Op 'Bijbelstudie' trof ik 'een hondje van een vraag' aan, die echter geplaatst was bij 'bezoeken', waar ik maar weinig kijk. Maar ik heb mijn vragen liever via het knopje e-mail, waar ik ze direct toegestuurd krijgt.
Dus....als u mij wilt contacten: altijd graag via het e-mail-knopje
...ons algemeen bezig zijn in de jaren 1967-1971....
Dag lieve mensen
Nu heb ik al wel verteld, hoe het met de kinderen ging in de periode 1967-1971.
Maar de vraag : "Wat gebeurde er nu toch in 1971, dat het zo'n beslissend punt was in jullie leven", is nog niet beantwoord.
En deze en -mogelijk- volgende afleveringen zijn ervoor om geleidelijk naar deze omslag in ons leven toe te werken.
In 1967 kwamen wij dus terecht in een gemeente in Midden-Nederland, die ons lag, omdat de mensen daar meer van ons type waren, zeer in het algemeen gesteld dus, want het was een grote gemeente met vele soorten mensen. maar ons 'soort', beetje ruimdenkend, beetje 'met een wat wijdere horizon', trof je er toch vrij veel aan.
We voelden ons er best thuis...en tóch....en tóch...
Je zult misschien zeggen: "Ger was toch ook wel een moeilijke vent ook..telkens dat...: én tóch.."
Ja...daar zit iets in. : Bij dat eerste groepje , waar we van 1959-1961 bij hoorden, gingen we 'een beetje moeilijk' weg. Bij die wat benauwde gemeente, waar we van 1962-1966 bij hoorden, gingen we écht 'wel wat smaretelijk' weg.
Maar niet te voorkomen is, dat men dan in een volgende gemeente vraagt: "Wat is die Gerritse eigenlijk voor iemand".
En dan hoorden ze van moeilijkheden elders en dan is het al gauw 'Uitkijken' als motto.
En zó kwam ik maar niet 'aan de bak' daarginds. Vooral omdat het telkens leek te lukken en dan was er geen ´follow-up´.. En je weet, wat het Spreukenboek zegt: (13 v 12): "Alsmaar onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levensboom".
Vrienden genoeg daarginds...Leuke grsprekken bij allerlei mensen thuis. Maar ik hoorde inspirierende preken, vernam geweldige verhalen van zendelingen overzee, leefde mee met dappere koeriers in het toen nog communistische 'Oosten'. Ik kreeg zoveel indrukken binnen , zó animerend, tot daden prikkelend. Maar ik kon het niet voldoende úitdragen. Uit de volheid van het hart spreekt de mond, zegt het Spreukenboek ergens. Maar mijn hart was vol blijde gedachten. En ik kon ze niet voldoende naar buiten brengen. En het is een bekende leus: "Impressie zonder expressie leidt tot depressie".
Nu werd ik niet depressief. Maar ergens knaagde het onvervulde verlangen tóch.
Maar waarom legde de Heer God mij zo 'toch wel een beetje'op de pijnbank'.
En terwijl ik dit schrijf, wordt mij opeens iets duidelijk, kan ik iets 'van bovenaf bekijken'.
Er was een keer een dom en tekenend, hoewel volkomen incidenteel voorval. Ik ging de kinderen naar een jeugdsamenkomst brengen. En op het trottoir liep een leuk meisje. En toen ging ik in een moment van geboeidheid met de auto helemaal links rijden om haar beter te bekijken. "Pa...wat doe je nou", riep Harry geërgerd: "Helemaal links...harstikke gevaarlijk Gelukkig, dat u geen tegenliggers had. (Dat kan een engel zijn geweest, die mij bewaarde voor de gevolgen van mijn 'gevaarlijk afgeleid zijn') De aanleiding zag hij -hoop ik- niet. Maar God zag die wel. En- in menselijke termen gedacht- kan ik mij voorstellen, dat God heeft overlegd: "Nog een hele poos wachten met de echte inzet. O...wat is hij er nog weinig klaar voor".
Ik was een braaf echtgenoot, deed nooit iets openlijks op ontrouwgebied. Maar deze 'kleine' onachtzaamheid, door niemand bemerkt, werd wél door God gezien. En hij kan 'gedacht' hebben: "Voor deze jongen naar Suriname gaat, moet deze vatbaarheid voor verleiding toch weg zijn. Want zo'n zwakheid kan je daar al helemáal niet gebruiken".
Goed....terugkomende op de hoofdlijn: ik raakte een beetje uitgekeken op Nederland. Allerlei factoren stuwden naar een 'verandering'.
Ons 'nagezin' in de periode vóor ons vertrek naar Suriname..
Marijke groeide in deze jaren op van 9 tot 13 Mariëtta van 6 tot 10.
We hadden met hen onze oudervreugde, zoals je dat hebt met 'late lammetjies', zoals dat in Zuid-Afrika wordt genoemd. U kent dat misschien wel; je bent ouder, de onderlinge verhoudingen tussen man en vrouw hebben zich wat gesettled. De maatschappelijke positie is vaster, de welstand is wat meer geworden, je wijsheid, althans je maatschappelijke wijsheid is zo gegroeid, dat je de opvoeding beter aankunt. En dan is het zo heerlijk om als tot rust gekomen oudere te kunnen genieten van nog weer eens jeugdig gesnap.
Ik herinneer mij zo'n gesprekje, waar wij hartelijk om lachten. Mariëtta: "De Heer Jezus kan best over onze drooglijn heenspringen, hè Marijke: Marijke, wat onverschillig: "O jawel hoor.....alleeen: hij doet het nooit, waar wij bij zijn...! "
Of zo'n wat afstandelijke beantwoording nu een voorbode was van wat zij ons later aan gedrag zou vertonen...ik weet het niet. Maar tóen vonden wij het erg grappig en wij vertelden het graag als een van de vele 'bon mots', die in ons gezin geboren werrden.
Ze waren overigens heel lief, zoals zulke kleine en jonge kinderen in een gezin, waar de groten al zo kunnen boefbaffen, een verademing kunnen zijn. Ik heb een vrouw gekend, die haar gezin maar uitrbreidde en uitrbreidde met dezs redegeving: "Die groten hè....met die wijde waffels... dan is het zo leuk om weer eens zo'n klein prutske in je arm te houden".
Die jaren van 1967 tot 1971...jaren van een zekere rust. Maar er naderden jaren, waarin terdege zou beproefd worden of wij wel voldoende olie in onze lamp hadden, wanneer er weer heviger perioden aankwamen.
In volgende afleveringen nog even een overzicht van ons reilen en zeilen als gezin-in-het-geheel in deze jaren, in slaap wiegend door hun betrekkelijke rust.
Nu zul je zeggen; " Nou zeg....er gebeurde toch heel wat: - Mieke, die van huis wegging, - Jaap, die er nooit meer terug kwam, - Willie en Ida trouwen. - Harry op het allerlaatst ook weg.
Wij hadden wel eens gedacht, dat Ida ons behoorlijk veel last zou kunnen gaan geven.
Maar....na allerlei vrijerijtjes in de laatste jaren vóor 1967, raakte zij in 1968 verliefd op een jongmens in de nieuwe sam, die van ietsjes deftige familie was. Zijn statige ouders waren vaste bezoekers van de samenkomst. De jongeman was alleraardigst. Hij was wel een beetje stijf, droeg driedelige costuums, wat toen voor een jongen van 18 toch al wel een beetje achterhaald was.
Al gauw moest Ida vaststellen, dat deze degelijke vrijer niet eens een spijkerbroek had. Zij vertelde ons dit vol afgrijzen. Maar.,..de goedzak kocht er een en toen hij deze aan Anka showde: "Nou Anka....wat zeg je er van ?!", riep ze vol schrik: "Er zit een vouw in".
En tegen ons zei ze: "Ach...ik heb tegen hem gezegd, dat hij maar geen pogingen moest doen in die richting. Een vouw in je spijkerbroek ! Je hebt mensen, die het nu eenmaal niet hébben.....en daar is hij er éen van".
