ANEKDOTES LEGENDES EN ANDERE GESCHIEDENISSEN VAN HET BARCELONA BINNEN DE VROEGERE MIDDELEEUWSE OMWALLING
Zopas is mijn eerste boek over Barcelona verschenen. Titel: "Anekdotes legendes en andere geschiedenissen van het Barcelona binnnen de vroegere Middeleeuwse omwalling". Ondertitel: "of Barcelona zien en sterven, steeds weer een beetje meer". 36 bijdragen van 2 tot 10 bladzijden A5. Meer informatie: www.shopmybook.com en zoeken naar "Rik Wouters". De is mijn eerste boek over BCN. Een volgende boek zal volgende 'originele' vervolgtitel dragen: "Meer anekdotes legendes en andere geschiedenissen over het Barcelona binnen de vroegere Middeleeuwse omwalling". Een voorsmaakje:
GUIFRÉ EL PILOS OF DE GRAAF MET DE BEHAARDE VOETZOLEN
Van Guifré I, de stichter van het huis van de graven van Barcelona, is geen toendertijdse afbeelding bekend. Men gaat ervan uit dat hij meer dan waarschijnlijk niet waarheidsgetrouw afgebeeld staat op één van de zijkanten van de poort van Sant Iu of de heilige Ivo van de kathedraal, aan de kant van het Museu Frederic Marès. Sommigen beweren dat de beeldhouwwerken spolia of een hergebruikte fragmenten van de Romaanse kathedraal uit 1058 zijn. Anderen houden het bij laat-veertiende eeuwse kunstuitingen.
Feit is dat er gewapende mannen die tegen vreemde en dierachtige wezens vechten, afgebeeld zijn. De vreemde gedrochten zouden in beide gevallen dracs of draken zijn. Ik houd het in Guifrés geval op een samengesteld krachtig en bovennatuurlijk dier met het lijf van een leeuw, vleugels zoals ze reeds door Assyriërs bij monumentale stierenbeelden weergegeven werden, en kop en voorpoten van een arend. Gevleugelde sfinxen? Angstaanjagende griffioenen? De ene krijger draagt een maliënkolder. Hij vecht met schild waarop een kruis staat, en zwaard. Hij kan niemand anders zijn dan Sant Jordi of de heilige Joris, patroonheilige van Catalunya. Zijn verhaal en dat van een draak en een prinses is in 1250 neergeschreven door Iacopo, aartsbisschop van Genua op het Italiaanse schiereiland. Jordis belang kan zelfs nu nog niet geloochend worden. Hoewel minder dan 10 procent van de Spanjaarden kerkganger is en dat aantal in Catalunya nog lager ligt, heten vele Catalanen Jordi. Johan Cruyff, ooit voetballer bij Barça of F.C. Barcelona, dé Barcelonese ploeg die mes que un club of meer, veel meer dan een voetbalploeg is, heeft het belang van de naam ingezien door zijn te Barcelona geboren zoon die voornaam te geven. Spijtig genoeg denkt de zoon dat hij, en ik schrijf op fonetische wijze, jordi met de j- van Jan, in plaats van zjordi heet. Doordat Sant Jordi pas laat de officiële patroonheilige van Catalunya geworden is, kan misschien wel aangenomen worden dat het beeldhouwwerk uit de periode van de bouw van de kathedraal stamt. Jordi werd op 17 april 1454 door de Generalitat tot patroon van Catalunya uitgeroepen. De andere krijger is halfnaakt afgebeeld. Hij is op een broek die tot op zijn knieën reikt, na, naakt. Borst en benen staan vol gekruld haar. Ik durf te wedden dat de broek overbodig is: daaronder zal hij ook wel zo overbehaard zijn dat zijn mannelijkheid erdoor verborgen is. Hij vecht als een wildeman zoals er ook aan de buitenzijde van de kooromgang van de Sint-Martinuskerk van mijn geboortedorp afgebeeld zijn. Hij houdt een elementair wapen, een knuppel die prehistorisch of herakliaans aandoet, vast.
