Als ik een rustigere plaats dan de rust in mijn hart wil opzoeken, begeef ik me steevast naar een afgelegen begraafplaats om bijna plechtig naar de inscripties en beeltenissen te kijken van overledenen. In dat sereen landschap met zijn stenen zerken rust de nagedachtenis als een heiligdom op een grens naar niemandsland ik slenter erdoor als een levende passant langs zij die ons voorafgingen lichamen, vergaan in deze grond Ik hoor mijn voetstappen in de kiezel en ga verder zonder een ogenblik stil te blijven staan. Verderop is nog een begraafplaats van onbekenden waar geen grafzerken staan maar wel wit geschilderde kruisen met namen ingegrift. Een plaats perfect onderhouden uit respect voor heldenmensen uit een tragiek van een recent verleden. Geen teken van kruidsleven. Op een keer, toen ik er aan de trappen op een viersteense muur appelsienen at, was een spin een web aan het maken tussen mijn fietszadel en een dichtbijzijnde struik. Ik vroeg me af hoe ze dat deed. Vooral het begin moest moeilijk zijn. Soms zit ik daar aan rust en stilte bezweken te kijken naar afgestorven bladeren opgehoopt in kieren van een brede stenen drietredentrap.
|