van de Xavante-stam loopt centraal door het verhaal, net als de stelling dat Noormannen al in Brazilië waren vóór Cabral, terwijl de Macumba/Umbanda cultus belangrijk is in het geheel. De roman schreef ik, geinspireerd door mijn reizen, en indrukken. UItgegeven in eigen beheer; BRAWABOOKS 2005 281blz. in a-4 druk stuur een e-mail met adres en het boek wordt toegestuurd, euro 17,00,- inc. verzendkosten, u betaald met giro op bijgevoegd reken.nr opbrengst voor kleinschalig project Wayn
Op zoek naar de Ware Ziel van Brazilië - Het alternatief
25-03-2008
De Xavante Indianen part 5
2 Beknopt geschiedverhaal van de stam
Tussen de Rio das Mortos en de bronnen van de Xingú rivier lag het gebied van de Xavante. De vele moeilijkheden met de blanken leidde er toe dat zij zich in de tweede helft van de 18de eeuw van hun stamland, oostelijk van de Araquaia rivier in het noorden van de staat Goiás. Ze verlieten hun land daar de blanke overheersers er 'aldeiamentos' wilden bouwen, nederzettingen waar de Xavantes bekeerd moesten worden tot het westelijke geloof en cultuur, ver weg van hun Mavutsinim. Ze trokken weg over de rivieren Araguaia en Tocantins samen met de Xerente stam met wie ze een oorlogspact hadden gesloten om sterker te staan in hun strijdt tegen andere stammen en blanken kolonisten en indringers. Het verhaal gaat dat de Xerentes in de Araguaia rivier dolfijnen zagen, hetgeen een ongunstig teken was, waardoor zij ten westen van de rivier bleven. De Xavantes besloten over te steken, maar kwamen iun conflict met de Karajá indianen, die hun weigerden door hun gebied te trekken; doch de Xavantes overwonnen en allen bereikten tussen 1820-1830 de andere kant van de Araguaia. Ze trokken zich terug tot achter de Rio das Mortos, op de 'Serra de Roncador', oftewel 'gebergte van de snurker'. Dit was nu hun territorium. De Xavantes tolereerden hierop geen inbreuk. Het was een onbewoonbaar droog gebied, ten minste voor de indringers, en waar de blanke voorlopig van afzag het te veroveren. Wat hadden ze daar trouwens te zoeken in dat barbaars gebied? Doch de historie openbaart zich later zoals blijken zal. Lang leefden de Xavantes tamelijk rustig totdat de missionarissen Salesianen kwamen, die een missiepost oprichtte genaamd 'Sâo Marcos'. De Xavantes weigerden de paters toe te laten op hun gebied en dit resulteerde in het doden van 2 Salesianen in 1932. Hierna werd door een pater aan de regering gesmeekt om versterking van regeringszijde, in 'naam van de vooruitgang en beschaving'. In 1941 was het de klungelige indigenist Pimental Barbosa die contact probeerde te leggen met de stam, doch ook zij werden gedood door de Xavantes. Later, in 1942 en 1946 hadden Chico Mireilles en de gebroeders Vila Boas (hierover later meer) meer invloed en begrip. Na deze contacten werd het vreedzamer, maar de Salesianen lukten het na die tijd meer greep op de stam te krijgen en probeerden de Xavante te beinvloeden en onderdrukken, door de ouders te scheiden van hun kinderen; ook werd hun verboden hun taal te spreken. De strijdt van de stam ging door. In die periode werd door president Vargas in het 'nationaal intregatieprogramma' opgezet en de Xavantes werde gedwongen hieraan mee te werken. De eerste contacten werden gemaakt in 1941 door de SPI (later Funai), het beschermingsorgaan voor de indianen. Het liep mis en ze werden vermoord. Door de omgang met Orlando Vilas-Boas werd veel bereikt; ten slotte worden de Xavantes in 1957, geforceerd zich neer te leggen bij de regels van de blanken.