Maar aan de andere kant: de knaap had een meer volwassen uitstraling dan alles, wat ze voordien had meegemsskt. En na al de 'dwaaslichten', die bij haar de revue waren gepasseerd, stak hij door zijn volwassenheid zo af, dat hij uiteindelijk definitief haar hartje won.
Ook wij ervaarden de rust die er van hem uitging. Er was eens een hevig conflict tussen Ida en ons en in wanhoop belde zij hem op om hulp. Even later reed zijn autootje voor.... want dat had hij direct, toen hij 18 was ....en even later was daar zijn rustige stem; "Waar is de brand". We knapten er helemaal van op en de ruzie was zo voorbij.
Ida was een handig meisje. Toen Willie in mei 1970 trouwde, zorgde zij helemaal alleen voor het diner en er ontbrak niets aan.
En toen Willie was uitgevlogen, maakte zij ons al gauw bekend, dat zij en die keurige jongeman nu ook wilden trouwen. En in oktober 1970 volgde zij haar zus in de grote stap. Ze was nog niet eens 20 en er werd algemeen gedacht, dat het hier wel 'een noodzakelijk huwelijk' zou betreffen. Maar helemaal niet. Onze wildzang trouwde en bedaarde en begon heel veel op haar evenwichtige nieuwbakken echtvriend te lijken.
En toen we in 1971 naar het buitenland vertrokken, meenden wij de geruststellende zekerheid te hebben, dat in ieder geval Willie en Ida ons in onze religieuze sporen zouden gaan volgen.
Het is maar goed, dat wij alles niet van te voren weten.
Nu ja; een zelfde verzuchting zult u ook wel eens geslaakt hebben.
Grote, mooie jongen, de grootste in ons gezin van betrekkelijk kleine mensen. Hij haade de 1,78. Nog niet zo geweldig naar huidige maatstaven, maar tussen alle 1..65- 1.70 maten was hij toch wel een uitschieter.
Al gauw gedoe met meisjes, altijd ook heel mooie exemplaren, want smáak had hij wel !
In onze samenkomst, die wij tot 1966 bezochten, speelde hij gitaar, ging braaf naar de jeugd, hield een tijdlang een dasgboek bij, met zulke aandoenlijke zinsneden erin als: "Wij konden door de vele sneeuw niet naar de samenkomst, maar toen heeft vader (!) thuis een leerzame bijbelstudie gehouden".
In onze nieuwe sam met wat vlottere mensen voelde hij zich aanvankelijk kiplekker, leek het wel. Maar op een avond viel er op de 'jeugd' een woordje van de leiding verkeerd en toen wilde hij daar niet meer heen. Het was toch echt wel het geval van: "Wie een hond wil slaan, kan licht een stok vinden".. Want zo erg was het heus niet. De terechtwijzing, die hij kreeg, was op zijn plaats. Maar hij begon al naar hash-keldertjes te gaan en deed allerlei schelmerijen, die wij amper vermoedden, maar die voor ons min-of-meer bleken, doordat- bijvoorbeeld- opeens zijn bromfiets weg was..."gestolen", zo heette het, maar er was wel iets anders aan de hand. Wát er nu allemaal met hem aan de hand was....ouders bespeuren wel meer aan de hand van verhalen jaren later, dat hun kinderen van alles hebben uitgespookt terwijl ze braaf naar school leken te zijn. Onlangs verzekerde hij me, dat ik in deze moeilijke jeugdjaren best wel veel met hem gepraat had. Dus ik heb heus niet altijd "Gods water over Gods akker laten lopen', de zaak maar op zijn beloop gelaten zogezegd.
Maar in ieder geval: in de samenkomst kwam hij heel niet meer. Hij haakte volledig af. Toen we naar Suriname vertrokken, zal niemand van ons het afscheid vergeten. Ik zette hem ergens af, terwijl wij doorreden naar onze laatste nacht in Nederland. Ik wist niets anders te zeggen dan: "Nou Harry...je kijkt maar eens...." De auto stond nog even stil. We keken hem na, zoals hij daar liep naar zijn kosthuis, dat we voor hem hadden gearrangeerd. Rijzige knaap, chique in zijn mooie jas, de prachtige haren vrij wapperend in de wind, rechtop, ons al bijna vergeten.... Met een zucht wendde ik de wagen. Betty, Marijke en Mariëtta...allemaal waren ze onder de indruk van dit afscheid....
Ja lui; het lijkt wel iets op het verhaal van de 'tien kleine negertjes'.. Elke keer waren het er minder. In 1979 was er dat verschrikkelijke ogenblik, dat ik me realiseerde: "O....wat vreselijk....Betty bedroefd thuis....en ik ben hier...alléen.. helemaal alleen in de sam.".
Maar dat komt allemaal nog.
Ik ben begonnen aan dit levensverhaal met dit motto: "Hoe God aan mijn leven boetseerde".
Maar God is niet de enige, die aan mijn leven heeft gekneed en gevormd. Maar met heel veel variatie op Jeremia 31 v 4 kan ik zeggen: "Ger.....de Heer is altijd weer naar je leven teruggekomen, hoe ontredderd je soms ook was. Eigenlijk was hij nooit daaruit wég. Hij heeft je altijd liefgehad, met een eeuwige liefde, die er al was ver vóor je geboorte. En toen je leven helemaal niet meer in bloei stond, liet hij het toch weer bloeien en werd het weer feest. En zo zal het doorgaan, niet alleen in dít leven, maar ook in het eeuwige leven.
Net als haar zusje...fijn mee op evangelisatietochten. Trouw naar de jeugd. Allebei volgden ze een dure mode- opleiding en werden aan de kunstacademie voorbereid om mode-ontwerpster te worden..
Ze groeide in deze jaren op van 18 tot 22 en was net als Mieke een frisse schoonheid.
Maar terwijl Mieke nog wel eens aankwam met allerlei zonderlinge vrijers van overal vandaan, zodat ik op een keer om althans wát te antwoorden op haar opgewonden vraag: "En hoe vónd u Gijs nou", alleen maar wist te zeggen: `Hij had wel een mooie winterjas aan hè`, was het met Willie heel anders.
Toen de tijd van de liefde voor háar gekomen was, presenteerde ze ons een goeduitziende knaap , zoon van een echtpaar uit de sam, net zulk soort mensen als wij, vríenden ook van ons.
We waren ingenomen met haar keus, maar het ging weer uit. En ze koos voor definitief een andere jongen uit een zelfde soort samenkomst, óok een zoon van kennissen.
En met hem ging ze trouw naar jeugdsamenkomsten en naar allerlei plekken, waar zulke jonge vrolijke mensen heengaan en die ook onze instemming konden hebben.
En in 1970 was er de trouwerij. Keurig....met een blijde preek van een jonge prediker, met wie ze echt wel wegliepen. Onderwerp: "Maar gij geheel anders...gij hebt Christus leren kennen".(Ef 4 v 20) En toen in april 1971 voor ons de tijd daar was om naar Suriname te vertrekken, bood zij ons tezamen met haar echtvriend haar huis aan, waar wij de laatste nacht voor ons vertrek konden blijven. Het maakte daar allemaal zo de indruk van een goed begin. Voor éen van de ramen hing een pamflet: "Gij zult de meerderheid in het kwaad niet volgen", (Exodus 23 v 2), een campagneleus toen. En voor blijdschap vertelde ze ons, hoe de buren haar daarover bevroegen en hoe ze dan kon uitleggen. ..... Prima toch; al een begin van geloofsverkondiging bij zulke jonge, goed-uitziende, populaire mensen En de volgende morgen, toen we daar stonden op Schiphol, klaar voor ´de grote sprong´, was zij, meegereisd naar Amsterdam, daar ook.
En zo gingen wij het onbekende tegemoet, terwijl onder de meegereisde kinderen, ook Willie ons nazwaaide.
En nog éen keer omkijkende naar dat kleine groepje.... Marijke en Mariëtta gingen met ons mee, Jaap, Mieke en Harry hadden het de moeite niet gevonden om ons uitgeleide te doen, Mieke woonde trouwens ver weg .....wisten we blij: `Willie en Ida treden in ieder geval in onze voetsporeen op geloofsgebied". (Mijn Ida-verhaal komt nog).
