Twintig originele benaderingen van spaghetti bolognese.
Van bovenstaande drie boeken ben ik medeauteur !
Tips en hulp voor de keuken !
Ter Leringhe ende Vermaeck
21-09-2016
Allochtone lasagne
Het was mijn bedoeling om nog eens samosas te maken...
Aan het einde hield ik een enorme hoeveelheid over van iets dat je met enige fantasie, lasagne zou kunnen noemen, voldoende voor een zeer kroostrijk gezin....!
Het ging zo: er lag al zeer lang een pakje deegvellen voor loempia's in de diepvriezer te wachten op verder gebruik. Daar mocht hoogdringend wel eens wat mee gebeuren... Tot iemand het woord, "samosa" liet vallen, zo maar ergens tijdens een gesprek. Dáárvoor zou ik die loempiavellen kunnen gebruiken. Maar in mijn opinie is loempiadeeg voor dat doel niet echt het ideale deeg.
Samosas leerde ik kennen in Afrika, in Rwanda, waar ik een tijdlang gewerkt heb. Ondertussen weeral lang geleden. Toch is de samosa een gerecht afkomstig van het Indiaas subcontinent. Het is een driehoekig gefrituurd gebakje doorgaans gevuld met een gaar gestoofd groentemengsel. Het is dus een vettige hap waar je niet al te veel mag van eten volgens de tegenwoordig geldende normen... Het deegomhulsel dat er voor gebruikt werd in Rwanda bestond uit een deegvel, gemaakt van water en bloem, zeer dun uitgerold tot een soort dun soepel flensje.
Dergelijke dunne deegvellen zijn hier gemakkelijk te verkrijgen in elke Turkse supermarkt of in gelijk welke Turkse winkel... Yufka, worden deze deegplakken genoemd en worden in de Turkse keuken vooral gebruikt voor de bereiding van "börek"... Een gerecht dat in een enigszins andere vorm ook in de Noord Afrikaanse keuken voor komt. Daar worden ze "brik" genoemd... Zie je ; "börek" - "brik"...!
Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is en ik ben de laatste tijd fan van de Turkse keuken en dus ook van de Turkse winkels. Vooral omdat er zo een Turkse supermarkt in mijn onmiddellijke buurt te vinden is.
Yufka is te koop in allerlei vormen maar doorgaans zijn het grote ronde vellen met een doormeter van wel een halver meter. De vellen worden wel geplooid tot een rechthoekig pakje. Ze zijn te koop in een vacuümverpakking, deze zijn lang houdbaar, maar elke dag zijn er ook verse vellen te koop, waarschijnlijk afkomstig van een lokale yufkaboer..!
Ik nam een pak vacuümverpakte yufkavellen mee en wou er thuis onmiddellijk mee aan de slag.
Eens thuis, zeer enthousiast de verpakking open geknipt, en dan geprobeerd om de grote vellen open te plooien... Dat liep zeer fout af... De yufkavellen plakten aan mekaar en het was onmogelijk om ze zonder scheuren uiteen te halen... Dan maar eens op de verpakking gekeken en daar stond het zeer duidelijk vermeld; eerst uit de verpakking halen en dan een vijftal minuten laten rusten om op kamertemperatuur te komen. ("Kijk eens op de doos". Wie herinnert zich dit televisieprogramma nog?)
De volgende vraag was dan, "wat doe ik nu met die gescheurde lappen yufka"?
Even in het Turkse kookboek gekeken en daar vond ik een recept dat de perfecte oplossing bood..."Waterbörek", heet het gerecht, waaraan ik dan vol enthousiasme begonnen ben, zij het in een licht aangepaste en vooral een eigenwijze versie.
Je hebt nodig;
een pak gescheurde yufkavellen.
een halve liter (Turkse) yoghurt
drie eieren
Het nodige om je hoogstpersoonlijke spaghettisaus te bereiden met 300 gram gehakt rundvlees.
Ik veronderstel dat iedereen wel weet hoe spaghettisaus te bereiden..? Spaghetti is ondertussen toch het nationale Belgische gerecht geworden als ik iedereen zo bezig hoor?
Dus met enkele uien of sjalotten, een teentje knoflook, tomatenpuree en het gehakte (liefst) rundvlees bereid je de saus op je eigen manier. Zorg er wel voor dat de bereiding "kort" gehouden wordt. Ik bedoel, met weinig saus, maar goed doorsmakend, flink gekruid.
Klop de yoghurt in een kom los samen met de drie hele eieren.
Smeer een ovenvaste schaal in met rijkelijk veel olijfolie of boter. Ik gebruikte een rechthoekige vuurvaste (pyrex) glazen schaal. Leg daarin een laag yufkavellen tot de bodem en de zijkanten bedekt zijn. Schep hierop een laagje vlees plus saus. Nu een laag yufka. Dan een laagje yoghurt met ei. Weer een laag yufka, vlees, yufka, yoghurt, yufka, enzovoorts. Bij mij kwam het uit op drie lagen vlees en drie lagen yoghurt met ei. Dit laatste moet ook de bovenste laag zijn. Plooi nu de overhangende deegflappen naar boven toe en druk lichtjes aan.
Bak het geheel in een oven van 180 ° C gedurende ongeveer een uurtje.
Verdeel de börek in porties en serveer er een lekkere gemengde salade bij... gebruik je eigen fantasie maar. Ik maakte er ook nog een tomatensausje bij maar eventueel kan je er ook een beetje overgebleven spaghettisaus bij serveren.
De hoeveelheid die ik hier opgeef levert zeker zes royale porties op, misschien wel acht als het kleine etertjes of kinderen zijn.
Het resultaat is zeer verassend, daarom ook dat ik het hier neerschrijf... Ook kan je het baksel gedurende een paar dagen in de koelkast bewaren. Op de koop toe kan je een restje, verpakt in aluminiumfolie, succesvol opwarmen. Stop het pakje gedurende een kwartiertje in een oven van 180° of 200° C.
Dan heel wat anders. Ik vertel het liever niet maar het moet me echt van het hart.
Vorige week keek ik toevallig naar "Dagelijkse Kost", het zeer populaire dagelijkse kookprogramma met Jeroen Meus. Wat ik daar te zien kreeg maakte me niet blij...
Waar een dagelijkse burger de "secreto kan vinden... tot daar toe! Maar ik zou het niet weten...
De aïoli die hij toen bereidde was een echte kwakkel van formaat!
Dit is zijn recept;
3 sneetjes brood (Jeroen gebruikte hiervoor een soort Amerikaans klef brood...)
1 scheutje melk
2 eieren
1 teentje knoflook
1 eetlepel graanmosterd
een halve citroen
1 potje saffraanpoeder
3 dl arachideolie (of een andere neutrale olie)
3 eetlepels Griekse yoghurt
Snijd het brood voor de aioli in blokjes. Giet er een scheutje melk bij en laat even weken.
Splits de eieren en klop de eierdooiers los in een maatbeker. Vries de eiwitten in voor later gebruik.
Knijp het brood een beetje uit en doe het bij de eierdooiers. Pel de look en snipper hem fijn. Plet met een mes en doe hem bij het brood met eierdooiers. Voeg graanmosterd en citroensap toe. Mix alles met een staafmixer.
Doe saffraan bij de aioli. Giet er de olie bij en mix glad. Werk af met Griekse yoghurt, zout en een beetje peper.
Ongeveer elke ingrediënt en elke stap in de werkwijze heeft niets met een echte aïoli te maken... Ik vrees dat zijn leraars van de hotelschool van Koksijde knarsetandend toegekeken hebben... Op de koop toe sprak hij het woord aïoli ook nog verkeerd uit... maar dat tot daar toe. (De klemtoon moet op de laatste lettergreep...)
De naam "aïoli" is duidelijk ontstaan uit de woorden: ail en oli... knoflook en olie...
De oudste originele recepten voor aïoli schrijven voor dat vele teentjes knoflook gestampt worden in een vijzel met grof zout en citroensap. In de bekomen pasta wordt dan olijfolie geroerd met behulp van de stamper van de vijzel. Zo wordt een emulsie gevormd. Bemerk dat er zelfs geen eierdooier gebruikt wordt. Dit is wel een zeer riskante werkwijze omdat dergelijke saus zeer gemakkelijk kan schiften. Jamie Oliver heeft het ooit eens getoond in een van zijn programma's! ( Die kende het wel!)
In de moderne keuken worden daarom bijna altijd eierdooiers en/of gekookte aardappel of geweekt brood toegevoegd aan de aïoli. Die hulpstoffen geven een betere stabiliteit aan de saus. Er wordt nooit mosterd toegevoegd en zeker wordt nooit mayonaise vermengd met gehakte knoflook, aïoli genoemd!
Aïoli wordt bij vissoepen, visgerechten en vele andere gerechten uit de mediterrane keuken geserveerd.
- Het brood weken in melk kan niet en het moet wel degelijk "echt" brood zijn, uit een baguette bijvoorbeeld, geen flufbrood zoals aangeraden wordt. (en zeker geen heel brood kopen om er slechts drie sneetjes van te gebruiken...!) In plaats van melk wordt bouillon of water voorgeschreven in het authentieke recept...
- Eén teentje knoflook is veel te weinig... Hoeveel dan? Meer...! Een goede aïoli staat "stijf" van de knoflook! (Om de vampiers te verjagen...)
- Aïoli wordt altijd bereid met olijfolie... Als je een goede, zachte olijfolie gebruikt smaakt de aïoli niet bitter. - Dat laatste is toch wat Jeroen beweert. - De bittere, ruwe smaak verkrijg je wel als je goedkope olie gebruikt. (En elke olijfolie uit de supermarkt, is goedkope olie...!)
- De mixer gebruiken is niet aan te raden, maar desgewenst... tot daartoe.
- Zeker geen mosterd toevoegen en absoluut geen graanmosterd...
- Er hoort geen saffraan in een aïoli! Wel wordt saffraan in een "rouille" gebruikt. Rouille is het zusje of broertje van de aïoli. Zeer pittig gekruid met pikante rode peper en saffraan.
- Yoghurt, of het nu Griekse, Turkse, Bulgaarse of yoghurt van Danone is, yoghurt hoort niet thuis in een aïoli!
Ik beweer niet dat het sausje dat Jeroen bereidde slecht zou zijn van smaak... Dat weet ik niet...! Maar noem dergelijke fantasiesaus toch geen "aïoli"!!!
Nog een weetje! Aïoli kan ook een gerecht apart zijn. Dit wordt dan een "aïoli garni" genoemd. Met een stuk brood erbij vormt het een volledige Provençaalse maaltijd. Daarvoor worden diverse gekookte groenten, herfstgroenten wordt gezegd, samen met een stuk gekookte zoutevis, hard gekookte eieren en enkele wulken of brandhorenslakken geserveerd op een schotel met een grote kom aïoli waar iedereen zijn groente naar keuze in kan dopen.
Dergelijke aïoli was vroeger tijdens de warme zomeravonden de traditionele Provençaalse maaltijd bij uitstek, overgoten met een lokale rosé en opgediend onder de platanen op het dorpsplein.
Vandaag een stukje keukengeschiedenis... Een onderwerp waar door het grote publiek nog maar weinig van gekend is en waar dus ook weinig aandacht aan besteed wordt...
Daarom!
In vorig bericht, bij de zeewiersalade, had ik het zeer even over "enoki"... Specialisten weten wel dat deze enoki, die met de volledige naam "enoki-take" heten, piepkleine witte paddenstoeltjes zijn en die af en toe wel eens ergens in de betere supermarkt, liefst in de koeling, te koop aangeboden worden.
De naam doet al vermoeden dat deze enoki-take van Japanse origine zijn... want "take" betekent paddenstoel in Japan... Deze theorie klopt maar half, de enoki worden inderdaad in Japan en in Korea gekweekt maar de wilde vorm komt ook bij ons voor en die inheemse "enoki" zijn nog niet eens erg zeldzaam in de Belgische en Nederlandse bossen...
Maar... niemand zal ooit paddenstoeltjes in het bos gezien hebben zoals deze die in de winkel liggen.
De inheemse enoki-paddenstoel kreeg als mooie Nederlandse naam; "fluweelpootje"... Flammulina velutipes... In de Latijnse naam zijn drie termen te herkennen; fluweel, voetjes en vlammetje.
Deze "vlammetjes met donzige voetje"s, zijn in hun originele voorkomen inderdaad oranje tot roodbruin gekleurd en ze hebben een donzig voetje...
De wilde paddenstoel is nooit wit, zoals de gekweekte vorm.
De witte enoki worden gekweekt in een soort fles in het donker in een zuurstofarme omgeving. Daardoor blijven de paddenstoeltjes kleurloos en schieten ze zeer spits en hoog op. (zoekend naar zuurstof...) Daardoor blijven de hoedjes piepklein in verhouding tot de ranke slanke steeltjes.
Tot daar de beschrijving van de "enoki" of "fluweelpootjes".
In de supermarkt liggen de gekweekte enoki te koop in bundeltjes van ongeveer 100 gram en zijn vacuüm verpakt waardoor ze wel enige dagen bewaren zonder kwaliteitsverlies.
Eens uit de verpakking kan je bemerken dat de voetjes samengeklit zijn tot een compact blok... Meestal zie je daar ook een vernauwing alsof er een riem(pje) rond gezeten heeft. Dat is waar de bundeltjes begonnen zijn te groeien in de fles waarin de voeding aangebracht was. (het voedingssubstraat)..
Dit compact deel is niet algemeen bruikbaar omdat het zo compact is, en omdat dit deel soms geel of bruinachtig gekleurd is.
Onbruikbaar? Weggooien? Dat vind ik dan weer erg jammer.. Aan weggooien heb je niets! Met die voet moet toch iets aan te vangen zijn?
Toen dacht ik aan een bereiding uit de heel oude doos... de duxelles.
Een "duxelles" is één van die keukenbereidingen die stilaan van het keukentoneel aan het verdwijnen is. Misschien niet de bereiding zelf maar wel de naam. Dat alle bereidingen die een (nu) onverstaanbare, betekenisloze naam hebben verdwijnen is wel een beetje normaal. Niemand begrijpt nu nog waarover het dan gaat.
Bovendien, een duxelles ziet er ook niet erg lekker uit... Eerder een grauwe korrelige massa... en het woord champignonpuree is beter verstaanbaar!
Een duxelles is een vulsel. Een heel smakelijk vulsel dat in de Angelsaksische keuken onontbeerlijk is bij de bereiding van de "Beef Wellington". In de Franse keuken wordt duxelles vooral gebruikt om artisjokken, tomaten, champignonhoedjes of andere vulbare groenten er mee op te vullen. Aangelengd met bijvoorbeeld room, vleesjus of visfumet kan de duxelles fungeren als saus.
De samenstelling volgens de regels bestaat uit: sjalotten, soms ook uien en knoflook, gehakte champignons (lees: paddenstoelen) en peterselie. In het oeroude recept, even verder meer daarover, wordt nergens bepaald welke "champignons" er moeten gebruikt worden.
Ik deed het met de voetjes, de velutipes, van de enoki als volgt.
Met een scherp mes is het vrij eenvoudig om het aaneen geklitte blokje met de steeltjes in dunne schijfjes te snijden en deze schijfjes vallen dan uit mekaar tot piepkleine stukjes.
Ook zijn er nog gehakte sjalotten nodig en gehakte peterselie. De verhouding is ongeveer één derde sjalot voor twee derden paddenstoel. Hier dus enoki maar het zal wel duidelijk zijn dat ook gewone fijn gehakte champignons mogen gebruikt worden... Er wordt in feite niet bepaald welke paddenstoelen het moeten zijn!
De sjalot mag nu even glazig gestoofd worden in boter en dan mogen de gehakte of gesneden paddenstoelen er bij. Best wordt ook een slok witte wijn toegevoegd. Die zorgt er voor dat de massa niet grijs zal verkleuren. Laat even inkoken tot alle vocht weg gekookt is. Peper en zout en een grote greep gehakte peterselie maken de duxelles af.
Escoffier, de latere grote chef uit de twintigste eeuw, spreekt in zijn boeken over een droge duxelles; hij bedoelt hiermee, en hij is ook op dit idee gekomen, om ook nog wit broodkruim toe te voegen om van de duxelles een vrij droge massa te maken die kan gebruikt worden als vulling voor groenten.
De duxelles is een "uitvinding" daterend uit het midden van de zeventiende eeuw. De juiste datum is onbekend... Het was wel tijdens de periode dat ook voor het eerst de gekende witte champignons gekweekt werden in Frankrijk... Deze champignoncultuur werd later overgebracht naar ondergrondse steengroeven in de buurt van Parijs waardoor de ons heel bekende champignon nu nog dikwijls "champignon de Paris" genoemd wordt of "Parijse champignon". Het zou dus best kunnen dat de "duxelles" een bereidingswijze is, die speciaal gecreëerd werd voor de nieuwe, toen voor het eerst gekweekte champignons...
De creatie van de duxelles wordt toegeschreven aan één persoon; aan François Pierre (de) La Varenne. La Varenne (1618 - 1678), was een zeventiende eeuwse keukenchef bij Nicolas Chalon du Blé, marquis d'Uxelles et de Cormatin, gouverneur van Chalon-sur-Saône en "Marechal de France".
Oorspronkelijk heette het gerecht "Champignons à l'Olivier". Deze Olivier zou Olivier de Serres kunnen geweest zijn die door zijn naam aan een gerecht toegewezen te krijgen op die manier geëerd werd. Een manier van verering die in die tijd veel toegepast werd. Olivier de Serres was de man die toentertijd de landbouw in Frankrijk tot een zeer hoog niveau bracht.
Maar dit laatste, over de Serres, is wel een gissing!
Deze La Varenne is eveneens zeer bekend geworden als de auteur van het boek "Le Cuisinier françois", een belangrijk boek dat de overgang inleidt van de middeleeuwse keuken naar de moderne tijden.
In het boek "Le cuisinier françois" droeg La Varenne de "duxelles" op aan zijn meester, de marquis d'Uxelles. .
La Varenne veranderde de naam "champignons à l'olivier" in zijn boek door "Les champignons d'Uxelles". Het originele recept gaat als volgt: champignons wassen en in vier snijden. De champignons met gehakte uien en zout op een warme plaat persen tot alle vocht er uit is.
Dan worden de champignons "gefricasseerd" met sjalotten en peterselie. Daarna mogen ze bevochtigd worden met room of blanc-manger. Een blanc-manger van toen kan men vergelijken met onze huidige gevogeltevelouté. Toen een sterke kippenbouillon gebonden met amandelmeel...
Soms wordt er ook wel eens (onjuist) verondersteld dat de naam duxelles afkomstig zou kunnen zijn van een gemeente Duxel in Noord-Frankrijk. Ook Joseph Favre schrijft in 1890 dat het gerecht eigenlijk "Duxel" zou moeten heten. De naam werd daarna mogelijk verbasterd zijn tot Duxellles.
Nog een woordje over het boek van La Varenne, "Le cuisinier françois", dat in de geschiedenis een zeer belangrijk werk is.
Het is het eerste grote kookboek, uitgegeven in 1651, na "Le Viandier" van Taillevent. Gedurende de volgende vijftig jaar zullen er nog 41 nieuwe edities verschijnen. Het boek wordt meerdere malen herdrukt tot halverwege de achttiende eeuw. "Le cuisinier françois" is een woordspeling op de eigen voornaam van La Varenne, maar het was destijds ook de correcte zeventiende-eeuwse spelling voor het woord français van nu.
In zijn boek verwerpt La Varenne de overdaad op de tafels van de voorbije eeuwen en hij heeft aandacht voor de echte smaak van de ingrediënten en hun voedingswaarde en werkt zo aan een meer verfijnde keuken. De sauzen worden minder zwaar en eenvoudiger van bereiding. De overvloed aan kruiden en specerijen verdwijnt uit de keuken. Groenten worden naar waarde geschat, boter wordt geïntroduceerd en suiker wordt enkel nog gebruikt in desserts.
Hij presenteert ook een aantal nieuwe recepten die tot klassiekers uitgroeien in de latere Franse keuken. (En nu nog gekend zijn) Zo beschrijft hij voor het eerst de "boeuf à la mode", de "oeufs à la neige", de "bisque" en hij vermeldt als eerste de "bouquet garni". (kruidentuiltje)
Het boek is systematisch en verantwoord opgesteld. Hij heeft zijn kookboek erg overzichtelijk opgebouwd met achteraan een inhoudstafel met verwijzingen naar de bladzijden.
Het is opgebouwd uit twee grote delen; recepten voor vleesdagen en recepten voor vastendagen, de niet vleesdagen. Een gewoonte die nog lang zal stand houden in de latere Franse keuken en ook bij ons.
Hij stelt bouillon voor als "de basis van alle gerechten, of het nu soepen, sausen, voor- of tussengerechten zijn". Een principe dat later ook nog door Escoffier zal gevolgd worden. Hij maakt de eerste vermelding van "roux", het bindmiddel bestaande uit vetstof en bloem. Voordien werden wit of bruin brood gebruikt om sausen te binden of soms ook gestampte amandelen.
In het boek stelt La Varenne ook dat je in zijn boek zowel "de aller-fijnste" en meest delicate bereidingswijzen aantreft, maar even zo goed "de meest alledaagse en gewone recepten".
Als je bovenstaande tekst aandachtig leest zal je bemerken dat een modern kookboek elke keer opnieuw hetzelfde belooft als wat La Varenne vierhonderd jaar geleden reeds beweerde.
Alleen gaat de boter en de suiker nu uit de keuken en niet er in... en de visgerechten voor de niet vleesdagen zijn nu voorbehouden aan de kapitaalkrachtigen en vlees wordt niet meer gegeten tenzij het van een verdoofd geslacht dier afkomstig is!
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 4/5 - (12 Stemmen) Categorie:Culinaire geschiedenis Tags:Duxelles, La Varenne, geschiedenis, enoki, fluweelpootjes, Le cuisinier françois
07-09-2016
Zeewier
Ik betrap mezelf er regelmatig op dat ik graag lijstjes maak. Zo maak ik elke keer een boodschappenlijstje dat ik dan met stellige zekerheid vergeet mee te nemen als ik naar de winkel ga...!
Ook nog vorige keer (hieronder te lezen) maakte ik weer zo een lijstje toen ik schreef over de tien soorten of variëteiten van aubergine die ik ken. Witte, gele, paarse, gestreepte, gele, groene, zwarte, langwerpige, bolronde, enz...
Maar ik wil het niet over aubergines hebben maar over zeewier. Ook een product waarmee ik de laatste weken of maanden nogal in contact kom. Meer bepaald komt zeewier regelmatig ten huize Nicolay op tafel.
Ook van de reeds gegeten soorten zeewier heb ik een lijstje gemaakt en ik ben eveneens aan tien verschillende soorten of variëteiten gekomen. Tien soorten die ooit al door mijn handen en maag gegaan zijn. Dat laatste; soorten of variëteiten, is redelijk complex want de indeling van zeewieren is een moeilijke materie... Er bestaan soorten voorzien van een stengel met een voet die zich aan een substraat vast hecht, zoals aan een rots en zoals planten op het land dit ook doen. Daarnaast bestaan er ook bladachtige vormen die zweven in het water en die sporen vormen zoals paddenstoelen. Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen, roodwieren, bruinwieren en groenwieren.
Het kennen van tien soorten zeewier is in feite vrij minimaal want naar het schijnt bestaan er meer dan vijftienhonderd soorten wier, die alle eetbaar zijn...
Zeewieren groeien in het kustgebied. Op zijn diepst leven zeewieren op enkele meters diepte, net onder het hoogste waterpeil. Onder gunstige omstandigheden kan zeewier tot 60 meter lang worden maar groeit dan wel op veel grotere diepte. Kelp (een bruinwier) kan samen met andere algensoorten zelfs een soort onderwaterwoud vormen. Bemerk dat de woorden wier en algen hetzelfde betekenen. Maar bij algen denkt men beter aan heel kleine structuren, zelfs microscopisch klein.
Maar in de keuken hebben we niet echt een boodschap aan deze informatie. Wat op tafel komt, dat is pas interessant.
Zeewier wordt zoals geweten ook gebruikt als voedsel, al is het in Europa veel minder bekend dan in landen als Japan, China en Korea. Het kan als groente worden gegeten, maar ook worden gebruikt als decoratie en als smaakmaker. Heel bekend zijn de sushi waar repen nori, een roodwier, wordt gebruikt om de rijst en andere onderdelen bij elkaar te houden. Sushi zijn op dit ogenblik enorm populair en is daardoor misschien wel het meest gekende gerecht waarin zeewier gebruikt wordt. Ook de Japanse zoutjes, een soort rijstcrackers, worden vaak met zeewier op smaak gebracht om ze de specifieke smaak te geven. In Indonesië wordt zeewier verwerkt tot agar-agar, een vegetarisch bindmiddel, ter vervanging van gelatine. Of er kan van agar agar een substraat vervaardigd worden voor de kweek van bacteriën in de klinische labo's. Ook carrageen, een ander bindmiddel, te vergelijken met agar agar, is vervaardigd uit extracten van zeewier.
Zeewieren zijn bekend om de hoge concentraties aan calcium, kalium en ijzer, maar ook aan jodium en andere sporenelementen. Afhankelijk van de soort bevat zeewier tevens verscheidene soorten vitaminen. Zeewier is zeer voedzaam want bruinwier bevat ongeveer vijf tot tien procent eiwitten. Rood- en groenwier, ongeveer tot dertig procent eiwit en praktisch geen vetten. Een deel van het zeewier wordt niet door het lichaam afgebroken en kan als voedingsvezel worden gezien.
Iers mos
Dit is waarschijnlijk het eerste wier waarmee ik lang geleden in contact kwam... - Als je dit gedroogde zeewier kookt samen met sinaasappelsap verkrijg je een gelei - had ik ergens gelezen... Toevallig woonden we toen bijna recht tegenover een natuurvoedingswinkel en daar werd het Ierse mos in gedroogde vorm verkocht... Het resultaat was oneetbaar, zo bitter smaakte het, maar ik bekwam wel een stevige gelei. Nu weet ik dat onder andere carrageen, een geleermiddel uit Iers mos getrokken wordt en dat ik destijds heel wat typische beginnersfouten gemaakt heb...
Carrageen wordt industrieel veel gebruikt in melkproducten om deze te dikken. Zoals in puddinkjes, yoghurt, enz... Kijk maar op de samenstelling van een verpakt puddinkje uit de supermarkt!
Nori
Het volgende op de lijst is "nori". Nori kende ik als wikkel om rond de sushi te draaien maar in Korea, waar we toen woonden, werd nori ondermeer aanzien als borrelhapje en dat klinkt natuurlijk heel wat interessanter dan die kleffe rijstballen die "sushi" genoemd worden. Voor dit hapje worden de vellen nori even boven de gasvlam gehouden tot ze krokant worden. Nog warm zijnde worden ze bestreken met sesamolie, bestrooid met fijn zout, daarna in stukjes geknipt en tot rolletjes gedraaid... Een rolletje nori in de ene hand en een glas Koreaanse whisky in de andere hand hoog heffen... en dan "kampai" brullen... Santé!
Hiziki of hijiki
Hiziki is het laatste soort zeewier dat ik heb leren kennen. Een klein pakje, gekregen van mijn vriend Jan... Degene die enkele weken geleden heeft helpen kimchi maken...! Dit zeewier kwam vermoedelijk rechtstreeks uit Japan want van de tekst kon ik een jota lezen en het was geen Chinees en geen Koreaans, dus?
Hiziki is het raarste soort zeewier dat ik gezien heb. Kleine, bijna zwarte sprietjes, 25 gram in een pakje, dat na bereiding mij een grote kom vol gebruiksklaar wier opleverde.