Volgens een wettelijk besluit werd in 1950, 8.000.000 acres (1 acre 4047 m2) land aan de Xavantes gegeven. Doch in 1956, werd door een corrupte verdraaiing van de wet, en mét toevoeging van enkele regels, dit alles weer ongedaan gemaakt. Zo werd de Xavantes de genadeslag toegebracht. In die nieuwe wet stond vermeld, dat al het land, dat binnen 2 jaar niet gedemarceerd en geregistreerd zou zijn wederom op naam van de regering zou komen. De Xavantes wisten van dit besluit totaal niet af, terwijl de toenmalige SPI goed op de hoogte was. Op exact dezelfde dag dat de 2 jaar verstreken liet de regering het gebied grondwettelijk in beslag nemen. Dit op grond van 'onwettigheid'. De SPI verdeelde het gebied in stukken en verkocht dit aan kapitalisten. Eén van de nieuwe eigenaren werd de Ornetto-groep'. De kopers hoefden zelfs geen Xavante te vermoorden, want deze stierven langzaam, van honger. Gedurende lange periode hadden de Xavantes geprobeert hun jachtgronden, tussen de rivieren Araguia en Xingú te beschermen, maar door invasies van buitenlandse immigranten die naar het gebied kwamen, mede door de aanleg van de weg Brasilia-Belém begin jaren '60, nam het geweld tegen de Xavantes toe. Er waren veel bedrijven die zich gingen toeleggen op veeteelt, want inhield dat bossen werden gekapt om de weidegronden te creëeren, en de Xavantes waren het grote obstakel. De worstenkoeien waren de toekomst in het gebied. (heden is dat ook de soja- en rijstplantages). En de Xavante? Zij waren 'belemmeringen', duivels, in de ogen van de kapitalisten.
Wat vroeger Xavante gebied was is nu omgetoverd tot één van de grootste landgoederen van Brazilië. Ik spreek over 'Suia Missu', een gebied dat 750.000 hectare beslaat. Door de jaren heen kende het gebied vele eigenaren. De huidige eigenaar is AGIP Petroleum Compagnie, dat deel uitmaakt van het Italiaanse bedrijf ENI. Omdat de Xavantes niet van plan waren te werken voor de nieuwe eigenaren van Suia Missu, kunt u zich voorstellen?, werden ze begin jaren zestig onder valse voorwendselen van hun grond verwijderd. Ze werden als vee in vliegtuigjes gepropt en overgebracht naar de missiepost van 'Sâo Marcos', die gerund werd door de Salesianen, een Italiaanse congregatie, zij die de Heilige Franciscus van Sales als patroon hadden. Broederschap? Een vies woord in deze context, maar het was uitvoerbaar in die tijd. Deze orde had honderden kilometers verderop gelegen een luisterrijk klooster, en daar kon men de Indianen goed gebruiken om het land te bewerken. De arme Indiaan werden dus in vliegtuigjes gestopt en naar 'Sâo Marcos' vervoerd. De helft stierf onderweg aan een soort roodvonk, Degene die overleefden leerden snel de gewoontes van de 'cristelijke' broeders, tevens de catachismus, want het 'geloof' stond voorop. Dit alles in naam van God!
Op de 'Earth Summit' conferentie in juni 1992 te Rio de Janeiro, legt de president van de ENI een officiële verkarig af: het gebied van 200.000 hectare zou worden teruggeven aan de Xavantes. De leiders van de stam waren verheugd. Het was wederom een valse belofte, want één dag later vond een inval plaats door gewapende mannen. Het was een van te voren beraamde inval, want buiten enkele arme gemanipuleerde kleine boeren, waren het werknemers van de grootgrondbezitters, bewapend met geweren en kisten munitie. De droom van de Xavantes om terug te keren naar hun oorspronkelijk grondgebied, waar de jachtgronden beter zijn en de grond vruchtbaarder, blijft een visioen.
