Ik moest niet lang zoeken naar de
Vanderachterstraat. Het huisnummer was ik vergeten, maar ik herinnerde mij nog
de verharde verfborstel aan de voordeur die als deurgreep diende. Atelier Dujardin, één van de smalle
rijhuizen in een al even kleine straat waar sporadisch een auto zich een weg
baant tussen het voetpad en geparkeerde voertuigen. De gevel is helemaal dicht gegroeid. In de zomer zit die vol met bijen, vertelt
hij mij. Hij stond me op het voetpad op te wachten. Het is bijna een jaar geleden dat we mekaar
nog ontmoet hebben. Zijn voorkomen is onaangetast gebleven in de ratrace van
het bestaan. Nog steeds diezelfde glimlach die zelden
voluit gaat. Functioneel gekleed, weinig tijd om naar de kapper te gaan en
vingers waarvan je niet anders kan vermoeden dat ze verbonden zijn met een of
ander kunstobject. Ik herinner me nog die dag in Toscanië,
toen hij me vroeg om met hem keien te zoeken in een laagvlakte. De hele dag
bracht ik hem stenen van afwisselend formaat terwijl hij die nauwkeurig
sorteerde en in een voor mij onwillekeurig patroon zorgvuldig stapelde. Daarna lag hij er gedroogd hooi tussen dat hij
s avonds in brand stak. Toen ik s morgens opstond en ernaar keek
vanop een heuvel zag ik een stenen vagina in het dal. Kom binnen. Ik heb camembert en Chileense wijn
meegebracht. Ik volg hem langs een smalle gang naar een
vertrek van vier meter op vier. Het ruikt er naar lijnolie, terpentijn en
andere in flessen bewaarde producten. Voor het venster, dat uitgeeft op een
minuscuul overdekt binnenkoertje, hangt de koersfiets van zijn vader. Een
prachtexemplaar uit de jaren zestig. De chromé is nog intact. De rest van het vertrek viert hoogtij met
wanorde. Pas wanneer ik aandachtig rond kijk ontdek ik de souvenirs die elke
vierkantecentimeter van de muren en horizontale vlakken opeisen. Dit is mijn fetisjkamer, zegt hij met een
zekere tevredenheid. Ondertussen improviseren we een tafel met
schone wijnglazen en drie stoelen. Dat is mijn
grootvader aan de muur. Je hebt hier ook drie kruisbeelden staan. Ja.
Een daarvan draagt een ivoren heilige. Hoe is het met uw dochter? Ik heb vernomen
dat je nu grootvader bent. Er wordt op de voordeur geklopt. Een derde
persoon. Gelukkig hebben we drie stoelen. Kom
erbij zitten, Jean Pierre. En hoe gaat het met u? Bwa, het gaat. Ik heb vandaag geplamuurd en
we zijn naar de biomarkt geweest. Jean Pierre is zelden uitbundig. Volgens
hem komt dat doordat de wereld zichzelf teveel onrecht aandoet. De mensen leven
te oppervlakkig. Niemand heeft nog tijd om stil te staan. Jaren geleden hebben we in Bretagne onder
ons twee op een uit de zee uitstekend rotsmassief de nacht doorgebracht. Overdag, toen het water zich teruggetrokken
had, gingen we er langs een zandvlakte naartoe. Nog voor zonsondergang waren we omringd door de opkomende zee. We zagen een vuurtoren en hoorden de golven
klotsen. Die nacht heb ik als een bezetene tamtam
gespeeld terwijl Jean Pierre probeerde te slapen. Het was toen volle maan in een reusachtige
sterrenhemel. Lang blijven we hier niet tesamen. Over
grootse dingen wordt niet gepraat. Dat hoeft ook niet. We leven ons bestaan. Vooraleer ik weg ga, ga ik plassen. Het
toilet is boven naast de werkkamer. Die is opgeruimd. Naast de trap hangen drie tableaus
onafscheidelijk aan de muur. Zie dat ge die niet appart verkoopt, zeg ik
nog. Drie eigenzinnige zielen groeten tot
weerziens. Ooit. Scheuten bloeien uit de grond. Een schreeuw
de moeite waard.
|