Dat ook dit op teleustellingen uitdraaide, horen jullie nog wel.
Lui; ik schets jullie een heel gewone 'Christenreize naar de eeuwigheid.'(Bunyan). Velen zullen zeggen: " Zo ging het met mij ook.... 'niet enkel rozen...geen doornen alleen, Gods liefde vlocht ze getrouw dooreen".
Als we Gods liefde door alles heen maar vasthouden.
Jullie hebben gelezen, dat er aan Jaap weinig vreugdigs was te beleven in de jaren 1967-1971. Maar...ook niet zo veel naars. Nooit hebben wij iets gemerkt van gebruik van drugs. In die tijd was er wat dat betreft, ook niet zo'n probleem. Dat kwam allemaal wat later.
Je had geen aardigheid van die jongen. Maar je had er ook 'geen omkijken naar'.
Er bleef alleen steeds die schrijnende herinnering: " Wat het geloof betreft...ook geen gréintje interesse meer" .
Maar Mieke.....goede hulp in huis. Handig met van alles. Wist van aanpakken. Trouw naar de 'tieners' en later naar 'de jeugd'. En toen we naar die gemeente in het centrum van het land verhuisden.... ze was van 1967 tot 1971 van 20 tot 24 jaar ...geen enkele kopzorg.....aanvankelijk tenmiinste. Maar in 1968 kwam de grote verandering.
In 1967 en ook begin 1968 was er haar enthousiaste inzet bij jeugdrallys en evangelisatietochten. Ze lachte altijd zo blij bij allerlei straatmanifestaties van haar jeugdgroep, dat zij zich de erebijnaam verwierf van 'Lady Sunshine'. En de grote zwerftochten, die zij in onze lange vacanties samen met ons en diverse andere van onze kinderen meemaakte, wat een goede herinneringen
En toen was er opeens die jongeman, die even in ons leven verscheen en na luttele tijd naar het buitenland verdween, onze dochter met zich medevoerend. Het was helemaal haar wil. Ik ga er niet verder op in. Maar ze gaf weinig sjoege van daarginds en toen ze terugkwam in Holland, was het contact ook niet om over naar huis te schrijven.
Goed; ze zal nog wel voorkomen in dit dagboek. Maar toen wij in 1971 gepakt en gezakt stonden voor Suriname, waren Jaap en zij er niet bij om ons uit te zwaaien. Nu ja; wij hadden wat Jaap betreft, niet anders verwacht. Maar Ike liet ook taal noch teken van zich horen.
En het was ons ook duidelijk geworden, dat het geloof haar interesse niet meer had.
Wat kan een mens toch een zwaardhouwen over zijn ziel krijgen. Maar nu wij zo oud geworden zijn als we zijn geworden, zitten we nog wel eens samen, hand in hand , te mediteren over al dat geweld en zeggen toch , soms met een snik. "Proef en geniet dat de HEER goed is. Gezegend de mensen die bij hem schuilen", Psalm 34 v 9.
Iemand zou kunnen zeggen: "Jaap voor het evangelie verloren. En Mieke ook ...blijft dat zo doorgaan ? Wat wáren jullie eigenlijk voor ouders. Ik zou me maar eens achter het oor krabben, als ik jullie was".
Maar ik heb het al eerder gezegd....we hébben ons achter het oor gekrabt en er is niets anders uitgekomen dan: "het is anders gelopen dan wij ons hadden voorgesteld".
Nu ja; vele van onze lezers en lezeressen zullen dit moeten beamen.
Natuurlijk zijn de ouders van groot belang voor de vorming ván de kinderen. Maar omgekeerd laat God een deel van het vormgevingswerk van de ouders over áan de kinderen.
En aan Jaap was ons boetseringswerk in hoofdzaak geëindigd reeds in 1963, toen hij als 17 jarige 'op kamers ging' en student werd.
Men zou zeggen dat hij het zwaar gehad moet hebben in de ontgroeningstijd als student omdat hij als kind zo gepest was. Maar hij verzekerde mij later nog wel eens: "Ik heb toch wel nut gehad van mijn opvoeding. Soms zeiden ze bij de ontgroening tegen me, dat ik het meest walgelijke onderkruipsel was dat ze ooit gezien hadden, gewone opmerkingen bij dit ceremonieel. Dan zei ik, op deze en dergelijke ontboezemingen reagerend: 'Meneer belieft te schertsen öf: 'Meneer is waarlijk ál te vriendelijk', standaardgrapjes van u". Maar dat is dan ook het enige, waarin hij mij prees.
Verder hoorden wij eigenlijk niets van hem. Hij volgde diverse studierichtingen aan die universiteit, haalde briljante cijfers. En toen opeens....bleef hij daar maar hángen. "Ja pa....ze hebben daar zulke goede lezingen en apparatuur. Het zou zonde zijn om de studie zomaar af te roffelen". "Maar Jaap....27 is een critieke leeftijd voor studeren. Wanneer je die leeftijd bereikt, gaat de inspecteur belastingen vervelende vragen stellen, (dat was toen zo)...En ook houdt de kinderbijslag op" . Maar toen wij naar Suriname vertrokken in 1967, studeerde hij nóg en was het eind niet in zicht, hoewel wij daar het zicht op verloren hadden.
Hij kwam nog mar zelden thuis, had geen enkele geloofsinteresse meer. Wij stonden alleen met een financiële band via giro-overmakingen nog met elkaar in uiterst los verband.
Wij hadden veel in hem geïnvesteerd, maar hij investeerde niets in ons. Maar de bijbel zegt toch ook: in 2 Corinthe 12 v 14: "Niet de kinderen moeten voor de ouders sparen, maar de ouders voor hun kinderen".
Wel; we investeren tot op de dag van vandaag nog in hem. Elke zondag is daar ons gebed voor hem en zijn vrouw. En wij vragen ons maar niet meer af, wat er toch ooit met hem verkeerd is gegaan en of wij daar schuld aan hadden.
Gebeurd is gebeurd is gebeurd.
Maar u, die dit leest en die soortgelijke ervaringen hebt gehad of die misschien nog zult krijgen....laat nooit de hand los van de Heer Jezus Psalm 146 v 3 zegt: "Vertrouw niet op mensen met macht, op een sterveling bij wie geen redding is"..
En kinderen heben een zekere morele macht ten opzichte van de ouders. Je hele leven blijf je aan hen denken en bent gevoelig voor hun denken over jou. Vertrouw niet zonder meer op uw kinderen dat u de liefde en al het overige, in hen geënvesteerd, terug krijgt. Het is immers gewoon onze ouderplicht om zo ons geestelijk en stoffelijk kapitaal te beleggen. Puur geluk, als wij iets terugkrijgen. Overigens...... maar ik loop niet op de nog komende , vele jaren voor uit ....hebben wij van diverse van onze kinderen later véel teruggekregen.
Ja, zelfs Jaap en zijn vrouw komen nog wel eens langs, meer dan in vele voorafgaande decennia. "Ach....er komt nog zoveel goed", zei een lieve Christenvrouw laatst tegen ons. Wij kennen haar ervaringen, die vele waren. En zij kent de onze.
Met een wat verdrietig gevoel verlieten wij de gemeente, waar wij met onze ´midden-Nederlandse' ideeën toch wat te licht gevonden werden en waar het op de duur botste.
En wij vonden een rustpunt in een gemeente in Midden-Nederland met een wat andere insteek.Ander type mensen, meer ons slag. Want dat is nu eenmaal heel belangrijk: Twee Volle Evangeliegemeenten kunnen precies dezelfde leer hebben. Maar de sfeer in de ene gemeente zal déze wat meer passen en die in de andere gemeente géne. De Heer geeft in zijn gemeenten over een heel land genoeg veelkleurigheid, dat er - met behouden van de volle , goede leer- toch 'elck wat wils' is.
Wij streken dus in de nieuwe omgeving neer. met veel plezier. En de kinderen vonden ook allemaal wel hun kameraadjes. En omdat zij gaandeweg 'huwbaar' werden, kwam het ook tot verkeringen. Maar daarover nader.