De volgende morgen ben ik vroeg uit de veren om een bezoek te brengen aan het Funai, de federale Indianendienst. Bij navraag in het hotel blijkt het adres niet meer te kloppen, maar naar enig speurwerk en telefoontje krijg ik een nieuw adres. Het kantoor bevindt zich aan de Avenida Minister Joâo Alberto boven een slagerswinkel. Ik loop de trap op en sta voor een gesloten deur, ook mijn kloppen haalt niks uit. Dan stormen twee Bororo Indianen de trap op in gezelschap van een oudere vrouw. Deze Bororo zijn afstammelingen van de groepen, die ooit verdwaalden van hun traditionele grond, die reikte van de Boliviaanse grens tot het noorden van de Mato Grosso. Ze vestigden zich aan de rivieren 'Mortos' en 'Garças' (doch dit is een verhaal apart) en onderhouden contacten met de Xavantes. Deze indianen weten hier in het gebouw goed de weg en lopen meteen de kamer binnen. De vrouw gekleed in een geelgroene zigeunerjurk en droevig gelaat, wacht buiten op de gang. Af en toe kijkt ze me aan, zich afvragend wat deze gringo hiet te zoeken heeft. Een vijftal minuten later komen de twee fors gebouwde mannen weer uit de kamer en overhandigen de vrouw een soort cheque, en alsof de zon vanachter een wolk vandaan komt, zie ik het doorgraaft gezich van de vrouw opklaren. Wanneer de zij de trap afdalen, loop ik de kamer binnen. Ik zie enkele Xavantes, en ik weet niet of ze voor de organisatie werken of deze nu juist nodig hebben. Ze kijken me vreemd aan en ik vraag hun met het vodje papier in mijn hand of iemand de naam kent: 'Roberto Tseretsu. Hij woont in het dorp 'Nossa Senhora Aparecida' Owapu.' Een abtenaar van het kantoor spreekt me aan: 'Wat is je bedoeling? Het bezoeken van het reservaat kan uitsluitend met toestemming van de 'chef', en die is momenteel bezig in een andere kamer,' zegt de Indiaan van middelbare leeftijd. 'Ik wil Roberto en zijn vrouw bezoeken... is het mogelijk dat ik een lift kan krijgen. Ik hoorde dat er geregeld vrachtwagens naar toe gaan.' De Indiaan legt me uit dat er vanmorgen net een wagen vertokken was, en dat de volgende bus pas over enkele dagen zou vertrekken. Hij kijkt me duidelijk aan en loopt weg, mij achterlatend met het idee dit plan uit m'n hoofd te zetten. Dan komt er een vrouw bij, Talithá: 'Misschien kan ik helpen. Ik ken Roberto goed, hij is mijn schoonbroer... De zoon vcan Roberto studeert hier in de stad en woont in een klein hotel... Ik kan je erheen brengen.' Toeval? Verdomme, neen! Ik geloof niet meer in toeval. Ik voel dat ik op de goede weg ben, dus verlaat ik opgewekt, samen met Talithá, de mameluca (menging van blanke en Indiaan) het gebouw. In de warme ochtend zon lopen we naar het kleine hotel in de buurt. Het gebouw heeft meer weg van een pension: 'Santo André'. Bij aankomst zie ik enkele Xavantes aan de deur zitten. Binnen aan de rechterzijde is de balie, links staat een televisie met daarvoor een oude sofa, waar Xavantes zitten te kijken naar een film. Achter de sofa bevindt zich een soort 'cour', met links en recht de deuren van de piepkleine kamertjes. De waslijnen zijn goed behangen met kleding van de bewoners en achter door ligt de keuken waar de gezamelijk maaltijd word genuttigd. De zoon van Roberto blijkt aanwezig te zijn en kijkt verwonderd als hij me ziet. Talithá geeft nader uitleg en doorbreekt de argwaan bij de jonge Xavante: 'Hij is op zoek naar je vader en wil hem graag ontmoeten. Om hem te helpen heb ik hem hier gebracht.' De jongen die mij de hand schudt heet Reginaldo Abhö-ödi Tseretsu, en heeft een halflang zwarte poykapsel rond zijn bruin glanzend gelaat. Ik vertel hem hoe ik zijn vader en moeder ontmoette in Rio de Janeiro en hem beloofde zijn dorp te bezoeken, ook in verband met de mogelijke opzet van een project. Ik vraag hem de beste mogelijkheid om het dorp te bereiken, en dat de Funai niet al te cooperatief was. 'Morgen om halfzeven vertrekt er een bus die langs het reservaat komt... ik kan met je meegaan, als je mijn reis betaald...' Ik vond dit een goed idee en ging hiermee akoord, daar mijn reis als puzzelstukken in elkaar begon te passen. Veel jonge Xavantes studeren in de stad omdat zij weten dat het contact met de blanken onvermijdelijk is. Ze willen iets leren, waar hun stam later voordelen van heeft. Maar velen leven in twee werelden, die van hun voorouders en die van de moderne tijd, de blanken en hun vooruitgang. Doch er blijven jongelingen die zich hard opstellen tegen alles wat tegen de tradities van hun stam ingaan. Deze groep heeft het moeilijk, want zij zoeken hun wáre indentitiet. Als ik met de jongeren spreek over de grote Braziliaanse steden, viel me op dat Brasilia hun voorkeur had. Reginaldo, die de stad bezocht, is er nog steeds van onder de indruk. Ik zeg hem dat daar andere ideeën over heb. Natuurlijk is de nieuwe hoofdstad van Brazilë een architectonische hoogstand, gebouwd in de hooglandbossen, een glorieus pennenuitvoeisel van Oscar Niemeyer, een waanzinnig idee van een president, maar het was een vernietigende bom voor de Indianen en natuur. Het doet mij voorkomen dat óók voor de jonge Xavantes, ,de geschiedenisboeken verzwijgen hoe deze stad tot stand kwam. De corruptie en het vernietigen van mens en natuur.