Hiziki moet eerst gedurende een half uur geweekt worden in heet water en nadien nog eens een half uurtje, of wat langer gekookt worden. Het kookwater mag of moet weg.
Laver
Een soort zeewier dat vooral in Wales bekend is. Daar is het dagelijkse kost. Bijna twee jaar geleden heb ik over "laver" al een stukje geschreven toen ik van een vriendelijk dame een paar blikjes "laver" gekregen had... Haar vriend was een Welshman! Daardoor!
Heel het stukje gaat ook nog over andere zeewieren maar vooral worden enkele recepten met het Welsche "laver" besproken... Hier te lezen. In die tekst worden wieren als "kombu", "arame", "wakame" en nog andere soorten besproken.
Zeewiersoep
Toen destijds Lief, mijn vrouw, als gevolg van de zwaar gepolueerde lucht in de miljoenenstad Seoul, een longontsteking opliep werd ze in allerijl naar het ziekenhuis gevoerd... Ze werd daar heel goed "gesoigneerd" maar er waren geen bedden meer vrij op de afdeling "pneumologie" en zij werd dan maar tussen de pas bevallen moeders in de materniteit gestationeerd. Nu zijn de Koreanen er heilig van overtuigd dat soep van zeewier een probaat middel is om het "zog" te stimuleren... Een hele week lang heeft Lief, zeewiersoep gegeten, drie keer per dag. Eens terug thuis durfde ik zelfs het woord zeewier niet meer uitspreken om het risico op een echtelijke ruzie te voorkomen.
Eén van de problemen bij de aankoop van zeewier is het feit dat de naam van het zeewier niet altijd op de verpakking vermeld wordt. In de natuurvoedingswinkels valt het wel mee omdat daar door een tussenhandelaar de juiste naam vermeld wordt... Die vermelding wordt wel zwaar aangerekend!!!
Af en toe koop ik mij enkele pakjes zeewier in de Aziatische supermarkt voor enkele eurocenten per pakje... Dikwijls wacht mij dan een verassing; wat heb ik nu weer gekocht? Dan wordt het weer uitzoeken op het internet welk soort zeewier ik nu wel meegebracht heb. Misschien staat het wel op de verpakking in het Chinees maar bij de vertaling op het pakje vind ik altijd nietszeggende woorden als; seaweed, algues, seetang...
Maar soms doe je zo ontdekkingen.
Bijvoorbeeld, soep uit blik of pakjes eet ik nooit! Alhoewel ik moet toegeven dat een blik soep in voorraad hebben wel eens heel gemakkelijk kan zijn. Zo vond ik toevallig individuele porties fijn gesneden zeewier waarvan je instant soep kan maken. Een kom heet water, een zakje zeewier, zo maar droog uit het pakje, een ander zakje bouillonpoeder en nog een ander kleiner zakje met gekruide olie bij mekaar roeren en klaar is je zeewiersoep... Ready to eat staat op het pakje!
Lekker en bijna nul calorieën... (De laatste maanden bekommer ik mij soms nog erger dan een anorexische mannequin om mijn gewicht... Twee weegschalen en twee keer per dag controleren... Meer dan 76,5 kilo wordt "ceintuur"... deze zeewiersoep is dan de oplossing!)
Bij gebrek aan instant pakjes soep heb ik hier een authentiek Koreaanse recept:
Soep van wakame (Wakame is een soort zacht zeewier)
225 g bruin zeewier (verse wakame of reeds geweekt)
100 g mager rundvlees, flinterdun in strips gesneden
3 teentjes knoflook
3 tl sojasaus
1 tl sesamolie (De Koreaanse sesamolie is zeer sterk van smaak!)
Zwarte peper
Was en week het zeewier enkele minuten.
Snijd in stukken van vijf centimeter lang.
Laat het vlees kleuren in een pan met de knoflook, sesamolie, sojasaus en peper. Laat bruinen.
Voeg het zeewier toe en 1,25 liter water. Kook gedurende een half uur.
Controleer de kruiding en serveer kokend heet.
Zeewiersalade
Wat ik nu vooral graag doe is salade van zeewier maken. Een gemengde kleurrijke salade.
Als smaakmakers gebruik ik liefst citroensap of sherryazijn. Elk ander zuur zal het ook wel doen als het maar een zachte azijn is en niet die "keizure" witte azijn met blauwe handen...
Als olie; de gewone alledaagse olie. Voor mij is dat zonnebloempitolie. Geen olijfolie, dat vloekt!
Verder past sesamolie heel goed bij zeewier. Maar let op, de bruine "gebrande" sesamolie wordt druppelsgewijs gebruikt als condiment, als smaakolie... De smaak daarvan is zeer sterk. Vervolgens sojasaus; shoyu voor de Japanners, voegt "umami" toe. Geperste knoflook en vooral gember zijn heel goed te gebruiken. Geen zout! De sojasaus is zout en zeewier bevat uit zichzelf reeds veel minerale zouten.
Op de foto is de samenstelling te zien van zo een salade. De groene slierten zijn uiteraard het zeewier. Het gebruikte zeewier is een mij onbekende soort palmaria... een familie waaruit nog veel andere bladvormende wieren voort komen, zoals "kombu".
Verder gaan in reepjes gesneden dunne omelet in de salade. Reepjes roze, gepekelde ingelegde gember, "enoki", dat zijn die piepkleine witte paddenstoeltjes, reepjes ingelegde jalapenopepers of minder pikante gewone groene paprika, witte slierten courgette... en dat is het...
Als je het ei weglaat heb je een prachtige voedzame vegetarische salade. Dan kan je de slierten courgette geel kleuren met kurkuma om een mooiere kleurschakering te bekomen.
Deze salade heb ik geserveerd bij de Koreaanse barbecue die ik een paar weken geleden maakte voor mijn gasten. Zie hier.
Maar hoe smaakt zeewier? Moeilijk te omschrijven, naar de zee misschien? Zeewier behoort zeker tot de groep van de voedingsmiddelen waarvoor een "acquired taste" nodig is. Met andere woorden, je moet het leren eten. De smaak bevalt niet onmiddellijk aan iedereen. Ook de structuur is voor sommige soorten nogal "crunchy" of knapperig...
Maar zeewier wordt nu reeds het voedsel van de toekomst genoemd. Er wordt zelfs gesproken over een onuitputtelijke bron van voedsel... Er is dus hoop..
Warm hé... ! Zo ongeveer klonk de standaard begroeting de laatste dagen.
Een mens weet niet wat eten te eten bij dit weer was ook een veel gehoorde klacht...
Velen stellen zich bij dit weer tevreden met een eenvoudige koude schotel en drinken er een glas ijskoude pils of een frisdrank bij... en zitten na tien minuten puffend, weer te zweten.
Gelukkig bestaat er een betere oplossing om zich te wapenen tegen de hitte. Als het warm weer is of het gewoon heet is, eet liever pikante, scherp gekruide gerechten... en drink er warme thee of een andere warme drank bij...
Raar maar waar!
Wat eten de Zuid-Aziatische volkeren, de Zuid-Amerikanen, de Afrikanen? Inderdaad, des te pikanter des te liever... Chili con carne, hot pot, curry en dergelijke... Deze laatste, de curry, daar wou ik het bij dit warme weer eens over hebben.
In Vlaanderen spreken we over curry, zoals ook de Engelsen doen. De Nederlanders maken er kerrie van... en het originele woord voor "een" curry, klinkt bij benadering ongeveer als cari... en in Frankrijk gebruikt men dit woord ook nu nog.
Het begrip "curry" is eigenlijk een begrip dat zo rekbaar is al de elastiek van een onderbroek...
"Een" curry is in principe een gerecht. Een curry kan droog zijn of gemengd zijn met een saus. Een currysaus. Curry kan ook een smaakaanduiding weergeven... iets dat smaakt zoals het gerecht...
Curry's zijn bereidingen die gekruid worden met currypasta's, currypoeders of diverse aparte specerijen. Zo ontstaan er curry's zoals een groentencurry, een aardappelcurry, een viscurry, een schaaldierencurry en ga zo maar door... !
Curry wordt niet alleen van het gekende curry-poeder bereid maar dikwijls ook van een zelfbereide pasta van jonge gember, een weinig koriander en komijn, knoflookteentjes, uien, chilipepers, peperkorrels, veel kurkuma, boter, olie of ghee, kokosnoot en groene citroen (lime). Dit kan men als basis beschouwen van vele curry-recepten. Het Europese currypoeder, dat van Engelse origine is, bevat gember, koriander, komijn, chili, en vooral kurkuma. Deze gedroogde specerijen worden verpulverd tot het bekend groenige poeder. De chilipeper of de rode peper zoals die ook genoemd wordt geeft de scherpte, de hitte, de pikantheid. De kurkuma geeft de gele kleur. De andere specerijen zijn facultatief naargelang de fabrikant maar liefst worden er minstens zeven specerijen gebruikt. Nochtans zijn kokosmelk, uien, knoflook en groene citroen zo goed als onmisbaar om een originele curry te bereiden! De slotsom; elk currypoeder smaakt anders naargelang de fabrikant die het op de markt brengt.
De Engelsen voerden kruidenmengsels voor de curry in uit India en fabriceerden later zelf dergelijke kruidenmengsels om de typische smaak na te bootsen die ze in hun vroegere kolonie, India, hadden leren kennen.
Nu genieten de Thaise currypasta's grote aantrek. Ze bestaan in een rode, een groene en een gele versie. Alle drie hebben ze een verschillende samenstelling. De groene pasta is normaal de scherpste maar ook dit hangt weer af van de fabrikant.
Dit allemaal wetende ben ik vorige zaterdag aan de slag gegaan en heb op speciale aanvraag een curry bereid van lamsvlees of een mutton curry zoals de Indiërs dit gerecht noemen, een gerecht dat daar immens populair is.
Het werd zeker geen curry volgens het"boekske" maar 't werd wel stevige kost... en pikant genoeg want het was warm vorige zaterdag.
Als vlees gebruikte ik hetzelfde vlees als ik een tijd geleden gebruikte om een couscous te bereiden; de lamsschenkel... Een lamsschenkel is een klein stuk vlees van ongeveer 300 tot 400 gram en er zit een dik been in dat mee in de saus gaat en waaraan de hond nadien lekker kan knagen. Het vlees zelf is zeer smeuïg en bevat praktisch geen vet. Zo een stuk vlees per persoon lijkt veel maar een gezonde eter krijgt het wel weg gewerkt... Het bot weegt ook wat en is immers niet eetbaar. Trouwens een curry is de volgende dag ook nog lekker, zelfs beter.
Als currypoeder heb ik een (gekregen), uit Engeland ingevoerd mengsel gebruikt. Zeer pittig van smaak en ik heb er nog een extra stukje gedroogde chili bij gestopt.
Behalve dit mengsel nog extra ui, knoflook en gember en enkele limoenblaadjes. (kafirblad)
Bovendien had ik toevallig diezelfde morgen in een opwelling een pakje verse kurkumaknolletjes gekocht. Zo maar...! Nu kwam het plotseling van pas.
Kurkuma geeft niet zo erg veel smaak maar de wortelknol bevat wel een enorm sterke gele kleurstof. Als kleurstof wordt kurkuma dan ook dikwijls gebruikt. Bijvoorbeeld om kleren te kleuren. (Zie mijn schoteldoek. Het is plotseling een gele geworden...) Om saffraan te vervalsen. Maar... kurkuma schijnt ook een geneeskrachtige werking te hebben, deze werking is mij niet heel duidelijk, maar het is een goed kruid voor de mensheid, zo blijkt...
De wortelknolletjes die er enigszins gemberachtig uitzien smaken rauw gewoon naar worteltjes... Na enige manipulatie van de knolletjes, bij het schillen bijvoorbeeld, krijg je wel knalgele vingers. Gelukkig is de kleurstof snel te verwijderen met behulp van een scheut bleekwater. (Of draag rubber handschoenen...)
Het vlees heb ik van het bot gesneden... de slager kan dat natuurlijk eerst voor jou doen...
Dan het vlees lichtjes laten kleuren in een braadpan in een lekje olie. Dan mochten de uien, de gember, de verse kurkuma en de knoflook erbij en die mochten even glazig worden. Daarna een opgehoopte eetlepel currypoeder voor de twee schenkeltjes. Het poeder mocht ook even meebakken, dat verhoogt de smaak maar let wel op; het poeder kan ook snel verbranden.
De ui, de gember, de knoflook en de kurkuma had ik eerst tot een pasta fijn gemalen in een mini blendertje. (Die heb ik nadien ook mogen ontkleuren met bleekwater!)
Tenslotte het vlees en de kruiden onder water gezet en een greepje zout en de limoenblaadjes toegevoegd. Water is perfect voor deze bereiding. Mocht je meer calorieën wensen, gebruik dan kokosmelk... Kokosmelk geeft uiteraard ook een vollere, exotische smaak. In India zal men soms aan het einde van de bereiding een portie dikke yoghurt toevoegen. De yoghurt kabbelt wel in de saus en geeft zo een lelijk uitzicht aan de saus... De Fransen gebruiken room voor hetzelfde doel... Maar vooral om de smaak te verzachten.
Lamsvlees heeft ongeveer een uur en een half nodig om gaar te worden. Toen heb ik de saus gebonden met een schepje rijstmeel. Dat is eigenlijk het ideale bindmiddel hiervoor maar het probleem is dat rijstmeel praktisch nergens te koop is, behalve in Aziatische supermarkten. In dat geval kan gelijk welke andere sausbinder gebruikt worden. Of beter, kook enkele blokjes bloemige aardappel mee in de saus, ze zullen de saus vanzelf binden. Met kikkererwten uit blik bereik je ongeveer hetzelfde resultaat. Deze groenten vallen uiteen tijdens het koken en geven zo hun zetmeel af...
Of bind de saus niet... Laat ze even inkoken... tot ze goed sterk smaakt. Eventueel mag de saus door een zeef gegoten worden om alle stukjes uit de saus te verwijderen maar volgens mij (?) hoeft dat niet. Het mee gekookte bot mag je nu ook aan Bobbie geven.
Dergelijk curry kan gegeten worden met brood maar neem dan een typisch Indisch brood. Naan of chapatti... Allebei deze soorten brood kan je zelf maken zonder al te veel moeite... Maar eenvoudiger is om een kom simpelweg gekookte rijst bij je curry te serveren.
Rijst in je bord scheppen en de curry er boven op... Eten met een lepel... maar met mes en vork mag ook!
Nu vind ik dat een gezonde maaltijd wel wat meer groente vraagt dan het handvol ui en gember die in de saus verwerkt is...
Daarom heb ik ook nog een ratjetoe bereid van twee soorten paprika; een pikante soort en een "zoet" exemplaar. Een grote ui in zeer grove stukken gesneden, een tomaat zonder de zaadjes, en een paar kleine ronde, witgroen gestreepte Thaise aubergines.
- Behalve van paddenstoelen leg ik ook een verzameling aan van aubergines...- Het is te zeggen, ik maak fotootjes van de aubergines voor ze de pot in gaan... De witte soorten vind ik de lekkerste... Dus wie dacht dat een aubergine, een aubergine is, die vergist zich. Ik ken al tien soorten.
Een van die soorten is de "erwtaubergine". Die aubergine heet zo omdat de vruchtjes inderdaad niet veel groter zijn dan een erwt. Ze worden vooral in de Thaise keuken gebruikt en smaken een beetje bitter en bevatten veel pitjes. Aubergines behoren tot de familie van de nachtschaden... en dat kan je aan deze kleine deugnietjes goed proeven... Ik deed een handvol van de "erwtjes" in de currysaus... Ze mogen wel wat kooktijd hebben, zeker een half uurtje, anders blijven ze te hard.... Bij het eten spatten de besjes dan open in je mond.
Al de andere groenten werden samen, onder deksel, gestoofd met een scheut olie en water tot ze voldoende gaar waren.
Om heel eerlijk te zijn... We hebben toch bier gedronken bij deze curry... Bij curry past volgens mijn hoogst persoonlijk mening geen wijn... tenzij een zeer krachtige rode wijn... Misschien zelfs een zoete versterkte rode wijn? Maar in België drinken we liever bier. Het werd een Quinto van Vicaris uit Dendermonde.
Een kopje of kommetje sterke groene thee (of jasmijnthee) na de curry, dat zou een perfecte afsluiter geweest zijn maar zo een flesje Quinto 5 bevat 33 centiliter bier en dat is wel veel om op te drinken... Trouwens zo warm was het nu ook weer niet!
De warmte van de bittere thee en de hitte van de pikante pepers warmt het lichaam op waardoor de buitentemperatuur lager aanvoelt dan de werkelijke temperatuur is. Eveneens zullen we door het opwarmen beginnen te zweten en door het zweten koelt het lichaam af.
De Olympische Spelen, dat is toch mannen in olijfolie?
Dit las ik als commentaar bij een afbeelding van een beachvolleybalspeelster gekleed in een boerkini. Achmed, de commentator, was blijkbaar niet erg oplettend geweest tijdens de lessen Nederlands maar in "geschiedenis" was hij dan wel goed!
Behalve het onderdeel, beachvolleybal voor vrouwen, maar dan zonder boerkini, interesseert het Olympisch festival mij niet erg... Toch een proficiat aan alle Belgische atleten, winnaars en evengoed aan de niet winnaars... Zij deden toch ook hun uiterste best en niet iedereen kan primus zijn.
Speciaal Greg Van Avermaet was een topper... Hij was de eerste die het klaar speelde om een gouden medaille binnen te halen en dan nog op een schitterende manier...
Vorige zondag toen hij de fietstocht maakte van zijn geboortedorp Hamme naar zijn woonplaats Dendermonde, schoot mij plotseling het idee te binnen; zou er nu niet één banketbakker zijn die een speciale taart zou gebakken hebben ter ere van Greg? De Gregtaart of zoiets...?! Er bestaat toch ook een "smurfentaart"? De "samsonworst" is er ook al en de "K3 taart" zal niet lang op zich laten wachten als het Gert Verhulst belieft. (Met blonde, rosse en zwarte luchtige slagroomdotjes...)
Maar een "Gregtaart" zou spijtig genoeg niet echt nieuw zijn. Er bestaat reeds een bekende "wielertaart", 't is wel in Frankrijk maar daar is nog altijd de "Paris Brest" een gekend gebak.
Deze "Paris Brest" werd in 1910 gelanceerd ter gelegenheid van de wielerwedstrijd Parijs - Brest - Parijs. Het ronde gebak stelt een fietswiel voor en het is gemaakt van soezenbeslag. Er wordt een ring van dit beslag op een bakplaat gespoten en bestrooid met geschaafde amandelen. Na het bakken wordt het gebak horizontaal doormidden gesneden en gevuld met een luchtige mousselineboterroom met praliné. Tenslotte wordt het gebak bestrooid met poedersuiker.
De wielerwedstrijd Paris-Brest, ontstond in 1891. Het was de wielerjournalist, Pierre Giffard, die het idee kreeg een wedstrijd van 1200 km te organiseren tussen Parijs en Brest, een stad in Bretagne. Hij wilde de lichte tweewieler, de "bicyclette" promoten ten voordele van de toen logge maar nog veel gebruikte hoge 'bi' en zeker om zijn dagblad, "Le Petit Journal" aan nieuwe stof te helpen.
Op 6 september 1891, 's morgens vroeg, vertrokken 206 coureurs. Sommigen nog op driewielers, anderen op tandems en enkele op de hoge 'bi'. De blikvanger toen was een fiets van het Engelse merk : 'Humber", uitgerust met demonteerbare banden van de heren Michelin van Clermont-Ferrand. Deze fiets woog toen slechts 21,50 kilogram.
In 1907 opende Louis Durand een nu nog bestaande patisserie, gewoon "Durand" genoemd, in de gemeente Maisons-Laffitte, ten NW van Parijs.
Daar maakte Durand op aanvraag van journalist Pierre Giffard dit gebak, de Paris Brest, voor het eerst in 1910. Het werd een gebak in de vorm van een fietswiel en het wiel zou toen nog spaken uit brooddeeg gehad hebben en de taart werd in porties verkocht.
Om dit voorbeeld te volgen, hierbij een oproep aan alle patissiers en hobbybakkers van dit land; er is werk aan de winkel. Wie maakt de eerste Greg, de Boonentaart of de Philippe Gilbert, - de Walen mogen ook meedoen - ...?! Als alternatief, een Eddy Merckx...
Als extra steuntje zal ik alvast beginnen met het geven van wat meer uitleg over de bereiding en verwerking van gebak bereid van soezenbeslag... of is het soezendeeg? Dat is hier een beetje onduidelijk.
Een recept van het beslag dat voor 100% betrouwbaar is :
5, 4, 3, 2, ttz : vijf, vier, drie, twee, een simpel trucje om iets te onthouden. Een ezelsbruggetje noemt men zoiets... maar niet noodzakelijk geschikt voor echte ezels.
500 g water en/of melk
400 g eieren, dit zijn 8 stuks, niet te grote eieren van 60 / 65 gram
300 g gezeefde bloem
200 g boter in stukjes
Honderden keren geprobeerd, steeds gelukt. Niet afbakken in een warmeluchtoven. Dan komen er onregelmatige barsten in de soezen. Maar het is wel mogelijk natuurlijk, schakel indien mogelijk de ventilator uit !
Neem de rekenmachine, leer opnieuw de regel van drie, en deel het gegeven recept door zoveel als gewenst. Bovenstaand recept levert ongeveer 30 tot 36 soezen op, uiteraard afhankelijk van de grootte.
Afbakken bij 180° C. Ongeveer 20 tot 25 minuten. Na het bakken de ovendeur op een kier zetten zodat de temperatuur traag daalt.
Breng de vloeistof met de boter aan de kook. Zet de pan van het vuur weg als de inhoud kookt en voeg de bloem in één keer toe. Roer met een spatel tot zich een bol vormt in de pan. Zet de pan terug op het vuur en roer stevig verder tot het geheel los laat van de wanden van de pan. Laat even bekoelen. Voeg nu ei nummer één toe en roer tot het ei in het deeg is opgenomen. Voeg dan ei nummer twee toe en roer tot het ei is opgenomen door het beslag... Herhaal dit zeven maal... Afhankelijk van de kwaliteit van de bloem en het volume van de eieren is het mogelijk dat ei nummer acht niet nodig is... Als het deeg van de spatel loopt als men deze opheft en het deeg breekt in een mooie, gladde punt, dan is het klaar.... Dan eventueel het laatste hele of zelfs halve ei toevoegen... Dit juist inschatten is wel een kwestie van enige ervaring.
Het beslag nu met behulp van een spuitzak met een glad spuitmondje op een geboterde bakplaat spuiten in kleine ronde hoopjes als men "soezen" wil bekomen. "Des choux" zeggen de Fransen... omdat het gebakje na het bakken op een kool, "un chou" gelijkt... met veel fantasie toch! Er bestaan nog meer andere vormen, verder meer daarover.
Wat gebeurt er nu tijdens het bakken ?
Tijdens het bakken zal het deeg in het begin aan het "koken" gaan, daardoor ontstaat er inwendig in de soesjes waterdamp die wil ontsnappen maar niet uit het "taaie" deeg weg kan. Daardoor blaast het deeg op. Eens de temperatuur bereikt is waarop de eiwitten in het deeg gaan stollen en het zetmeel bindt, wordt de korst hard en stopt ook het opzwellen.
Daarom mag de ovendeur ook niet geopend worden tijdens het bakproces omdat de temperatuur dan daalt, het verdampte vocht uit de oven ontsnapt en het opblaasproces stopt! Om grote soezen te bekomen is het ook aangeraden om extra waterdamp in de oven te verstuiven, dit kan natuurlijk alleen maar in professionele ovens. Thuis kan men zich behelpen door een kommetje heet water in de oven te zetten. Soezen gemaakt met water zwellen meer op dan soezen gemaakt met melk maar worden minder bruin. Daarom gebruikt men soms een mengsel van melk en water in een verhouding van 50/50. Of er kan een snuifje zout of een schepje suiker bij het deeg gevoegd worden.
Indien er lezers zijn die soezen in een gasoven willen bakken, wat bijna onmogelijk is, toch bestaan daar zijn ook wel trucjes voor...
In een (gas)oven zitten meestal twee "platen". Een vlakke om op te bakken en een diepe die moet dienst doen als braadslede. Ook nog een rooster.
Een gasoven geeft meestal veel te veel warmte af langs de onderkant waardoor koekjes of soezen verbranden zonder dat de bovenkant mooi bruin wordt.
Dit kan voorkomen worden door de braadslede, onderaan in de oven te schuiven, op een hoogte van een tiental centimeter boven de bodem van de oven en de plaat met de te bakken koekjes plaats men in het midden van de overgebleven ruimte bovenaan.
Indien er maar één plaat is, kan men het rooster omwikkelen met stevige aluminiumfolie en die gebruiken om onderaan in de oven te schuiven. De bedoeling is om de warmte beter te verdelen in de ovenruimte. Ook zal de thermostaat een ietsje hoger moeten gezet worden.
Elke oven is anders en voorspellingen doen is onmogelijk.
Ronde bolvormige gebakjes van "pâte à choux" noemt men in het Nederlands, soezen. In het Frans : des choux.... ( Er was ook, lang geleden, een Franse zangeres die "patachou" heette!)
De langwerpige modellen worden “éclairs” genoemd. Bliksems dus!
Hele kleine soesjes zijn "profiteroles"... Kleine profijtigjes.
In hoefijzervorm worden het “trianons”, maar die naam schijnt nu verdwenen te zijn.
Een kleine soes op een grote gekleefd en beide soezen bedekt met chocoladeglazuur worden dan "religieuzes" of nonnetjes... Ze krijgen ook nog een wit kapje.
De Paris-Brest is een cirkelvormig gebak gevuld met een pralinéboterroom zoals hierboven uitvoerig beschreven.
Een “croquembouche” bestaat uit een hoge stapel soesjes aan mekaar gekleefd met karamel en versierd met gesponnen suiker... Hetzelfde gebak wordt ook "sultane" genoemd.
Er zullen nog wel enkele andere vormen bestaan die nu aan het verdwijnen zijn zoals de vroeger populaire zwaantjes en de Parijse soezen die gebakken worden in een gesloten doos waardoor ze een zeer glad oppervlak krijgen.
Bovenstaande gebakjes kunnen gevuld worden met banketbakkersroom, met slagroom of met elke andere luchtige vulling, ook een hartige.
Ongevuld spreekt men over "chouquettes" als de hoopjes deeg eerst bestrooid worden met grove parelsuiker. Als er in kleine blokjes gesneden kaas door het beslag gemengd worden en zo gebakken, dan krijgt men "gougères". Geen van beide bovengenoemde baksels wordt gevuld.
Het soezenbeslag kan in kleine hoopjes in hete frituurolie gebakken worden. Het resultaat heet dan "pets de nonnes" of nonnenscheten... In de middeleeuwen sprak men over "beignet d'Espaigne", "beignet venteux" of "soupir-de-nonne". In de 18e eeuw sprak men nog steeds over "pets de putain". (hoerenscheten, ook nog in West-Vlaanderen gehoord!))
Men noemt ze ook "beignets soufflés". Ze worden opgediend, gewoon bestrooid met poedersuiker of soms gevuld met confituur of begeleid door een coulis van vruchten.
De Nederlandse vertaling is,' nonnenveest', maar vermits huishoudkunde en dus ook kookkunst destijds meestal door nonnetjes gegeven werd is de naam nonnenveest alras veranderd tot nonnenvest. Wie weet trouwens nog wat een veest is?