Toch was het wennen. Marijke bracht de nieuwe situatie als volgt onder woorden: "Vroeger had u veel te vertellen in de sam-van-toen hè pa. En nú -in deze sam- niks". Zo'n klein, pienter nest hè. Moest nog negen worden en wist zo zuiver de vinger te leggen op de zere plek.
Want ik was wel een beetje een 'haantje'. Ik wilde wel iets doen, iiets zíjn. In de maatschappij had ik een eervolle en voldoening gevende werkkring. Dan wil je dat graag ' in het geestelijke'ook zo zien. Maar niemand zag me staan.
Ja; wat een wonder. Uit mijn vorige gemeenten kwamen wel eens berichten: "O...is die ruziemaker nu bij jullie". Het is in het Evangelie geen aanbeveling , wanneer je -terecht of ten onrechte- zo'n verleden meetortst.
Maar dat neemt niet weg; wij hadden het daar wel goed. Ik zette mijn aspiraties maar op een laag pitje, genoot van de veelsoortige predikers, die toch allemaal eenzelfde hoofdlijn hadden, want daar werd goed opgelet. In alle rust kon ik mijn geloofsleven verdiepen en aanvullen met nieuwe inzichten, die duidelijk werden.
Zo' n periode van stabilisatie was echt wel nodig na de bonte plekken en de kneuzingen, die wij al hadden opgelopen.
Deze gemeente zag zichzelf ook als ' een vluchtheuvel' voor allerlei vermoeide mensen.
Zo kijk ik ook op deze jaren terug. ; Het was een tijd van verademing, die soms in het Christenleven heel nodig kan zijn. En ook deze tijd gebruikte God om aan ons innerlijk te werken en het verder te boetseren.
Goed; zie dit maar als een inleiding. Ook voor deze tijd zou gelden: "God heeft ons geen rustige vaart beloofd, maar wel een behouden aankomst".
In 1959 hadden wij- mijn vrouw en ik- het Volle Evangelie ontdekt. We hadden gezien, hoe de Heer Jezus ons een veel groter schat had nagelaten dan wat tot dusver in de kerk, die wij bezochten, werd gezegd.
Hij had ons ook - dat zagen wij nú- de bijstand van de Heiligre geest aangeboden, de Geest, die altijd Jezus' woorden in je gedachten terugbracht en je aan de hand van die woorden heenleidde naar het hart van God de Vader.
En wij hadden de gevaarlijke belangrijkheid van de duivel leren waarnemen, die onze voornaamste vijand is, hoewel wijzelf aansprakelijk blijven.
Wij waren na al die waarnemingen door grote crises heengegaan. Eerst waren wij uit een huiskring gegaan in 1961 en aan het slot van de bovengenoemde periode uit een gemeente. Maar...waren wij bij al die avonturen nu wezenlijk vooruitgegaan ?. Ik denk dat ik daar niet somber over moet doen.
Een voorbeeld uit de gewone gang der dingen. Ooit eens werd tussen Noord-Holland en Frieslnd de Afsluitdijk aangelegd. Vele jaren waren nodig om op het hechte fundament van gevlochten matten, samengedrukt en aan de grond geklonken door zware stenen, een lichaam van keileen te laten verrijzen. Staag werkten kranen door, die bakken vol van dit dijkenbouwmateriaal leegmaakten. En al die tijd bleef de dijk onder water. Ondeskundigen konden zeggen, dit jarenlang volgehouden noeste bedrijf aanziende: "Maar er gebeurt niets. Als jíj een dijk ziet dan mag je het zeggen". Maar al die tijd was daar het brede dijklichaam onder water, totdat in 1932- denk ik- de een de ander toeriep: "De dijk....de DIJK....daar is t ie eindelijk".
De volharding van de bouwers, van de kraandrijvers en de keileem-aanbrengers tezamen, had er tenslotte toegeleid, dat het bouwwerk boven water kwam.
En zo hebben mijn vrouw en ik, door Gods genade, volgehouden, ook al maakten wij beiden ontegenzeggelijk fouten in de opvoeding van die kostelijke kinderschaar.En de Heilige geest zwoegde maar keileem aan om die in 1959 gelegde fundering zinvol te maken
Denk nu ook weer niet te luchtig over onze manier van opvoeding. Een veel voorkomend familiegrapje was, dat ik de boven aan de trap staande dochters waarschuwde , dat ma het eten klaar had. Dat ging op de volgende wijze:
"Mieke....de bevalligheid is...? "...bedrog..." (Statenvertaling van Spreuken 31 v 30) `Willie : ...en de schoonheid...? " ...ijdelheid..." " Ida....maar een vrouw die de HERE vreest...".. ".....die zal geprezen worden...." En dan sprongen die mooie, levenslustige wichten de trap af.
Tot in onze familiegrapjes toe speelde Gods woord een rol.
Ach.....door veel meer beproevingen/verzoekingen heen is op de duur 'onze dijk' boven water gekomen. En wij zijn nu bezig om op die dijk een heerbaan voor de koning aan te leggen volgens dit woord van Jesaja: 35 v 8: "Daar zal een gebaande weg lopen, 'Heilige weg' genaamd".
Wij bidden voor al onze kinderen, die nu ook al de 'zestig' gaan naderen of die grens zelfs al hebben overschreden , behalve de 'jonkies', die nog tegen de 'vijftig' aanzitten. En wij vragen de Heer: "Ach Heer....mogen zij ook nog eens de roep verstaan uwerzijds: 'Je zult een stem achter je horen zeggen: Dit is de weg die je moet volgen'(Jesaja 30 v 21)" .
En nu is het de tijd om de jaren 1967-1971 te gaan bezien, toen dat 'grote gebeuren' plaats greep: ons vertrek voor vele jaren naar Suriname.
In 1958 werd Marijke geboren. En in 1961 Mariëtta. Zij waren dus in de bovengenoemde jaren van 4 tot 8 en van 2 tot 6.
Er zit zo iets liefs in ´een nagezin´. Wij -als de ouders- waren in de periode dat er vijf kinderen kwamen, nog zo jong... van 22/23 tor 28/29 en wij hadden nog zo weinig voortgang gemaakt op de ladder van welvaart en maatschappelijk aanzien, dat we als betrekkelijk onervarenen ´alle zeilen moesten bijzetten´ om de kids althans aan het eten te houden en te zorgen dat ze gekleed werden.
Maar deze twee 'nakomertjes'...'late lammetjies' noemen onze ´Afrikaonder´ kennissen dat...wat bezorgden zij ons veel plezier. Je hebt je beoogde klimplekje op de maatschappelijke ladder bereikt; je hebt een ruim toereikend salaris. En je bent zélf je jeugdige onevenwichtigheden te boven.
Vooral van Mariëtta genoten wij. Marijke werd nog geboren in een tijd van geestelijke crisis. Het zou nog éen jaar duren vóor ons gezegende geloofsréveil kwam. Maar toen Mariëtrta leerde lopen, had ik er zo´n vreugde in met haar te gaan wandelen. Ik was begin veertig, had een blij geloof en een goede baan en een leven vol ervaringen achter de rug. En om dan nog eens te mogen wandelen mert zo´n klein snoesje aan je hand, zo´n kindje, dat bij elk huis , waar we voorbijgaan even het hekje moet binnenlopen om ´naar de kindjes te zwaaien´.
En met Marijke hadden we ook veel plezier.En van de dialoogjes tussen deze twee al evenzeer. Zo herinner ik mij een vraag van Mariëtta. `Marijke.....de Here Jezus kan best over onze drooglijn springen hè`. En dat antwoord `O jawel hoor. Alleen.... hij doet het nooit waar wij bij zijn`..
Wij lachten. Maar ... goed beluisterd.... was het net of er bezig was in Marijke een critische gezindheid te ontwaken. En in een kerstperiode betrapten wij die beiden er op, dat ze op de wijze van ´Stille Nacht´ aan het zingen waren. "Worst op m'n brood".
Mogelijk hadden wij streng moeten berispen, dat zij zo´n heilig liedje niet moesten bespotten. Maar het kwam er niet van. We hadden zoveel te stellen met ´de grote vijf´, dat we door ´de kleine twee´alleen maar geamuseerd wilden worden.
