In het begin van de 1e wereldoorlog, kreeg Lanaken te kampen met grote geldnood. Een 40 tal huizen waaronder het huidige Alicebourg, werden, even als de schoolgebouwen, gendarmerie, Pastorij en kapelanij in brand gestoken, op 4 oktober 1914, bij de beschieting van Lanaken, door de Duitse Troepen, in gevecht met de groep vrijwilligers van Burgemeester Edgard De Caritat de Peruzzis 1879-1914.
De weder opbouw van de overheidsgebouwen kostte aan de gemeente handen vol geld, dat niet aanwezig was en waarvoor leningen opgehaald werden, met toestemming van de bevoegde overheid. Naast deze enorme schadeposten en de ontstane grote werkeloosheid, doordat de grens met Nederland was afgezet met een elektrische prikkeldraadversperring. Door deze versperring konden de mannen niet meer op hun werk geraken, in de Maastrichtse fabrieken. Tevens kreeg Lanaken, doordat het een grensgemeente was, hogere inkwartieringskosten voor de Duitse troepen te betalen, dan andere gemeenten. Kwam daar nog eens boven op, dat de Duitse overheid een aantal gemeenten, waaronder Lanaken, belastte met de kosten, voor het vernielen van een huis in Vroenhoven, dat toebehoorde aan een Nederlands onderdaan.
De gepensioneerde officier, uit het Nederlands leger, Waldema Fresow, woonde in Vroenhoven (grenzend aan Maastricht) en werd al snel door de bevolking ervan beticht, al te goede relaties te onderhouden met de Duitse bezetters. Om die reden, werd hij op een dag opgewacht door een aantal Belgen, die hem bij thuiskomst ontvoerden en per militair voertuig afvoerden naar Antwerpen, om daar te verschijnen voor de krijgsraad. Door deze Antwerpse krijgsraad werd de man echter vrijgelaten.
Wie waren de mannen die de man ontvoerden en naar Antwerpen brachten. Waren daar mannen van de verzetsgroep van de Caritat de Peruzzis bij?
Waarom ging de Caritat de peruzzis overigens in het verzet? Hij was burgemeester van Lanaken, gehuwd en vader van drie (twee) kleine kinderen. De toekomst van het jonge gezin, werd onderbroken op de 4e augustus met de inval van de Duitsers. In de beginperiode van de Groote Oorlog, had Edgard, als Burgemeester, aan de oproep voldaan, om de klas van 14 op te roepen en ze zelfs naar het kamp van Beverloo te brengen met kar en paard. Het daarvoor gerekwireerde paard, van limonademaker Willems, sneuvelde daar zelfs bij, waarvoor later aan de gemeenteraad een vergoeding werd gevraagd van 1000 franken.
Uit de zitting van april 1916 blijkt het volgende: “Aangaande de schadeloosstelling van het gestorven paard, toebehoorende aan Joseph Willems-Gelissen, limonaden-fabrikant alhier, dat voor het Belgisch Gouvernement gerekwireerd geworden is voor het vervoer der militianen der lichting 1914 naar het kamp van Beverloo en dat tijdens het transport bezweken is, beslist de raad de noodige maatregelen te nemen opdat den eigenaar ten minste eene som van 400 franken nu konde bekomen in afkorting op de waarde van zijn gestorven paard, aangezien hij oogenblikkelijk geld nodig heeft”.
Andere burgemeesters in zijn omgeving werden opgepakt en gevankelijk weggevoerd, omdat zij de klas van 14 opgeroepen hadden en in sommige gevallen eveneens naar het kamp hadden gebracht.