Het verhaal dat bij het ontstaan van het gerecht verteld wordt gaat als volgt: lang geleden, bij het feest van Sint Maarten, moet een jonge kloosterlinge met de naam Agnes in de kloosterkeuken van de abdij van Marmoutier, nabij Vouvray in Touraine, wat soezendeeg wegbrengen naar een medezuster. Onderweg stopt ze bij de ketel met kokende olie om wat toe te kijken en o wee ... onverwacht dwingt de natuur haar ingewanden tot onbetamelijke geluiden. Verschrikt laat ze het bolletje deeg in de kokende olie vallen en wonderlijk genoeg zwelt het stukje deeg op tot een glanzend gebakje... Het nonnenveestje was ontstaan....
Indien de soesjes gevuld worden met een hartige vulling krijgen we "carolines"... Genoemd naar, "la Belle Otéro". (Eigenlijk Augustine Caroline Otero Iglesias) Deze mooie dame was een Spaanse danseres die het hoofd op hol bracht van de gasten bij Maxim's in Parijs en waarschijnlijk ook dat van de patissier die als eerste een "pikant" gebakje naar een danseres noemde.
Naar analogie met de "caroline" zou ik voor Van Avermaet een soesje bakken bedekt met lichtblauw glazuur bestrooid met gouden lovertjes, gevuld met een crème met caipirinhasmaak en versierd met drie pluimpjes, een rood, een geel en een zwart, zoals de Braziliaanse sambadanseressen in hun gat hebben steken.
Zoals vorige keer reeds meegedeeld deze week nog maar eens over paddenstoelen... 't Moest maar zo lekker niet zijn denk ik dan.
Nu gaat het wel over twee ongewone soorten, 't is te zeggen twee paddenstoelen die je niet zo maar zal vinden... Om zelfs te zeggen, nooit, tenzij je naar het warme zuiden trekt of naar Japan of China. Een andere mogelijkheid is om gewoon op zaterdagmorgen naar de zogenaamde "vreemdelingenmarkt" te gaan op het theaterplein te Antwerpen... daar vindt je een kraam, "Heerlijk & Eerlijk", waar veel dergelijke paddenstoelen verkocht worden. In Brussel zijn er uiteraard ook wel plaatsen waar deze speciale paddenstoelen te koop zijn. Bijvoorbeeld bij "Champigros".
De eerste paddenstoel waarover ik het wil hebben is ook de mooiste; de "keizersamaniet".
Wie ook maar een heel klein beetje van paddenstoelen af weet, moet bij het horen of lezen van de naam "amaniet" onmiddellijk een alarmbelletje horen rinkelen... De familie van de amanieten kent twee heel bekende vertegenwoordigers. De meest gekende is de rode, met witte stippen versierde "vliegenzwam"... Een paddenstoel waarvan iedereen denkt dat je bij het eten ervan ter plekke zal doodvallen... Maar dat is niet waar, je maakt eerst nog een psychedelische trip naar het nirwana voor het zo ver is...
De andere, de "groene knolamaniet" is minder gekend maar het is die paddenstoel die verantwoordelijk is voor de dodelijke vergissingen die er wel eens begaan worden door ongeoefende paddenstoelenzoekers en -plukkers... Vooral als je ze ook nog eet heb je zeventien procent kans dat je het niet meer kan na vertellen of je moet een levertransplantatie ondergaan, en dan nog is het bang afwachten...
Wat een gruwelverhalen toch!
Toch is het geen fictie. Reeds in de Romeinse tijd werd deze groene knolamaniet gebruikt door Julia Agrippina minor. Zij vergiftigde haar echtgenoot keizer Claudius door deze zeer giftige knolamanieten te mengen met de heerlijke oranje amanieten die men heden ten dage keizersamaniet noemt. Zodoende bracht ze Nero, haar zoon uit een eerder huwelijk op de troon. Zo wordt toch beweerd. Nero, de keizer, niet het hondje van Carmen Waterslaeghers had eveneens de gifmengerij van zijn moeder geërfd en vergiftigde tijdens het eerste jaar van zijn regering zijn halfbroer Claudius Brittanicus, dus 't was een familie van specialisten.
De naam "keizersamaniet" of "amanita caesarea" voor deze prima eetbare paddenstoel vindt in deze giftige verhalen zijn oorsprong.
Spijtig genoeg is de mooie oranjekleurige keizersamaniet is in onze Noordelijke contreien zo goed als onvindbaar. Om te groeien heeft deze paddenstoel heel wat warmte nodig. Er moet gedurende minstens drie dagen een temperatuur heersen van meer dan vijfendertig graden om de paddenstoel te doen ontspruiten. Iets wat we hier niet snel meemaken. Mocht je toch ergens een mooie oranje paddenstoel vinden die er fel op lijkt, laat maar staan... Dan heb je hoogstwaarschijnlijk een vliegenzwam gevonden waar de witte puntjes van weg geregend zijn... Bovendien heeft de vliegenzwam en de groene knolamaniet witte plaatjes onder zijn hoed en de keizersamaniet heeft er saffraangele..! Een zeer belangrijk verschil in uiterlijk!
Voor mij was het vorige zaterdag de derde keer dat ik de keizersamaniet op mijn bord kreeg. De twee eerste keren was tijdens de periode dat ik elke zomer in de Dordogne in Frankrijk werkte. Het is daar regelmatig heel wat warmer dan hier en hoogst af en toe was er wel eens een bosnimf op de markt te vinden die enkele exemplaren van de "oronge" te koop aanbood. "Oronge", dat is de Franse naam voor de keizersamaniet. Het verband met de kleur "oranje" is wel duidelijk...! Maar ook wordt deze paddenstoel in Frankrijk; amanite des caesars genoemd...
En, goedkoop is heel wat anders! Een paar jaar geleden betaalde ik vijf euro voor drie stuks en twee jaar later was het al tien euro... Nu ja! Nu op de markt in Antwerpen was het 3,5 euro per honderd gram. Dat is al heel wat aanvaardbaarder... Dat betekent 8,75 euro voor een bakje van 250 gram om een idee te geven over prijs en de hoeveelheid. En dat zijn al verschillende stuks... Perfecte, onaangetaste paddenstoelen, niet door wormen of insecten aangevreten.
Iedereen die deze paddenstoel kent is het er mee eens dat deze keizersamaniet de lekkerste is van alle paddenstoelen... Dergelijk gezegde is natuurlijk heel subjectief maar de keizersamaniet is inderdaad een heel speciale lekker smakende paddenstoel en absoluut zijn prijs waard. Het is ook een paddenstoel waarvoor aangeraden wordt om hem rauw te eten. Als carpaccio, om het modern uit te drukken. In dunne schijfjes gesneden met een scheutje olijfolie, peper en zout en een straaltje citroensap. Persoonlijk verkies ik om ze simpelweg te bakken in boter... liefst boter, die accentueert de smaak en zoals altijd een mengseltje van gehakte knoflook en peterselie er over uit strooien. Zeker niet te lang laten bakken... Ik heb de paddenstoelen opgediend op een dikke toast eveneens gebakken in boter. (Cholesterol, nooit van gehoord!) Samen met mijn mede-marktganger en assistent-raadgever hebben we na het marktbezoek een behoorlijke portie gebakken keizersamaniet dezelfde middag nog naar binnen gewerkt.
Rond vier uur 's namiddags was de fles witte wijn leeg... of was het al de tweede??? Toen moest ik weer beginnen voor de tweede gast die de volgende lading paddenstoelen zou komen proeven.
De tweede te proeven paddenstoel werd de "eikhaas" (Grifola frondosa). Geen eiken haas maar wel degelijk een eikhaas. Waar die naam vandaan komt is mij een volkomen raadsel... Een naam die echt nergens op slaat.
De Engelsen noemen deze paddenstoel "hen of the woods", dus "boshoen"... Dat is verklaarbaar. Met een beetje fantasie zou je in een toef eikhaas inderdaad een soort Mechelse koekoek kunnen herkennen die zit te broeden aan de voet van een eik... Ook de Fransen kennen een "poule des bois"... De eikhaas is een vertegenwoordiger van de familie van de polyporus. Met veel gaatjes betekent dat. Die veel gaatjes zijn te vinden onderaan de hoedjes. Piepkleine gaatjes, poriën dus, zoals ook bij een elfenbankje.
De eikhaas is wel een zeer merkwaardige verschijning. Deze paddenstoel heeft niet de klassieke steel met daarop een hoed maar het geheel ziet er meer uit als een boomstructuur. Een zich sterk vertakkende stam met tientallen zelfs honderden fijne dunne spatelvormige hoedjes er op. De eikhaas groeit aan de voet van levende eiken en op de stobben ervan. In de lage landen komt de soort slechts heel sporadisch voor in zomer en herfst. De eikhaas wordt in Azië, vooral in Japan, massaal gekweekt. De Japanse naam is "maitake" en komt van het Japanse woord ‘mai’ wat dansen betekent en 'take' (paddenstoel), ofwel de "dansende paddenstoel". In de traditionele Chinese geneeskunde wordt de eikhaas toegepast onder de naam 'keisho'.
Volgens Wikipedia stimuleert deze zwam het immuunsysteem en thans wordt onderzocht of hij bij de behandeling van aids en kanker gebruikt kan worden. Mogelijk zijn er ook toepassingsmogelijkheden bij hoge bloeddruk, diabetes mellitus, herpes en een te hoog cholesterolgehalte. Ikzelf heb aan deze geneeskrachtige werkingen niet echt een boodschap. Alhoewel ik er niet aan twijfel dat sommige paddenstoelen krachtige geneeskrachtige eigenschappen bezitten. De Ganoderma Lucidum of gesteelde lakzwam, is er zo een. Meerdere antibiotica bestaan uit stoffen die uit paddenstoelen gehaald worden. Maar ik vind paddenstoelen gewoon heel lekker.
De eikzwam wordt sinds kort gekweekt en wordt verkocht in trosjes die je gemakkelijk kan uit mekaar "scheuren" tot hapklare stukjes. Het dikste gedeelte, de steel, kan een beetje taai zijn. Dit was de tweede keer dat ik deze paddenstoel at en heb hem ook nu weer gewoon gebakken in boter. Dat gaf een zeer goed resultaat maar toch worden de flinterdunne hoedjes snel te droog, bijna knapperig door het bakken. Een volgende keer zal ik proberen om ze te mengen in een saus. Misschien bij een stukje kip... dat wordt dan "kip en eiken haas in het bos"... Daarbij zal ik dan opletten om deze paddenstoelen, die toch ook vrij duur zijn niet te lang te laten mee sudderen in de saus.
Geen enkele paddenstoel verbetert in kwaliteit door hem lang te laten koken. Een uitzondering misschien voor gedroogde paddenstoelen.
Toch...!Ondanks het feit dat de eikhaas ofte boskieken, zoals deze paddenstoel misschien ook kan genoemd worden een beetje te hard gebakken was ... voelde ik mij nadien vanzelfsprekend kiplekker...
Als het nog een paar weken zomer wil blijven breekt de tijd weer aan om kastanjeboleten te zoeken... In afwachting kan je ondertussen via de eerste onderstaande link al wat lezen over deze kastanjeboleten... Maar wees maar zeker, de eerste keer dat ik nieuwe kastanjeboleten vind zal je het hier wel lezen... En als er niets te lezen valt... dan heb ik pech gehad!
Alle volgende links verwijzen naar teksten die geheel of gedeeltelijk over paddenstoelen handelen. Dit voor degenen die er maar niet genoeg van kunnen krijgen...!
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 5/5 - (15 Stemmen) Categorie:Paddenstoelen Tags:Keizrsamaniet, oronge, eikhaas, hen of the woods
10-08-2016
Bonenpannenkoekjes en pulgogi
Waarschijnlijk is de grote helft van de Vlaamse bevolking nu druk in de weer om zelf gegiste kool, beter bekend als "kimchi" te bereiden en de stoutste onder hen hebben reeds een grote bokaal met melkzuur gegiste augurken in de koelkast staan...?
In het stukje van vorige keer heb ik vluchtig aangehaald dat ik als volgend schrijfsel een ander gerecht uit de Koreaanse keuken zou behandelen, één van mijn lievelingsgerechten; "pindaetok". Eigenlijk een soort "streetfood" en daarbij kan dan kimchi gegeten worden.
"Pindaetok", een woord dat heel exotisch klinkt, is een hapje dat lijkt op een kleine dikke pannenkoek. Het verschil met de ons bekende pannenkoek zit in het beslag waarvan de "pindaetok" gemaakt wordt. De koekjes worden gemaakt van "mungboontjes" en niet van bloem, ei en melk. Mungboontjes zijn de kleine groene boontjes waaruit de sojascheutjes of taugé ontspruit.
Men neme mungbonen en zet deze een nacht te week in water. ‘s Anderendaags zijn de boontjes dan dik gezwollen en zo kunnen de groene vliesjes er gemakkelijk afgehaald worden. Maar dat is een geduldwerkje. Gemakkelijker is het om reeds voorgepelde mungbonen te kopen en deze dan enkele uren in water te weken om ze te doen zwellen.
In Korea worden daarna de geweekte en gepelde boontjes gemalen tussen twee molenstenen. Dat is een probleem hier, in Korea bestaan daar speciale molentjes voor. Hier niet, maar er bestaat een oplossing! Bij de boontjes wordt zoveel water gevoegd tot ze net niet onder staan. Ik mix de boontjes dan in een krachtige blender (of een andere keukenmachine) en zeef de massa nadien door een niet al te fijne zeef. Maar het beslag mag ook zo, zonder te zeven, gebruikt worden als het fijn genoeg blijkt te zijn. Het resultaat is dan een dik vloeibaar deegje. Hierbij kan een ietsje gewone bloem gevoegd worden of beter nog, rijstmeel als je dat laatste ergens vindt. Ik gebruikte meel van kleefrijst. Misschien kan voor alle veiligheid en voor een beter bakresultaat ook nog een ei toegevoegd worden. Echt nodig is dat niet!
De pindaetok’s kunnen dan gebakken worden: natuur, met groenten, met vlees, met vis of met alle drie tegelijk!
Om te beginnen kan je er best eentje "natuur" proberen. Neem daarvoor een pan met dikke antikleefbodem, een tefalpan zeg maar. Doe er toch maar een lekje olie in een probeer eerst met een klein lepeltje beslag. Zeker geen grote pannenkoek maken van het begin af. Zo kun je controleren of het bakproces naar behoren verloopt. De pan mag niet te heet zijn, een pindaetokje moet traag bakken. Uitdrogen zelfs. Draai ze om met behulp van een spatel. Omgooien zoals een pannenkoek zal echt niet lukken. Er zit te weinig binding in het deeg. (Geen gluten en weinig zetmeel, wel veel eiwitten) Daarom ook kan de gewone bloem er bij gedaan worden, voor een sterkere binding.
Na het bakken bekomt men een luchtige, een beetje korrelige pannenkoek met een aparte structuur en smaak. Zeer voedzaam, maar dat zoeken we in deze tijden nu niet bepaald !
Om de koekjes te eten doop je eerst een afgescheurd stukje koek in een kommetje met sojasaus gemengd met een scheut azijn en that’s it ! Daarom doe je ook geen zout in het beslag... want de sojasaus is zout!
Enne..pindaetok eet je met chopsticks en niet met mes en vork... ! (Maar van mij mag het hoor!)
De volgende stap dan.
Pindaetok met groenten, vlees of vis of pindaetok speciaal.
Eerst eentje, alleen met groenten. Gebruik alle mogelijke groenten die snel gaar zijn zoals : dunne schijfjes (rode) ui, vooral lente-ui, rucola, schijfjes champignon of schijfjes geweekte Chinese paddenstoelen, shiitake, sojascheuten, courgette... fantaseer de rest zelf maar. Nu de groenten eerst even in de pan leggen om ze zacht te maken, draai de groente om en schep er dan een redelijk dikke laag beslag over uit. Laat traag bakken. Draai voorzichtig om. De groenten zijn nu bovenaan zichtbaar. Zo moet het. Laat de koekjes verder bakken tot ze volledig doorbakken zijn...
Met vlees identiek hetzelfde, maar dan nemen we zeer fijne sneetjes vlees. Liefst lekker vet varkensvlees. Rundvlees reserveert de Koreaan voor andere bereidingen. Maar thuis doe je natuurlijk wat je wil. Ook kunnen er bij het vlees enige groenten gevoegd worden.
Met vis leg ik het niet verder uit. Het is identiek hetzelfde maar dan met dunne sneetjes vis naar keuze...
Zo, dat is het principe!
Om de pindaetok uit te testen heb ik er dan, bij mij thuis, een gemeenschappelijk gebeuren van gemaakt. Daarvoor enkele gasten uitnodigen was snel gepiept... Eerst heb ik natuurlijk getest of het beslag voldeed aan alle eisen... Dus een pannenkoekje gebakken in een pan om te testen of het bakken verliep zoals het hoort.
In een opwelling had ik mij een van de laatste dagen van juli een teppanyakipan aangeschaft die onverwacht nogal groot uitviel. Veel groter dan ik dacht... Het was een toevalstreffer want omdat er nog soldenkoopjes te doen waren koste het ding nog niet eens veel en de bedoeling was om op die manier de koekjes rustig te kunnen bakken zonder me over de baktemperatuur veel zorgen te moeten maken.
Toen ik de bakplaat ging ophalen in de winkel (... Mr Vanden Borre, mijn bankrekeningnummer is op aanvraag verkrijgbaar...) bleek het ding wel negentig centimeter lang te zijn... Dat opende perspectieven... Zo kwam ik op het idee om de pannenkoekjes aan tafel te bakken terwijl de gasten er bij zaten... Hetzelfde idee als de fondue of de gourmet, maar dan anders...
Op die manier kan er zelfs een gezellig volledig vegetarisch, zelfs veganistisch etentje van gemaakt worden... Dat idee kwam pas later in me op. Ik wacht nog tot de beoogde gasten zichzelf inviteren... !!
Een teppanyakiplaat heeft wel een anti-aanbaklaag maar voor de smaak heb ik toch vetstof gebruikt. Als vetstof gebruikte ik geen olie of boter maar een dun sneetje gezouten vet spek. Toen het spek begon te smelten en zijn vet afgaf ging er een schep beslag over. Terwijl de bovenkant van het koekje nog vloeibaar was kon iedere gast naar smaak er "allerlei" op schikken. Er waren schijfjes kastanjechampignon, schijfjes bruine Chinese paddenstoel, stukjes lente-ui, oorzwammen... (Dat zijn zo een bijna zwarte krullerige dingetjes... 't smaakt naar niks maar het ziet er zeer exotisch uit) Nadat het pannenkoekje dan gedraaid en verder gebakken was kon er geproefd worden... Voor zover ik weet waren allen enthousiast... Volgens mij in ieder geval voor herhaling vatbaar... Die herhaling is trouwens reeds gebeurd want de volgende dag heb ik mijn broer gevraagd om de restjes te komen opeten...
De kimchi kan samen met de pindaetok gegeten worden. Dat kan en dat mag want kimchi is een "bijgerecht". Er bestaan recepten waar ook stukjes kimchi in de pindaetok gebakken worden. Alleen je eigen fantasie is de limiet... Op de foto zie je twee soorten kimchi, de rode is de aangekochte versie, de witte is de huisgemaakte.
Kimchi past volgens de Koreaanse normen overal bij... Hier was de kimchi vooral bedoeld als begeleiding voor het volgende gerecht... de "pul gogi".
Pul gogi is hét typisch Koreaans gerecht bij uitstek! Pul of poel staat voor vuur en gogi is vlees. Zo is "yang gogi" "vreemd vlees", mensenvlees bijvoorbeeld.
In de Koreaanse restaurants noemt men pul gogi ook "Koreaanse barbecue". In het kort komt het er op neer dat dunne sneetjes gemarineerd rundvlees (of varkensvlees voor de minder gegoeden) op een houtskoolvuurtje geroosterd worden. Gebarbecued, dus! Er wordt rijst en kimchi bij gegeten. Pul gogi gaat de modale Koreaan eten als hij "vlees" wil eten. Normaal alleen bij speciale gelegenheden.
De houtskool barbecue wordt dikwijls vervangen, vooral in restaurants, door een geperforeerde plaat die boven een gasbrander opgesteld wordt. Een "slotted grill" zoals het ding in het Engels heet... Een ronde plaat met gleufjes. Boven dergelijke griltoestellen ziet men dan meestal een grote dampkap hangen om de rook en damp op te vangen...
In een huiskamer is zoiets niet te organiseren. Bij gebrek aan een dergelijk gril (en dampkap in de woonkamer) gebruikte ik de pas aangekocht teppanyakipan, met groot succes.
Het rundvlees moet dun gesneden worden; lapjes van hoogstens twee millimeter dikte. Een zwaar probleem voor de meeste slagers... Het ideale stuk vlees voor deze bereiding is de zesrib. Een met vet dooraderd mals stuk rundvlees uit de rug van een rund... Het vet geeft juist de malsheid, de smaak en het smeuïge aan de bereiding. Om het vlees gemakkelijk te snijden moet het vlees eerst lichtjes bevroren worden. Zoiets in de aard van dik gesneden carpaccio.
Het gesneden vlees wordt nog eens in kleinere stukjes verdeeld zodat elk sneetje in één hap kan gegeten worden. Het marineren wordt gedaan met sojasaus, een scheutje water, arachideolie, grof gemalen zwarte peper, geperste knoflook, gehakte gember, enkele druppels sesamolie en een greepje suiker... Ja, suiker, maar geen zout! De hoeveelheden moeten natuurlijk aan de hoeveelheid vlees aangepast worden maar wees vooral niet zuinig, met geen enkele van die smaakgevers behalve het water. Ik gebruikte een 150 gram vlees per persoon.
Het vlees mag dan minstens een uur marineren, liever nog wat langer.
Aan tafel bakt of grilt ieder dan naar eigen godsvrucht en vermogen zijn vleesje volgens persoonlijk inzicht en smaak... Zo krijg je als gastheer (-vrouw) nadien ook geen klachten!
Als begeleidende gerechten was er een salade met zeewier. Hiziki, een fijn, zwart, buisvormig Japans zeewier met een aangename smaak... Dit zwarte wier had ik gemengd met slierten courgette. Wit-zwart... Ook nog een ander soort wier... maar ik weet niet juist welke soort. (Gekocht bij de Chinees en vermits ik geen Chinees kan lezen...) Alle andere groenten en paddenstoelen die bij de pindaetok gediend hadden waren ook nog ter beschikking zodat die samen met de plakjes vlees konden gebakken worden op de bakplaat.
De rijst kookte ik samen met parelgort, dat is gepelde gedroogde gerst. Rijst en gerst hebben ongeveer dezelfde kooktijd nodig om gaar te worden. De rijst mag wat overkookt zijn, zo plakt hij goed... en is gemakkelijk te eten met stokjes... Destijds toen ik in Korea woonde waren de rijsthandelaars verplicht om alle rijst met tien procent gerst te mengen omdat het land onvoldoende rijst voortbracht van eigen teelt... Er was wel voldoende gerst...
Dezelfde gerst werd ook gebrand zoals koffie, zoals het hier tijdens de oorlog ook gebeurde. De ouderen onder ons kennen misschien nog de Dr Kneipp... een koffiesurrogaat? Het handelsmerk Dr Kneipp's bestaat trouwens nog altijd!
De drank die van de gebrande gerst gebrouwen wordt krijg je in elke Koreaans restaurant of theehuisje steeds gratis aangeboden bij je entree... Bori cha... heet het drankje... gerstthee. Ook dat heb ik aan mijn gasten aangeboden, als "aperitief", maar de meeste wisten het alternatief glas witte wijn meer te appreciëren.
Volgende keer zal het waarschijnlijk gaan over een zeldzame paddenstoel die op plaatsen groeit waar het regelmatig warmer wordt dan 35 graden Celsius, dus niet in België, maar een paddenstoel die hier soms wel te koop aangeboden wordt; de keizersamaniet! Een van de lekkerste paddenstoelen die er is maar die kan verward worden met de enige dodelijk giftige paddenstoel die we in België kennen... de groene knolamaniet!
Dus indien er hier volgende week niets meer verschijnt... Controleer dan eerst de overlijdensberichten... !?
De voorbije twee weken waren twee gistende weken! Een oud-cursist had mijn histories over Korea gelezen en stelde voor om samen een typische Koreaanse specialiteit te bereiden. Kimchi bedoelde hij! De man heeft eveneens een aardig stukje van de wereld afgereisd en heeft zo de Koreaanse kimchi leren kennen en op prijs stellen, want kimchi moet men wel leren appreciëren!!! De smaak is nogal ... vreemd, laat me het zo stellen.
Zo gingen we beiden aan de slag in een kleine Belgische keuken!
Kimchi is gefermenteerde Chinese kool en is een onontbeerlijk element bij een Koreaanse maaltijd. Een Koreaanse maaltijd zonder kimchi bestaat niet...!
De Koreaanse keuken is sinds enkele jaren bezig aan een internationale doorbraak. In veel grote steden vindt je nu Koreaanse restaurants en de principes van het fermenteren van groente zoals de "kimchi" is op dit ogenblik "hot" in vele driesterrenkeukens! Ondermeer bij Gert De Mangeleer in restaurant Hertog Jan. Drie sterren bij Michelin.
Tijdens het najaar, de maanden september en oktober, liggen de straten in de Koreaanse dorpen en steden vol met stapels reusachtig grote Chinese kolen. Daarnaast liggen kruiwagenladingen verse gember, bergen groene lente-uien, ontelbare tressen rode pikante pepertjes en hopen knoflook. Dat is het nodige voor kimchi.
Elke huismoeder gaat dan de straat op om de vereiste hoeveelheid kool en andere ingrediënten in te slaan. Dit om kimchi te bereiden voor de winter die er staat aan te komen. Een overlevingsrantsoen voor de komende ijskoude maanden. Zo ging het er vroeger toch aan toe. Maar de tijden zijn veranderd en nu wordt kimchi ook verkocht in alle Koreaanse supermarkten, in een speciale vacuüm verpakking; met een gasabsorberend zakje poeder. De stevig gekruide versie van de kimchi - want er bestaan nogal wat varianten - is ook in België verkrijgbaar in de Aziatische supermarkten. Zo kocht ik vorige zondag een verpakking kimchi in de Sun Wah supermarkt om te vergelijken met hetgeen wij zelf gemaakt hadden en ik vind onze zelf gemaakte kimchi beter!!! Frisser, niet te overdreven pikant, lekker krokant. "Crunchy en spicy", zeg maar.
De kool voor kimchi wordt gefermenteerd in een licht gezouten maar sterk gekruide "pekel". Door de daarop volgende spontane melkzuurgisting ontstaat een zuur milieu waarin de kool verder uit zichzelf bewaart. De kool wordt behandeld door toevoeging van ongeveer drie procent zout, wat weinig is. Zuurkool wordt op identiek dezelfde methode gemaakt. Zuurkool wordt in fijne reepjes gesneden maar voor kimchi worden de koolbladeren heel gelaten.
Kimchi zonder rode peper of gember is geen kimchi. Bij kimchi komen dus nog enkele extra ingrediënten om er smakelijke kimchi van te maken. Gember, reepjes groene ui, veel rode hete peper, soms kleine gedroogde garnaaltjes (of oesters) en ook nog daikon een soort dikke witte rammenas, vooral bekend uit de Japanse keuken
Van de koolbladeren worden pakketjes gemaakt waarin al die smaakgevers verstopt zitten. Deze pakjes gaan dan in grote bruine geglazuurde aardewerken kruiken. Er wordt dezelfde lichte pekel over gegoten en tijdens de herfst, wanneer het buiten nog lekker warm is, zal de kool nu aan het gisten gaan. De fermentatie stopt vanzelf als het kouder wordt. Het tijdstip om de kimchi te bereiden is daarom vrij belangrijk. Juist op het kantelmoment; warme zomer, koele herfst.