Och... ik kan eigenlijk alleen maar voor mijzelf spreken.
Vanmorgen behandelde ik met de kinderen van de kinderclub de levensgeschiedenis van koning Asa. Die begon goed als koning, maar op latere leeftijd ging de scherpte er steeds meer af en ..1 Koningen 15 v 16 / 24.... hij liet steeds meer steken vallen.
En zo kan ook het gebrek aan scherpte worden verklaard, waarmee wij onze ´jongste twee´ bezagen.
Jullie zullen niet onder de indruk zijn gekomen van de wijze waarop wij onze kinderen´aan vaders en moeders hand tot Jezus leidden´, zoals professor Waterink dat zo mooi omschreef.
Maar misschien kunnen jullie die dit lezen, alert blijven, nu jullie lezen, hoe een heel gewoon ouderpaar de zaken toch niet helemaal goed aanpakte ondanks de degelijke Christelijke opvoeding, die ze toch wel gaven.
Nu ja... er komt nog tijd genoeg om de verdere ontwikkelingen aan te stippen. We zijn pas in 1966, nu al weer veertig jaar geleden.
Maar tot nu toe was het ´Leitmotiv´. ` Hoe zie ik, nu... min of meer....achter de feiten staande, de hand van God in mijn leven, de hand die mij kneden wilde tot ´een man van God´.
En dan moet ik zeggen. Die hand wílde mij wel kneden, maar door onoplettendheid mijnerzijds ging dat niet zo goed als God wel kon .wensen.
Maar ze had al eerder hevige ervaringen. In 1960 begon ze al met ons mee te gasan naar bevrijdings- en genezingsdiensten en ze was toen toch nog maar 9 jaar. En ze had iets speciaals, waardoor ze alles heviger beleefde dan onze andere dochters, die al 'meetelden': Mieke en Willie. En zeker beleefde ze het ook intenser dan haar goedmoedige broer Harry. Jaap was er nooit bij, bij welke dienst dan ook, nu ja; soms eens een keer verdwaald, maar vanaf 1963 was hij dus uit ons gezichtsveld verdwenen.
Maar dít kind; later heeft ze ons nog wel eens verteld, dat het haar altijd nogal hevig beroerde, de soms wel wat tumulteuze ´bevrijdingen´, zoals dat toen ging in die tijd. en toen ze dat een keer vertelde, dacht ik er ook opeens aan terug, dat ze als nog kleiner kind soms erg getroost moest worden, omdat er ´enge dingen'waren.
In ieder geval: in de jaren 1962-1966 had ze aanvanlelijk ook nog eens de pech, datr er in haar leeftijdsklasse in de gemeente, waar we toen waren, alleen maar een nogal ruw meisje beschikbaar was om vriendinetje mee te worden. En door ons vertek uit normaal kerkgaande gezinnen verloor ze ook een lief vriendinnetje, dat heel keurig was.
Eigenlijk groeide ze wat zorggevend op. Leuk kind, maar tikje geneigd om buiten de nette burgerpaadjes te gaan springen.
En dan dat stemmetje van haar. Ik kan niet zeggen, dat het hard was. Maar het was op een zekere manier zodanig, dat je.... een groot gezelschap naderende, waarin zij ook was ....temidden van alle gedruis van zo'n grote groep pratende personen, haar stem altijd hoorde 'bovendrijven'..
De oudere zusjes gingen al gauw mee op evangelisatie enz. |maar zij kwam daar niet, voor zover ik mij herinner.
Och; ze was in die jaren zo'n luchthart-treurniet. Thuis kreeg ze er wel eens van langs vanwege haar belhamelstreken. maar dan ging ze ´s morgens naar haar vriendinnetjes. en zodra ze het tuinpad af was, was alles vergeten en de hele dag stond in het teken van vriendinnetjes, want , na dat wat ruwe kind, waarover ik zoëven sprak, kwamen er alras andere vriendinnen, waarmee ze hevige avonturen deelde.
Ach, je ziet het, een heel gewoon gezin, met alle gebeurlijkheden van onderling sterk uiteenlopende karakters. Maar in al die ´kopstukken´was Ida toch nog weer ´extra apart´.
En zo ging heel dat lieve stellteje van vijf, de eerste grote groep van onze kinderen met volle zeilen de volwassenheid tegemoet. En in geestelijk opzicht is het geen ´successtory´geworden.
Maar dat hoor je wel bij het zich ontwikkelen van het verhaal.Later zei eens iemand tegen ons `Zo....geen enkele van jullie zeven kinderen is bij het geloof gebleven. Dan moeten jullie je toch maar eens duchtig achter de oren krabben`. En dat hebben we dus gedaan. maar het heeft niets uitgehaald.
Jaren 1962- 1966 .en hoe ontwikkelde Harry zich. ?
Deze tweede zoon, tevens dit vierde kind, groeide in die jaren op van 12 tot 16.
Een heel andere jongen dan Jaap. Terwijl Jaap, wanneer hij het lange eind naar zijn Gymnasium moest fietsen, telkens mopperde:
De marteling gaat weer beginnen,
ging dit jongske, toen ook voor hem de tijd gekomen was om naar de H.A.V.O. te gaan, (toen heette het nog nét H.B.S.) blijmoedig derwaarts. Het was een echt sportjochie.
Nooit hoefde je hem, in tegenstelling tot zijn ongemakkelijke broer, aan te porren om nu eens naar buiten te gaan. Hierboven had ik het er over, dat hij ook naar de ´HAVO´ moest fietsen, evenals Jaap naar het Gym. maar dat was dus in latere jaren. Van eerdere jaren herinner ik mij veel grappigs. Zo kwam hij een keer van het 'hengelen' terug met een heel klein visje als buit. Ik prees hem, zeggende: "Prima voor de poes. Scheelt al weer een dubbeltje in kattenvoer". En hij, verontwaardigd: Ëen dúbbeltje....een dubbeltje!!! ..zeg maar rustig : EEN GULDEN !!!
Maar ik zit hier nu niet om de grappige gezegden van de kinderen te beschrijven. Daarvoor is , onder andere, dat ándere dagboek, dat nu al meer dan 9000 pagina´s telt en dat vooralsnog ´binnen de familie´ blijft.
Belangrijk voor zijn geestelijke ontwikkeling is het volgende voorval. Hij kwam een keer druipnat uit school thuis en klaagde. ` Ik had aan ´m´ gevtraagd of ´hij´ het wilde laten ophouden met regenen....en ´hij´ deed het niet`. Wie weet wat voor geloofscrisis dat bij hem veroorzaakt heeft. Maar ik stond er niet zo zeer bij stil.
Later kreeg ik eens inzage in het jongensdagboek, dat hij toendertijd bijhield. Een zin trok zeer mijn aandacht `Wij konden tot mijn spijt niet naar de samenkomst, omdat de auto niet door de sneeuw heen kon komen. Maar toen heeft vader thuis een bijbelstudie gehouden en dat was ook erg leerzaam`.
Veel en veel later, toen hij getrouwd én afgedwaald was, had zijn vrouw de gewoonte om deze zinsnede uit dat dagboek overluid voor te lezen aan de verjaardagsvisite, luchthartige jonge mensen, zoals zijzelf. Dan had hij het altijd wat ongemakkelij onder het gegier. Zijn ´vrome´verleden lag opeens ´te kijk´voor dat hele gezelschap.
Maar nu grijp ik te ver vooruit. In de jaren, hierboven genoemd, was het een zelden dwarsliggend kind, dat trouw meeging, in de ´muziek´zijn aandeel had met heel aardig gitaarspel, met kerst wel eens een bijdrage leverde aan het gezellig gemeente samenzijn.
Wij hielden hem ´het goede´ heus wel voor. Pas in de jaren na 1966 kwam er een duidelijke ontwikkeling van Jezus en God en de blijde boodschap áf.