Ik besluit mijn rugzak op te halen uit het hotel, en hier in 'Santo André' een kamertje te nemen, de betere plek, onder de Xavantes, op mijn weg naar hun woongebied, bij de 'Rio das Mortos', rivier der dood. Deze naam werd aan de rivier gegeven door een van de eerste expedities die deze waterloop bevoeren. De groep werd in zijn geheel vernietigd, door koorts. Doch het 'woongebied' is onvolledig, niet correct, want de geschiedenis van de stam verteld over een lange weg, een vlucht naar het huidige reservaat. wordt vervolgt...
In Brazilë geeft de antropoloog Darcy Ribeiro een duidelijk inzicht op zijn gevoelens wanneer hij stelt: "De ogen van vele humane mensen over de gehele wereld zijn met angst gericht op Brazilië. Waarom zoveel geweld tegen weerloze Indianen?" Het was Darcy Ribeiro die in 1980 de Xavante Mario Juruna naar Nederland wist te halen, om deel te nemen aan het 4de Russel-tribunaal. Juruna was de eerste Indiaan die, met toestemming van de Braziliaanse overheid het land mocht verlaten. Bij zijn inaugurale rede te parijs, waar hij werd benoemd tot Doctor Honoris Causa van de universiteit, zei Ribeiro: "Als antropoloog heb ik gefaald in het doel dat ik me gesteld had, namelijk de Indianen van Brazilië te redden. Ja, simpelweg te redden. Dat is wat ik al dertig jaar nastreef, ik heb daarin gefaald. Ik probeerde hen te behoeden voor de gruweldaden die tot uitroeing van zoveel Indiaanse stammen hebben geleid: meer dan 80 van de 230 stammen, alleen al in de loop van deze eeuw... Ik wilde de bitterheid en de ontmoediging wegnemen die in hun dorpen was gezaaid door missionarissen, officiële beschermers, wetenschappers, en meest van al door de grootgrondbezitters, die hen op duizenden manieren hun meest fundamentele recht ontnamen... namelijk te zijn en te blijven wie ze zijn..." Darcy Ribeiro "De Indianen hebben mij veel meer gegeven dan ik hen', overleed op 17 februari 1997 aan kanker
Om de indiaan te begrijpen zal men tussen hen moeten leven, alle goede dingen zien, ook de negatieve. Er zijn ook mensen die de Indiaan gebruiken om hun ecologische kijk te verbreden en te versterken. Wat gaat er gebeuren wanneer de Indiaan verdwenen is? Is het niet zo dat de Indiaan weet hoe de natuur te behouden? Om te gaan met de bossen? Zou 'hij' het niet moeten zijn die op grote bijeenkomsten het woord moet voeren? Naar hem zou men moeten luisteren, minstens, want hij spreekt uit ervaring en beleving. De Indiaan moet gezien worden als mens, niet meer, niet minder. Een gelijke. Dan zou de natuur vanzelf niet zo'n geweld worden aangedaan, zou men begrip tonen voor de natuurmens. De rijkdom van de wouden in al zijn pracht, maar de mens is hebzuchtig, wat een teloorgang betekent voor de toekomst. Voor mij is het onloochenbaar: de strijd van de Indiaan is óók mijn strijd.
