Paulus Rijntjes werkt al 25 jaar in de hulpverlening als spiritueel genezer. Mensen van alle leeftijden, de jongste was 2 jaar, komen bij hem met fysieke en psychische klachten. Hij kwam naar Rijssen om voor onze vrijzinnige geloofsgemeenschap een lezing te geven met het onderwerp:
Orgaandonatie, weten we er echt alles van?
Men hoopt, zegt hij, dat de dood uitgesteld kan worden door bv. orgaandonatie.Toch sturen veel mensen het donorcodicil niet op uit een gevoel van onmacht, want wat gebeurt er op het moment dat we organen weghalen? Die vraag is niet te beantwoorden. De gezondheidszorg heeft hierop geen antwoord. We kunnen niet bewijzen dat het leven doorgaat. Er is echter een ander belang, nl. degene die ziek is. Vroeger werd iemand dood verklaard als de ademhaling gestopt was en het hart niet meer klopte. Tegenwoordig stelt men dat iemand dood is als er is geen hersenactiviteit meer is, er is dan geen ervaren, geen bewustzijn, alleen de fysieke schil. Maar weten we dan ook zeker dat we werkelijk dood zijn? Is er nog een ervaringswereld als we organen verwijderen? Onder andere door orgaantransplantatie is de dood langzamerhand van ons vervreemd geraakt. We weten dat we tijdig zijn, maar willen alles doen om het tijdloos te laten zijn. We willen het ik-zijn niet opgeven daar zijn we bang voor. Angst kan iets positiefs zijn, kan zorgen dat je blijft leven, maar als de ziel het genoeg vindt, komt toch het einde; dan helpt orgaandonatie of reanimatie ook niet meer. Bewijzen van voortbestaan kunnen we vaak niet herkennen, maar de heer Rijntjes ziet het leven als een doorgaande reis. Je kunt leven niet vernietigen, wel de ik-vorm. Het innerlijk bewustzijn is onvernietigbaar. Een stervende kan in een andere staat van bewustzijn komen, er kan dan een tijdloosheid ervaren worden, zoals bij een pasgeborene. Vaak zien we bij een dode een rust op het gezicht, waardoor we aanvoelen dat dat verder reikt dan de fysieke ervaring. Als er voortgaand leven is, is er dan een ervaringswereld van waaruit je waar kunt nemen wat er met je gedaan wordt? Als er iemand gestorven is, nemen we een aantal dagen om te rouwen. Zoiets is ook nodig voor de gestorvene, zegt Paulus Rijntjes. Hij vindt het belangrijk om nog enige dagen met de overledene bezig te zijn. De identificatie van de overledene met het lichaam kan groter zijn, naarmate het bewustzijn hierover tijdens het leven minder was. Er is dan nog veel gehechtheid aan het lichaam. Er is nog energie aanwezig die zich uit het lichaam moet terugtrekken. Gaan we organen verwijderen, dan kunnen die nog steeds levensenergie bevatten. Er zijn verhalen bekend, van orgaanontvangers die heel nuchter zijn, over karakterveranderingen na een orgaantransplantatie. Het lijkt er dus op dat een orgaan niet alleen een fysiek iets is. Volgens Paulus Rijntjes heeft elk orgaan een eigen energetische code en die is niet gelijk aan die van de ontvanger. Het is een lastig parket, niet alleen voor degene waarvan het orgaan verwijderd wordt, maar ook voor degene die het orgaan krijgt. Het is moeilijk te zeggen, of het mag of niet mag. Je kunt pas beslissen als je in deze situatie komt. Maar we moeten leren hersendoden niet langer als dood te zien en de donor tenminste uitleggen wat we gaan doen, zegt de heer Rijntjes. De kerken laten over orgaandonatie verschillende geluiden horen. De ene opvatting is: als je christen bent, ben je bereidt alles te delen. De andere is: Dit kan niet. We mogen geen organen laten verwijderen, want we moeten gaaf zijn voor de dag van de wederopstanding. De wetenschap ziet in de organen alleen iets fysieks. Tot slot legt de heer Rijntjes uit welk verschil er bestaat tussen orgaandonatie en bv. bloedtransfusie. Bloed is de drager van energie, maar is vrij makkelijk af te staan, want het lichaam vult het zelf weer aan, wat bij orgaandonatie niet het geval is. We schenken levensenergie aan een ander in de vorm van bloed. Dat is niet alleen iets fysieks, maar het bloed wordt ook weer na enige tijd door de ontvanger afgebroken.
|