Echter....we hadden onze kinderen lief...en we hadden Harry lief, wat in deze periode niet zo moeilijk was . En we hebben ze nog allemaal lief en tot aan onze dood zal ons gebed voor hen allen niet ophouden. Nóg weten ze allemaal.... Zondag Jaap en echtgenote, Maandag Mieke en gezin, Dinsdag Millie en kind, Woensdag Harry met zijn gezinnen. Donderdag Ida met man en kinderen. Vrijdag Marijke met man, zaterdag Mariëtta met man en kinderen.
Willie groeide in die jaren op van 13 tot 17. Evenals Mieke een aantrekkelijk, goed-ogend meisje. Dat bleek tijdens de lange kampeertochten, die we in die jaren maakten, door Duitsland, Italië en Frankrijk. Dan was er volop belangstelling van de kamperende jongens voor Mieke, Willie en Ida, (zij komt nog). En de kamperende meisjes hadden alras belangstelling voor Harry, (komt nog)..
Willie en Mieke: - allebei gingen ze op straatevangelisatie - allebei gingen ze mee bij evangelisatietochten door het hele land van groepen jeugdigen uit onze kringen - maar bij Willie was er nog iets extra's: ze had een hechte vriendin in onze kring, nog al liefst de dochter van onze voorganger, met wie ze zelfs 'ínternatrionaal' ging, op bezoek bij evangelisten in Frankrijk.
Zeg niet: "Die ouders hadden het veel te druk met huisbezoek en evangelisatie; ze lieten die kinderen maar ronddarren". Nee hoor: - ze gingen naar allerlei jeugdkampen - bij het orgel zongen wij thuis alle leuke en fijne liedjes Echt....we konden niet verwachten, dat het later liep, zoals het gelopen is.
Onder de lezers zullen er vast wel zijn, die zich net als wij van alles moeten afvragen. Och; we komen nog wel over die latere ontwikkelingen te spreken. maar mijn vrouw en ik willen aan de bovengenoemde jaren terugdenken als aan fijne jaren met meedenkende dochters.
Eén lief ding wil ik nog van Willie vertellen: toen ik in 1962 een auto kreeg en bij het leren erg veel moeite had, kwam toch de tijd, dat ik frank en vrij overal naar toe reed. En toen was er opeens dat lieve stemmetje van een veertienjarige: "Weet u nog pa, dat u zich zo veel zorgen maakte. En kijk nu eens, hoe fijn u nu rijdt".
Dat deed zo goed. Dat vergeet je nooit meer. En toen we later eens door Bonn reden... de grote rondwegen om die stad waren er toen nog niet ....was daar weer Willie: "Pa; u rijdt hier, alsof u hier elke dag komt".
En toen we na zo'n lange, avontuurlijke reis thuiskwamen, zeiden de drie meidjes in koor: "Bedankt voor die 3000 veilige en mooie kilometers Wat hebben we veel gezien".
Ach; laten wij allen vooral zien naar de mooie dingen, die we met de kinderen meemaakten. We hebben allemaal wel van die zoete herinneringen.
Over de wolken, die ooit kwamen, hoor je behoorlijk veel later,.
En nu is er al jaren veel zonneschijn in de omgang met vele van onze kinderen. Met de andere wegen, die zij gingen, hebben wij geleerd te leven.
... en de kinderen; hoe ging dat tussen 1962 en 1966
De kinderen in de opgroei: allereerst Mieke
Laten we even recapituleren.
Jaap: dat heb ik al met jullie behandeld: in 1963 ging hij op kamers bij zijn oma. Op geestelijk gebied was zijn opvoeding een teleurstelling geworden; dat heb ik jullie al verteld. Hij verdween in 1963 ook in grote trekken uit ons leven. Niet omdat hij kwaad was of zo. Maar hij was totaal niet familieziek en liet zich weinig meer zien.
Maar de tweede; Mieke: Ze groeide van 1962 tot 1966 op van 15 tot 20; hoe ging het met haar ?
Ach; je weet, hoe het is met dochters. de puberteit verloopt , zeer in het algemeen gesproken, rustiger dan bij jongens. Ze slaagde in 1964 , -meen ik- voor haar M.U.L.O, (tegenwoordig Mavo). Ze ging trouw mee naar de samenkomst, geen greintje pijn, had daar, zoals dat gaat met meisjes in die leeftijd, al eens een 'boyfriend' , waar wij als ouders dan weer niet zo blij mee waren. Soms kwam ze thuis met weer eens een nieuwe uitverkorene en vroeg dan: "Pa...hoe vindt u Wijnand". En dan kon ik weinig meer zeggen dan: "Hij heeft wel een mooie winterjas aan hè". Want haar keus was altijd een beetje op oppervlakkige jongens. Knapen, die ze toch wel in onze kring ontmoette, knapen met enige geestelijke 'diepgang', waren niet haar 'eerste keus'.
Na haar Mulo ging ze direct op kantoor. Ik herinner mij een Kerstweekend, waarop wij allen nog te bed lagen. Plotseling hoorden wij de buitendeur dichtklappen en we wisten: "Mieke, die op kantoor, door de 'cultuur'daar, geen vrije dagen heeft rond de kerst, zoals de meeste mensen wél, is op weg naar haar baantje".
En mijn vrouw en ik zeiden tegen elkaar: "We worden al wel een beetje oud hè. onze dochter gaat naar haar baan en wij luieren verder nog allemaal".
Best wel een ijverig meisje. Ging keurig naar de jeugd voor bijbelstudie en vriendinnen. Maar haar hart was er niet echt bij.
En alweer: ik denk wel eens dat ik meer met haar had moeten praten. Maar dat heb ik niet genoeg gedaan. Ze was gemakkelijk, meed conflicten en toen vond ik het als vader al wel weer goed.
En mijn vrouw; die kreeg in de periode 1962 onze twee nakomertjes: Marijke, 1958...nu ja, die begon eraan als driejarige, en Mariëtta, (1962); die eindigde deze periode als 4-jarige..
Nu zullen jullie zeggen; "Wat heb ik hier nu géestelijk aan". Maar jullie hebben gezien, hoe er in ons gezin een kind opgroeide, dat wij wel onderwezen en lieten onderwijzen in 'de dingen van de Heer', maar aan welk kind wij verder niet zoveel aandacht besteedden, omdat zij zo weinig problemen gaf, vergeleken met haar boefbaffende oudere broer. Kijken jullie je kinderschaar eens na en vergeet de 'zich stil houdenden' niet.
In 1961 hadden mijn vrouw en ik kennis gemaakt met een grote groep Midden-Nederlandse mensen, die ons wel lagen. Maar de groep daar kon er maar niet toe overgaan om zich om te vormen tot een gemeente. En in het westen van het land ontstond ergens wél een gemeente. En wij vonden het gewenst voor de kinderen om ons aan te sluiten bij een samenkomst, waar ook kinder-, tiener- en jeugdwerk was. En dat alles begon dáar te groeien. De moeilijkheid was echter, dat wij daar met een mentaliteit te maken kregen, die ons minder lag. De bezoekers van deze samenkomst waren voor een deel afkomstig van erg conservatieve kringen op geloofsgebied. Het was al een wonder, dat zij de doorbraak hadden gemaakt naar het ´Volle Evangelie´, maar zij kwamen daar binnen met een heel pak van de oude ideeën, die zij niet af wilden of konden leggen.
Op de duur zou dat tot brokken leiden. Maar in de eerste jaren -1962/1964- was alles heel harmoniasch. Ik zat in een mum in de oudstenraad. Ik organiseerde evangelisatie-avonden door de hele streek heen en daar ondergingen wij, actievelingen in de gemeente onze vuurdoop, om in een behoudende regio frisse, nieuwe ideeën te verkondigen.
Maar geleidelijk aan groeide er toch een stille scheidng van de geesten. En dat leidde tot een uitbarsting tijdens een broederraad, toen bleek, dat velen in de kring mij te luchtig en te oppervlakkig vonden.
Ik trad af als oudste en bezocht die kring nooit meer, teneinde niet in de verleiding te komen , op enigerlei wijze mijn ´recht´ te zoeken.
Ik schrijf dat nu zo 'en passant ' op, maar de nood, die over mij kwam, is niet goed uit te leggen.