Naar de Limb. Koerier verneemt, zijn de Heren. “Victor Marres, burgemeester, en M Schiepers, secretaris, van de nabij Maastricht gelegen gemeente Vroenhoven (Montenaken), door Duitsche Dragonders gevangen genomen en meegevoerd. Eveneens is dit het geval met dhr M. Scholberg', burgemeester van de iets verder gelegen gemeente Sichen-Sussen-Bolre Deze aanhoudingen zijn geschied naar aanleiding van het door de Duitschers uitgevaardigde bevel dat de Belgische gemeentehoofden niet de bij kon. Besluit voorschreven oproeping voor manschappen der jongste lichting mochten uitvoeren, of voor hun vervoer zorgen. De Duitschers stellen zich nl. op het standpunt het bezette deel van België thans Duitsch grondgebied geworden is en dat er geen orders van een vreemden Soeverein (in casu den koning der Belgen) mogen worden uitgevoerd”. Bron: Tilburgsche courant 28-09-1914.
Was dat voor de Caritatde Peruzzis de aanleiding om een aanhouding te ontlopen en in het verzet te gaan? Stond een arrestatie ook hem te wachten? Het is aannemelijk, dat dit zijn feitelijke beweegreden was, om in het verzet te gaan. Hij had namelijk in opvolging van het Koninklijk Besluit, de lichting van 14 opgeroepen en zelfs vervoerd naar het kamp van Beverloo.
Zijn aangehouden collega burgemeesters kwamen voor de krijgsraad.
Men schrijft ons uit Maastricht:”Gisteren is te Tongeren in hooger beroep het geding behandeld tegen de burgemeesters en secretarissen der gemeenten Vroenhoven, Sichem, Sussen Bolre, Fall-Mheer, Millen, Groot Spouwen en Klein Spouwen, ter zake van het oproepen der lichtingen 1914. Weer werden de beklaagden vrij gesproken. Nog altijd weigert echter de majoor Sterzel uit Tongeren de vrijgesprokenen in vrijheid te stellen. Hij zegt ze te willen houden tot het einde van den oorlog”. Bron: Het nieuws van den dag: kleine courant 16-10-1914.
Het verhaal van Waldemar Fresow, de Nederlandse gepensioneerd militair die in Vroenhoven woonde in het begin van de Groote Oorlog en die bij regelmaat aangehaald wordt in de gemeenteraadsverslagen van Lanaken i.v.m. de oorlogsschatting van 4.000 frank.
“MAASTRICHT, 10 Oct 1914. (Van onzen Maastrichtschen correspondent).
De te Vroenhoven (Belgisch-Limburg) bij Maastricht wonende W. Fresow, gepensionneerd onderofficier van het Nederlandsche leger, werd in de tweede helft der vorige maand (midden augustus dus) door de Belgen gearresteerd. Toen Fresow met zijn wagen uit Maastricht arriveerde, werd hij nabij zijne woning, in een Belgischen militairen auto gezet. Ofschoon Fresow heftig protesteerde, het hielp hem niet, en de man werd naar Antwerpen gebracht. Daar heeft hij moeten terechtstaan voor den krijgsraad en zich moeten verantwoorden voor de opvallende vriendelijkheden, welke hij voor de Duitschers betoonde. De krijgsraad heeft Fresow vrijgesproken en hij is in zijn dorp teruggekeerd”. Bron: De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad 10-10-1914
Tijdens zijn afwezigheid, rond 15 augustus, kort na de inval van de Duitsers, had men zijn huis zodanig vernield, dat de Duitse overheid zich genoodzaakt voelde om de dorpen: Veldwezelt, Vlijtingen, Vroenhoven en Lanaken verantwoordelijk te stellen en een oorlogsschatting op te leggen als schadevergoeding. Elk aangeduid dorp moest bijdragen voor het lenigen van de schade aan het huis, welke schade in totaal geschat werd op 12.000 frank en waarbij Lanaken alleen al, voor een derde belast werd.
Op de 19e october 1914, kwam dit als eerste punt op de agenda van de gemeenteraad in Lanaken. (de raad werd voorgezeten door 1e Schepen Mathijs Winten 1841-1929. Burgemeester de Caritat de Peruzzis, die de raad als burgemeester voor het laatst had voorgezeten op 21 juli, was toen reeds overleden in Hamont, tijdens een gevecht met de Duitsers op 7 oktober)
De som van 4000 frank moest voor vrijdag 23 oktober, op last van de heer Arrondissement Commissaris, gestort zijn, anders zouden de schepenen en secretaris in het gevang belanden. De raad besloot nu in de zitting van 19 oktober: “om aan de Geldersche Krediet vereeniging te Maastricht, de som van 4.000 franken te ontleenen; het schepen college te verzoeken de regeling dezer leening, het in ontvangst nemen en betaling dier som naar behoore te doen”.