Na een week of wat, zelfs korter, is de kimchi klaar voor consumptie.
Kimchi wordt bij elke Koreaanse maaltijd geserveerd, zelfs het ontbijt. De kool wordt dan in kleinere hapklare stukjes gesneden en is bedoeld als bijgerecht. Koreanen eten met stokjes, zoals de Chinezen en vele andere Aziaten, en daarom moet de kool eerst in hapklare stukjes verdeeld worden.
Heel opvallend is het hoge gehalte aan vitamine C dat kimchi bevat, afkomstig van de rode pepers. Deze vitamines blijven ook goed intact in het zure pekelvocht
Praktisch gaat het zo:
Neem een grote Chinese kool. Bewaar een drietal buitenste bladeren van de kool voor later gebruik. Snij de kool in de lengte in vier parten. Laat de stronk er in!
Meng 30 gram grof zout, liefst onbehandeld zeezout, met een liter water en leg de stukken kool in deze pekel. Indien er te weinig pekel is maak je gewoon wat meer maar respecteer de verhoudingen. Laat de kool hier minstens een viertal uur, zelfs een ganse nacht in weken. De bladeren van de kool worden daardoor helemaal slap. Spoel de kool nadien in fris zuiver water en laat uitdruipen.
Maak een mengsel van in julienne, dus in fijne reepjes gesneden, lente-ui en daikon, de lange witte radijs. Voeg hier een greepje gedroogde rode pepervlokken bij of een julienne van kleine Spaanse pepers... Pikant dus... men moet zelf maar oordelen hoeveel voldoende is. Voeg er ook nog zeker een eetlepel vol gehakte gember en evenveel (of iets minder) geplette knoflook bij. Meng dit met een greepje zout en kneed alles samen. Zo zal nu een glad prakje ontstaan. Ook de losse stukjes koolblad die overblijven mogen hierin gemengd worden. Stop dit mengseltje nu tussen de bladeren van de kool en plooi de zacht geworden kool dubbel. Zie de foto's. Zo krijg je mooie pakketjes. Stop deze pakjes nu in een plastieken container met de juiste afmetingen zodat de doos (bijna) volledig gevuld is. Leg de drie overgehouden maar ook gepekelde hele koolbladeren op de pakketjes kool. Giet hierover een deel pekel van 30 gram zout op één liter water... Drie procent dus... tot het geheel bijna onder staat.
Druk goed aan en blijf er nadien met je handen uit want dat kan de gisting verstoren...
Vul nu een plastiek zakje met water en knoop het zakje dicht. Leg dit op de kool. Als het goed gedaan is zal dit "waterslot" de kool afsluiten van de buitenlucht.
Ik gebruikte een oude roomijs verpakking en duwde het deksel zodanig vast op de kool dat er geen lucht meer in de doos overbleef... Zo werkt het ook.
Nu laat je de doos voor ongeveer drie dagen op kamertemperatuur staan. Als je goed kijkt zal je zien dat kleine gasbelletjes (CO²) ontstaan in de vloeistof. Dus de gisting is dan gestart. Daarna mag de doos in de koelkast. Als je zelf kimchi zou maken of gekocht hebt, bewaar het product dan in de gebruikte goed sluitende container want de geur kan geweldig penetrant zijn.
Na een week kan je proeven. Snij de kimchi eerst in kleine handelbare stukjes. Hapklare brokjes.
Volgende keer zal ik een ander gerecht uit de Koreaanse keuken behandelen, één van mijn lievelingsgerechten, "pindaetok", eigenlijk een soort "streetfood" en daarbij kan de kimchi gegeten worden.
Met komkommers of augurken kan iets gelijkaardigs gedaan worden. In een vorig stukje heb ik ooit geschreven dat ik een bokaal Poolse door melkzuur gegiste augurken gevonden en gekocht heb. Volgens de Polen zijn die (hun) augurken veel lekkerder dan de gewone zure augurken op azijn zoals die wij hier kennen. Ik herinner mij ook nog dergelijke augurken gegeten te hebben in Iran, lang geleden. Daar lag een schijf mooie, binnenin frisgroene augurk als versiering op een broodje belegd met gebakken aubergine. En inderdaad je moet een beetje wennen aan de smaak, die is veel voller en aromatischer dan hetgeen we hier gewoon zijn. Het speciale aan die augurken is dat ze eveneens gefermenteerd, dus gegist zijn door een melkzuurgisting zoals ook bij kimchi gebeurt.
Ook in Korea kent men een kimchi gemaakt van komkommer. Stukken komkommer gevuld met allerlei smaakgevers en daarna gegist. Ook hier, voor komkommer, is dit gistingsproces heel eenvoudig maar je moet weer op enkele zaken letten.
Hiervoor heb ik kleine, extra fijne komkommertjes gebruikt, zoals ze bij de Turkse groenteboer verkocht worden. Gewone augurken kan ook, het seizoen van de augurken is nu begonnen. En in Poolse winkels zijn rauwe augurken altijd wel voorradig.
Eerst een gepaste bokaal vinden en van de komkommers de beide topjes wegsnijden. De vloeistof die er seffens bijkomt moet het vruchtvlees van de komkommers kunnen raken en de komkommers moeten rechtop in de bokaal kunnen staan, zodanig dat de vloeistof de komkommers bedekt.
De komkommers heb ik eerst een nacht in een emmer koud water gelegd zo worden ze stevig. Ze nadien in de bokaal rechtop gerangschikt en specerijen en kruiderij toegevoegd. Ik heb hetzelfde gedaan als bij de kimchi. Dus een julienne van daikon en Spaanse peper. Schijfjes knoflook en gember. In elke augurk maakte ik eerst een gleuf en stopte er een plakje knoflook in. Een tak dille of een greepje dillezaad geeft een antieke smaak.
Hierover giet je een gekookt en nadien afgekoeld mengsel van 30 gram zout in een liter water.
Er wordt aangeraden om een stukje brood in de bokaal te stoppen. Ik weet dat er Russische dranken zijn (kvas) die gestart worden met brood maar echt nodig is het hier bij de komkommers niet. Vergeet ook niet om het brood na twee dagen weer weg te halen. Wat ik wel deed, en dat is heel gemakkelijk, ik heb er een capsule melkzuurbacteriën bij gekieperd...! Die kocht ik ooit eens als "probiotica" en nadien ondervond ik dat men daarmee gelijk wat aan het gisten kan brengen. Om de bacteriën te voeden heb ik een greepje suiker in de opgietvloeistof gemengd! Het resultaat viel in ieder geval goed mee.
Wat ook een gunstig effect heeft is het toevoegen van tannine houdende bladeren zoals bladeren van de zwarte bes, vijg of druivelaar. De tannine uit het blad zorgt ervoor dat de augurken knapperig blijven! Hetzelfde wordt bereikt door enkele druppels opgeloste calciumchloride toe te voegen. Die is te koop, bijvoorbeeld via internet, bij Brouwland. Calciumchloride is het werkzame element dat vocht aantrekt in de zogenaamde "vochtvreters"...! Dus een zout, zoals keukenzout, Na Cl, bestaande uit chloor met calcium in plaats van natrium. In de winter wordt het gebruikt als strooizout om de wegen ijsvrij te maken... .
Nu blijft de bokaal twee tot drie dagen staan bij kamertemperatuur.
Ofwel moet je nu regelmatig het deksel van de bokaal lichten ofwel moet je het deksel niet volledig vastdraaien, want de stilaan gistende komkommers produceren koolzuurgas. Ook deze bokaal heb ik afgesloten met een plastiek zakje gevuld met water. Zo blijven de komkommers die anders gaan drijven, onder vocht staan.
De volgende dag reeds zie je fijne gasbelletjes ontstaan die opstijgen in de vloeistof. Laat de komkommers zo een tijdlang staan. Ik heb drie dagen gewacht. De gisting was toen zeer duidelijk merkbaar. Dan gaat de bokaal in de koelkast. De opgietvloeistof is terwijl ook troebel geworden, dat is normaal. De Poolse gekochte augurken zaten ook in dergelijke troebele drab...
Nu een week later zijn de komkommers compleet veranderd. Groener en malser geworden, zuur/zout smakend en verassend lekker en knapperig.
Als je met je vingers in de bokaal komt zal er bovenop een witte schimmellaag ontstaan die onschadelijk is. Gewoon regelmatig afscheppen, maar het ziet er niet smakelijk uit. Dus blijf met je vingers uit de bokaal en gebruik alleen zuiver metalen keukengerei, zoals een vork, om de gegiste komkommertjes uit het vocht te halen. .
In Korea wordt er iets gelijkaardigs gemaakt. Daar worden stukken komkommer van gelijke lengte kruisgewijs ingesneden maar zodanig dat de stukken aan mekaar blijven. In de splitten wordt dan een mengsel gestopt van geraspte gember, look, chilivlokken, julienne van lente-ui, alleen het groen, en ook van witte daikon. Zie foto en tekening.
Oi-kimchi heet het product en het wordt eveneens gegeten als bijgerecht.
Nog een laatste lijstje met ongewone of toch minder bekende voedingsmiddelen. Zeecreaturen en vreemde groenten hebben we al gehad. Nu om af te sluiten, het is toch komkommertijd, nog een lading minder courante vruchten.
Zes vruchten die inheems zijn en zes van vreemde origine. Wel zijn al deze vruchten hier af en toe te koop maar dikwijls seizoensgebonden zijn. Zo zijn inheemse mispels uitsluitend in de herfst verkrijgbaar. Voor de vreemde vruchten is de eindejaarsperiode de beste tijd.
Volgende week gaan we nog eens "kimchi" maken. Dat is lang geleden...
Bovendien is kimchi nu zeer "in". Kimchi is gefermenteerde Chinese kool. Driesterrenrestaurants gaan er nu prat op dat ze gefermenteerde groenten in hun aanbod hebben...
Ik ken het spul al ettelijke jaren want het is het basisvoedsel van elke Koreaan... en vermits ik daar vier jaar gewoond heb...!?
Maar da's voor volgende week!
Nu... eerst de inlandse vruchten
Mirabel
De mirabel lijkt op een klein gele pruim maar is een ondersoort. Sterk verwant aan de gewone pruim maar wordt botanisch gezien als een aparte groep. De kleine vruchtjes zijn geel tot oranje met rode stippen aan de zonkant van de vrucht.
Mirabellen zijn vooral geschikt als fruit om te verwerken, zoals vulling voor taarten, confituur en als conserven. Ze kunnen ook als tafelvrucht gebruikt worden want ze smaken prima. Er wordt in de Elzas ook een zeer fijne witte alcohol gestookt van mirabellen.
Mispel
Inheemse mispels worden weinig aangeboden, alhoewel sommige winkels wel mispels aanbieden, laat op het jaar vanaf einde oktober, november.
De harde nog onrijpe vruchten zijn volgroeid in oktober, maar zijn dan nog oneetbaar. Na de eerste nachtvorst worden ze zacht en bruin en dan kunnen ze na een tijdje wel gegeten worden. Men laat ze daarom eerst twee tot drie weken rusten op een koele plaats. De vruchten worden dan 'beurs', waarbij de kleur via een fermentatieproces, het bletten, verandert van groen naar donkerbruin en de smaak flauw zoet wordt. Als de mispel zacht geworden is, is hij maar een paar dagen houdbaar, omdat de vruchten dan gemakkelijk gaan beschimmelen of gisten en echt gaan rotten.
De loquat of Japanse mispel is een andere soort die ook wel als mispel wordt verkocht maar dan in het voorjaar. Zie verder. De echte mispel bevat veel vitamine C.
Kiwibes
De kiwibes is een kleine kiwivrucht ter grootte van een kruisbes, die volledig, dus met de schil, kan gegeten worden en bevat zoals de gewone kiwi zoet, sappig vruchtvlees met een hoog gehalte aan vitamine C. De gewone kiwivruchten die bij ons worden verkocht zijn meestal geïmporteerd uit Nieuw-Zeeland, Italië of Frankrijk. De kiwibes kan perfect in België in openlucht geteeld worden. Voor deze plant heerst hier namelijk het ideale klimaat.
De commerciële productie van deze kiwibessen is relatief nieuw. De wijze van productie is grotendeels overgenomen van deze van de gewone kiwi. Mits enkele teelttechnische maatregelen in acht te nemen, is het mogelijk een redelijke oogst te bekomen in de maanden september - oktober.
De kiwibesgroep van de Universiteit van Gent brengt in samenwerking met de veiling van Hoogstraten de lekkere en gezonde kiwibessen op de markt.
Moesappel
Een moesappel is een appel die geschikt is om tot moes te koken. Dergelijke appels zijn nu bijna onvindbaar geworden. De enige geschikte variëteit die nog regelmatig op de markt aangeboden wordt is de goudrenet. Ook een elstar kan bij goed roeren tot moes gekookt worden. De soort die hier getoond wordt is een oude onbekende variëteit die alleen nog in oude boomgaarden te vinden is. Zeer dikwijls aangetast door roestvlekken of wormstekig. De appels schillen, in partjes verdelen en koken met een bodempje water en suiker naar smaak. De appels vallen tijdens het koken tot moes uit mekaar.
Kweepeer
Kweepeer of kortweg kwee is verwant aan de tafelpeer. Indien deze harde peren volledig rijp zijn, zouden ze eventueel zo kunnen gegeten worden, maar er wordt bijna uitsluitend een aromatische gelei van gemaakt. De Japanse sierkwee is eveneens bruikbaar voor gelei met een zeer kruidige smaak. De kweeperen werden vroeger gebruikt om een aangename geur te verspreiden in de beste kamer van het huis. Kweepeer wordt veel gebruikt in de Turkse en Iranese keuken. Ook om verwerkt te worden tot vruchtenpasta. (snoepgoed)
Krieken
Krieken zijn een zure variëteit in de kersenfamilie. De vruchten worden ook "morellen" of Noordkrieken genoemd. Krieken zijn te zuur om gegeten te worden als tafelfruit maar worden massaal gebruikt bij de bereiding van kriekbier. Krieken worden meestal verwerkt tot conserven en worden dan de geliefde "kriekjes" die kunnen gegeten worden bij gehaktballetjes of gehaktbrood en gebruikt worden als vulling in taarten of in Limburgse vlaaien.
Dan de exotische vruchten;
Mangistan
De mangistan of mangosteen is een soort tropische bes met een diameter van 5 tot 8 cm. De vrucht heeft een stevige, taaie, leerachtige tot 1,5 cm dikke, gladde schil, die volrijp donker purperbruin of roodviolet van kleur is. Onder de schil zit een reeks dikke, zachte, sappige, sneeuwwitte zaadpartjes, zoals bij een sinaasappel. De zaadmantels bevatten er één tot vijf pitten, maar er zijn ook zaadloze vruchten. De zaadmantels zijn delicaat zoetzuur en aromatisch van smaak. De smaak doet enigszins aan lychee denken.
De mangistan behoort tot het populairste fruit van de tropen en veel mensen vinden hem een van de smakelijkste vruchten. De zaadmantels van de rijpe vrucht eet men rauw, waarvoor men de vrucht overdwars insnijdt en het bovenste stuk verwijdert. De mangistan is maar kort houdbaar. Hij schimmelt snel binnenin. In België soms rond de eindejaarsfeesten te verkrijgen.
Loquat
De loquat, Japanse of mispel is een vrucht uit de rozenfamilie. De plant staat in het Spaans bekend als "nisperero del Japón" en in het Frans als "nèfle du Japon".
De eivormige, oranje vrucht is 3-8 x 2-5 cm groot. Onder de oranje schil zit het zeer sappige, aromatische, zoetzure vruchtvlees. De vrucht bevat meestal twee tot vijf grote, ovale, bruine zaden. De vruchten kunnen uit de hand gegeten worden of worden verwerkt tot fruitsalades, vruchtensappen, compote, consumptie-ijs en jam.
De vrucht wordt hier vooral in Turkse winkels aangeboden, maar vaak onder de foutieve benaming; mispel. De echte mispel is de vrucht is van Mespilus germanicus, een verwante soort maar die hier inheems is. Zie boven..
Tamarillo
De tamarillo of boomtomaat is een plant uit de nachtschadenfamilie. De vrucht is een eivormige, tot 10 bij 5 cm grote en tot 100 gram zware bes. De dunne, gladde, glanzende schil is wanneer de vrucht rijp is, geel, oranje, tomaatrood, violet of purperrood gekleurd met soms in de lengterichting donkere strepen. De kleur hangt af van het ras. Het sappige vruchtvlees is crèmegeel, geel, oranje of oranjerood en smaakt zurig aromatisch. De schil smaakt bitter. De vrucht bevat veel grote, platte zaden.
De vrucht kan geconsumeerd worden door hem te halveren, het vruchtvlees eventueel met suiker te bestrooien en vervolgens uit te lepelen. De tamarillo kan ook op dezelfde manier als de tomaat worden gebruikt, maar ook in fruitsalades, marmelade, compote, consumptie-ijs, taarten en chutney worden verwerkt.
De plant kan gemakkelijk uit zaad opgekweekt worden.
Pithaya
Pitahaya's, ook wel drakenfruit genoemd, zijn eivormige cactusvruchten die aan de buitenkant rozerood, paars of geel gekleurd zijn. De geschubde schil bevat groene uitsteeksels die sierlijk om de vrucht heen buigen. Het vruchtvlees van de pitahaya is wit of rood (afhankelijk van de variëteit) en bevat vele kleine zwartje eetbare pitjes. Pitahaya's zijn flauw, lichtzoet van smaak. De schil van de rode pitahaya is veel minder dik dan die van de gele. Het vruchtvlees is sappig en bevat zwarte, eetbare pitjes. (Zoals maanzaadjes)
Pitahaya’s zijn er in drie varianten: een met gele schil en wit vruchtvlees, een met rode schil en rood vruchtvlees en een met rode schil en wit vruchtvlees.
De pithaya is hier vooral tijdens de winterperiode verkrijgbaar.
Persimon
Kaki, sharon en persimon zijn alle drie verwant aan mekaar. De oervorm is de "kaki" maar die is oneetbaar als de vrucht niet rijp is. Daarna verandert de echte kaki snel in een geleiachtige brij. De sharon is een kweekvorm van de kaki maar die de bitterheid van de echte kaki mist en reeds in onrijpe toestand eetbaar is. De "bouquet persimon", de Engelse naam voor de kaki, is een andere kweekvorm van de kaki. Deze verbeterde kaki is vrij groot en lijkt op een oranje langwerpige tomaat. Het voordeel van deze kaki is dat je eveneens niet hoeft te wachten totdat hij helemaal rijp is zonder dat je de wrange smaak proeft. Ook blijft het vruchtvlees steviger en het is vrijwel pitloos. De smaak is meer uitgesproken dan de smaak van een sharon. Bouquet persimon komt uit Spanje en is verkrijgbaar van eind september tot en met december.
Nashi
Nashiperen gelijken uiterlijk op een appel, maar het zijn wel degelijk peren zonder al te veel smaak. Ze hebben waterachtig maar zeer knapperig vruchtvlees. De vruchten zijn kwetsbaar en kunnen moeilijk vervoerd worden. Dit is de reden van de hoge prijs. Er bestaan een drietal variëteiten: de Shandong-peerappel uit China. Uit Japan en Korea komt de soort Hosui. Nashi, is het Japanse woord voor peer.
Gebruik de nashipeer zoals een gewone peer of appel. Schil de vrucht, snijd hem in plakjes en verwijder het klokhuis. Verwerk de nashi in fruitsalades met bijvoorbeeld sinaasappel, meloen en aardbeien. Gestoofde nashiperen smaken heerlijk bij wild.
Zo dat was het dan. Volgende keer komt dan weer het echte werk!
Het stukje van vorige week viel blijkbaar in de smaak. Dus even volharden in de boosheid en nu heb ik een collectie niet alledaagse groenten bij mekaar gezocht.
Hiervoor moet je niet noodzakelijk naar het buitenland want, met een beetje geluk of na wat zoekwerk, zijn alle onderstaande groenten in België te vinden. Soms worden ze hier ook gekweekt. Het is altijd amusant om te proberen om zelf een exotische groente te kweken. Dit lukt doorgaans best tijdens de warme zomermaanden. Ook al krijg je geen vruchten of knollen aan je plant, dan levert het je dikwijls toch een mooie decoratieve plant op. Zo denk ik aan "taro" die zeer gemakkelijk te kweken is uit een gekochte knol, op voorwaarde dat de plant maar voldoende vochtig gehouden wordt. Hetzelfde, maar dan zonder het vocht, geldt voor gember, kurkuma, citroengras, vijgen, citrusvruchten... Nu op dit ogenblik, tot mijn grote vreugde, heb ik zelfs olijfjes aan mijn olijfboompjes. Zo zie je maar, kansen genoeg!
Alle foto's vergroten als je er op klikt.
Castelfranco
Castelfranco is een stad in de Italiaanse provincie Treviso (regio Veneto). Deze streek is heel bekend voor de kweek van diverse groenten. Heel veel groenten werden oorspronkelijk in Treviso gekweekt.
De prachtig gekleurde slavariëteit Castelfranco is een Italiaanse sla die is voortgekomen uit een kruising van roodlof en andijvie. De bladeren van de Castelfranco sla hebben een romige kleur met tinten van wijnrood tot licht paars. Deze sla is zeker niet algemeen te vinden maar zeker de moeite waard om eens te proberen.
Chayote
Chayotes zijn bleekgroene vruchten, familie van de pompoenen. De vrucht bevat slechts één dikke pit. Oorspronkelijk werden ze in Europa ingevoerd uit de Antillen. Het merkwaardige aan deze groente, eigenlijk een vrucht maar ze behoort tot de groenten omdat ze niet zoet smaakt, is het feit dat ze ongeveer vijf namen heeft... zo onder andere; chayote, brionne, chou-chou, chokos, christophines of christophenes....
De vrucht is zo groot als een dikke peer en smaakt naar weinig, zoals zoveel soorten van de pompoenenfamilie. Chayotes worden bij voorkeur verwerkt tot een “gratin", dus gekookt en overgoten met een kaassausje en gegratineerd...
Crosnes
Ook gekend als "Japanse andoorn" maar is vooral bekend als "crosne du Japon" of "stachys". Het is een wormachtig wortelknolletje van een plant die voor het eerst in Frankrijk geteeld werd in het dorpje Crosnes, een gemeente in het Franse departement Essonne. Alles wat de Fransen destijds onbekend voorkwam, komt zogezegd uit Japan. Zo is de nieuwe groente bekend geworden als 'les crosnes du Japon'.
De knolletjes worden ontveld door ze in een doek te wrijven met grof zout tot het schilletje verdwijnt. Ook sterk borstelen is een goede methode. Dit is een lastig werkje en het gaat alleen goed als de knolletjes zeer vers zijn. Dus nooit oude crosnes kopen. Ze worden voornamelijk gekookt en gebruikt als garnituur bij vleesbereidingen. De smaak is zoetig en doet denken aan schorseneren en artisjokken.
Witte aubergines
Dit is een Afrikaanse aubergine. Hoogstwaarschijnlijk is dit een oervorm van de huidige gekweekte aubergine. Een oude naam voor aubergine is "eierplant". Hier ziet men goed waarom die naam ontstaan is. Deze aubergines zijn verkrijgbaar in Afrikaanse winkels. Ze zijn niet bitter en ze zuigen zich niet vol met olie zoals de paarse aubergines wel doen. Dus een heel interessante groente.
Erwt aubergine
Erwt-aubergines zijn kleine besjes uit de nachtschadenfamilie, een struik die over de hele wereld voorkomt maar vooral populair is in de Thaise en Indiase keuken. De aubergines, ter grootte van een flinke erwt groeien in trosjes. De smaak is soms bitter. Ze bessen worden vooral gebruikt in vette Indische kerriegerechten en in Thaise bereidingen. Verkrijgbaar in Afrikaanse en Thaise winkels. Dit moet je absoluut eens proberen, zo maar...
Kapucijners
Ook grauwe erwten genoemd. In de peul lijken het aantrekkelijke peulvruchten maar de structuur valt wel wat tegen. Toch zijn kapucijners in Nederland vrij populair. Kapucijners worden ook raasdonders genoemd wegens de stormachtige geluiden die ze op allerlei plaatsen, inwendig en uitwendig, kunnen veroorzaken. Raasdonders uit een bokaaltje zijn het gemakkelijkst te gebruiken. Kapucijners met spek is een populair gerecht in Nederland.
Haverwortel
Deze wortel lijkt uiterlijk goed op schorseneer, maar dan in een blanke uitvoering. De bereiding is dezelfde als voor schorseneren. Ook het schoonmaken is een vervelende klus. In de groentehandel zal je deze plant niet makkelijk terugvinden. Je hebt meer kans om ze te vinden op een boerenmarkt of bij een enthousiaste tuinier.
Naast de wortel zijn ook de bladeren eetbaar. Je kan deze rauw toevoegen aan een slaatje.
Er bestaat een soort sla die boksbaard heet. 'Barbe de bouc'. Dit zijn de jonge gebleekte blaadjes van deze plant. Ook de namen blauwe morgenster en keukenmeidenverdriet komen voor.
Ooit werd haverwortel gebrand en dat leverde dan een koffiesurrogaat op, net zoals eikels, pastinaak en cichorei.
In het Frans is de witte de echte 'salsifis'! De zwarte wortel heet 'scorsonère'.
Taro
Een groente in de vorm van kleine, harige, bruine knollen, ongeveer zo groot als een ei tot het formaat van een kokosnoot. Diverse buitenlandse winkels verkopen ze wel eens.
De knollen groeien in moerasachtige gebieden met prachtige grote aronskelkachtige bladeren. Ook de bladeren worden gegeten.
Het vlees van de taro is hagelwit en kan best gekookt worden want taro bevat nogal wat oxaalzuur daarom kunnen ze best niet rauw gegeten worden.
De voedingswaarde is iets lager dan die van aardappelen.
Maniok
Maniok is de wortel van de cassaveplant. Deze wortel bevat enorm veel zetmeel en hele bevolkingsgroepen blijven er door in leven. Tevens is het een plant die gemakkelijk kan gekweekt worden en die snel dikke voedzame wortels oplevert. Het zetmeelgehalte in een maniokwortel is zeer hoog, hoger dan in aardappelen.
Maniok bevat wel het giftige blauwzuur en dat kan alleen verwijderd worden door de wortels eerst te koken. Nadat ze gaar gekookt zijn worden ze dan dikwijls tot een smeuïge pap gestampt.
Maniok smaakt zoals een slechte kwaliteit van aardappelen.
Als je een maniokwortel koopt is die omgeven door een soepel waslaagje. Dat moet dienen om de wortel te beschermen tegen verrotting want maniok bederft snel. Dat waslaagje moet er af want het is niet eetbaar. Dan snij je de wortel in grove brokken en kook deze in gezouten water. Klaar! Strooi er indien gewenst gehakte gezouten pinda's over zoals in Azië gedaan wordt.
Warmoes
De Nederlanders noemen de plant snijbiet. Warmoes is inderdaad een bietenvariëteit.
Toch schijnt er een klein verschil te bestaan tussen snijbiet en warmoes. De warmoes heeft dikke brede bladstelen en de snijbiet heeft smallere stelen. Warmoes wordt vooral gekweekt en gegeten voor het blad. Dit blad wordt dan gebruikt als vervanging voor spinazie. De stengels krijgen dikwijls een ander soort bereiding. De groente heeft verschillende namen; warmoes, snijbiet, kroot…biet. In het Frans heet deze plant: “bette” . Dat is duidelijk een andere vorm van “biet”, of “beet”. Maar meer word het woord “blette” gebruikt.
In het oude Nederlands werd het woord warmoes gebruikt om groenten in het algemeen aan te duiden. Dus een synoniem voor groenten. Een warmoezenier is de tuinier van nu.