Dat kwam een keer tot een climax, toen ik met de auto op weg was naar mijn dagelijks werk. Ik voelde, dat ik de totaal andere spanningen dáar niet zou kunnen dragen, wanneer ik niet even in de rust kwam.
Tot op de dag van vandaag weet ik de plek nog precies, waar ik de auto parkeerde en een hooggelegen weiland opliep, vanwaar ik de stad kon overzien, waar ik straks weer hard zou moeten strijden in die heel andere sector van mijn leven, mijn dagelijkse werk als rijksaccountant.
Ik liep daar rond met een wanhopig gebed: "Ik had die gemeente zo lief. Altijd was er het gebed: 'O Heer...wilt u alles, wat de groei belemmert, daar wegdoen..' '
En toen ging het opeens door mij heen: " En nu zeiden ze tegen jou: 'Je moet echt weg. Je past niet in de groep' ".
En op de een of andere manier was dat zo'n zot idee, dat ik hard begon te huilen. En dat huilen ging over in gelach om de vreemde wendingen, die het leven soms neemt.
En genezen door dat gelach stapte ik in de auto en reed de helling af.
Tóen was het nog niet helemaal over. Maar vanaf dat moment ging het beter en wilde ik weer nieuwe dingen ondernemen. Ik had mijzelf onderzocht, was door de Heer bijgesteld en nog weer eens wat verder 'afgetrimd'. Maar ik had de liefde van God nog in mijn hart.
Na de veroverde rang van 'adjunct accountant eerste klas' ging ik vol goede moed op weg naar de twee deeldiploma's, die mij nog scheidden van de fel begeerde accountantsrang, die ook nog weer zo ver uitliep, zelfs tot hoofdaccountant.
Maar ik bemerkte in de loop van een worsteling van drie jaar, dat er ergens grenzen zijn. Ik wilde alles gelijk hebben: - een succesrijke werkring - een volbrachte studie - een avondbaan als leraar belastingrecht - een volle vrije-tijdsbesteding als oudste van een drukke gemeente - een goed beheer van een gezin met nog zes kinderen, in leeftijd variërend van 16 tot 3.
En dat gíng eenvoudig niet. Het gebeurde, dat ik tijdens mijn werk, in de middagpauze: - een leerboek trachtte te bestuderen - een campagne van de gemeente probeerde voor te bereiden - ....en dan ook nog eens alle lectuur, die ik binnenkreeg, wilde doorlezen. Dat moest fout gaan. En dat ging het dan ook. Bij éen van die inspannende middagpauzes 'ging ik even helemaal op slot'. 's Middags wachtte mij een belangrijke slotbespreking, een hoogtepunt als afsluiting van een 'onderzoek'. En ik wist helemaal niet meer, wat ik daar mee aan moest. Dat herstelde zich dan wel weer, maar vanaf dat moment kreeg ik waarschuwing op waarschuwing: laat de kaars niet aan twee kanten tegelijk branden.
Twée kanten??...menslieve: een kaars héeft maar twee kanten, maar ik stond rondom in brand.
Die bijbaan ging er het eerst aan. 's Avonds ook nog eens voor dat beetje extrageld op pad...en dat terwijl dat leeraarschap me niet lag. Weg ermee.
En toen de studie: ik zag een oudere collega telkens zijn hoofd stoten aan 'controle leer'. Dat ging keer op keer mis. En ik was nog maar bezig aan 'ínrichtingsleer' en daarvoor was ik al tweemaal gebakt. En extralessen waren er alleen op zaterdagmorgen en die morgen kon ik niet missen in verband met boodschappen en zo.
En tenslotte moest ik mij erbij neerleggen dat het volledige diploma te hoog voor mij gegrepen was. Ik was inmiddels ook al weer de veertig gepasseerd. En boven die leeftijd moet je ook eigenlijk niet meer voor een diploma studeren.
|Maar wat me dat gekost heeft ! Ik was altijd gewend geweest om nooit iets los te laten. En nu móest het. God modelleerde aan mij door. Híj hoorde op de troon van mijn hart te zitten, immers: "Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en uit al uwe krachten". En wie er toch allemaal op die troon elkaar verdrongen, terwijl God daar als enige behoorde te tronen !!
Met een ferme bluts van Godsweg bleef ik achter, toen ik uiteindelijk de diplomajacht uit mijn handen had laten wringen. maar die bluts paste uiteindelijk ook weer in Gods vormingswerk, mijn persoon betreffende.
Er gebeurde natuurlijk heel veel meer in ons leven dan het vertrek van Jaap.
Zo was een belangrijk gegeven: het dagelijks werk.
Ik had een baan, waarbij een zelfstudie, al dan niet met opleiding, hoorde.Wanneer je het diploma NIVRA had, dan was je 'spekkoper'. Dan was elke rang bereikbaar, tot hoofdaccountant toe.
NIVRA: daar zeg je even wat. Nederlands Instituut voor register accountants.
Maar daar hoorde een studie bij, die voor velen, zo niet de meesten een 'martelweg 'was.
Direct na mijn binnenkomen bij de Rijksaccountantsdienst gooide ik mij er flink tegenaan.
Ik had al Staatspractijkdiploma boekhouden, dat was voorwaarde om bij de ' R.A.D' binnen tre komen. Maar ik was bezig met Middelbaar Boekhouden, dat in de theorie nog weer een klein graadje zwaarder was.
Ik moet nu in de tijd even terug, want de gang van zaken in de geestelijke ontwikkeling liep niet altijd synchroon met de ontwikkelingen op maatschappelijk gebied.
In 1957, bij mijn binnenkomen bij de R.A.D. was het even héel druk. Ik moest vacantie nemen juist in de tijd, dat ik mij in een slotsprint voor moest bereiden op het examen. maar door die vacantre met - toen nog- vijf kinderen viel die slotinspanning weg. En ik haalde het niet, met een fractie van een punt verschil. De geestelijke drukte speelde toen nog geen rol, alleen het kindertal met de bijbehorende gezinsdruktre.
M.O. zou mij voor Nivra bij éen vak vrijstelling hebben iopgeleverd. Nu moest ik dat vak alsnog doen. Maar Nivra begon voorspoedig. Alle examens tot op de laatste twee: Inrichtingsleer en Controleleer gingen heel vlot. Die gehaalde diploma's gaven recht op de rang van adjunct accountant eerste klas.Ik had dikwijls het grapje gemaakt, dat populair was in onze kringen:
"Och; ik ben een eerste klas adjunct-accountant, wat zal ik dan streven naar 'adjunct accountant eerste klas' " .
Daar lachten wij onder elkaar net zo dreunend om als ik in mijn 'onderduiktijd' de boeren had horen schateren, wanneer éen van hen debiteerde:
" 'k Schaai uit met warken...ik gao tweediepen".
(en: twee spaden diep spitten was juist heel zwaar werk...Maar dat hadden jullie al begrepen).
In 1962 was de hogere rang binnen. maar tóen begon de strijd om het deeldiploma 'inrichtingsleer'. En iedere ingewijde weet, dat daar de meesten sneuvelen.
En zoals in een volgende weekeditie verteld zal worden, sneuvelde ik ook.
Nu zul je zeggen:
"Maar Ger, we hebben ditmaal zo weinig 'stichtelijks' gehoord".
Och, dat kan je zo wel eens hebben. Maar ik laart belangrijke punten uit mijn levensgeschiednis horen. En voor elke jongeman is het bereiken van een goede plaats in de maatschappij een belangrijk aspect van die geschiedenis.
Met Jaap waren we gebleven bij kerst 1962. Hij was al echt een hulp voor mij gewest bij evangelisatiebezoeken. En met kerst moedigden wij hem aan om ergens in een Volle Evangeliegemeente de kerstzang te gaan begeleiden. Want hij was zich aan het ontwikkelen tot een bekwaam organist en pianist en verenigde in zich de muzikaliteit , die bij mijn vader en bij mijn vrouw hoogtepunten had bereikt. Hij had het dus van twee kanten.
Maar die afspraak liep fout. Hij werd die avond niet gevraagd, om te dienen en kwam onverrichterzake thuis. Of dit hem nu ergens geschaad heeft, ik weet het niet , maar in 1963 merkte ik eigenlijk niets meer van geestelijke activiteiten bij hem.