De toestemming werd verkregen en de geleende som werd in bewaring gesteld, op de Bank Schaetzen en Cie te Tongeren, waar het in beslag werd genomen door de Duitse Overheid. (Bank Schaetzen werd opgericht in 1881, door Bankier Oscar Joseph Schaetzen, 1836-1907, die tot 1881, provincieraadslid was voor de katholieke partij)
In de gemeenteraadsvergadering van zaterdag 25 april 1915 wordt de gestorte som teruggeëist en besluit de raad:
“Met eenparigheid van stemmen, het schepencollege te machtigen in recht te handelen om de teruggave der gestorte som van 4.000 fr te bekomen. Ten dien einde hetzij eischer, hetzij als verweerder voor alle rechtbanken te verschijnen; gevende buitendien volstrekte macht om de gemeente Lanaeken voor het gerecht en elders waar het noodig kan zijn te vertegenwoordigen en hare belangen te verdedigen. Aan de Heeren Bellefroid, advokaat te Hasselt en Meijers, advokaat te Tongeren”.
Uit de gemeenteraadsvergadering, , van 28 augustus 1916, waarbij Dr Alfred Lejeune, voor het eerst als dienstdoend Burgemeester-voorzitter de raad voorgaat blijkt: dat aan de gemeente deze som terug is betaald, maar dat ze integraal aangewend werd, voor de inkwartieringskosten van de Duitse troepen. “Gezien onze beraadslaging van 1914, houdende aanvraag om eene leening van 4.000 franken te mogen aangaan bij de Geldersche Krediet Vereeniging te Maastricht en bestemd als contributie in de zaak Frésow; Gezien dat voormelde som, ons is terugbetaald geworden en het zelve is moeten gebruikt worden tot voldoening van inkwartieringskosten, bij gebrek aan andere geldmiddelen; Besluit de Raad, aan de bevoegde overheid de goedkeuring dezer beslissing te vragen en deze geldleening na den Oorlog terug te betalen”.
Enkele opvallende berichten over Fresow, verschijnen in verschillende kranten na de Oorlog, als de grond in Vroenhoven onder zijn voeten te warm wordt en de man zich weer gevestigd heeft in Maastricht.
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad 16-03-1922
“Waldemar Fresow, een Duitscher van geboorte en oud-onderofficier van het Nederl. Leger, woonde in 1914 te Montenaken (België). Bij de bezetting door de Duitschers werd hij tot burgemeester benoemd. Dezer dagen heeft het Assisenhof te Tongeren, onder voorzitterschap van den Luikschen raadsheer Neven, hem veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid. Fresow woont inmiddels te Maastricht”.
En de Limburgse Koerier
MAASTRICHT. 20 Jaren dwangarbeid.
“Waldemar Fresow, een Duitscher van geboorte, welke als onderofficier van het Nederlandsche leger, jaren lang te Maastricht in garnizoen heeft gelegen, woonde bij het uitbreken van den oorlog te Montenaken. even over de Hollandsche grenzen Toen de Duitschers daar hun intrede deden werd hij door hen als burgemeester van Montenaken benoemd. Op een nacht werd hij door een afdeeling van het Belgische leger gevangen genomen en naar Antwerpen gebracht. Hij werd echter door de Duitschers ontzet en werd naar zijn woonplaats teruggevoerd. Toen de macht van de Duitschers ten einde liep, ging hij weer naar Hollandsen gebied terug. Thans is hij door het Assisenhof van Tongeren onder voorzitterschap van den raadsheer van liet Luiksche Gerechtshof Neven, bij verstek tot 20 jaren dwangarbeid veroordeeld, wegens het bewijzen van diensten aan den vijand”. Bron: Limburgse koerier 16 mrt 1922
Uit de Rechtszaal. Twintig jaar dwangarbeid.