Ik verlaat het kleine busstation, neem een hotel, een douche, rust uit en maak een eerste verkenning door de stad. Er wonen rond de 60.000 mensen in Barra. Het centrum bestaat uit enkele grote straten met lage huizen. Ik loop een winkel binnen die indiaanse artikelen verkoopt en een jonge vrouw legt mij uit dat alle spullen vervaardigd zijn door Xavante en Bororo indianen. Ik zie houtwerkbeeldjes, kralen, kleding, speren, pijlen en bogen, gevlochten bamboemanden en andere kleine kunstwerken. De jonge vrouw vertelt mij dat de laatste tijd moeilijkheden zijn tussen houtkappers en Xavantes, met gevolg dat een jonge Xavante drie blanken doodde. Ik vraag haar of ze iets meer over de Funai kon zeggen, daar mij vaak verteld werd dat de stichting eigenlijk veel te weinig geld kreeg om de stammen effectief te kunnen helpen. Ik heb mijn bedenking, daar ik wel weet dat de corruptie niet te verwaarlozen is. "Er zijn ook véél indianen... en de Funai heeft maar beperkte mogelijkheden de stammen te onderhouden," zegt de vrouw met indiaanse trekken, alsof ze iemand móét verdedigen. Ik zeg haar dat er ooit meer als vier miljoen indianen waren, nu nog maar 200.000. Ze keek me ongeloofelijk aan en wist niet meteen een antwoord. Ik denk dat het meisje meer met de hedendaagse indianen leeft dan met het verleden, ik meen te zeggen, de geschiedenis. Wel, weet ze mij nog vertellen dat er geregeld kleine vrachtwagens vanuit Barra naar de Xavante dorpen gaan. De dorpen (aldeias) bevinden zich op zo'n 150 kilometer en meer verder het bos in. Misschien kon ik wel een lift krijgen, was mijn gedachte. Ze drukt mij nog op het hart zeker niet mijn fototoestel mee te nemen als ik eventueel naar het reservaat zou gaan. Volgens haar hebben de Xavantes een hekel aan fotografen. Ik loop nog wat door de stad, koop een twee liter fles guaranadrank en wat bananen, die ik in het hotel nuttig met wat droge koekjes, mijn avondmaal. Op het bed liggend denk ik aan de toekomst, maar ook het verleden. Ik weet dat de Indianen altijd al mijn aandacht hadden. Dit begon al als kleine jongen van zeven, toen ik via de filmvoorstelling op het witte doek de, doorgaans imitatie Indiaan, het onderspit zag delven tegen de blanke held. De goeie tegen de slechte, en het verderfelijk en misvormd beeld van de discriminatiestrijd werd mij als kind al ingegoten. De Indiaan als wilde, moordlustig. Alles was een toonbeeld van de noord-Amerikaanse ideologie. Begin jaren zeventig werd ik versterkt in mijn stelling: de strijd van de Indiaan werd ook mijn strijd. Waarom? Wat was mijn drijfveer, mijn overeenkomst? Was mijn wereld niet in orde? Neen, het was een rotzooi, de politiek, de mensen die deze bedreven. Midden jaren tachtig ging ik mij meer interesseren voor de zuid-Amerikaanse Indianen, die tot dan toe, in mijn geest verdrongen waren door hun noordelijke broeders. Doch dit had te maken met de Amerikaanse hersenspoeling, waar ik me langzaam van moest lost maken. De Indianen in zuid-Amerika stonden nog dichter bij de natuur, er waren stammen die net contact gekregen hadden met de blanken, stammen die nog vrij leefden in de grote wouden van Amazonas en centraal Brazilië. Dus zo stond ik in die tijd dichter bij de noord-Amerikaanse reservaat Indianen, die verdrukt van hun eigen 'ik' in oude barakken woonden, kijkend naar televisie en coca-cola slurpend. Ik kon hun vernedering niet aan. Had ik een zekere passie met het volk? In Brazilië leefden vele stammen nog wel in de wouden, maar ook daar hadden de blanken, de uitroeiers hun werk duchtig gedaan, of waren juist begonnen met hun duivels