Het is niet moeilijk om te raden wie hij is. Guifré el Pilós of el Pelós. Heeft de toenaam met harigheid te maken? Wie zal het zeggen. Zou pelós of pilós begroeid met haren kunnen betekenen?! In het geval van pelós hebben we met overwoekerd te maken. Kan het verwijzen naar een gebied dat begroeid is met bossen zoals de voorloper van Catalunya in de negende eeuw was, en de streek die zich nu fier nació of natie noemt, nog steeds is? Kan overwoekerd bij uitbreiding of afleiding dan ook betekenen dat Guifrés lichaam overdadig met haar begroeid was? In het geval van pilós, afgeleid van het Latijnse pilosus of pilum, gaat het om een speer. Herinnert het aan de speer van de Romeinse soldaat die in de Middeleeuwen ook nog door de adel gebruikt werd? Doordat Guifré in de negende eeuw leefde en door het archaïsche karakter van het beeldhouwwerk kan aangenomen worden dat het ouder dan de veertiende eeuw is. Maakte het deel uit van de elfde-eeuwse Romaanse kathedraal? Was het pre-Romaans?
De legende over Guifré heeft het duidelijk over iemand die met haar begroeid is. Er wordt beweerd dat ook Guifrés voeten, zelfs zijn voetzolen behaard waren. Leefde de Yeti toen op het Iberische schiereiland?! Die Guifré zou iets met draken gehad hebben. Verwonderlijk is dat niet. In de Middeleeuwen had er overal wel iemand met draken te maken. Zelfs in Vlaamse stripverhalen komen ze voor: in de Schat der Nibelungen van Suske en Wiske heeft Lambik er zelfs eentje bevochten. Het verhaal van Guifré en zijn draak situeert zich ergens in de negende eeuw. De Moren die Barcelona een kleine eeuw bezet hielden, zagen in dat ze de inwoners van de streek rond de stad niet definitief konden verslaan en wilden zich terugtrekken. Ze besloten om de tactiek van de verbrande aarde op een bijzondere, zeg maar originele manier toe te passen. Ze brachten een draak die ze in Noord-Afrika gevangen hadden per boot naar de monding van de Llobregat, net ten zuiden van Barcelona. Ze vervoerden hem naar het binnenland waar ze hem lieten lopen. De draak ging waar nu Sant Llorenç del Munt is, in een grot, de Cova del Drac of het drakenhol, wonen. Hij leefde er een vreedzaam bestaan tot zijn eten, voornamelijk geiten en schapen, opraakte. Hij besloot dan maar om van menu te veranderen en begon de herders van die schapen en boeren op te eten: verandering van smaak deed toen al eten. De heren reageerden niet: wie geeft er nu om het leven van één of meer onderdanen?! Toen de streek door de enorme honger van de draak die wel aan boelemie leek te lijden, echter ontvolkt dreigde te raken zodat de adel zelf voor zijn kost zou moeten opdraaien en dus werken, werd er ingegrepen. Ridders werden erop afgestuurd. Geen enkele keerde terug. Ook Espes die naam had gemaakt door in Afrika aan de lopende band bijna draken te doden, overleefde het niet. Zelfs een groep ervaren ruiters had geen succes. De draak spuwde vuur zodat de paarden in paniek in een afgrond sprongen. Nu nog heet de plaats Salt dels Cavalls of sprong der paarden. Uiteindelijk kon men de draak met zijn eigen wapens op de vlucht jagen. Men stak het bos waarin hij zich schuilhield, in brand zodat hij naar de Serra de Montserrat waar van een zwarte maagd nog lang geen sprake was, vluchtte. Zou het niet mooi, lees origineel klinken: een madonnabeeld, zwart geworden door een vuurspuwende Moorse draak?! Lang bleef de drac niet op het door monniken ingezaagde gebergte. Hij ging terug naar zijn vertrouwde hol te Sant Llorenç. Uiteindelijk besloot Guifré om zijn kans te wagen. Hoewel de draak hem zijn knuppel ontnam, kon Guifré hem met lans en zwaard zwaar verwonden. De draak probeerde nog om vliegend te ontkomen, maar stortte dood neer. Zijn lijk werd gevild. Zijn huid werd met stro opgevuld en op belangrijke dagen in stoeten rondgedragen. Was de draak wel een draak? Hoewel de