Paksoi gelijkt sterk op warmoes en kan op dezelfde manier gebruikt worden.
Kardoen
Is een groente die vroeger in hoog aanzien stond, maar nu bijna verdwenen is uit onze keukens. Waarschijnlijk omdat de kooktijd zeer lang is en dat past niet meer in de moderne keuken. De plant behoort tot dezelfde familie als de artisjok, maar van de kardoen worden enkel de bladstengels gegeten.
Deze stengels gelijken wat op zilvergrijze stelen van bleekselderij, maar smaken zoals artisjok. De kooktijd bedraagt bijna twee uur. Op Marokkaanse markten is de kardoen soms nog te vinden.
De artisjok is een andere kweekvorm van de kardoen.
Molsla
Molsla noemt men de bladeren van de wilde of gekweekte paardenbloem. Wordt wild geplukt in het voorjaar vooraleer de bloemknoppen van de plant open komen. De blaadjes zijn het malst als ze toevallig overdekt werden door de aarde van molshopen en daardoor bleek zijn geworden.
Er bestaat ook een gekweekte variant, die in het voorjaar af en toe aangeboden wordt. Deze soort wordt kunstmatig gebleekt door ze te kweken zonder licht. Beide soorten zijn redelijk taai en bitter. In de gekweekte vorm zijn het de uitlopers van de wilde cichorei.
In het Frans heet de plant "pissenlit" en in het Engels "dandelion". De plant heeft sterk diuretische eigenschappen. Het beste kan molsla bereid worden met een warme vinaigrette waardoor de blaadjes verslappen en zo malser worden.
Dit zijn slechts twaalf lukraak gekozen minder gekende groenten. Er bestaan er nog onnoemelijk veel meer. Zo denk ik aan de vleugelerwt of -boon, de bittere komkommer of sopropo, kervel en peterseliewortel, bimi, paksoi, diverse soorten sla, tientallen pompoensoorten en bonensoorten.... de keuze is onuitputtelijk.
Waar men gaat langs Europese wegen, komt men rare schepsels tegen.
Dit is een nieuw spreekwoord dat ik zopas uitgevonden heb...
Het is vakantie en veel toeristen zwerven nu ergens in Europa rond langs een of andere kust. Daarbij wordt ook regelmatig naar de markt gegaan, al was het maar om te kijken wat er zoals te koop aangeboden wordt in het vreemde land.
Hier onder vindt je enige uitleg over negen rare creaturen uit de zee. Echt dikwijls zal je dergelijk schepsels niet tegen komen maar mocht je ze toch ergens vinden... Een verwittigd man of vrouw is veel meer waard.
Tepelhoorn of Patelle
Zijn een soort zeeslakken. Best te vergelijken met een ander soort slak die men wel eens terug vindt op mosselen. Ook dat soort slakken is eetbaar. (Ik tenminste heb het al dikwijls overleefd.)
Genoemd schelpdier wordt ook “patelle” genoemd. Er bestaat ook een zeer mooie Nederlandse naam ; de tepelhoorn. Bereidingen worden bijna nooit opgegeven. In de “Larouse gastronomique “ ( '65 ) beveelt men zelfs aan ze rauw te eten… Let wel op. Het zijn verschrikkelijk taaie beesten !
De voet, dus het gedeelte waarmee de slak over de rotsen kruipt, zit steeds vol met kleine stukjes steen en die moeten er letterlijk afgeschraapt worden. Maar de tandarts mag ook leven…
Stop de beestjes, met de punt van de hoedjes naar beneden in een laag grof zout, opdat ze niet zouden omvallen, in de oven. Een klein stukje boter er op en dan een vijftal minuten bakken in de oven. Dit is het receptje dat een oesterman mij eens aangeraden heeft.
De smaak is, voor mijn part, aangenaam. Nochtans zijn er mensen die anders denken over de structuur, die wel eens vergeleken wordt met “caoutchouc botten".
Violets
Nog zo een raar zeecreatuur. De “violets” worden af en toe, met een beetje geluk, aangeboden op de markt, soms ook in België. In het zuiden van Frankrijk zijn ze vlotter te vinden. Als je ze ooit vindt moet je er minstens eens eentje proberen.
Ze zien er uit als een verschrompelde natte aardappel. Om ze te eten worden ze gewoon in de lengte in twee gesneden. Opletten niet de hard duwen op het beestje tijdens het snijden want dan “pist” het zeewater tot in je ogen…
Op de foto is goed te zien hoe het inwendige er uit ziet. Het is een zeer dikke schil, van wel één centimeter dikte, van een hoornachtig of rubberachtig materiaal met daarin een knalgeel glibberig “iets”. Moeilijk te omschrijven. Het doet wat denken aan oranjegeel mosselvlees.
Men moet er verder niets aan doen. Zo rauw eten. Het smaakt zeer sterk naar jodium.
( Hoe smaakt jodium ?)
De violet wordt wel eens als onderdeel van een zeevruchtenschotel gebruikt. Enkel geschikt voor voldoende avontuurlijk aangelegde eters.
In België noemt men deze creaturen “zeevijgen”
Brandhoornslak
Op de markt kan je soms een grote hoeveelheid Murex brandaris aantreffen, een wulk die in Zuid-Frankrijk bekend staat als escargot de mer en die wij brandhoornslak noemen. Ik ken het beestje uit de keuken van de Provençe, daar wordt het bij de "aioli" geserveerd. Een soort zeeslak zoals onze caracollen, dus een wulk maar met een zeer fraaie schelp. De slak is een verwante van de purperslak. De purperslak is de slak die de Romeinen gebruikten om daaruit de kleurstof te halen om hun weefsels zo mooi paars te kleuren.
De brandhoornslak smaakt net hetzelfde als de gewone wulk, en alleen al voor de mooie schelp zou je ze eten.
Zee-egels
Zee-egels zijn niet zo zeldzaam. Alleen hier in België vind je ze niet zo vlot.
De zee-egel is een dier van dezelfde familie als de zeester... reeds sinds prehistorische tijden voorkomend. Om ze te eten neem je een stevige puntige schaar en steek één punt in de mond van de egel en duw... Knip nu een vrij grote cirkel weg....
Dit gaat redelijk gemakkelijk met een goede keukenschaar!
Doe dit boven de gootsteen want inwendig zit de schaal vol vieze vloeistof...
Hou de egel even onder de stromende kraan en verwijder alle donkere slierten die er zich nog in bevinden.
Nu blijft het karkas over met daarin vijf mooie rode of gelige strookjes. Dit is het eetbare deel, de zeer lekkere corail!
Peuter de eitjes er uit met een lepeltje en eet ze met een stukje brood of verwerk ze in vissausen.
Volgens oude recepten zou men de zee-egel ook kunnen koken zoals een zacht gekookt ei.
Springkrab
Nog een diertje dat af en toe op de markt te vinden is. In het Frans noemt men ze: “des galathées”.
Ze gelijken een beetje op langoustines maar zijn wat roder van kleur. De smaak is vergelijkbaar. Er bestaan trouwens diverse species van deze soort.
Indien ze vers gekocht worden, moeten ze gedurende hoogstens één tot twee minuutjes gekookt worden in zeer zout water. Nadien onmiddellijk afkoelen in koud water.
Tellines
Zaagjes, ook zaagschelp. Lat : Donax trunculus
Het zijn minuscule kleine schelpjes met een paarse schijn en een breekbaar schelpje.
Men kan ze zelf zoeken op het strand, vooral op de Provençaalse stranden of ze kunnen gekocht worden.
Als men ze zelf zoekt moeten ze wel “uitgewaterd” worden. Dit betekent dat ze enige uren in zeewater moeten liggen, terwijl ze zo hun zand verliezen. Dit proces enkele keren herhalen.
Er wel op letten dat ze zeer vers zijn en dat er niet te veel beschadigde schelpjes in zitten.
Dan bakt men ze in een gewone braadpan met olijfolie, gehakte look en peterselie tot de schelpjes opengaan. Wat peper er over en klaar…
Ideaal om te mengen met een spaghetti alle vongole , of gewoon zo eten met behulp van een tandenstokertje bij een glaasje koele witte wijn.
Messchelpen
Messchelpen zijn nu vrij vlot in de handel te vinden. Mocht je ze per toeval zelf vinden controleer dan of de beestjes nog leven, zo niet zijn ze waardeloos. Dit is eenvoudig te testen door even aan de onderkant van het diertje te duwen, er hangt een soort zakje aan… raak het aan en het moet onmiddellijk intrekken.
Stop er een klontje boter in of giet wat olijfolie over de schelpen, en stop ze voor hoogstens één of twee minuten in een zeer hete oven. Een beetje gehakte knoflook in die olie kan uiteraard wonderen doen. Elke seconde te lang in de oven doet de schelpen taaier worden. Bedruip ze nadien met enkele druppels citroensap en eet ze met brood.
Soms kan je pech hebben, als er zand in de diertje zit. Doorspoelen met een flinke slok witte wijn is dan (voor mijn part) de enige oplossing.
Percebes
De eendenmossel, want dat is de Nederlandse naam, (Frans : pousse-pieds ; Spaans : perceves ; Portugees : percebes ; Engels : goose barnacles) is een creatuur uit de zee dat bij mijn weten in onze kontreien nooit op tafel verschijnt en ook zeer weinig bekend is. Nochtans is het een lekkernij, maar wel duur.
Het geschubde heldere deel bovenaan is de voet, het langwerpige donkergrijze gedeelte is het lichaam en onderaan bevindt zich de mond van het diertje. Het lichaam bevat het eetbare gedeelte.
Doorgaans zijn ze reeds gekookt als je ze koopt. Ze zelf opvissen is een levensgevaarlijk werkje omdat ze op steile gladde rotshellingen groeien in de branding van de zee.
Ze worden gekookt in zeewater zonder enige toevoeging van wat dan ook. Zoals bij alles wat uit de zee komt is de juiste gaartijd van zeer groot belang. Na te lang koken krijgt men stukjes rubber te eten.
Kabeljauwtongen
Dit is geen andere diersoort maar een onderdeel van een grote vis, meestal kabeljauw, maar de tongetjes kunnen ook van andere grote vissen afkomstig zijn. Op sommige zuiderse markten zijn ze wel eens te vinden, gezouten kabeljauwtongen. Ze liggen verscholen, ergens achteraan een kraam, in een houten of plastic bak. Witgrijze onooglijke dingen, onherkenbaar voor wie het niet weet wat het is. Altijd gemengd met grove zoutkristallen.
Het gelijkt wat op verfrommelde zooltjes van kinderschoentjes. Met een beetje geluk staat er een bordje bij met de naam: “langues de cabillaud”. Lengua de bacalao, in Spanje.
En in Italië...? Lingua de merluzzo.
Heel interessant om eens te proberen. Uren laten ontzilten in regelmatig ververst water. Daarna opzetten in een grote ketel met kokend water. Na een minuutje koken zijn ze gaar. Door een zeef gieten. Het kookvocht mag weg. Breng ze dan onmiddellijk over naar een braadpan waarin schandalig veel hete olijfolie wacht, schud even en voeg heel veel gehakte knoflook en peterselie toe. Eventueel een draai van de pepermolen. Nooit zal je zulke lekkere en plakkerige "dingetjes" gegeten hebben. Eet er een homp baguette bij. Mengen met gekookte pasta is een andere mogelijkheid.
Veel zoekgenot op de buitenlandse markten... !
Ook is de tekst van mijn "memoires" verder aangevuld met het gedeelte over Rwanda.
't Is weer komkommertijd. De ene helft van Vlaanderen is reeds vertrokken naar zuiderse oorden en de andere helft ligt nog steeds op apegapen, snikkend, het hoofd op de toog van hun stamkroeg omdat de Rode duivels het EK verloren hebben... of niet gewonnen. Wat is het verschil?
Welsh rarebit
Aan die laatste groep; wat dachten jullie van een "Welsh rabbit" uit de gril of een "Engels kieken" op de barbecue met een grote kom duivelssaus daarbij?
Misschien lucht dat wat op?
Dit is geen grap, de Welh rabbit of "Welsh rarebit" bestaat echt. Maar het is geen konijn zoals je zou denken. De Welshmen, de bewoners van Wales, zijn een arm volk, dat is geweten. Vlees komt maar zelden op tafel en als er dan eens opgeschept wordt over de kwaliteit van hun maaltijd spreken die Welshmen over 'rabbit' als er gewoon een boterham met kaas bedoeld wordt. Soms mag de boterham belegd met kaas ook nog besmeerd zijn met mosterd en geroosterd worden boven een turfvuurtje. Een 'pint of stout' er bij.... en daar heb je de Welsh rabbit. (De blaaskaken...)
De 'rabbit' die in de Welshe en elders in Britse tavernes verkocht wordt is tegenwoordig een toast waar in bier gesmolten cheddarkaas op uitgegoten wordt en daarna lichtjes gegratineerd.
(Ooit was deze Welsh rarebit even zo populair als nu de croque monsieur.)
En de "duivelssaus" bestaat ook echt! Sauce diable of duivelssaus is zelfs vrij bekend in culinaire middens. Bij duivelssaus moet men denken aan een vurige, sterk gekruide pikante saus. Maar ook een pittig gekruid kippetje op de barbecue kan ook "duivels" of "à la diable" genoemd worden. Geroosterd op het hellevuur...
Het begrip "à la diable" of "duivels" ontstond in het begin van de 19e eeuw. De term wordt vooral gebruikt voor gevogelte dat in twee wordt gesneden, plat gedrukt en gegrild. Er wordt een pikante, zwaar gekruide saus, bij gegeven; de "sauce diable".
De sauce diable of duivelssaus werd raar genoeg aan de Britse keuken ontleend. Een donkerbruine vleessaus met een kooksel van sjalot in azijn, veel kruiden en toevoeging van worcestershire sauce. Voeg een stevige schep tomatenpuree toe en daar heb je de "Rode Duivelssaus"! (Dat is pas een nieuwe uitvinding van mezelf...!)
Er bestaan veel Engelse bereidingen die "devilled" genoemd worden en allemaal hebben ze hetzelfde kenmerk; ze zijn min of meer pikant en/of zwaar gekruid. Deviled eggs of deviledoysters zijn dergelijke andere voorbeelden. De deviled eggs zijn gewone gevulde eitjes maar de vulling mag wat pikanter gemaakt worden met mosterd zodat het geheel wat pittiger smaakt dan gewoonlijk! Voor de oesters wordt een zure saus met sjalotten en cayennepeper over de oester gedruppeld.
Bovenstaande gerechten zijn bedoeld voor diegenen die hun misnoegen nog willen afreageren over het verlies van de Rode duivels tegen Wales.
Voor de vakantiegangers heb ik het volgende onderstaande gerechtje geprobeerd.
Exotische appelslakken.
Af en toe moet ik in Antwerpen bij een kennis zijn die net voor zijn deur, soms, een heel klein parkeerplaatsje heeft. Iets zeer zeldzaams in de straat waar hij woont. Daar profiteer ik dan van om snel aan de overkant, in een Afrikaanse winkel binnen te glippen...
Welke taal men er spreekt weet ik nog altijd niet maar ze hebben ondertussen al een moderne weegschaal die ook de prijs berekent... Dat is al een hele vooruitgang. Voordien was het altijd gokken.
Nu heb ik enkele bakbananen gekocht. Twee enorm dikke avocado's, een grote greep 'okra's' en twee vurige, pikante pepertjes. Net de Belgische vlag; een rood en een geel pepertje en de handen van de zwarte juffrouw aan de kassa...
Dan nog eens gekeken in de diepvriezers waarin je soms de meest waanzinnige dingen kan vinden en inderdaad, ik had prijs; een zak diepgevroren appelslakken... Apple Snail stond op de verpakking... Zoals gewoonlijk niet geprijsd... Aan de kassa bleek het pakje met 500 gram gebruiksklare slakken drie en een halve euro te kosten... Failliet ging ik er niet aan!
In het totaal tien euro armer en met twee gratisgekregen vurige pepertjes in de tas ging ik weer gelukkig naar huis... De zwarte jongedame wou niet mee...! Spijtig.
Thuis heb ik ook moeten opzoeken wat ik met de slakken zou kunnen aanvangen... Alles wat ik vond via Google was, dat dit soort slakken als hobby gehouden wordt in aquaria. Ergens was er dan toch eentje die wist dat de beesten vreselijk taai zijn en dat ze minstens vijf uur moeten koken... om een beetje eetbaar te worden...
Hoelang dat zij bij mij gekookt hebben, ik weet het niet. Ondertussen heb in mijn namiddagdutje gedaan en de slakken waren nog altijd even taai, maar wel veel kleiner geworden... Maar..! De bouillon, het kooknat, smaakte heerlijk.
Omdat het niet alle dagen vlees moet zijn heb ik dan het volgende in mekaar geknutseld. De okra in schuine; grove schijfjes gesneden. Een halve rode ui, idem dito. Een halve tomaat en de helft van het gele pepertje overkwam hetzelfde lot.
Om het geheel te bereiden zou ik een wok genomen hebben, mocht ik al een wok hebben, dus werd het een gewone braadpan. Een rijkelijke slok gewone olie ging er in, goed verhit en dan mocht de gesneden ui er bij, even fruiten en daarop de pepersnippers en de okra. Eventjes opschudden ( dat is de Nederlandse term voor het Franse "sauter"...) en dan mocht het lekkere kookvocht van de slakken er bij... Peper is niet nodig... een snuifje zout mocht wel. Na een minuutje was het geheel etensklaar. Omdat ik toch niet wist wat met die taaie slakken aan te vangen heb ik die er tenslotte maar bij gekieperd. Je hebt echt een stevig gebit nodig om de beesten verwerkt te krijgen... en af en toe moest ik wel eens snakken naar adem... Het pepertje was eentje van het soort waarvan je twee keer plezier hebt... De kenners begrijpen wel wat ik hiermee bedoel...!
Ook stel ik mij de vraag; heb ik nu vlees gegeten, of was het vis? 't Is maar om het te weten zodat ik mij met mijn godsdienstreglementering kan in regel stellen..!
Vijgensnoepjes
Heel lang geleden toen ik nog tot vier keer toe per jaar in Frankrijk werkte maakte ik in de herfst steeds ettelijk bokalen vijgenconfituur; een beetje flauw van smaak maar met wat citroensap er bij, krijg je een mooi en lekker product. Als het weer in de herfst een beetje mee zit heb je van één vijgenboom zodanig veel vijgen dat je uiteindelijk niet meer weet wat er mee aan te vangen, en daarom de vijgen tenslotte aan de kippen geeft... in de hoop dat de kippen paarse zoete eieren zullen leggen.
Zo had ik eerst eens geprobeerd om van het teveel aan vijgen een soort snoepgoed te maken dat in Frankrijk vrij populair is en dat men daar "pâte de fruits" noemt. - Vruchtenpasta - Kwestie van nog meer vijgen weg te werken...
Het resultaat was toen half en half, zus en zo... Maar zo gaat het altijd. Eerst eens proberen, dan de fouten remediëren en ten slotte moet het perfect zijn...
Zover was ik nu. Iemand had mij een doos vol, geschilde, diepgevroren vijgen cadeau gedaan.
Die heb ik gekookt en de massa door een zeef gewreven. Niet alle pitjes waren verdwenen uit de vijgenpulp. Mijn zeef was een ietsje te grof... of de pitjes te klein, dat is ook mogelijk. Maar dat doet er verder niet toe.
Er bleef een halve kilo gladde vijgenpuree over. Daar voegde ik dan evenveel suiker aan toe.
En nu komt het.. Ik gebruikte pectine in poedervorm maar thuis kan je, als je het zelf wil proberen, ook confituursuiker gebruiken. Die suiker waarvan je maar een halve kilo moet gebruiken voor een kilo vruchten. Dus dan wordt het een halve kilo vijgenpulp plus een halve kilo confituursuiker 1/2. (Van Candico bijvoorbeeld) Zo heb je een dubbele dosis pectine toegevoegd... Dat is ook wat ik deed maar dan met pectinepoeder. Vijftien gram pectine gebruikte ik.
Die massa kook je dan gedurende enkele minuten al roerend. De gelei wordt snel dikker en op het einde van de kooktijd voeg je nog het sap van een halve citroen toe en laat even doorkoken.
Nu nog de truc met de duif... Zoals al geschreven in het stukje over "Confituur voor gevorderden" zal de toevoeging van calcium, de gelei nog verder doen opstijven.
Nu heb ik ondervonden dat dergelijke gelei nadien niet meer kan hersmolten worden. Het proces is onomkeerbaar. Maar dat heeft hier verder geen belang, integendeel. In de apotheek moeten dergelijke calciumverbindingen te koop zijn als calciumcitraat of calciumlactaat... je moet het wel aan de apotheker uitleggen want de merknamen klinken anders. Deze producten worden verkocht als calciumsupplement bij osteoporose of dergelijke... Dus je vaart er zelf nog wel bij. Je kan calciumcitraat ook zelf maken beginnend met eierschalen. Lees maar in het andere stukje...
Los het witte poeder wel op in een lepeltje water, anders vormt het mogelijk harde klontertjes.
Laat de gelei met een koffielepeltje calciummoleculen verder koken tot je een dik vloeibare lobbige massa bekomt. Die giet je nu in een zeer lichtjes geoliede platte schaal. De laag gelei zou een dikte moeten hebben van minimum een centimeter.
Dit laat je nu afkoelen en eens het zaakje afgekoeld is kieper je het uit de vorm op een vel folie en laat de bekomen "geleikoek" enkele dagen drogen... Ik deed het in de oven die ik af en toe eens voor enkele minuten verwarmde tot 50 graden... Na drie dagen voelde het blok droog aan. De "koek" af en toe eens omdraaien...
Om af te werken heb ik met een uitsteekvormpje rondjes uit de geleimassa gestoken, deze daarna door fijne suiker gewenteld en in een papieren bakje gelegd... Tijdens de vochtige dagen die wij een tweetal weken geleden gekend hebben ontstond een kleine vochtafscheiding in de papieren kuipjes. Dus ik zou zeggen, berg de snoepjes weg op een goed droge plaats.
(Als suiker voor de afwerking gebruikte ik S2 van Tienen en de papieren bakjes zijn te koop bij AVA.)
Deze werkwijze kan toegepast worden op allerhande vruchten zoals, abrikozen, appels, pruimen, citrusvruchten. Probeer het eens. Maar het is geen werkje voor beginners... Je moet weten waar je mee bezig bent en geduld hebben. Bovendien ook aanvaarden dat het misschien niet van de eerste keer zal lukken! Koken is nooit wiskunde geweest... In de wiskunde is alles exact geweten. In de keuken nooit!
Het resultaat is in feite niet echt denderend te noemen maar het feit dat je het zelf gemaakt hebt, geeft een grote voldoening... De vijgensnoepjes die je op de foto ziet zijn tijdens een receptie opgediend geweest... en uiteraard zijn ze nu allemaal op !
Om af te sluiten..!
Ik heb mij de laatste weken uit de naad gewerkt en verder geschreven aan mijn "memoires" uit de periode dat we, Lief en ik, in Korea werkten en woonden.
Na Amerika en Algerije staat nu ook Korea op het blog "Keukenverhalen" te lezen.
Let wel op voor je er aan begint, want het is meer dan zeventig A4 pagina's lang... en zonder "prentjes"... Daar heb je even de tijd voor nodig om alles te lezen... Het moet ook niet in één keer gebeuren. Heel het verhaal is ingedeeld in 15 hoofdstukken.
Commentaar geven en vragen stellen is altijd toegelaten! Klik maar op de "E-mail mij" knop, hier aan de rechterkant te vinden.
Maar ik werd wel aan het handje gehouden door een geoefende en ervaren bosbessenplukster want anders zou ik niet eens geweten hebben waar te zoeken.
Ook werd niet op voorhand gezegd dat ik er met een fiets naartoe zou moeten rijden...
Stel je voor, ik op een fiets... Fietsen, dat is geleden sinds mijn plechtige communie... of daaromtrent!
Maar alles verliep vlot. Het gezegde dat je fietsen niet verleert, klopt dus... Wat wiebelachtig in het begin maar na enkele tientallen meter en na een keer bijna vallen... Ik ben er geraakt zonder interventie van de wegenwacht en ook terug. Zonder kleerscheuren.
Ik zal er maar onmiddellijk aan toevoegen dat mijn kuiten en mijn dijspieren nu dringend aan revisie toe zijn... Om over mijn rug maar te zwijgen, maar dat had niets met die fiets te maken.
De bessen die we geplukt hebben zijn de inheemse, de "echte" bosbessen, want de bessen die in de winkel verkocht wordt zijn "blauwbessen" en dikwijls worden die gewoon "blauwe bessen" genoemd. Dat is natuurlijk verwarrend. Het verschil zit in het feit dat de "blauwbes" ingevoerd werd uit de Verenigde Staten. Daar is die blauwe bes inheems en reeds gekend is sinds de prehistorie. Het is pas in 1908 dat de uiteindelijke versie van de blauwbes zoals we ze nu kennen in cultuur gebracht werd.
De inheemse bosbessen die wij hier vinden worden dikwijls " myrtille" genoemd. Dat is zo te horen de Franse naam, en die naam leeft nog altijd voort.
Deze inheemse bosbes (Vaccinium myrtillus) is een vaste plant uit de heidefamilie. De bessen groeien aan lage struikjes van zo een 20 tot 60 cm hoog. Het zijn deze lage struikjes die de oorzaak zijn van mijn geradbraakte rug... begrijp je?!
De bosbes is te vinden tot de maand juli in schaduwrijke bossen op een schrale kalkarme, zure grond. Daarom vindt men ze niet overal. Op een zanderige heidebodem of in zure niet te donkere bossen heb je de meeste kans.
Om de bessen te plukken wordt soms een soort grove kam gebruikt waarmee de bessen van de stuikjes geritst kunnen worden. Maar echt veel helpen zal die kam niet doen want de echte bosbes groeit niet al te overvloedig en de bessen moeten bijna stuk per stuk geplukt worden. Om de "blauwbes" te plukken zal die kam wel nuttig zijn ... denk ik toch, want ook dat heb ik nog nooit gedaan... Maar vermits men nooit te oud is om te leren?
Als indicatie; we hebben met twee gedurende twee uur geplukt om uiteindelijk ongeveer 1.400 gram bessen bij mekaar te plukken. Mijn garagist rekent veertig euro per uur, dus de bessen laten plukken door je garagist is geen goede oplossing.
Maar de voldoening die je hebt na het zelf plukken is dan ook onbetaalbaar!
De inheemse bosbes is diep blauwpaars gekleurd, ook het binnenste van de bes, de pulp. Door het plukken van bosbessen krijg je daardoor mooi roodpaars gekleurde vingers en dito lippen als je er te veel van opgesnoept hebt... Ontkennen dat je bosbessen gegeten hebt is dus moeilijk! Maar fluiten tijdens het plukken voorkomt het te veel opeten.
De rode kleur verdwijnt wel vlot als je de handen afveegt of wast met de uitvinding van mijnheer Claude-Louis Berthollet, die in het dorpje Javelle, het bleekwater uitvond. Daarna stinken je handen dan naar javel. Je moet zelf maar weten wat je verkiest.
De blauwe bes of blauwbes, is een Amerikaanse gekweekte variëteit van de bosbes (Vaccinium corymbosum). De blauwbessen worden later rijp dan de bosbes en zijn vooral veel dikker, tot een doormeter van een centimeter en zelfs meer. De vruchtpulp is niet blauw gekleurd maar is kleurloos, dus geen paarse vingers en lippen na het eten van deze bessen. Verder kunnen ze gebruikt worden voor dezelfde doeleinden als de inheemse bosbes.
