Luister naar de stad. De tafel is gedekt met de beste kazen, het glas invloedrijk gevuld.
Mijn gastvrouw zit aan tafel,
wuift twijfel.
Met tussenpozen strijken zachte windvlagen om ons heen.
Dan sterft het geluid, beweegt de tijd tot zijn einde.
Stil glijdt de wind over tafel.
Het gebladerte beweegt lichtschaduwen die zwijgen.
De slaap moet me nog overkomen in een satijnen nachtgewaad dat wenkt op woelige golven,
als een herinnering.
Misschien zit ik hier tot in de ochtend, laaf ik slapeloosheid aan naasten.
De gastvrouw toont hoe ik de lichten kan doven, wenkt mij nog voor de laatste woorden.
Ik zal afscheid vergeten,
in maanlicht slapen.
|