legende het erover heeft, weet iedereen dat draken niet bestaan. Het kan niet anders dan dat de draak symbool stond voor de Moren en net zoals de duivel voor de bijgelovige christenen symbool voor het kwaad was. Zuiver en christelijk racisme dus. Er wordt wel eens beweerd dat de afgebeelde figuur niet Guifré, maar zijn vader Sunifred zou geweest zijn. Over die Sunifred kan men in de Gesta Domitum Barcinonensium, en manuscript over de heldendaden van de Barcelonese graven, een interessant verhaal lezen. Guifrés vader werd door de Franse koning van wie hij leenman was, om redenen die hier niets ter zake doen, naar Parijs geroepen. Onderweg werd hij door Franse ridders die door Catalanen nooit mochten te vertrouwen zijn, vermoord. Guifré die met zijn vader meegereisd was, werd door de koning onder de voogdij van de graaf van Vlaanderen geplaatst. Er zijn in Barcelona wel meer links met Vlaanderen waarmee ik niet Oost- of West-Vlaanderen bedoel. Aan het moerassige hof van de graaf van Vlaanderen groeide Guifré samen met de dochter van de graaf op. Ze werden verliefd. Guifré keerde uiteindelijk terug naar Barcelona. Hij werd door zijn moeder herkend, niet aan de obligate moedervlek, maar aan het haar op zijn voetzolen. Verbeelding is er met de eeuwen niet op vooruit gegaan. Guifré werd graaf van Barcelona en trouwde met de dochter van de Vlaamse graaf om lang en gelukkig te leven en vele kinderen onder wie hij zijn bezittingen zou verdelen, te maken.
Legendes, niets dan legendes. Wat weten we met bijna-zekerheid over Guifré?
Er wordt verondersteld dat hij rond 840 geboren is: ik begin inderdaad met een veronderstelling. Hij bracht een aantal streken van de Marca Hispanica of Spaanse Mark onder zijn gezag. Marken waren gebieden gelegen aan de onveilige uiteinden van het enorme Karolingische rijk. Guifré werd graaf van Cerdanya en Urgell in 870, Barcelona en Girona in 878 en Osona en Conflent in 886 en legde zo de basis van wat de Catalaanse Principat of oer-Catalunya worden zou. Hij zorgde voor herbevolking van Osona of de streek rond Vic dat als gevolg van de Moorse invallen ontvolkt geraakt was. Hij speelde als één van eersten een rol in de Reconquista of herovering van het Iberische schiereiland op die Moren die net als de kruistochten niets minder dan een soort christelijke jihad of heilige oorlog en helemaal niet alleen maar een Castiliaanse oorlog was. Dat kostte hem het leven. Op 11 november 897 sneuvelde hij die door ibn Hayyan Anqadid, een Arabische geschiedschrijver, ibn al-Mundir genoemd werd, in de Slag van Valldora in Solsonés, de streek rond Solsona, een veldslag tussen zijn troepen en die van Llop ibn Muhamed, de Moorse heerser van Lleida. Hij werd begraven in het Monestir de Santa María de Ripoll te Ripoll, tussen Girona en Seu dUrgell. Dat klooster was door hem gesticht en werd in 888 ingewijd. De kerk ervan zoals ze nu bestaat, stemt min of meer overeen met die van Oliba, een van de belangrijkste geestelijken uit de Catalaanse geschiedenis en afstammeling van Guifré. Olivas kerk werd in 1032 ingewijd. Ze werd verscheidene keren beschadigd en door de troepen van Napoleon zelfs bijna met de grond gelijk gemaakt om op het einde van de negentiende eeuw door Elies Rogent i Amat grondig, te grondig, dus in de zin van de Fransman Viollet-le-Duc, gerestaureerd, zeg maar aangepast te worden. Voor die Viollet-le-Duc die tal van volgelingen met zijn vreemde ideeën besmet heeft en zo veel meer slecht dan goed gedaan heeft, was niet van belang hoe iets er ooit uitgezien heeft, maar wel hoe hij en niemand anders dacht of, meer zelfs, wilde dat het geweest moet zijn. De kerk van Santa María de Ripoll is vooral vanwege het twaalfde-eeuwse Romaanse portaal een bezoek waard. Er worden vooral scenes uit het Oude Testament op afgebeeld: de heer als Pantocrator, de 24 