Beide bessen zijn ook verwant aan de ‘veenbessen’. De veenbessen, zowel de wilde vorm als de gekweekte versie, zijn rood gekleurd en rijpen pas zeer laat. Ze worden vooral gebruikt als begeleiding bij wildgerechten en heten dan dikwijls "airelles", zoals in het Frans. Preiselbeeren zeggen de Duitsers. Veenbessen worden ook verwerkt tot sap met een geneeskrachtige werking. Goed voor de nieren en blaas, wordt beweerd. De gekweekte veenbessen of "cranberry's" zijn rond de eindejaarsfeesten in alle supermarkten te vinden.
Dan zijn er nog de "vossenbessen" maar ik denk dat die in België niet voorkomen. In Nederland wel, dacht ik. Deze vossenbessen wordt vooral gebruikt in Scandinavische landen.
Als je eens in de Ikea komt, daar worden bokaaltjes vossenbesjam en vossenbesjes op sap verkocht.
Beide soorten blauwe bosbessen bezitten een zeer hoog gehalte aan vitamine C en bij mijn weten hebben ze het hoogste gehalte aan vitamine A van alle vruchten... Goed voor het gezichtsvermogen. Ze helpen zo tegen nachtblindheid maar ook tegen diarree.
Ook bevatten de bosbessen een zeer hoog gehalte aan anti-oxydanten. Deze anti-oxydantia beschermen het menselijk immuniteitsysteem en zo ook tegen kanker.
Een kilo van de zelfgeplukte bessen zit reeds in de diepvriezer te wachten tot ik weet wat ik er zal mee aanvangen.
De overblijvende 400 gram is reeds veranderd in twee bokalen confituur.
Ik heb hiervoor de speciale confituursuiker gebruikt want blauwe bessen bevatten (zeer) weinig pectine uit zichzelf. Zij hebben een beetje extra ondersteuning nodig. ( Een BH voor confituur?)
Vierhonderd gram bessen, toch maar eerst wassen, en goed uit laten uitdruipen, mengen met tweehonderd gram confituursuiker (1:2) en na vijf minuten goed roerend koken verkrijg je twee bokaaltjes donkere, paarse, confituur en nog een restje om onmiddellijk van te proeven.
Om de smaak wat op te peppen en de verdikking van de confituur te garanderen een citroensap toevoegen op het einde van de kooktijd en een paar seconden laten meekoken.
Een andere mogelijkheid als je veel geduld hebt is om een bessenjenever te maken.
Blauwbessen op jenever
Was ongeveer 350 gr bessen. Doe ze in een pot en voeg 150 gr suiker toe. Giet er 500 ml jenever van 30° op. Schroef het deksel goed vast en zet de pot in de zon. Regelmatig schudden tot de suiker geheel opgelost is. Daarna 3 maanden laten rusten in de kelder. Geniet met mate van deze lekkernij! Genieten met maten kan ook!
Volgend recept kan perfect met bosbessen uit de diepvriezer;
Pannenkoeken met blauwbessen
250 g bloem
1 theelepel bakpoeder
1 snuifje zout
70 g suiker
2 eieren
80 g gesmolten boter
3 dl melk
300 g blauwbesssen
Alles goed mengen, de bessen als laatste.
Langzaam bakken in een pan met boter.
Lekker met bloemsuiker, slagroom of roomijs.
Deze pannenkoekjes zijn zeer geliefd in de Verenigde Staten en worden daar gegeten als ontbijt.
Aardbeiensmoothie met blauwbessen
Voor twee grote glazen.
150g aardbeien, zonder kroontjes
75g blauwbessen
1.2dl magere yoghurt
0.7dl melk
Doe alle ingrediënten in een blender. Mix de bessen in 1 minuut glad.
Giet de smoothie in een glas, versier met een takje munt, en serveer direct.
Bosbessentaart
Zo zie je hier een bosbessentaart... Die heb ik niet gemaakt. Die stond reeds klaar... en was zeer lekker. Met zeer weinig suiker en een heel kruimelig deeg! Daarom heet het ook "kruimeldeeg" of "brokkeldeeg"!
Voor het deeg meng je ;
250 gram bloem
125 gram harde boter
50 gram suiker
1 eierdooier en indien nodig een lekje water
... in een keukenmachine. Je kan ook snel mengen met de vingertoppen. Het deeg mag amper aan mekaar plakken, dan blijft het zeer bros.
Laat het deeg een half uurtje rusten in de koelkast.
Bedek de bodem van een taartvorm met een plak uitgerold deeg en zorg ervoor dat er geen gaten in zitten. Bedek met een vel boterpapier en giet hierin een laag witte bonen. (Blind bakken)
Dit voorbakken kan een twintigtal minuutjes duren bij 180 °C. Neem dan het papier en de bonen weg en vul op met de gewassen en droge bessen en bak nog tien minuten verder. Bestrooi met een hoeveelheid poedersuiker naar keuze.
Verder kunnen de bessen verwerkt worden in muffins, sorbets en als versiering op kleine gebakjes of taartjes.
En nu maar hopen dat ik morgen niet al te stijf zal zijn... Amai mijne rug!
Als ik naar jaarlijkse gewoonte nog iets wil schrijven in verband met de ramadan, dan moet ik mij haasten of het is te laat.!
Om dat te voorkomen heb ik wat vrienden geïnviteerd, zomaar, om samen een hapje te eten. Dat is nog altijd veel aangenamer dan de zoveelste keer een saaie oervervelende voetbalavond te overleven!
Dus indachtig dat het nu nog ramadan is, vond ik het geen slecht idee om een couscous op de tafel te brengen als hoofdgerecht. Behalve dat we couscous aten, gedroegen we ons verder niet erg moslimachtig. We zijn beginnen eten voor het donker was, we hebben wijn gedronken en niet gebeden tot Allah!!! (En ik heb gvd gezegd toen ik mijn vingers verbrandde aan de te hete borden!)
Lang geleden heb ik van een Algerijnse keukenmeid, Grote Zohara, geleerd hoe couscous te bereiden op Berberse wijze, want er bestaan zoveel versies van couscous als er korreltjes zand in de Sahara te vinden zijn. Alhoewel dat laatste waarschijnlijk een ietsje overdreven is!
Dat gebeurde tijdens de periode dat we in Algerije werkten. Theoretisch had ik toen één vrije dag per week, waar nooit iets van terecht kwam! Als compensatie liet ik dan af en toe de keukenmeid, die zoals gezegd, Zohara heette, een couscous bereiden. Zo kon ik toekijken hoe zij het deed, terwijl ik mij verder onbelemmerd in de studie en de degustatie van de zware Algerijnse rode wijnen kon verdiepen.
Traditioneel gaat de bereiding van couscous ongeveer als volgt.
Men gebruikt één stuk vlees per persoon. Ideaal daarvoor zijn stukken vlees, gesneden uit de lamsschouder. Uit één schouder haalt men vier tot vijf porties. afhankelijk van de grootte van het schaap(je).
Als groente heeft men zeker nodig; uien, knoflook en tomaat. Andere groenten zijn facultatief. Alle vaste groenten zijn bruikbaar, maar courgettes, pompoen, raapjes, wortelen, tuinbonen en rode of groene paprika's zijn ideaal. Zelfs worden tijdens de wintermaanden aardappelen gebruikt. Dat zijn toch ook groenten!? Gekookte kikkererwten, ofte garbanzos een zijn verplichte toevoeging
De porties vlees worden eerst een beetje aangestoofd zonder te kleuren in olie. Liefst olijfolie, als die al te verkrijgen was. Er gaan fijn geraspte uien en knoflook bij, lekker veel!
Ook een klein beetje tomatenpuree of enkele verse tomaten. Als kruiderij gebruikte Zohara, kruidnagel, nepsaffraan (saffloerbloemetjes), zwarte peper, laurier en koriander. Ook enkele pikante pepertjes om wat pit toe te voegen.
Dan wordt het vlees overgoten met warm water tot het ruim onder staat. Want couscous vraagt veel vocht. Dit stoofvocht wordt gegeten als soep.
Het vlees wordt nu te koken gezet in het onderste deel van de couscousière, een ketel die speciaal daarvoor dient, maar die ook als gewone stoompan kan gebruikt worden.
Dan is er uiteraard de couscous zelf. Er bestaat nogal wat verwarring over de benaming omdat met couscous zowel het gebruikte "griesmeel", als het afgewerkte gerecht bedoeld wordt.
Dit griesmeel kan nu in elke supermarkt gekocht worden. In de gespecialiseerde handel, zoals in de Marokkaanse winkels zal je couscous vinden in drie korrelgroottes; fijn, middel en grof. Welke je kiest, beslis je zelf. De fijne dient vooral voor nagerechten. Grof of middel is perfect!
Couscous wordt nu machinaal gemaakt in dezelfde fabrieken waar pasta zoals spaghetti en lasagnevellen gefabriceerd worden maar de fundamentalistische koks rollen hun couscous liever zelf. Het is een ingewikkelde behandeling waarbij redelijk grove korrels gemalen tarwe tussen de handen gerold wordt samen met fijne bloem tot er kleine knobbeltjes ontstaan. Die klontertjes worden dan gedroogd in de zon en nadien verschillende keren gezeefd tot de drie korreldiktes ontstaan. Tijdens het drogen worden de korrels opgeschud om niet aan mekaar te kleven en dit opschudden of misschien ook het geluid tijdens het zeven, klinkt als keskes! Zo zou het woord couscous ontstaan zijn, en als het niet waar is, dan het is toch goed gevonden!
Voor er tarwe aangeplant werd in Noord Afrika werd met couscous, gierst of sorghum bedoeld.
Ook de bereiding, het kookproces, van het griesmeel zelf is heel bewerkelijk. Het griesmeel moet eerst nat gemaakt worden met een beetje koud water. Als de korrels dit water opgeslorpt hebben moet de massa heel minutieus tussen de handen gewreven worden tot elk korreltje los komt van het andere. Zohara kwam op de dag dat ze zou couscous maken vroeger naar het werk dan gewoonlijk, om tijdig klaar te zijn, voor de middag!
Daarna gaan de korrels in het stoommandje. Dit mandje wordt boven op de couscousière, die het vlees bevat gezet en vangt zo de stoom en de geuren van het kokende vlees en kruiden op, terwijl de korrels gaar worden in de stoom.
Dan weer alle korrels in een wijde kom gieten en nogmaals met de hand los wrijven. Dit stomen en loswrijven gebeurt tot drie keer toe en dat is heet! De laatste keer wordt er boter gemengd met de couscous. Ja, boter! Boter is een luxeartikel, maar couscous wordt alleen gegeten op zondag, sorry op vrijdag, of als er vrienden of familie op bezoek komen, dus bij feestelijkheden. Wij aten altijd couscous met boter, want bij ons was het alle dagen feest!
De groenten worden in regelmatige grote stukken gesneden en gaar gekookt in gezouten water. Dat is het!
Om de couscous te eten ga je eerst je handen wassen! Dan krijg je een torentje gestoomd griesmaal in je kom, daarop komen de groenten naar keuze en een grote schep van het kookvocht van het vlees. Er kan een klein kommetje met "saus" gemaakt worden door een schepje harissa los te roeren in een beetje van dit kookvocht. Wie wenst schept dit sausje over zijn groenten. Nu neem je een stuk vlees in je linkerhand, een lepel in je rechterhand en...
Als drank is er cola of Fanta!
Nu vragen jullie zich natuurlijk al heel de tijd af, wat doet die idiote titel "muis" nu bovenaan dit stukje?
Daar zijn we nu aanbeland!
In de Turkse supermarkt waar ik een regelmatige klant ben, liggen zeer dikwijls lamsschenkels uitgestald in de koeling. De schenkel is het onderste deel van de lamsbout. Hetzelfde stuk zou bij een kalf "osso buco" genoemd worden. Maar voor de osso buco van kalf wordt de schenkel in dikke schijven gezaagd. De lamsschenkel blijft heel. Trouwens "osso buco" betekent simpelweg; been (bot) met een holte (gat) in! Een met merg gevuld gaatje.
Zo een lamsschenkel heet in Frankrijk; la souris d' agneau. En unesouris is een muis! Zo een beestje met een lange staart dat mouse shit produceert! Of Mickey Mouse bijvoorbeeld.
Denk ook aan de muis van de mensenhand. Het dikste deel van de duim.
Er wordt gezegd dat deze naam gebruikt wordt omdat het stuk vlees dat rond het bot zit de vorm van een muis heeft. Met veel fantasie, ja!
Het is dit stuk dat ik gebruikt heb voor "mijn" couscous. De "muis" is een zenuwrijk stukje vlees, heel sappig, smeuïg en smaakvol, dat wel een lange stooftijd nodig heeft, maar het resultaat is dan ook naargelang. De porties vlees zien er nogal groot uit maar in de praktijk valt het wel mee. Er zit een groot been in elke schenkel en dat vormt bijna een derde van het volume. Trouwens ik heb geen enkel stukje vlees zien terug komen naar de keuken. Tenzij..? Er zat iemand aan de tafel die de botten verzamelde voor ene Bobbie?!
Eén zo een schenkel weegt ruwweg iets rond de 350 gram, min het gewicht van het been.
De bereiding heb ik ongeveer gemaakt zoals Zohara het deed. Maar ik heb het vlees wel eerst gekleurd in olijfolie, waardoor de soep/saus donker kleurde. Dat dus liever niet doen.
Heel veel gesnipperde ui en veel teentjes knoflook erbij en nog een schep scherpe paprikapasta, een Turks soort pikante (heel lekkere) tomatenpuree.
Als kruiderij, zwarte peper, kurkuma, komijn, enkele kruidnagels en korianderpoeder. Dat was het ongeveer. Ik had wel de indruk dat de smaak bij Zohara anders was, maar ja... Smaken, daarover wordt niet getwist! Misschien de volgende keer een schepje "ras-el-hanout" gebruiken?
De groenten, courgette, pompoen, raapjes, wortel en groene paprika heb ik niet in water gekookt. Dat is nogal waterachtig, je kookt in feite de meeste smaak weg. Wel heb ik de worteltjes en de raapjes enkele minuten voorgekookt en toen alle groenten samen in een ovenschaal geschikt, overgoten met olijfolie en er volop takjes verse tijm en laurierblaadjes, recht van de boom (van op het koertje), tussen gestoken. Afgedekt met aluminiumfolie en dan alles de oven in. Een temperatuur van 120 graden. Zo een uur lang. De groenten "konfijten" dan. Enfin, zo wordt dat toch genoemd!
De groenten smaken daarna wel heel wat lekkerder dan gekookte groenten.
De droge kikkererwten heb ik eerst een nachtje geweekt en dan gaar gekookt in water. Eens gaar gingen ze mee de saus in. Kikkererwten uit blik gebruiken is gemakkelijker.
De couscous die ik gebruikt heb was van het type "luie-wijven-couscous"; een hoeveelheid couscous in evenveel kokend water gedurende vijf minuten laten zwellen en dan losroeren met een vork. Vermits het volume nogal groot was heb ik de gezwollen couscous in de keukenmachine gekieperd, een klont boter er op gelegd en de machine haar werk laten doen. Roeren bedoel ik! Daarna alles even in de microgolfoven gezet om terug op te warmen. Zohara moest mij bezig gezien hebben! 't Zou nooit meer goed komen vrees ik...
Als afwerking hoort er nog een greep gehakte of fijn gesneden verse koriander in de soep te gaan. Die koriander heb ik voor alle veiligheid apart mee gegeven. Niet iedereen lust verse koriander en het zou triest zijn. Voor beide partijen.
Om op te dienen, geen gedoe met mooie bordschikking, met een quenelle hier en een streepje saus daar en nog een takje weet-ik-veel-welke-cress als finishing touch! Straight, alles kwam op de tafel in kommen en schalen en ieder nam wat hem of haar bliefde!
En moge Allah en zijn profeet ons vergeven maar we hebben daar lekker een paar flessen rode bordeaux bij open gemaakt. Nog van het voorraadje "Château Vilatte", Bordeaux supérieur. Gerijpt op fust.
Al jaren ligt er een rode plastic map ergens in de kast waarin ik allerlei "merkwaardigedocumenten" bewaar. Om de twee jaar, of zo wat, gaat die map wel eens open en dan duiken plotseling allerlei lang vergeten herinneringen op. Vorige zondag was ik op zoek naar het, in het "Hangul" gedrukte, adreskaartje van de periode dat we in Korea woonden...
En zo ontdekte ik nog meer, een gekreukt vliegtuigticket van Air Zaire, van Kinsjasa naar Luanda in Angola, een oude krantenadvertentie waarin staat aangegeven dat ik mijn tweedehands Toyota Corolla, met airconditioning, verkoop voor 1000 dollar, een vergeeld overlijdensbericht van L'abbé Noterdame, de legendarische prefect van de Hotelschool van Koksijde...
En verder het etiket van een blik "Snake Soup"...
Welke idioot bewaart er nu de wikkels van conservenblikken voor het nageslacht? Ik dus... Slangensoep eet je toch niet alle dagen!
De wikkel was van een blikje gehaald, blikje dat ik, lang geleden, heb gekocht in de Aziatische supermarkt... Het moet reeds voor 1992 geweest zijn want wij woonden toen nog op een ander adres. Ik herinner het mij nog alsof het gisteren was.
Mijn vrouw ging toen af een toe een beetje assistentie verlenen aan de medewerksters van een reisbureau hier in de buurt. Eén van de grietjes die daar werkte heet toevallig, Griet...! Een sympathiek en lief kind...
Grietje reisde graag, was verliefd op Azië en vooral op Aziatisch eten,... als die term al bestaat?
Zo belandde ze op een zonnige middag ten huize Nicolay aan tafel.
Ter voorbereiding van het Oosters geïnspireerde maal dat ik haar beloofd had, was ik naar de welbekende Sun Wah getrokken om er wat aankopen te doen om voor Grietje een lekker oosters getint middagmaal te bereiden...
- Kleine zoute gedroogde visjes gebakken in olie met veel snippers rode peper...
- Een portie gelakte paling.
- Gefruite blokjes tofu met sesamzaadjes
- Als belangrijkste gerecht een Koreaanse "Pul Gogi". Wat zoveel betekent als vlees op het vuur... Poel is vuur en Gogi betekent vlees. Yang gogi is mensenvlees, eigenlijk 'vreemdvlees', maar dat was er nu niet bij... .
- Kimchi en een kommetje rijst.
- Schijfjes zoete gestoomde lotuswortel, zouden als nagerechtje dienen...
Maar nu nog een soepje!
De Aziatische soepen zijn meestal nogal eenvoudige dingen... Wat bouillon met enkele groenten daarin. Kippensoep of zeewiersoep... zoiets!
Toen vond ik in het rek van de supermarkt de stapel blikjes: "Snake soup". Slangensoep...
Dat zou het dan worden; blikje open, water er bij, opwarmen en verder geen werk!
Zo zou ik zelf ook eens slangensoep gegeten hebben... Die kans krijg je niet dikwijls.
De samenstelling van de soep stond vermeld op het etiket; drie soorten slang, kip, ham, winterbamboe, twee soorten paddenstoelen, gember en peper...
Het klaarmaken van dergelijk menuutje is in feite kinderspel, met enige uitzondering voor de paling misschien. Het voordeel is wel dat je voor die palingbereiding de goedkope paling uit de diepvriezer van de supermarkt kunt gebruiken. Dat is een andere soort paling dan de soort die we hier kennen. Een Aziatische variant. Die is taaier, droger en de filets zijn ook breder omdat die vreemde paling minder lang, meer gedrongen is dan "onze" paling... Anguilla Australis, wordt ondermeer gekweekt in Nieuw-Zeeland.
De gedroogde zoute visjes worden even in de pan gebakken in arachideolie en dan rijkelijk bestrooid met fijn gesnipperde rode chilipepertjes. Uitermate geschikt als hapje bij een drankje. De "echte" drinken daar liefst Kaoliang bij, een Chinese alcohol gestookt uit sorghum, met een alcoholgehalte van 58%. Je moet je glas leegdrinken in één teug en dan kampei brullen... Schol!
De "pul gogi" wordt bereid aan tafel.. Het vlees wordt eerst gemarineerd in sojasaus, suiker, zwarte peper, gehakte gember en knoflook... Een elektrische verwarmingsplaat of grill op de tafel, ieder bakt zijn vleesje zelf... zoals "gourmet", maar dan anders! De kimchi, gefermenteerde Chinese kool, koop je in een pakje, en een bakje rijst koken kan toch iedereen.
De lotuswortel, die schil je, snijdt die in plakjes en kookt de schijfjes met suiker en honig tot die twee stroperig worden... Strooi er dan wat gehakte ginkgonoten over...
Als je zo een maaltijd wil eten volgens de geldende normen, dan eet je de soep ofwel als laatste gerecht... om de gaatjes te vullen, ofwel eet je de soep samen met de andere gerechten om alles gemakkelijker door te slikken...
Ik zou de soep als laatste gerecht opdienen...
Groot was mijn desillusie. Grietje wilde mijn soep, de door mij gekochte soep, niet eten... Ik had de vergissing begaan om op voorhand te vertellen dat het soep van slang was... Grietje werd zelfs boos op mij... Slang eten? Gek!
We hebben de soep dan de volgende dag maar zelf opgegeten.
Nadien heb ik die soep nooit meer gezien in de winkel. Ik vermoed dat de invoer ervan, want de blikjes kwamen uit China, in Europa verboden werd...
Hoe het smaakte? Zoals alle soep uit blik; flauw...!
Het etiket heb ik wel bewaard.
- Als je een blik slangensoep koopt, dan weet je tenminste op voorhand wat je ongeveer koopt. Soep van slang...!
Maar wat als er iets in de winkel ligt waarvan je werkelijk niet weet wat het is?
Zo vond ik in dezelfde SunWah eens een krat gevuld met een onbekend, raar soort van iets, weet ik veel wat...
Vruchten, groenten, noten,???
Er lag een uitleg bij in ’t Chinees, genoteerd op de flap van een kartonnen doos. Ik denk toch dat het Chinees was want ik kon het niet lezen... Ook de prijs niet.
Maar ik herkende de vrucht van op foto. De afbeelding had ik gezien in het fameuze boek met de alleszeggende titel : Food.
Dus thuis eerst even in het boek gekeken en wat bleek: het zou gaan over de Trapa Bicornis.
De Chinese waternoot... een noot met twee hoorntjes !
Wat kan je daar mee aanvangen, is dat eetbaar, zo ja, wat kan er mee gedaan worden ?
Google, bracht toen niet veel raad want wat ik nu schrijf is weeral eens een hele tijd geleden.
Het gaat over een soort noot die zou verwant zijn aan de waterkastanje. Maar dat laatste blijkt dan weer niet juist te zijn. Die waterkastanje is al een ietsje meer bekend. De waterkastanje wordt verkocht in blik en is af en toe vers verkrijgbaar.
Verder werd het duidelijk dat de noot een vrucht zou zijn van een plant die gemeenzaam, onkruid kan genoemd worden en in water groeit. Ze komt voor in China, daar heet de noot, ling kio en ze groeit verder ook in gans Azië en in de Verenigde Staten.
Als westerse namen vind je : vleermuisnoot, buffelnoot of geitenkop, duivelskastanje, namen gebaseerd op het uitzicht van de noten die vier tot zeven centimeter lang zijn. In Engeland noemt men ze, "water caltrop", ('waterkraaienpoot'). De Fransen spreken van; cornes-du-diable. (Duivelshoorn)
Enkele dagen later moest ik weer eens naar de Chinese supermarkt en wat lag daar ?
Juist, nog enkele handen vol van de Trapa Bicornis...
Het kartonnen bordje met de Chinese karakters lag er nog altijd bij.
Prijs... ? Een groot vraagteken, maar daar stak weer die onbedwingbare neiging op tot kopen. Iets dat ik niet ken, dat moet ik hebben..! (Zo iets als vrouwen en schoenen?)
Ik kan toch voor de rest van mijn leven niet doorgaan als de idioot die niet weet wat Chinese waternoten zijn zeker?
Voorzichtig een portie van die “dingen” genomen en er mee naar de kassa gegaan, samen met de ander aankopen.
De kassierster was die knappe Filippijnse... Ik wilde voor alle zekerheid weten hoe die lelijke dingen bij hun heten. Toen doken er problemen op... De waternoot stond niet in haar computer-kassa vermeld. Lee, Wang en Tjoeng er bij geroepen maar die kenden alle wel de prijs, maar niet hoe de vrucht heet.
En de prijs? Op het kasticket vond ik dat ik exact geteld, twintig eurocent betaald heb voor acht van die Chinese waternootjes... Twee en een halve euro voor een hele kilo.
De foto’s van de noten zijn niet zo goed gelukt. In werkelijkheid zijn ze veel mooier.
De smaak, zullen jullie zich nu afvragen ?
Om te beginnen zo een noot doormidden snijden, dat is geen sinecure maar met bruut geweld lukt het wel. Binnenin zit een witte pulp... die naar niets smaakt... Met veel goede wil zou je nog een lichte kokossmaak kunnen herkennen.
Wat de Chinezen er mee aanvangen ? ‘k Zou het ook niet weten.
Mij lijkt zo een ding ideaal om te verwerken in een juweeltje voor "Heavy metal" fans en dat heb ik dan in de praktijk gebracht door een paar overblijvende noten cadeau te geven aan een juweelontwerpster...
Wat er verder van geworden is. 'k Zou het niet weten!
- De kelder is vorige week voor het eerst, sinds de meer dan twintig jaar dat ik hier woon, onder water gelopen! Het water spoot binnen door de riolering!
- De inwendige klok van de vijgenboom is op tilt geslagen want die begint nu reeds rijpe vijgen te produceren.
- De olijfboompjes staan in bloei maar zullen geen olijven opleveren vrees ik...
- De ramadan is begonnen maar daar heb ik verder geen last van... (In tegendeel)
- En het EK voetbal gaat beginnen. Dat is voor mij het signaal om confituur te gaan maken want dan is er toch nergens wat boeiends te beleven..
Sedert de eerste keer dat ik ooit een paar potjes confituur gemaakt heb, is er al veel water naar zee gevloeid. De eerste keer dat moet geweest zijn toen ik een jaar of twaalf was, denk ik zo... Wij hadden thuis drie pruimenbomen waar ik tijdens de grote vakantie altijd in terug te vinden was. En helemaal alleen kreeg ik al die pruimen niet opgegeten dus vroeg mijn moeder om er "gelei" van te maken, ze zou het me leren... en zodoende.
Met het kookboek van de toen nog bestaande "Boerinnenbond" in de aanslag gingen we dan aan de slag:
1 Kilo goed gewassen en in stukjes gesneden vruchten. (Pruimen in mijn geval)
1 Kilo kristalsuiker...
- De vruchten goed wassen en van de pitten ontdoen. In kleine stukjes snijden.
- Samen koken met de suiker tot een druppel confituur die op een koud bordje valt, opstijft.
- Glazen potjes goed uitwassen in sodawater en laten uitdruipen op een zuivere doek.
- De glazen goed vullen tot aan de rand. Laten afkoelen op een dubbel geplooide handdoek.
- Na afkoeling een laagje gesmolten paraffine op de confituur gieten... Of afdekken met een dubbel geplooid velletje cellofaan...
Doorgaans was het resultaat heel aanvaardbaar, lekker zelfs. Maar later kweekten we ook aardbeien en confituur maken van aardbeien, dat lukte nooit... Die werd niet dik! En toch deed ik juist hetzelfde als voor de pruimenconfituur.!?
Van stekelbessen kreeg je dan weer confituur die je met een hamer en een beitel uit het bokaaltje moest hakken!
Sindsdien heb ik veel bijgeleerd. Alhoewel je nooit te oud bent om te leren, zo heb ik vorige week, al dan niet toevallig, nog een trucje ontdekt!
