Het nieuwe fietslicht schijnt in het
donker een ander licht. Modder in het midden van een veldweg en rechts een
berm. Ik rijd er tussen door. Koude regen en windvlagen striemen. De terugkeer
lijkt oneindig ver. Verwelkomd met een hete kom soep, eens mijn ijzig gezicht
ontdooid, ben ik thuis. In deze voorjaarsdagen rijpt verlangen stil en meer
alsof het de laatste lente zal zijn. Langzaam in de nacht blijft de maan
verscholen in joelende wind. De berk verliest zijn laatste wintertakken. Hier,
elders
schreeuwt de wereld een lied.
|