ouderlingen van de Apocalyps, 22 heiligen, Kaïn en Abel, Aäron en Moses, David, Salomon, Daniël, Jozua, Jonas, Nebukadnezar, Habakuk, de Ark des Verbonds, veroordeelden, Jeruzalem en Joden. Verder vallen engelen, ooievaars, slangen, vegetale motieven, symbolen van de dierenriem en de maanden van het jaar en scenes uit het Nieuwe Testament of het leven van Petrus en Paulus, de symbolen van de 4 evangelisten en het Lam Gods op. Na vele bezoeken blijf ik nog steeds verwonderd en bewonderend kijken naar de afbeeldingen van de maanden van het jaar. Ik som ze op en probeer dat te doen in parafrases van omschrijvingen die ik hier en daar gelezen heb: januari of een houthakker met takkenbos, februari of man en vrouw die kaas maken, maart of een boer die tussen bomen de grond omspit en een vogel, april of een boer die het groeien van het graan van in de schaduw van een bloeiende boom gadeslaat, en een lam, mei of een man en 2 meisjes die de eerste vruchten plukken, juni of het oogsten van het graan, juli of een boer die met de hulp van zijn vrouw een korenschoof maakt, augustus of 2 mannen die de kuip voor het wiijnmaken klaarmaken, september of een man en een vrouw die druiven plukken, oktober of een herder die het vee slacht terwijl zwijnen eikels eten, november of het slachten van een varken en december of een echtpaar samen vóór de open haard waarin hespen te drogen hangen. Guifré wou van Ripoll een grafelijk mausoleum maken. Hij was de eerste van zijn geslacht, die er begraven werd. Na hem volgden, en ik beperk me tot de graven van Barcelona, Sunyer I, Ramon Berenguer III en Ramon Berenguer IV die respectievelijk in 953, 1131 en 1162 stierven. Tijdens zijn leven slaagde Guifré erin om wat bekend geworden is als Catalunya Vella of oud Catalunya, gelegen in het noorden en noordoosten voor het huidige Catalunya, te verenigen. Hiermee legde hij de basis voor Catalunya als Middellandse Zeerijk. Spijtig genoeg verdeelde hij zijn bezittingen onder verscheidene leden van zijn familie, voornamelijk zonen: Barcelona, Girona en Osona gingen naar Guifré II Borrell I, begraven in het klooster van Sant Pau del Camp te Barcelona, hét Romaanse restant van de stad, en later Sunyer I die zich in 950 in het klooster van Sant Pere de Rodes terugtrok, Besalú ging naar zijn broer Radulf I en later naar Miró II el Jove, Cerdanya naar Miró II el Jove en Urgell naar Sunifred II. Hun afstammelingen zouden kunnen beginnen met de uitbouw van het echte Catalunya. Ik moet herhalen en uitbreiden: spijtig genoeg zou Guifré de eerste, maar niet de laatste graaf van Barcelona zijn die zijn bezit bij zijn dood niet alleen maar aan zijn oudste zoon alleen overliet, maar het onder verscheidene van zijn zonen verdeelde. Daardoor bracht hij zijn eigen levenswerk een schade die pas generaties na zijn dood zou hersteld worden, toe. Toch heeft hij er voor zijn familie voor gezorgd dat ze zijn bezittingen konden erven en rijkelijk leven. Tot en met Guifré gingen de graafschappen van de Spaanse Mark niet van vader op zoon over: graven werden immers door de koning van Frankrijk van wie er geen enkele ooit een voet in Barcelona gezet heeft, aangeduid en benoemd en eventueel zelfs afgezet. Vanaf Guifrés opvolgers veranderde dit: de erfgenamen waren dus familieleden van Guifré die als leenman trouw zwoeren aan de koning van Frankrijk en voor de rest grotendeels hun eigen zin deden, gewoon maar omdat ze in geval van nood nooit steun van die koning gekregen hebben. Vanaf de dood van Karel de Kale, kleinzoon van Karel de Grote, in 877 verzwakte de Karolingische dynastie zozeer dat Catalunya de facto onafhankelijk was. Deze onafhankelijkheid werd definitief in 987 toen de Karolingers door de Capetingers aan de kant gezet werden: Catalunya weigerde om de usurpatoren te erkennen. Catalunya als onafhankelijke staat was geboren.
|