karwei. Ik was op zoek naar mijn eigen ik in de wereld van het onbekende, de geesten en sjamanen, een levenswijze die misschien eens mijn inspiratie was geweest? Antropologen gingen op pad. Ze gingen de cultuur van de stammen bestuderen. Daar waren velen theoretici bij. De 'mensenleer' is niet eenvoudig. Het is een opgave. Er zijn eminente antropologen, die een goede en eerlijke kijk hebben op een volk, maar er zijn ook mindere wetenschappers, die ook uit eigen belang hun studie doen. In zijn boek 'Custer died for your sins', uit 1969, beschrijft de Sioux Indiaan Vine Deloria jr, de antropoloog als volgt. Ik citeer: 'De oorsprong van de antropoloog is in de nevelen van de geschiedenis gehuld. De Indianen zijn ervan overtuigd dat alle samenlevingen in het 'Nabije Oosten' antropologen moeten hebben gehad, want al die samenlevingen zijn nu ter ziele. Even vast zijn de Indianen ervan overtuigd dat Columbus antropologen aan boord had toen hij de 'Nieuwe Wereld' ontdekte. Hoe had hij anders zulke verkeerde gevolgtrekkingen kunnen verbinden aan de wereld die hij betreden had?' Deze negatieve opmerkingen over antropologen zullen van het standpunt uit van Deloria jr zeker gerechtvaardigd zijn. Hij heeft het over antropologen die waarnemingen deden, die weer werden doorgegeven aan aspirant-antropologen, die door studie daarvan weer de volgende bezoekers werden van de reservaten. Diezelfde waarnemingen werden boeken, en daaruit vloeide weer artikelen voort, voor de wetenschappelijke tijdschriften, en samenvattigen daarvan werden ingekort doorgestuurd naar de regeringinstanties. De Indianen werden krankjorum in hun reservaten van al die expedities der antropologen. Heden ten dage is de situatie van de noord-Amerikaanse Indianen nog steeds miserabel. Doch ook de Braziliaanse Indianen, die nog dicht bij de natuur staan, worden bedreigd met totale liquidatitie.
Schilderij boven: 'Os Indios', Olie op doek, Wayn 2007
Ik ontmoette Roberto Abhö-ödi Tseretsu en zijn vrouw Maria Carla Tseretomodzadse in het kleine plaatsje Tanguá in 1995, waar ik verbleef als ik niet reisde. Het was tevens het domicilie van mijn oom padre Thomás. Over Tanguá zal ik later nader berichten. Ik vernam dat Roberto met zijn vrouw in Rio de Janeiro waren om opheldering omtrent documenten. Verder bleef het voor mij een geheim. In Rio hadden ze de jonge zuster Joselice ontmoet, die hen meenam naar Tanguá, om daar enkele dagen te overnachten in het zusterhuis. Zodoende leerde ik Roberto en zijn vrouw kennen, die mij in onze gesprekken vroeg of ik zijn stam kende. Ik zei dat dit theoretisch het geval was, maar in praktijk zou ik gaarne een bezoek brengen aan het dorp. Dus hij nodigde me uit en ik gaf hem mijn belofte. Nu weet ik dat de Xavante wel gedacht zal hebben dat ik twijfelde, maar enkele weken later was ik op pad. Ik wil hiermee mijn verhalen,-of reisblog beginnen met een bezoek aan de Xavantes, ook daar de Indianen voor mij nog altijd de eerste Brazilianen zijn, als die naam op hun van toepassing is, want zij zijn nog steeds onder de voogdij van de regering. Hoewel dit met de nieuwe grondwet van 1988 veranderd zou moeten zijn. Voor de FUNAI, de overheids instelling die de indianen moest emanciperen in de maatschappij, was dit geen optie. De Indianen zijn nog steeds 'minderjarig' en hebben doorlopend problemen met de Funai, die het paternalisme hoog in haar vaandel heeft. De indianen beschuldigen het orgaan van corruptie en hang naar duistere zaken. Het volgend verslag komt uit mijn boek: "Op zoek naar de ziel van Brazilië" tevens de ondertitel van dit blog.