Eerst even herhalen.
- Wat is confituur?
Confituur is een gegeleerd mengsel van pulp en/of moes van één of meer vruchtensoorten, suiker en water. Zo zegt Wikipedia.
Dus een "gel" of "gelei" van vruchten(sap) en suiker.
Aan die tekst ontbreekt een zeer belangrijk element: er moet een zuur vervat zitten in de "gel" of de confituur of de gelei zal niet opstijven.
In het geval van zure vruchten zit er wel voldoende zuur uit zichzelf in de vruchten... Maar eens je begint met zeer zoete, waterrijke of overrijpe vruchten duiken de problemen op.
- Waarom verdikt confituur?
Het element dat de confituur dik doet worden is "pectine". Die pectine zit in de vruchten zelf. Maar niet alle vruchten bevatten evenveel pectine. Vruchten die juist rijp zijn bevatten de grootste hoeveelheid pectine. Overrijpe en onrijpe vruchten bevatten er weinig of geen.
Belangrijk : sommige vruchten bevatten uit zichzelf veel pectine, andere niet.
Wat er vroeger veel gebeurde, voor men weet had van de bindende werking van pectine, men liet de confituur koken tot die soms veranderde in karamel... Dikwijls in Frankrijk gezien bij oude dametjes die donkerbruine, tot karamel gekookte, aardbeienconfituur in hun schapraai staan hadden.
Sinds vele jaren hebben fabrikanten zich op de zaak gestort en produceerden toen "confituursuiker" onder diverse merknamen. Dat is suiker gemengd met pectine.
Naarmate de Amerikaanse en de Europese bevolking altijd maar dikker en dikker werd, (omdat zij geen poot meer verzetten) werd suiker de boosdoener, want van suiker wordt men dik... Juist, maar van vet wordt men nog veel vetter! Weg met de suiker !!!
Daarom hebben de fabrikanten een trucje ontdekt en produceerden een confituursuiker waarvan men maar de helft nodig heeft. Daarvan wordt men dus maar beetje dik.
Maar toen kwam er een ander probleem aan het licht... De confituur die gemaakt werd met zo weinig suiker kon niet bewaard worden, die begon na een tijdje te gisten of te beschimmelen.
Oplossing; een bewaarmiddel bij de confituursuiker voegen... Gelukkig gebruiken de fabrikanten een vrij onschuldig bewaarmiddel ; sorbinezuur... (of een zout ervan zoals kaliumsorbine) dat van plantaardige origine is maar wel synthetisch vervaardigd wordt. Dit conserveermiddel werkt alleen maar in een vrij zuur milieu...! Nog een reden waarom een confituur, zuur moet bevatten. Misschien proef je geen zuur...maar het moet wel aanwezig zijn.
Dus wat doet de fabrikant van confituursuiker? Hij voegt citroenzuur bij zijn confituursuiker...
Zover staan we nu... Met een beetje geluk kan men nu zonder al te veel problemen confituur bereiden met weinig suiker, die mooi dik wordt en die zelfs bewaart voor een lange tijd... Een jaar zou het product toch moeten goed blijven buiten de koelkast.
Nu zijn er natuurlijk slimmeriken die confituur willen maken zonder suiker, met stevia of andere kunstmatige rommel...
- Heel simpel; dat kan niet!
Suiker is een bewaarmiddel. In een sterke suikerconcentratie kunnen bacteriën of schimmels niet overleven omdat de suiker vocht onttrekt uit het organisme van de boosdoeners en zonder vocht is leven niet mogelijk!
Wil je toch iets eten dat op confituur gelijkt, maar zonder suiker, noem het dan "moes", "spijs" of "compote" en bewaar het hoogstens een paar dagen in de koelkast, maar zeg nooit "confituur" (of jam) tegen dat waterig mengseltje.
Toch zijn er fabrikanten die speciale pectines op de markt brengen waarmee men zelfs ongekookte vruchten kan veranderen tot confituur. Maar ook hier, indien er onvoldoende 'echte' suiker aanwezig is zal je bekomen product niet lang bewaren!
Het soort suiker dat je gebruikt doet er niet toe. Witte kristalsuiker, bruine suiker, rietsuiker, glucose, honing, al deze producten zijn een vorm van koolhydraat en de bewarende werking ervan in confituur blijft hetzelfde! (Tagatesse is een twijfelgeval...?)
Soms hoor ik ook dat er agaragar gebruikt wordt al verdikkingsmiddel in confituur... Dat trucje zal natuurlijk wel werken maar in hoeverre agar bestand is tegen lange bewaring, dat weet ik niet. Nog iets dat ik eens zal moeten uitvissen.
Om het probleem met de vraag, hoeveel pectine moet ik nu juist gebruiken, op te lossen, heb ik mij reeds sinds lang, pectine in poedervorm aangeschaft... Met de hoeveelheid die ik heb, ben ik nog wel een jaartje of twee zoet.
Het is pectine van het type: Pectin Amid AF 010. Dat is "geamideerde pectine" die een zachte gel oplevert. Want als je dacht dat er maar één soort pectine bestaat, moet je, je mening snel herzien...! Je kan ook PEC of Marmello kopen en dan moet je de instructies van de fabrikant volgen.
Volgens de fabrikant wiens pectine gebruik, is 7 gram pectine nodig voor een kilo afgewerkte confituur. Maar ik pas dit gewicht aan naargelang het gebruikte soort vruchten...
Het recept is dan ;
- Vruchten, al dan niet in stukjes gesneden, eventueel water, tot een gewicht van 700 gram.
- Suiker 300 gram gemengd met het pectinepoeder.
- Eén gram citroenzuur... Dit is een "mespunt"...!
Dit is voldoende voor 2 standaardbokaaltjes confituur. En je hebt nog een kliekje over voor onmiddellijk gebruik.
Terwijl de confituur bezig is met aan de kook te komen zet ik de bokaaltjes plus de deksels in en pot met water en breng ze aan de kook. Het overgebleven kokend water kan dienen om de afwas doen!!!
Vruchten die wat langer moeten koken om gaar te worden, kook je eerst zonder suiker of pectine toevoeging tot ze voldoende mals zijn. (Anders worden de schillen hard...!) Eens de vruchten goed gaar zijn voeg je de suiker plus de pectine toen en laat de massa gedurende twee tot vijf minuten koken, af en toe roerend... Succes altijd gegarandeerd...
Indien echt nodig verwijder dan het schuim dat zich vormt aan het oppervlak van de confituur. Schroef de deksels onmiddellijk op de bokalen.
De potjes omdraaien om ze te laten afkoelen doe ik al lang niet meer. De confituur kruipt dan tussen de randen van het deksel en de bokaal en je krijgt nadien het bokaaltje niet meer open tenzij met destructieve kracht...
Tip !
- Om de confituur zeker goed te laten opstijven voeg je helemaal op het einde van de kooktijd een mespunt citroenzuur toe! (in de Turkse winkel verkrijgbaar)
- Om te zien of de confituur voldoende gebonden is bestaan er nogal wat trucjes.
-Laat de confituur even rusten zonder te roeren. Er zal zich een soort rimpelig vlies vormen aan het oppervlak als je dat even beroert met je lepel...
- Haal de lepel uit de confituur, wacht dertig seconden en trek met je vinger een streep op de lepel... Als de streep perfect zichtbaar blijft is je confituur OK.
- Ik zie het aan de "rekkende" druppel confituur die van de lepel valt maar dat is ervaring.
- Nadat de confituur uitgegoten is en er zich op de bodem van de kookpot onmiddellijk een stevige opgesteven laag vormt, idem OK!
- Nu heb ik een paar dagen geleden nog een oud trucje terug uit de kast gehaald.
Behalve zuur, zoals citroenzuur helpen calciumionen ook om je confituur te doen verdikken! Want pectine en calcium reageren op mekaar.
Ik had rabarberconfituur gemaakt, altijd een risico, omdat rabarber enorm veel vocht bevat... Maar alles ging goed en toen heb ik als test een koffielepeltje "gluco", toegevoegd en ik zag zo voor mijn ogen de confituur ogenblikkelijk merkelijk dikker worden... Later heb ik het nog eens herhaald met kastanjeconfituur. (Ja, nu in de zomer...! Metkastanjesuit de diepvriezer)
Gluco is een product dat uit de moleculaire keuken komt en daar gebruikt wordt in het proces om bijvoorbeeld valse "kaviaar" te maken, ook "sferification" genoemd... Het product bevat twee calciumzouten; gluconolactaat en calciumlactaat. Dat laatste is heel gemakkelijk te verkrijgen in de apotheek want het wordt verkocht als voedingssupplement bij calciumtekorten.
Het is wel aangeraden om de gluco eerst op te lossen in een scheut water. Ik heb reeds opgemerkt dat als je het poeder droog toevoegt er klonters kunnen ontstaan... en het poeder lost zeer gemakkelijk op in water.
Ook calciumchloride kan gebruikt worden maar dat smaakt bitter... dus oppassen. Dit laatste kan je kopen in de Brico of de Gamma, als vochtvreter... of de kwaliteit dan geschikt is voor menselijk voeding daar twijfel ik aan. Bij Brouwland is een vloeibare zuivere versie verkrijgbaar.
Je kan ook zelf calciumcitraat maken door eierschalen eerst te laten drogen. Ze dan te stampen of malen tot poeder en dit poeder dan enkele uren te laten reageren met citroensap of met azijn. Dan het bekomen vocht zeven en laten uitdampen... Het witte poeder dat dan overblijft is calciumcitraat. Ook te koop bij de apotheker... maar dan is het heel wat duurder... en om het eens te proberen? (Van het ei dat overblijft bak je maar een omeletje...)
Wel had ik de indruk dat de confituur na toevoeging van calcium een beetje van zijn originele glans kwijt speelt...
Iemand heeft mij vijgen (diepvries) beloofd... Ik noem geen namen... Dan kan ik nogmaals controleren wat er exact gebeurt met de calcium toevoeging. En dan zal ik ook een portie maken met agar agar als bindmiddel en controleren of die binding lang intact blijft... en dan laat ik het wel weten natuurlijk.
Vorig weekend was voor mij misschien een van de minst productieve weekends van het laatste jaar... Tenzij je, lui in de zetel liggend, naar een film kijken, als een activiteit zou kunnen beschouwen. 't Was een weekend lang, marathon film kijken.
Vrijdagavond de eerste; "Moonstruck" met Cher, hoe romantisch toch..? Zaterdagavond zag ik de "Titanic" voor de derde keer kopje onder gaan en diezelfde nacht was er nog een film, de moeite van het bekijken waard; "Julie & Julia", waarin Meryl Streep de rol van Julia Child speelt. Die film heb ik opgenomen en pas de volgende dag bekeken...
Alle drie de films druipen van de zeemzoeterige romantiek maar ... dat mag af en toe wel eens!
Maar ik wil het hebben over Julia Child... Niet over de actrice Meryl Streep die, zoals gewoonlijk, de rol van Julia Child in de film overtuigend speelt maar over de echte Julia... Een naam die je regelmatig tegenkomt in Engelstalige recepten en in besprekingen over gerechten, maar waar ik nog nooit enige aandacht aan geschonken heb omdat Child een vrouwelijke Amerikaanse schrijfster is en dus waardeloos, volgens een Frans georiënteerde en ook zo opgeleide kok,...!
Sorry, sorry, dames... excuseer..! Zo bedoelde ik het niet... Ik kijk liever naar Sophie dan naar Jeroen ...!
Hier volgt de rechtzetting van mijn dwaling;
Julia Child werd geboren in de VS als Julia Carolyn McWilliams te Pasadena in 1912. Ze werd na de tweede wereldoorlog in Parijs begeesterd door de Franse keuken. Zo werd ze zelf kok en schreef verschillende kookboeken waardoor ze wereldberoemd geworden is... Vooral in de VS en andere Engelsprekende landen...
Ze is vooral bekend geworden omdat ze met haar boek "Mastering the Art of French Cooking" het Amerikaanse publiek liet kennismaken met de authentieke Franse keuken. Ze presenteerde diverse kookprogramma's, waaronder The French Chef, dat 10 jaar lang in de VS op televisie werd uitgezonden.
Ze huwde met Paul Child op 1 september 1946. - Zij was bijna 1,9 meter groot, Paul's hoofd kwam amper aan tot haar schouders. - Haar echtgenoot werd na de oorlog als diplomaat in Frankrijk gestationeerd en zo verhuisden ze naar Parijs. (De film begint op het ogenblik dat ze in Frankrijk aankomen...) Tijdens haar Parijse jaren volgde Julia kooklessen op "Le Cordon Bleu". In dit gerenommeerde instituut leerde Child de beginselen van de Franse keuken.
In 1951 begon ze aan Amerikaanse huisvrouwen lessen te geven over het bereiden van gerechten uit de Franse keuken. In de 10 jaar die er op volgen reisde ze door Europa om meer ervaring op te doen. In 1961 verscheen haar eerste boek, "Mastering the Art of French Cooking". Ze kreeg voor de uitwerking van de receptuur wel de hulp van twee andere dames, Simone Beck and Louisette Bertholle. Het boek werd een bestseller en betekende het begin van haar schrijvers- en televisiecarrière.
In 1962 leidde de presentatie van haar nieuwste boek tot het idee om een kookprogramma op TV te beginnen. Het programma, The French Chef, ging op 11 februari 1963 in première.
Dat is in het kort haar curriculum...
In 2009 werd een biografische film over haar uitgebracht; Julie & Julia, en dit is de film die ik gezien heb vorig weekend en ik niet alleen denk ik zo!
Over Julia Child weten we nu bijna alles. Julie Powell die in de film gespeeld wordt door Amy Adams, een knap kind... is een jonge Amerikaanse blogster... Zij probeert 50 jaar later in 2002, om alle 524 recepten uit het kookboek "Mastering the Art of French Cooking" in 365 dagen uit te proberen. Het gedeelte over Julie is eveneens biografisch en geen fictie! Hoe ze met vallen en opstaan alle gerechten uit het boek klaar maakt... Hoe ze er in lukt om op het einde van het jaar er nog zo slank uit te zien, ik snap het niet...!
Interessant is dat Julia Child haar opleiding kreeg aan "Le Cordon Bleu", de school waar ik het hier toevallig, noch maar een paar weken geleden, ook over had.
Na de tweede wereldoorlog was Madame Brassart de directrice van de school. En het boterde niet goed tussen Julia en Madame Brassart die duidelijk geen hoge dunk had over de kookkunsten van de Amerikaanse en dat ook zeer duidelijk liet blijken.
De chef was toen Max Bugnard, de opvolger van Paul Henri Pellaprat die er voordien de plak zwaaide in de keuken. In de film wordt chef Bugnard mooi weergegeven, met zijn imposante snor en zijn zware hoornen uilenbril... Ook Pellaprat had een snor als een "fietsstuur"... Misschien allemaal afgekeken van Escoffier want die had hetzelfde versiersel onder zijn neus... of was het toen naar de mode?
Een fragment in de film toont de woonkamer van Julie waar plotseling een beeld op de televisie komt, waarin een acteur (Dan Ackroyd ) op grappige wijze Julia Child parodieert... In de Verenigde staten blijkt dit fragment, deze parodie, geweldig populair te zijn... maar ik snapte er niets van... (Ik wilde hier een lelijk woord gebruiken...) Ik veronderstel dat deze parodie zoiets is als het filmpje, dat iedereen hier kent, (?) over James die elke jaar de slechtziende Miss Sophie bedient bij haar verjaardag die zij viert, samen met haar vier reeds 25 jaar geleden overleden gasten...
Dan Ackroyd is een Canadese filmacteur en komiek die aan wieg stond van Saturday Night Live. (SNL) Het is tijdens dergelijke show dat hij Julia Child parodieert. De voorloper van "Tegen de Sterren op"!?
Maar waarom intrigeert dit grappig fragment met Dan Ackroyd, mij zo erg?
Wel...
Als lang zoek ik naar informatie over de beginperiode van de kookprogramma's bij het toenmalige N.I.R. (Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep) In het bijzonder de vraag, wanneer en wie, kwamen er als de eersten op het toen nog zwart-witte beeldscherm, om een kookprogramma te presenteren?
Voor degenen die het nog niet zouden weten, reeds jaren heb ik een website die gestart is met hoofdstukken als, keukentheorie, warenkennis en etymologie... Nu bijna een jaar geleden heb ik er een zeer groot stuk aangebreid waar het deel over de etymologie uitgebreid is tot een heus "Woordenboek", want zo heb dit nieuwe deel genoemd... In dat woordenboek worden allerlei onderwerpen, zoveel als ik er zelf ken, in verband met namen, culinaire termen, geijkte benamingen, enz... behandeld.
Eén item daarin handelt over de eerste Belgische Radio- en televisiekoks. Je kan het hier vinden.
Een deeltje uit die tekst gaat als volgt:
Vanaf 1957 had de Gentse acteur Cyriel van Gent, in navolging van een roodharige, liedjes kwelende en versjes voordragende kok op de BBC, de koksmuts opgezet in een programma, "Koken met Archibald" genoemd. Hij bereidde eenvoudige gerechten en werd (buiten beeld) bijgestaan door een huishoudkunderegentes. De BBC kok was waarschijnlijk Fanny Cradock, die geassisteerd werd door haar "commentator", Johnnie Cradock haar vermeende echtgenoot.
De genoemde huishoudregentes was waarschijnlijk Lea Martel, een medewerkster (producer) bij het N.I.R.
Het woord "waarschijnlijk" staat twee keer in bovenstaande tekst...
De woorden waarschijnlijk gebruik ik hier omdat de aangehaalde informatie mij bezorgd werd door Paula Semer, de eerste omroepster en "leading lady" van het toenmalige N.I.R. Zij zelf was ook niet honderd procent zeker meer van haar beweringen, het is allemaal zo lang geleden... en de huidige VRT weet van niets meer... zobeweren ze toch!
Vooral de BBC kok, Fanny Cradock; een roodharige, liedjes kwelende en versjes voordragende kok... intrigeert me...! Of zou het misschien Dan Ackroyd, de liedjes kwelende grapjas kunnen geweest zijn... die als voorbeeld stond voor Cyriel van Gent? Misschien?
In 1957 zullen er wel geen tientallen kookprogramma's op TV te vinden geweest zijn... De BBC bestond toen al redelijk lang maar een beetje zoekwerk leverde heel veel info op over Fanny Cradock en haar zo gezegde Majoor Johnnie Cradock die haar enigszins lompe echtgenoot en assistent speelde.
Over andere kookprogramma's in de jaren vijftig, is niets te vinden...
Ook die Fanny Cradockmoet een speciaal en een excentriek figuur geweest zijn zo te lezen... Zij gaf haar kookdemonstraties op TV, dikwijls gekleed in een baljurk, droeg overdadig veel juwelen zoals diamanten armbanden, enz... Ze kleurde haar gerechten met niet passende kleurstoffen. Ze zou ooit een kip laten vallen hebben tijdens een uitzending, het beest hebben opgeraapt en het een beetje afgeveegd... en verder bereid. Haar commentaar zou geweest zijn: niemand ziet je toch in de keuken... Haar uiteenzettingen waren op zijn minst gezegd heel controversieel... zij schrikte er zelfs niet voor terug om personen te blameren tijdens een uitzending... enz...
Misschien is het toch deze Fanny of Major Johnnie die de inspiratiebron waren voor de Vlaamse Cyriel van Gent.
- De Canadese komiek Dan Ackroyd is afgeschreven. Zijn "performance" komt te laat in de tijd, en hij is Amerikaan, ook niet van de BBC.
- De uitzendingen op de BBC met Fanny Cradock begonnen in 1955, dus het zou best kunnen dat zij inderdaad de inspiratiebron geweest is. Alleen over liedjes kwelen en over een roodharige is er niets te vinden... tenzij Cradock af en toe haar haren rood kleurde??? En dat is zeker mogelijk... !
Mocht er iemand zich nog iets herinneren over die eerste kookprogramma's op de Vlaamse TV, laat je het dan weten? Ikzelf had toen geen TV en heb die ook nooit gehad tot ongeveer 10 jaar geleden...!
Wat ook raar is; Julia Child was in Engeland niet gekend tot de film Julie & Julia uitkwam en vice-versa kent de VS, Fanny Cradock dan weer niet... beroemd zijn is blijkbaar heel relatief...
Indeed, we had heard and knew practically nothing of Julia Child before seeing the film, being reared on Fanny Cradock as the English equivalent!Zo luidde de commentaar van een Britse dame.
Ik zal in ieder geval, de twee dames opnemen in mijn lijstje met "Bekende namen"...
Nog een hele brok leesvoer is hier te vinden... het volledige CV van Julia Child.
Er kwamen vorige week veelbelovende berichten in mijn mailbox gerold.
Ver hier vandaan, nog verder dan Bobbejaanland, in de schemerige bossen van de Antwerpse Kempen werd door een correspondent(e) een verschijning gesignaleerd, niet van de H. Maagd, maar van een groepje paddenstoelen. Vermoedelijk eetbare exemplaren en mogelijk een soort die nog niet op mijn lijst "- reeds gegeten - " voorkomt.
Ter staving werd ook een foto van de ontdekte paddenstoelen meegezonden en de vermelding dat het mogelijk "voorjaarspronkridderzwammen" zouden zijn. (26 letters)
Zoiets moet ik maar één keer horen! De volgende morgen, bij het krieken van de dag, zo rond negen uur, was ik reeds op weg om de "pronkridders" een bezoekje te brengen.
Een klein groepje wit/grijze paddenstoelen groeide tussen het mos aan de voet van een verdorde vlier... Misschien was deze dode boom de voedingsbodem voor de paddenstoelen?
De eerste determinatie bleek juist te zijn. Het was inderdaad een toefje voorjaarspronkridderzwammen!
De voorjaarspronkridderzwam is een soort paddenstoel die ik reeds kende en voordien al één keer gevonden had maar toen twijfelde ik aan de juistheid van mijn determinatie. En als je lang wil leven en toch zelf geplukte paddenstoelen wil eten, dan is er maar één regel die telt; bij de minste twijfel, blijf er af!!!
Nu was de determinatie niet zo moeilijk. In het voorjaar groeien er niet veel soorten paddenstoelen en alle kenmerken van de gevonden paddenstoelen kwamen overeen met de beschrijvingen in de gespecialiseerde lectuur.
Het gaat over een paddenstoel met zeer veel namen, wat betekent dat het een bekende soort is. Hij behoort tot de grote familie van de ridderzwammen ofte "Tricholoma's". De wetenschappelijke naam van deze soort is, tricholoma gambosum of calocybe gambosa. De Nederlandse naam die het meest gebruikt wordt is : voorjaarspronkridderzwam. De Franse naam, "tricholome de la Saint-Georges", en "le mousseron vrai" is ginds een bekende naam. Ook de Engelsen spreken over de "St George's mushroom". Saint-Georges, Sint Joris, wordt volgens de gregoriaanse kalender gevierd op 23 april. Het is ook rond die datum dat dit soort paddenstoelen zijn verschijning maakt. Voor zover ik weet wordt deze paddenstoel (nog) niet gekweekt... 't Zou nochtans de moeite lonen want het is een smakelijke soort.
Terug thuis gingen de in stukjes gesneden paddenstoelen de pan in. Ik heb ze gebakken in eendenvet, omdat ik toevallig veel eendenvet in huis heb... Dat is een geldige reden om dit soort vet te gebruiken. Puur natuur en veel onverzadigde vetzuren...! Veel beter dan margarine! Zeer opvallend was dat de paddenstoelen geen vocht afgaven tijdens het bakken zoals de meeste andere paddenstoelen wel doen. Ze roken ook heerlijk... naar gebakken paddenstoelen!
Ik heb er nog een gesnipperd sjalotje aan toegevoegd, enkele blokjes spek en een greepje gehakte peterselie... Met een boterhammetje erbij was dit een heerlijk etentje... Ik had er nog een glas wijn kunnen bij drinken, maar vermits ik mezelf op dieet gezet heb..?!
Mijn mailbox staat open om meer meldingen van dergelijke ontdekkingen te ontvangen...
De voorjaarspronkridderzwam is een wit/grijze plaatjeszwam met een hoed van 7 tot 12 cm breed. De steel heeft geen ring en de plaatjes staan zeer dicht tegen mekaar. Opvallend is de geur van vers meel. Deze forse zwam is reeds te zien vanaf april, dikwijls in heksenkringen, op open grazige plaatsen, dikwijls tussen het mos, onder struiken of in lichte bossen.
De verdorde vlierboom die misschien de voedingbodem was voor de paddenstoelen deed mij er ook aan denken dat de vlier, maar dan als levende boom, rond deze tijd begint te bloeien.
Spijtig genoeg is het nu nog een ietsje te vroeg voor de algemene bloei. Dat geldt toch voor de "echte" vlier want er bestaan verschillende kweekvormen die nu al bloeien. De "zwarte vlier" ofte "sambucus nigra" is de stamvorm die hier ten lande op veel plaatsen in het wild voor komt. Vroeger werd de boom veelal aangeplant rond boerderijen, dicht bij de mesthoop, daar groeide hij goed. Of om het "moosgat, ... het moozegat" te verbergen. Van de paars/zwarte bessen wordt in de herfst vliersiroop gemaakt. Goed tegen de "valling"... De verkoudheid wordt daarmee bedoeld.
Als kind maakten we van een tak van de vlierboom een "klakkebuis" of een fluitje. Beide zijn dingen die nu verdrongen zijn door het PlayStation of de iPhone... Het verschil is dat we toen zo een klakkebuis of fluitje zelf maakten en dat het niets kostte... en we waren er ook uren zoet mee! (... 'k Denk dat ik oud aan het worden ben..?)
Wie toen een fluitje gemaakt had van een vliertak en er op speelde was een "flierefluiter"... Waar nu iemand mee bedoeld wordt die zorgeloos door het leven gaat zonder al te veel werk te verrichten. Zo'n vlierfluit wordt gemaakt van een vliertak die men in de winter had afgezaagd en meteen van het merg had ontdaan. Na drie weken drogen werd er een mondstuk aan gesneden, zoals bij een blokfluit, en op regelmatige afstanden werden zes gaten geboord en zo verkreeg je een eenvoudig fluitje.
De grootste deugnieten maakten geen fluitjes, dat was voor mietjes of voor meisjes maar zij maakten een "klakkebuis"... Een primitief schietinstrument waarmee je proppen of lijsterbessen kan wegschieten, liefst in de klas naar het hoofd van de meester...!
De klakkebuis werd gemaakt van een recht stuk vliertak van ongeveer 12 cm lang en je peuterde er eerst het zachte witte merg uit. Op een ander stukje tak, de stamper, werd een lange nagel met gladde kop vast gemaakt, die moest juist passen in de opening in de vliertak. Wie handig genoeg was kon dergelijke stamper volledig uit een wilgentak of kastanjetak snijden... De stamper moet een halve centimeter korter zijn dan de holte in de buis. Twee stukjes papier werden dan tot proppen gesjiekt. De eerste prop werd met de kop van de nagel tot aan het eind van de vlierbuis geduwd. De tweede prop van voor in de buis. Als je de nagel nu krachtig door de buis duwde, vloog de eerste prop er met een knal uit. De weggevlogen prop werd dan vooraan vervangen door een andere en 't spelletje kon herbeginnen. Met een rijpe lijsterbes in plaats van papierproppen werkte het systeem evengoed en die maakten dan zulke kleurige oranje vlekken op de meester zijn "kletskop"...
Maar met de bloemen van de vlierstruik of boom, die weldra zullen bloeien valt er allerlei lekkers te bereiden. Voornamelijk de drankensector vaart er wel bij.
Wat veel gedaan wordt en wat zeker de moeite loont is het maken van een vlierbloesemstroop...