Misschien had ik met hem moeten praten, maar er was in de loop van al de jaren van opvoesding een 'wederzijdse onbereikbaarheid' tussen ons gegroeid.
Toen liep het gauw bergaf. Hij zat- ondanks zijn jeugd- al in de examenklas van het Gynasium , wiskunde-richting en te voorzien was, dat hij op de universiteit zou kiezen voor wiskunde.
Maar in het voorjaar van 1963 liep her fout. Hij had het lichamelijk moeilijk met jeuk op zijn lichaam en stelde God een ultimatum::
"God....u kunt mij genezen. Maar als u het niet binnen een etmaal doet, is het uit tussen ons".
Dat was, wat hij er tegenover ons over kwijt wilde.
Nu heb ik nooit gehoord, dat God op dergelijke ulitimata reageert. En ook ditmaal kwam er geen soelaas voor dit lichamelijke ongemak. En ...zo was Jaap...kortaf zei hij tregen ons:
" Het is uit tussen God en mij...voor goed".
En zo bleef het. In mei deed hij eindexamen gymnasium, slaagde en ging wiskunde studeren aan de universiteit.
Thuis was hij niet meer te handhaven. In November zou hij zeventien worden. maar hij was zo dominant, dat de andere kinderen ertegen in opstand begonnen te komen. En in die steeds ingewikkelder situatie kwam zijn oma van moeders zijde met een reddend voorstel.
Zij was kort daarvoor weduwe geworden en stelde voor:
" ik woon in die universiteitsstad. Ik ben eenzaam als vrouw-alleen in dat grote huis. Als Jaap nu eens bij mij een kamer kreeg ?"
Datr was de oplossing. Op zekere julidag keken wij van ons tuinpad de in september beginnende student na. Hij fietste weg, keek niet om, zwaaide niet ten afscheid. Wij- de ouders- keken hem weemoedig na.
Het leek wel een beetje op 'de jongste zoon 'uit die overbekende gelijkenis. Wij hadden hem naar beste weten een stel gedragregels enz geleerd in de zetien jaar, dar wij hem bij ons mochten hebben, maar hij ging nu met dat kapitaal 'de wijde wereld in'...
te weten; een ruime zolderkamer bij zijn oma
....en wij moesten hem laten gaan.
Tot op de dag van vandaag is hij niet bij ons teruggekomen...
nu ja, wel zo nu en dan op bezoek uiteraard
...maar dat hoeft ook niet. Hij heeft zich ooit bekeerd. Wij bidden, dat het nog eens goed met hem komt in zijn verhouding tot God.
En nu kan iedereen zeggen:
- maar jullie hebben het ook suf met hem aangepakt. Had met die knul naar de dokter gegaan.
- had toch wat meer gepraat...
- had in dat cruciale etmaal alles op alles gezet met gebed en zo.
Maar we hebben dat niet gedaan. Ik kan mij alles nu niet meer helder voor de geest halen.
- te druk met nóg zes kinderen
- te druk met van alles.
Na 44 jaar ben je zoveel vergeten van de toedracht. Mijn enig gebed is op dit gebied:
"Vader....vergeef..."
Maar hoe dan ook; het eerste vogeltje was uitgevlogen.
Als ik dat nu zo opschrijf, denk je misschien: "O gunst....en toen was het natuurlijk verder allemaal: botertje tot de boom".
Nee hoor; het leven met de Heer, waarmee wij begonnen waren, was wél intens, maar allerminst allemaal even gladjes. Wij heben terdege moeten ervaren: "God heeft ons nooit een rustige reis beloofd, maar wel een behouden aankomst".
Maar goed: 1962 dus.
Na al dat geëxperimenteer in 1960 en 1961, zo triest geëindigd in een pijnlijke eenzaamheid, was er nu nieuw perpectief. We waren terechtgekomen in een veel ruimere kring, Al spoedig vonden wij een nieuw contact: een gemeente in oprichting, zoals er toen zo veel waren. En....in die gemeente was ik in een mum van tijd oudste. Ik begon zang diensten te leiden in de nieuwe gemeente en soms spraken wij ook op avonden in andere gemeenten. Al die groepen waren nog zo erg in oprichting allemaal. Het gdbeurde, dat Betty en ik vrij veraf spraken en dat aan het eind de collecte werd geteld. En toen werd tegen ons gezegd. "Wij hebben hier eigenlijk maar éen uitgavenpost: de huur van deze zaal. Kijk, de collecte was f 26,--, (let wel : geen euro). Daar gaat f.15,-- zaalhuur af. Nou, dat is dan voor jullie; (mijn vrouw was er ook bij): f.11,--".
Nee...rijk werd je er niet van: en de gemeente, waar ik oudste was, bleek een streekgemeente te zijn met zeer verspreid wonende belangstellenden. Ik weet nog, dat ik in éen jaar 18000 kilometer reed. voor mijn werk, misschien 8000. Maar voor mijn werk in de gemeente en verder privé de overige 10.000. (In 1961 had ik mij een auto aan kunnen schaffen).
Hoe reageerden de kinderen nu op al dat nieuwe. Daarbij is van belang de oudste: Jaap. Hij was 13 , toen wij onze eerste verkenningen maakten, in 1959, maar intussen was hij alweer 16 en midden in de puberteit. Die verliep bij hem niet rimpelloos; nu ja: bij welke puber wél?! Hij sliep op zolder, een ruimte, die alleen toegankelijk was via een luik. En éen keer, toen ik de trap naar die zolder opstormde in verband met een tussen ons (ouders) en hem gerezen conflict, stond hij mij daar met een hamer op te wachten.
Ik zag af van mijn voornemen om hem eens duchtig de waarheid te zeggen en belde, beneden gekomen, naar een medegelovige elders om de zaak mee door te spreken. Hij zei: "Dat komt goed uit. We zijn hier net samen voor een bijbelstudie met onze groep"; En hij noemde een paar namen van 'cracks' destijds: Izaäk Rooze, Johannes van de Brink met hun vrouwen. En ook 'de Hijinks' waren erbij. "De binnen komenden hebben nog maar net hun jassen uit, maar wij gaan gelijk voor de situatie op de knieën".
Terwijl zij baden, kwamen wij, als ouders, beneden tot rust en boven legde Jaap de hamer weg....
En alles werd in der minne geschikt.
Maar een paar weken later stond Jaap opeens aan de ontbijttafel op. Hij begon: "Ik wil iets zeggen". Wij luisterden; bevreemd om het onverwachte. Hij vervolgde: "Ik ben bekeerd. Ik heb mijn leven aan Jezus gegeven".
En nu het vreemde. Wij waren en zijn toch altijd een vrij uitbundig gezin. Maar op dat ogenblik bleven wij allemaal als 'houten klazen' zitten. Niemand reageerde. Natuurlijk had ik moeten opspringen en hem met enkele woorden welkom moeten heten in de geloofskring. En mijn vrouw had hem eigenlijk wel eens kunnen omhelzen.
Maar de moeizaam verlopen puberteit tot dusver en het weinige praten, dat wij ooit met hem hadden gedaan.... hij was ook erg ontoegankelijk ....maakten dat wij onze houding bij dit volkomen onverwachte niet wisten te bepalen.
Toen ging hij ook maar weer zitten en leek het er op dat er niets was gebeurd.
Raar verhaal...maar ja; zo kan het lopen. In ieder geval; een paar weken later gingen Jaap en ik samen op evangelisatiebezoek. Iets, waarvan ik zelfs nooit gedroomd had, dat het ooit zou gebeuren.
En met kerst was er in de nieuwe kring zo'n blij feest georganiseerd. Vergeleken met het kleine groepje, waar we onze 'Volle Evanglietoer' waren begonnen, was het hier allemaal veel blijer en vertrouwder.
Ja; het was een goed jaar : 1962.
En nu zullen jullie wel weer zeggen: "Dan gebeurde er in 1963 zeker weer iets naars".
Ja...inderdaad; maar dat komt volgende week wel. Voor nu blijft dat een 'cliffhanger'.