"Ik ben, vanuit Belo Horizonte, weer op weg, ditmaal naar Goiânia, de hoofdstad van de deelstaat Goias. Ik dwaal nu al meer dan 24 uur met bus door het schitterende landschap. Ik steek de 'Sâo Francisco' rivier over en rijd door de 'Serra de Canastra' naar de steden Uberaba, Uberlandia en passeer daarbij de rivier 'Paranaiba'. Mijn bedoeling enkele dagen in Goiânia te blijven verlaten al snel mijn gedachten. Ik besluit meteen door te reizen naar mijn mogelijke ontmoeting met de Xavantes. Vanaf het supermoderne rodoviaria van Goiânia zie ik de contouren van de stad, de pieken van de hoge gebouwen, het moderne betonnen gezicht midden in een eens zo ruimtelijk gebied. De stad kwam in 1989 in opspraak toen er 243 mensen radio-actief besmet raakten. Dit bleek gebeurt te zijn door een bestralingsinstrument van een kankertherapie instituut. Men bleek dat apparaat achtergelaten te hebben in een vervallen gebouw. Vele slachtoffers vonden de dood, terwijl anderen gruwelijk verminkt raakten. In de vroege morgen zie ik de zon overgoten stad liggen, die vandaag de dag een centrum van agri-cultuur en veeteelt is. Ik besluit de eerste bus naar Barra do Garças te nemen, een afstand van 6 bus-uren. Het is een geweldige rit langs kleine plaatsen en woest gebied, bossen met de mooie babassú-palm en kreupelhout, struiken en vreemd gevormde boomsoorten. In de middag arriveer ik in Barra, daar, waar de rivieren 'Garças' en 'Araguaia' samensmelten. Aan de overkant van de rivier ligt Aragarças, waar in 1943 het basiskamp gesticht werd door de 'Fundaçâo Brasil Central', dat als uitvalbasis diende bij de onsluiting van het centrale deel van Brazilië.
wordt vervolgd
Boven: schilderij van Mario Juruna Xavante - olie op hout Wayn Pieters (2007)
Beste mensen, Op dit blog probeer ik een beeld te geven van Brazilië zoals ik het heb leren kennen. Dit doe ik door middel van reisindrukken, gesprekken, columns en korte verhalen. Ik zal nader ingaan op recente gebeurtenissen, in de context van politiek, maatschappij en cultuur. Mijn eerste bezoek aan Brazilië was in 1990 en sindsdien heeft het land me geïntrigeerd, niet minder het volk. Ik reisde van het zuidoosten tot Amazonas, van Mato Grosso tot het noordoosten en het zuiden, het andere Brazilië, het land van de gaucho. Al deze reizen deed mijn geest versterken in een tijd dat ik op zoek was naar nieuwe wegen. Het gaf mij inspiratie in mijn levensvisie, mijn muziek, schrijven en schilderen. Ook is het een lofzang aan mijn oom, de eigengereide Maastrichtse pater Tum Pieters, die in 1958 vanuit Antwerpen naar Brazilië vertrok om er te werken onder de armen. Hij deed dit tot zijn dood in 1998. Hij was een dichter, en had zijn stelling dat de Noormannen reeds in Brazilië waren vóór de Portugezen. Hij schreef over het 'messianisme' en had een eigen idee over de geloofsvisie. Het zijn boeiende onderwerpen, die zeker in mijn verhalen zullen opdoemen. Ik zal veel spreken over de oorspronkelijke bewoners: de indianen, die samen met de zwarte slaven Brazilië maakten. Over de caboclos en zigeuners, tot aan de laatste immigranten. Over Candombé, de rijke cultuur, de vertakkingen: macumba, umbanda, waar de Afrikaanse ziel nog aanwezig is. Ook zal de muziek aan de orde komen, het braziliaanse ritme. Ten slotte draag ik dit alles op aan het hele braziliaanse volk, en saudade is het woord.
wordt vervolgt...
Foto boven: tweeluik 'Indios' , Itaborai, RJ, Brasil - Wayn Pieters (storyteller) onder: jongeren van de Xacriabá stam, noord Minas Gerais in het 'Museu do Indio' te Rio Storyteller & Zé, in het plaatsje Tanguá bij Rio de Janeiro
Bij de inhoud zijn alleen de laatste 200 items weergegeven, mocht u zoeken naar onderwerp doe dit via 'zoeken in blog' op de linkerbalk. Het 14-delig verslag van mijn bezoek aan de Xavante stam kunt u opzoeken IN DE LINKER zoek BALK
Berichten die niet getoond worden zijn bereikbaar via het archiefvia de pijltjes onder aan het blog