“Waldemar Tresow, Duitscher van geboorte, die langen tjjd in het Nederlandsche leger gediend had, woonde in het begin van den oorlog in Montenaken (België.) Door de Duitschers werd hij, om de diensten hun bewezen door het requireeren van paarden, enz., benoemd tot burgemeester van Montenaken.“Een Belgische patrouille, hem beschouwend als heulend met den vijand ontvoerde hem én zou korte metten met hem gemaakt hebben;'indien de Duitschers hem niet ontzet hadden. Toen hij de kans schoon zag, trok hij naar Nederland (Maastricht). Door het Assisenhof te Tongeren, voorgezeten door den Luikschen raadsheer Neven, werd hij dezer dagen veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid”. Bron dagblad voor de Arbeiderspartij 16-03-1922
20 JAAR DWANGARBEID.
“De Duitscher Waldema Fresow die lang als onderofficier in Nederlandschen dienst bij Maastricht in garnizoen had gelegen, woonde bij het uitbreken van den oorlog even over de grens in Montenaken. De Duitschers benoemden hem tot burgemeester dezer gemeente. Op een nacht lichtte een sterke Belgische patrouille hem op en ontvoerden hem naar Antwerpen. Daar zouden korte metten met hem zijn gemaakt, ware hij niet door de Duitschers ontzet geworden. Toen het voor de Duitschers begon mis te loopen, maakte hij zich tijdig uit de voeten en vestigde zich weder te Maastricht. Thans heeft het Assistenhof te Tongeren hem tot 20 jaren dwangarbeid veroordeeld, wegens het bewijzen van diensten aan den vijand. Bron Het Vaderland” : staat- en letterkundig nieuwsblad 16-03-1922
Na de Groote Oorlog is de Nederlander van Duitse afkomst naar Nederland gevlucht en komt hij in opspraak als blijkt, dat hij vijf jaren lang een huis dat eigendom is van de gemeente, bewoond heeft zonder een gulden huur te betalen en zich zelfs verrijkt aan gemeentegrond.
Uit den Raad van Maastricht. Een exploitant van gemeente-eigendommen.
“Bij een voorstel van een woningbouwvereniging tot aankoop van een aan de gemeente toebehoorend terrein met huis gelegen aan de Bleekerij No. 8, waarvoor fl.3.000,00 was geboden en waarvoor aan den raad goedkeuring werd gevraagd, kwam een eigenaardige zaak aan het licht. klauwen (S.D.A.P.) maakte B. en W.' er een heftig verwijt van, dat van 1920 af ,dus bijna vijf jaar lang, iemand in dat huis van de gemeente heeft gewoond,, zekere Waldema Fresow, zonder daarvoor ook maar een cent huur te betalen, terwijl hij zich bovendien, een in de nabijheid liggend stuk terrein van de gemeente had toegeëigend, en weer aan een ander had verhuurd voor fl. 27,00 per maand. - Ruim vier jaar lang, woonde hij daar dus voor niets en trok elk jaar nog: fl. 324,00 aan huur op. Spreker begrijpt niet hoe zoo iets mogelijk is. en wijt dit in hoofdzaak aan het slordig beheer van B en W, vooral van het vorige kollege. De voorzitter zegt dat in deze zaak reeds een onderzoek is ingesteld. Toen de gemeente in 1920. dat pand kocht, behoorde Fresow niet onder de huurders. Klauwen deed het voorstel een nauwkeurig onderzoek in te stellen, Opdat zeer duidelijk uitkome, aan wie de schuld ligt, en die meneer Fresow bovendien te vervolgen wegens inbraak en oplichting”. Bron:Het volk : dagblad voor de Arbeiderspartij 24-09-1925.
Uit dit alles blijkt dat de Belgen die Fresow, in het begin van de oorlog ontvoerden om hem te berechten voor heulen met de vijand, het bij het rechte eind hadden.
Tags:woi,oorlogsschatting,vroenhoven,lanaken,veldwezelt,vlijtingen,maastricht,1914,groote oorlog
|