Vieze regen krijsen ze allemaal. Mijn flierefluiter staat hier lamlendig te bengelen, klagen ze. Ze moesten het eens tegen Jhonny vertellen die al wekenlang zonder Marjet met een stevige knuppel tussen zijn benen rondloopt. Ik bedoel: goesting is relatief. Ik vind het op dit ogenblik zalig om ( weliswaar verpakt in een kwalitatief regenpak ) in stralende regen op deze grijzende plaats te bewegen. Door een regengordijn gaan onder een ondoorbreekbare hemel. Wie weet valt er straks tijdens een opklaring een verdwaalde engel uit de lucht voor Jhonny en de regenkrijsers. Vraag het maar aan Marcel. Die kan er tenminste om lachen. Ooit vroeg hij in mijn bijzijn aan een winkelende dame of ze ondergoed droeg. Waarom ben je zo onbeschoft, vroeg ik hem. Och, ik wou het gewoon weten, zuchte hij. Marcel, een snor met een gezicht en primitief verstand. Om vier uur 's morgens was hij al met zijn zonen op de baan. De ruitenwissers proberen tevergeefs de gutsende regen van de voorruit te vegen. In het busje riekt het naar sigarettenrook en cement. Vooraan wordt druk gediscusiëerd over voetbal. Marcel zit achteraan, stinkt nog naar bier en zal verder slapen tot ze ter plaatse zijn. Ze zijn met vier. Ze werken onafscheidelijk voor een bouwbedrijf. Ze pendelen naar alle uithoeken van het land, winter en zomer. Bouwen is niet moeilijk, zei hij op een keer. Het is een
opeenvolging van dagen, weken, maanden hard werken met breekhamer, schop,
kruiwagen en truweel. Van het geheel heeft hij geen verstand. Dat is iets voor
de architect.Marcel is
de vijftig voorbij, is graatmager en is tot mijn schouderhoogte gegroeid. Hij
heeft handen als een kolenschop. Zijn snor is als een borstel over zijn mond
gegroeid. Zo zien ze niet dat ik maar vier tanden heb, zegt hij.
Als ze ter
plaatse zijn eten ze eerst een boterham en wordt koffie uit de thermos
geschonken. Iedereen heeft zijn koffie mee. Marcel giet er voor zichzelf
stiekem een paar klutsen rhum bij. Hij denkt nog altijd dat niemand het merkt.
Het is begonnen in de winter, het was tegen de kou, vertelt zijn oudste zoon.
Sinds verleden jaar is hij overgeschakeld op het zomeruur. Het is tijd, ons
kwartier is om.
Ze staan
gedisciplineerd op en bewegen zich voort in het schijnsel van het
halogeenlicht. Even later ontwaakt de omgeving in het lawaai van breekhamers
die zich onmeedogenloos in het beton vastbijten.Om negen
uur zullen ze buiten een luchtje scheppen want op deze werf wordt benedendeks
gewerkt. Dan staan ze gedurende tien minuten te glunderen naar al wie billen en
tieten heeft onder de dertig jaar. Daarna opnieuw in lawaai en stof, geroep en
getier van Marcel want zijn mannen kennen nog niet genoeg van de stiel.Het lijken
bruten op oorlogspad, ongemanierd maar met een gouden hart. Ze denken luidop en
ploeteren tot de puzzel in elkaar past, het geheel waarvan ze zeggen niks te
begrijpen. Ze doen het bijna met hun ogen dicht.
s
Anderendaags werd ik zowat opgeschrikt. Het was Marcel die zonder enige gêne,
een witte stofwolk achterlatend in de eiken hall van het stadhuis, de marmeren
trap opliep en me halverwege luidkeels toevertrouwde dat hij zijn ontslag had
aangeboden. Ze hebben mijn zoon afgedankt dus ga ik mee, zo luidde het. De
patron had nog getracht hem te overtuigen dat het beter was te blijven en te
profiteren van al die jaren dienst maar er was geen houden meer aan. Marcel was
gekrenkt in zijn vaderlijke trots. Zie dat ge om vier uur buiten geraakt. Ik
betaal een pint, zei hij nog terwijl hij rechtsomkeer maakte nu hij me gezien
had.
Toevallige
toeschouwers lachten beleefd met het spektakel. De kuisploeg werd erbij gehaald
en in een mum van tijd waren zijn voetsporen weggeveegd.
De
breekhamers zwegen niet. Hij werkte tot de laatste minuut uit trots en
eergevoel. Toen we
iets gingen drinken zat hij nog altijd onder het stof. Alleen zijn ogen die hij
tijdens het werk beschermde hadden nog iets menselijks. Ze fonkelden vurig toen
hij met een snor vol bierschuim zei: ik ga zelfstandig in het zwart werken.Na die
pint heb ik van Marcel niets meer gehoord. Mensen verschijnen en verdwijnen
daarna in de anonimiteit als passanten in het leven.Weinigen
hebben op mij een zodanige indruk achtergelaten zoals die man met weinig
manieren die altijd luidop dacht ook al dacht hij niet veel. Misschien komen we
elkaar ooit nog eens tegen. Dat hebben we elkaar beloofd.
Nu sta ik te kijken naar zes koeien en vier kalveren. Ze staan daar vreedzaam te grazen. Iets anders doen ze niet. Of toch wel. Ze kwispelen met hun staart. Ze weten niet eens dat iemand binnen zes maand hun geflambeerd ribstuk zal afknagen. Zie ze daar genieten in de wei. Ribstuk op een bord. God-ten-ere, in dit leven valt nog veel te verbeteren, al was het maar om geen veelvraat te zijn. Kom buiten, het is donker, het regent. Ik weet met zekerheid dat dit ogenblik geen moment uit het verleden is, dat ik niet thuis gekomen ben
Reacties op bericht (1)
18-05-2007
vieze regen
Waaauw ....
18-05-2007, 08:43
Geschreven door Fiep
Over mijzelf
Ik ben warket, en gebruik soms ook wel de schuilnaam warket.
Ik ben een man en woon in de wereld (de wereld) en mijn beroep is zien bouwen.
Ik ben geboren op 11/09/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: vanalles.