Deze siroop kan aangelengd worden met spuitwater, zo verkrijgt men een soort limonade. Het kan ook met een frisse droge witte wijn of schuimwijn... Een goed trucje om een flauwe cava wat meer karakter in te blazen.
Hiervoor heeft men nodig : vlierbloemen, water, suiker en citroenzuur.
Neem zoveel bloemen als je kunt plukken en verwijder de meeste takjes zodat er zo min mogelijk hout in de stroop zal terecht komen... Neem liefst bloemen die bedekt zijn met een laagje van het gele stuifmeel. Prop de bloemen zo vast mogelijk in een glazen bokaal, bijvoorbeeld een grote weckbokaal. (Of visbokaal?) Overgiet ze met heet water en leg een bordje of iets anders zwaars op de bloemen zodat ze niet boven het water uitkomen... Zet de bloemen nu buiten in het zonnetje... als ze schijnt. Hou ze anders op een warme plaats gedurende vierentwintig uur. Zeef dan het vocht door een zuivere doek. Voeg per liter van dit vocht, 1,25 kilo suiker toe... (Maggie De Block zal niet akkoord gaan...'k weet het) En ook twintig gram citroenzuur... Dit laatste koop je in de Turkse supermarkt of bij de apotheker maar daar zal het heel wat duurder zijn... Indien je niet van plan bent om de siroop lang te bewaren kan je ook een in schijven gesneden citroen of limoen bij de vlierbloesems stoppen. Het citroenzuur in poedervorm is een eenvoudig en onschuldig bewaarmiddel dat echt nodig is omdat anders de siroop zal gaan gisten!!! Maar ook voor de smaak is het citroenzuur nodig.
Laat alles nog een drietal dagen staan (in de zon) tot alle suiker opgelost is en giet dan over in zuivere flessen en sluit goed af.
Op een warme zomerdag giet je een slokje van deze siroop in een glas over ijsblokjes en vul verder aan met water, spuitwater, wijn of bubbels...! De siroop kan zo, puur, gebruikt worden als sausje bij een ijsje of over een pannenkoek. Er kan sorbet van gemaakt worden, bevroren worden tot ijsblokjes, mogelijkheden legio.
Indien je weet welke plant "moerasspirea" is... Wel, hetzelfde kan gedaan worden met de bloemen van de moerasspirea... Het resultaat dat je dan bekomt is om helemaal wild van te worden... maar gebruikt er niet te veel van of je wordt echt wild... Moerasspirea bevat 'coumarine' en wordt aanzien als een medicinale plant en in grote dosissen is het schadelijk ... Ondanks deze waarschuwing voel ik mij nog altijd kiplekker... ook na het vroeger veelvuldig consumeren van dit lekkere en speciale drankje...!
De vlierbloemetjes kunnen ook gedroogd worden. Laat daarvoor de trossen drogen aan een wasdraad in het zonnetje... Knip eventueel de bloemetjes er af en bewaar ze nadien in een papieren zak en gebruik ze om thee van maken of om te mengen in het deeg van een brood. Je kan ze ook in ijsblokjes bevriezen... Eerst het ijsbakje half vullen. Bevriezen. Dan de bloemetjes er in, water er op en verder bevriezen... Dit trucje werkt met veel andere kleine bloemetjes... Het maarts viooltje bijvoorbeeld dat nu vlot te vinden is, of pinksterbloemen die nu overal de weiden lila kleuren
Bekend zijn de gefruite trossen vlierbloemen. Eigenlijk zijn het een soort beignets, een nagerechtje uit grootmoeders tijd. Daarvoor worden mooie, niet al te grote bloemschermen van de vlier door een frituurbeslagje gehaald en gefruit in zuivere hete olie... Om op te dienen bestrooi je ze met poedersuiker of geef je er een lepeltje van de zelfgemaakte vlierbloesemsiroop bij... of een ander zoet sausje.
Een frituurbeslag maak je door 150 gram bloem te mengen met 1 eierdooier, een snuifje zout, een eetlepel olie en 2 deciliter melk, spuitwater of blond bier. Als dit papje glad geroerd is laat je het een half uurtje rusten en meng er dan nog twee tot sneeuw geklopte eiwitten door.
Ook zou kruisbessenconfituur (stekelbessen) er baat bij hebben om gemengd te worden met verse vlierbloemen die losgeknipt zijn van de bloemschermen. Het proberen waard... zelf heb ik dit nog niet geprobeerd... Over enkele weken zal ik misschien eens een poging wagen. Eerst moeten de stekelbessen (in mijn zuster's tuin...) rijp zijn... !
In de handel zijn ook wel enkele dranken te vinden met vlierbloesem als smaakgever. Nog niet zo lang geleden had ik hier een fles Elderberry Cordial. Gekregen van mijn zuster... die van de stekelbessen. Deze "elderflower cordial" is een waterig concentraat van vlierbloesems en blijkbaar "Very British". Je lengt het aan met fris water, spuitwater of witte wijn. Voor wie eens naar Engeland gaat: mijn gekregen flesje kwam van Marks & Spencer en smaakte zeer fris en bevat geen alcohol. Dit in tegenstelling met het drankje "Hugo" dat ook hier een tijdlang furore maakte. Ook deze "Hugo" heeft vlierbloesem als hoofdsmaak. Het is een mix van spumante, natuurlijke vlierbloesem, munt en citroensap en bevat slechts 6 % alcohol... Je kan er dus lekker veel van drinken... (Om bij overdaad toch dronken te worden... ! )
Nu heb ik nog met geen woord gerept over de vlierbessen! Maar daarvoor is het nog enkele maanden te vroeg. Rond september kunnen we de eerste rijpe bessen verwachten en dan zullen we die samen verwerken tot vliersiroop en vlierbollen, alle twee goed tegen de verkoudheid, zo wordt toch beweerd... Of zoals de pas overleden Gaston Berghmans ooit zegde; ik hem da zo gere op de koekebakken...!
Sinds Bart De Wever burgemeester is in Antwerpen kan men hier af en toe wel eens een woordje Latijn opvangen. Exitus acta probat, bijvoorbeeld. Wat te vertalen valt als "Het doel heiligt de middelen"... Voor de duidelijkheid ; alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt. Ovidius was wel de eerste die deze gevleugelde woorden uitsprak en niet Bart De Wever.
Met "alle middelen", bedoel ik hier ; niet-conventionele hulpmiddelen gebruiken om een bepaald resultaat te bereiken.
Zo bijvoorbeeld schreef ik vorige keer het rare zinnetje; "Een zeer handig bureauapparaat dat in geen enkele keuken zou mogen ontbreken...!"... Een bureau en een keuken zijn nochtans niet erg verwant dacht ik zo. En toch! Het zinnetje vroeg toen reeds om een beetje meer uitleg maar dat zou me te ver afgeleid hebben van de essentie van de tekst.
Daarom nu, wat hebben het bureau en de keuken gemeen? Wat doet een bureautoestel in de keuken? Antwoord: plastic zakjes dicht lassen!!
- Iedereen heeft het al eens meegemaakt... Je hebt pasta nodig. Die is verpakt in een transparante cellofaan zak en je hebt slechts een deel van de pasta nodig.... Dan knip je die zak open of je probeert het pak open te prutsen... Resultaat, alle pasta op de grond, want het cellofaan scheurt in alle richtingen open, de pasta volgt de regels van de zwaartekracht en verplaatst zich richting keukenvloer... Ofwel indien dit scenario zich toevallig niet voor doet krijg je de verpakking nadien nooit meer behoorlijk gesloten... Of ze scheurt helemaal verder in flarden... Kortom; doffe ellende alom!
Sinds zeer lang heb ik toevallig een "sealer" in huis gehaald. Tweedehands gekocht in Nederland voor 200 gulden destijds... Dat is (was) een pak geld maar ik had het ding toen echt nodig voor andere werkzaamheden. Nadien is het in de keuken terecht gekomen sinds ik ondervond dat gelijk welke plastic verpakking er in een oogwenk kan mee gesloten worden. Een plastic zakje, met inhoud, even onder de lasbalk houden, twee of drie seconden de balk neerwaarts drukken... en het zakje is gesloten. Zo eenvoudig is het! Het plastic smelt gewoon aan mekaar en de ontstane las is behoorlijk sterk. Desnoods maak je twee lassen. Het lassen gebeurt omdat een gloeidraad gedurende een ingestelde tijd opwarmt en aldus het plastic doet smelten. Het systeem werkt ook met cellofaan.
De temperatuur van de gloeidraad kan geregeld worden zodat elke plasticdikte op gepaste wijze kan aan mekaar gelast, in feite "gesmolten" worden. Eén keer heb ik de verwarmingsdraad moeten vervangen en het "siliconenlint" dat op de verwarmingsdraad ligt ter bescherming, gaat zeer lang mee... De klusjes zoals gloeidraad en lint vervangen kan men gemakkelijk zelf uitvoeren, alleen een schroevendraaier is er voor nodig. ...
Het toestel staat hier altijd, aangesloten op het stroomnet, klaar voor gebruik... Het verbruikt geen elektriciteit zolang er niet op de balk gedrukt wordt. De prijzen voor dergelijke toestellen zijn ondertussen ook al wat redelijker geworden.
Nu gaat het als volgt ; zakje openknippen, de nodige hoeveelheid er uit schudden, het zakje even onder de "sealer" houden! Duwen! Afgelopen, zakje dicht! Het pakje kan zo terug de kast in.
Of; kipfilet of een stukje vis in gelijk welk plastic zakje proppen, even onder de "sealer" en hop, naar de diepvriezer ermee. Vijf seconden werk was dat...!
- Aardappelpuree is blijkbaar een van de geliefkoosde aardappelbereidingen van de Vlaming... en de Nederlanders zijn er zeker ook niet vies van. Heel graag mengt men daar ook nog een andere gekookte of gestoofde groente bij en noemt dit dan met een vreselijke woord: "stoemp"! Mijn honger gaat er zo van over... Maar ieder zijn meug ...zei de boerin en zij kuste haar varken! Ik vind "stamppot" heel wat smakelijker...
Het maken van de puree voor dergelijke gerechten wordt dikwijls met een soort stamper gedaan Niet iedereen is daar tevreden mee want zodoende blijven er altijd stukjes aardappel - of brokjes- over in de puree... Om een mooie gladde, fijne puree te verkrijgen heb je een "passe-vite" nodig. Een "roerzeef" in 't mooi Nederlands. Wist je trouwens dat de "passe-vite" een Belgische uitvinding is? Ene liefhebbende mijnheer Victor Simon maakte de eerste passe-vite voor zijn vrouw in 1928. Later werd zijn octrooi overgenomen door Moulinex. Maar zelfs met een roerzeef aardappelen tot puree draaien vergt nog steeds heel wat werk en vooral een hoge berg afwas nadien... (En de afwasmachine was in 1928 nog niet uitgevonden!)
Voor zij die een klop- of roermachine in hun bezit hebben... Een toestel in het genre Kenwood, KitchenAid, of een van de zo vele andere merken kunnen aardappelpuree bereiden in een oogwenk...
Zet de machine klaar met het "K" stuk gemonteerd. Dus het stevige roerstuk, niet de draadklopper want die is te licht voor dit werkje en ook niet de "haak" want die dient uitsluitend om deeg te kneden.
Kook de, liefst bloemige, aardappelen. Leg alles reeds klaar in de kuip van de machine; boter, kruiding, eierdooiers indien gewenst.... misschien nog wat anders...?
Eens de aardappelen gaar giet je ze af en kieper ze onmiddellijk in de kuip van de machine. Ze moeten zo heet mogelijk zijn. Start de machine in trage stand en drijf de snelheid vrij snel op. Na tien seconden heb je een kom vol met fijne puree van aardappelen... Voeg nu eventueel warme melk toe en/of gekookte groenten. Meng nu verder in trage stand als niet wil dat je, je puree nadien van het plafond moet krabben. Breng indien nodig verder op smaak!
Deze techniek wordt veel in grootkeukens toegepast. Zo heb ik vroeger vrachtwagenladingen vol aardappelkroketten gemaakt vertrekkend van "dûchesse-aardappelen" als basisgrondstof, want zo heet deze bereiding in vakterminologie. (Dûchesse - of hertoginaardappelen is een bereiding die bestaat uit doorgestoken aardappelen gemengd met boter, eidooier, peper, zout en nootmuskaat. Als er melk en boter door gemengd worden spreekt in de "officiële" termen van aardappelpuree... )
- Hebben jullie ook al bemerkt dat Jeroen Meus dikwijls een soort plastic schrapertje gebruikt om gesneden groenten of dergelijke bij mekaar te rakelen en zo over te brengen naar een pot of pan? Een zeer handig dingetje maar velen weten niet waar dergelijke gadget te vinden is... .
Ook is dit soort "schraper" oorspronkelijk geen echt keukenmateriaal... Het komt uit de bakkerij! Alle bakkers kennen dit "dingetje" als een "corne"... Voor wie een woordje Frans begrijpt: "corne" betekent "hoorn". Hoorn was dan ook het originele materiaal waaruit de eerste deegschrapers gemaakt werden. Nu is het praktisch altijd gemaakt van plastic of een andere kunststof zoals siliconenrubber. Er bestaat ook een metalen versie die dan dient om stukken deeg te snijden... Veel gebruikt bij het verdelen van een groot stuk deeg tot broden... Dan wordt, in België toch, gesproken van een "coupe-pâte"...!
Indien je, je ook dergelijke deegschraper wil aanschaffen moet je kijken in winkels waar bakkerijmaterieel verkocht wordt. Of... probeer ergens eentje gratis te krijgen want alle firma's die grondstoffen voor de bakkerij verkopen geven dergelijke "cornes" cadeau aan hun klanten/ bakkers... Maar ze zijn ook gemakkelijk "on line" te vinden voor een euro per stuk of voor nog minder...
- Het volgende is misschien een beetje onzin, maar het kan ook...!
Hoe droog je een massa sla? Ik verzin zo maar wat... Je moet voor een goed doel vijftig koude schotels of slaatjes maken.... dus je hebt veel sla nodig en in plaats van zakjes voorverpakte sla die veel te duur en van mindere kwaliteit is, ga je zelf de sla uit mekaar halen, wassen en drogen.
Heeft er ergens nog iemand een oude wascentrifuge staan? Dan heb je ook de perfecte slazwierder gevonden. Of als je een wasmachine zodanig kan instellen dat alleen de centrifuge werkt ben je ook gered! Ik droogde er ooit gekookt stro in, om op dit stro oesterzwammen te kweken... dit ten titel van informatie!
- Tenslotte de "crème brûlée-brander". Dit toestelletje komt oorspronkelijk, zeer duidelijk, niet uit de keuken maar uit de loodgieterij of de zinkbewerking. Het is pas sinds enige tientallen jaren dat iemand op het idee kwam om een gasbrander te gebruiken om het gesuikerde oppervlak van een "crème brûlée" of een "crema catalana" te branden met een vlam om zo het suikerlaagje te karamelliseren. Het oude systeem gebruikte daarvoor een gloeiend stuk ijzer... of een kolenschop met daarop gloeiende steenkolen. Natuurlijk was dit nog in de tijd dat men een kolenfornuis gebruikte in de keuken... Ook nu nog zou er een systeem bestaan waar een gloeidraad elektrisch verhit wordt om zo de karamelroom te "branden".
Ook in de slagerij kan dergelijke gasbrander gebruikt worden. Veel (goedkope) patés worden niet gebakken in de oven maar gaar gestoomd. Zo treedt er minder vetafscheiding op... want dat zou gewichtsverlies betekenen en dus geldverlies!!! Na het gaar stomen heeft het oppervlak van deze paté natuurlijk geen mooie bruine korst gekregen. De oplossing ligt ook dan voor de hand: de gasbrander! Een kloeke gasbrander brengt dan de beoogde oplossing...
Andersom kan ook. Zo kan een oestermes perfect gebruikt worden als kruisschroevendraaier... De eerste "echte" nieuwe aardappeltjes die ik gisteren kocht heb ik van het dunne pelletje ontdaan met een afwassponsje... Dit zijn slechts een paar voorbeelden...
Fantasie... dat is het enige dat dikwijls ontbreekt!
De eerste mango's, de naam waardig, proefde ik in India… reeds heel lang geleden. Lekker dat die waren! Groot, plomp, goudgeel, ze smaakten lichtjes naar hars, het sap sijpelde langs je ellebogen en drupte op je T-shirt, daar vlekken makend die er later nooit meer uit gingen. Mango's waren hier toen nog zeer exotische vruchten en nauwelijks bekend…
De smaak van de mango van toen heb ik nooit meer terug gevonden... Tot enkele dagen geleden...!
Eigenlijk zocht ik op de markt naar "cherimoya's", maar er waren er geen meer vertelde mij de Indische verkoper. Het seizoen is gedaan... Maar ik heb mango's... Hij wees naar een kistje met kleine helgele mango's… Individueel verpakt in een schuimnetje. Dergelijke netjes verwijzen doorgaans naar een ander plaatje : duur! Maar het viel wel mee... 1,25 € per stuk voor een vrij klein mangootje zo groot als een uit de kluiten gewassen citroen... Ik wilde eerst weten welke soort ik dan wel kocht? ... Alphonso's repliceerde hij, mij bekijkend alsof ik zo dom was dat zelf niet te weten...
Maar Alphonso... dat zegt mij natuurlijk wel wat... Dat is toevallig mijn eigen voornaam! Fons = bron in het Latijn. Nicolay is mijn echte familienaam... Zo weten jullie dat ook weer!
Ook weet ik dat de mango's van het type Alphonso aanzien worden als de lekkerste mango's ter wereld... Alleen zijn ze moeilijk verkrijgbaar. Er is zelfs een periode geweest dat ze niet mochten ingevoerd worden omdat ze uitsluitend uit India ingevoerd worden en aldus parasieten zoals kwaadwillende fruitvliegjes kunnen meebrengen.
Alphonso mango's worden gekweekt in de staten Maharashtra and Gujarat in India. De variëteit wordt genoemd naar 'Afonso de Albuquerque', een Portugese generaal die de Portugese kolonies in India oprichtte. (Goa, bijvoorbeeld) De Portugezen introduceerden de kunst van het "enten" van mangobomen in India, om zo uitzonderlijke kwaliteiten te verkrijgen zoals de Alphonso.
De Alphonso mango heeft een rijke, romige, zachte textuur en bevat weinig vezels. De schil van deze mango is goudgeel met kleine rode stipjes en het vlees is hel saffraankleurig. De lichte terpentijnsmaak kwam weer boven toen ik de eerste proefde.... Of ze ook vlekken maken op de kleren weet ik niet. Ik heb inmiddels leren eten zonder morsen... Mocht je ze ooit ergens vinden, kopen die handel, nooit heb je zulke lekkere mango's geproefd!
- Een paar kramen verder was het viskraam, dit keer bemand door een autochtoon... een Belgische visboer. De man had geep in zijn kraam liggen. Hij geleek zelfs een beetje op een geep; een smalle geep! Hier in Antwerpen is een smalle geep een scheldnaam voor “ne lange smalle”, iemand die meer in de lengte dan in de breedte gegroeid is. Maar de geep heeft geen snor, toch niet zo een lelijke als die van de visverkoper!
Meivis, noemde hij de zilverkleurige lange vis met de spitse bek. Ik wilde hem vertellen dat “meivis” niet de juiste naam is...! De echte meivis is de elft of de fint...! Maar zoiets proberen uit te leggen aan een vishandelaar heeft geen zin, zijn klanten zijn aan dergelijks informatie niet geïnteresseerd en hij zelf ook niet. Daarbij, wat is een elft of een fint?
De zogenoemde meivis of geep die bij ons verkocht wordt is een vis die uit zee naar de riviermondingen zwemt om er zijn eitjes af te zetten. De vrouwelijke vissen toch. - Of de mannetjes ondertussen op café gaan, weet ik niet! - Om het met moeilijke woorden te zeggen; een geep is een "anadrome" vis. De vis leeft voor het grootste deel van zijn leven in zee maar komt naar de riviermondingen gezwommen om zijn, excuseer,haar eitjes, af te zetten.
Vanaf mei is de geep te koop, vrij goedkoop. Ik heb eens verhalen gehoord van dames die in Dieppe (Fr) vis wilden kopen en de geep er van de visboer gratis bovenop kregen omdat hij, de visboer, de geep niet aan de straatstenen kwijt kon. Wil je het eens testen, in het Frans heet een geep : une orphie... en met "un peu dechance" aldaar gratis te verkrijgen.
Een geep weegt ongeveer, iets tussen de 800 gram en een kilo. Na het gewichtsverlies van de kop en ingewanden, betekent dit dat één vis voldoende is voor vier personen als het geen al te grote eters zijn.
De vis kan mooi in vier handlange stukken versneden worden of in acht kleinere. Iemand die nog nooit geep gegeten heeft schrikt zich rot als hij (of zij) de eerste keer de gifgroene fluorescerende graten ziet en zal verschrikt het nummer van het antigifcentrum opzoeken. Maar dat is nu net een kenmerk van de geep. Groengraat, wordt de geep daarom ook genoemd. Sneppe zeggen ze in West-Vlaanderen, maar die West-Vlamingen moeten altijd een beetje speciaal doen... Trouwens niemand begrijpt hun taaltje...! Die sneppe duidt op de lange spitse onderkaak, de bek van de geep, zoals ook een gevleugelde snip zulke lange bek heeft.
Heel veel speciale bereidingen worden niet gemaakt met geep, daarvoor is de vis te fel ondergewaardeerd.
Bijvoorbeeld de vis in vier stukken verdelen, kruiden, door bloem wentelen en bakken in boter is het meest eenvoudige; “à la meunière”. Dit kan ook in de oven gebeuren. Sommigen beweren zelfs dat ie dan naar tong zou smaken... maar die iemand heeft volgens mij een iets te levendige fantasie!
Ik pocheer de stukken vis in witte wijn met veel gehakte groene kruiden en geef er asperges en nieuwe aardappeltjes bij. Daarvoor is het nu het seizoen. (Nog even wachten voor de echte nieuwe patatjes...) De vis wordt soms ook bereid zoals paling in het groen, dus gestoofd met veel diverse groene kruiden. Daarvoor is het nu ook het juiste seizoen...!
Vele mensen hebben een afkeer van de groene graten... daarom, als het kan, er in de keuken eerst de graten uithalen nadat de vis gaar gemaakt is of de vis eerst fileren.... maar dat is niet eenvoudig. Misschien wil de visboer het wel voor je doen. Vermits de vis niet duur is blijft er na het fileren toch nog voldoende betaalbaars en eetbaars over.
Indien je er zou in lukken om de vis zelf schoon te maken, kan je best een zeer verse vrouwelijke geep kopen. (De vrouwtjes herken je aan hun sacoche..) Nee, ze zijn dikker en zwaarder dan de mannetjes en bevatten kuit. Die kuit kan verwerkt worden net zoals kaviaar. Daarom de kuit eerst losmaken, de vliezen verwijderen en voorzichtig mengen met zeer fijn zout, een half uurtje laten rusten in de koelkast en dan bedruppelen met citroensap. Serveren op een vers geroosterd stukje brood... of in het wit van een half, leeg gemaakt, hardgekookt eitje.
Eens iets anders proberen? Maak dan geep klaar als een ceviche. Snij de geepfilet in hapklare brokjes. Bestrooi met wat zout en giet er copieus vers geperst citroensap of limoensap over uit. Laat een uurtje marineren in de koelkast, langer mag ook als je de vis minder rauw wilt. Laat vervolgens de geepstukjes uitlekken en meng met wat heel fijn gesnipperde rode ui of sjalot en een fijngehakt chilipepertje, best zonder de zaadjes. Er kan ook rauwe paprika en/of tomaat bij gemengd worden. Serveren "op een bedje van sla"...! De eventuele overgebleven graatjes worden zachter door het verblijf in het zure sap.
Wegens de graten hoeft men deze goedkope vis echt niet van het menu te schrappen. De groene graten zijn zo goed zichtbaar dat ze heel gemakkelijk kunnen vermeden worden.
- Tenslotte; voor de veganisten en vegetariërs heb ik weer eens een proef gedaan. Nogmaals geprobeerd om zelf tempeh te maken. En het is weer gelukt.
Nu heb ik een versie bereid met verse, zij het uit de diepvriezer komende, sojabonen. Na de poging met de gewone droge sojaboon, de mungboon, de zwartoogboon, de lupine, linzen ... nu met de "edamame" of verse sojaboon ... (Vers uit de diepvries...!A Heijn heeft dikwijls echte verse, reeds gedopte sojaboontjes, te koop, als garnituur voor salades. Ik kocht de mijne in de Aziatische supermarkt.)
Ik ben vertrokken met een pakje van 500 gram. Alles ging weer in zijn werk zoals gewoonlijk; de boontjes een minuutje gekookt. Dan de vliesjes verwijderd. Dat is een langdurig handwerkje maar terwijl kan je naar de "Simpsons" kijken. Dan heb ik de boontjes gemengd met twee eetlepels wittewijnazijn en een opgehoopte eetlepel sojabloem. Uiteraard nog een koffielepel tempehstarter erbij alles nu zeer grondig gemengd. Heel onorthodox heb ik mij synthetische worstenvellen aangeschaft om de boontjes in te verpakken. Maar in een stevige plastic (vacuüm)zak gaat het ook. Wel moet de plastic zak of worstenvel eerst ingeprikt worden met een stevige naald. Ik gebruik een scherpe tweepuntige keukenvork. De zak op een stuk piepschuim leggen en dan prikken maar.... Langs beide zijden zodat ongeveer om de twee centimeter een gaatje ontstaat... Eens de geënte boontjes in de zak zitten de verpakking goed sluiten en alle lucht er uit drukken, dat is belangrijk...! Plastic zakken "las" ik dicht.... daarvoor heb gebruik ik een lasapparaat ofte "sealer"... Een zeer handig bureauapparaat dat in geen enkele keuken zou mogen ontbreken...! Een worstenvel kan gewoon dichtgeknoopt worden met een eindje touw.
Het laten fermenteren doe ik nu in een "omgebouwde" yoghurtmaker. Het is een zeer goedkoop toestel... 25 euro, hier te zien en gekocht bij Vanden Borre. Het toestel produceert een inwendige temperatuur van ongeveer 45 °C. Nu zet ik een "dimmer" tussen het stopcontact en het toestel en regel deze zodanig dat de inwendige temperatuur in het toestel niet hoger oploopt dan de gewenste 30, max 33 °C. De eerste paar uur is dat even controleren maar eens de temperatuur juist staat ingesteld blijft die ook zo... Natuurlijk heb je ook ter controle een thermometer met temperatuurssonde nodig. Ook die is te koop voor minder dan 20 euro. Deze tempeh heeft 36 uur in de fermentatiekist gezeten, want zo heet het yoghurttoestel nu. Nadat de dimmer wordt opgeborgen... is het toestel is weer een gewone yoghurtmaker.... Na het fermenteren blijft de nu tempeh geworden bonenmassa nog een paar uur liggen, verpakt in een opgerolde keukenhanddoek zodat de warmte er nog lang in blijft... (Ik leg die dan op mijn laptop omdat die behoorlijk warm loopt...ook als hij niet werkt...)
Daarna, na een nachtje afkoelen, verkrijg je dan een rol lichtgroene tempeh..!
En zo is ook het bewijs geleverd dat je met een beetje kunde, tempeh kan maken van gelijk welke peulvrucht. Wel heb ik de indruk dat deze groene tempeh nogal "flatulentie" veroorzaakt... Mogelijk, want sojabonen zijn moeilijk verteerbaar.
Je weet niet wat flatulentie betekent? Zoek maar op! Wikipedia weet alles!