Ook al is ze bijna zegtig, ze moet nog manieren leren. Met een zakje Krupuk in mijn linkerhand zeg ik: zit. Ondertussen ga ik verder van haar weg en als ze aanstalten maakt om naar me toe te komen zeg ik: zit.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als ze dan zit krijgt ze een Krupuk als beloning. Anders eet ik het zelf op, dat krokant weet-ik-niet schelpje met vissmaak betoverd.
Iemand zei: ge liegt tegen mij.
Aangedaan keek ik haar aan en zei: mijn leugen is waar.
Dan gingen we op reis naar het zuiden op een avond in een stad volgebouwd met restaurants. De kelners probeerden op straat klanten binnen te lokken. Er heerste een enorme drukte. We besloten om met ons lichaam over de stad te vliegen waarna we in een weiland terecht kwamen. Daar ontmoetten we een eenzaat die een paard bezat. Telkens als iemand voorbij kwam sprong het paard over de omheining om de voorbijganger te groeten.
Op een keer was het paard alleen en vonden we de eenzaat in een sloot. Zijn bovenlichaam was verstijfd. Zijbijmij droeg hem op haar schouders. Hij leefde nog maar sprak niet meer. We brachten hem naar het dichtstbijzijnde huis.
Daarna stonden we in een groot gebouw met veel verdiepen. Beneden waren ze het aan het verbouwen. Mijn vader liep tussen de werklieden en had een leidende rol. Hij was nog jong. Ze stoomden behangpapier van de muren.
Ik ging buiten en stak een Cubaanse sigaar aan die ik van een vriend gekregen had op een feest. Er was een scheur in de sigaar en het tabaksblad verpulverde in mijn mond.
Plots besefte ik dat zijbijmij verdwenen was. In paniek ging op zoek in het gebouw maar vond haar niet. In elke kamer waar ik binnen kwam waren de mensen kwaad om mijn onverwacht bezoek. Ik voelde me onderdrukt en had een groot verlangen naar haar. Zonder haar zou ik dit leven niet overleven.
Dan ging ik naar het huis waar we de eenzaat achter gelaten hadden. Hij leefde nog en zei: ze is hier geweest en is net vertrokken.
Ik ging buiten en vond het paard.
Weeral word ik wakker. Onderweg twijfelt een haas of hij zou vluchten voor mijn nabijheid en sprokkelen kraaien takken voor een nest. Het zonlicht blijft verdoken in een dichtgeslibde lucht. De dag woedt verder tot het avond wordt.
|