UNIE van de RELIGIEUZEN van VLAANDEREN
Blijft altijd zijn aanschijn zoeken (Ps 105,4)
Broeders en zusters,
Omwille van de coronapandemie zullen er dit jaar, in onze bisdommen, geen bijeenkomsten plaatsvinden n.a.v. de Dag van het Godgewijde Leven. Al tien maanden leiden wij allen een teruggetrokken leven, een beetje zoals de heilige Jozef, die paus Franciscus ons voor dit jaar ten voorbeeld heeft gesteld . In zijn brief over de heilige Jozef noemt de paus hem “de man die onopgemerkt blijft (…), een vader in de schaduw” . Voor sommigen van ons verandert dit leven in het verborgene weinig of niets, voor anderen daarentegen is dit zeer ongewoon, denk aan de oversten en andere bestuursleden. Niet dat zij graag op de voorgrond treden, maar krachtens hun taak moeten ze nu eenmaal het voortouw nemen. Hoe dan ook, hopelijk zal men het coronavirus spoedig onder controle krijgen en overwinnen. Ondertussen moeten wij geduldig zijn. In dat verband verwijst paus Franciscus in zijn brief onder anderen naar de “religieuzen” . Wij blijven ook bidden voor de slachtoffers van dit dodelijk virus en hun familieleden. En wij vergeten de zorgverleners niet, die dag in dag uit op de bres staan voor de zieken en de bejaarden.
Sinds het uitbreken van de pandemie is het werk in en voor onze gemeenschappen niet verminderd, maar toch er is tijd vrij gekomen. Zo zijn er minder vergaderingen en er zijn geen vormingsdagen. Hoe kunnen wij deze extra vrije tijd invullen? Het antwoord op deze vraag ligt besloten in ons Godgewijde leven zelf. “Mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd” De Dag van het Godgewijde Leven valt samen met het feest van Jezus’ opdracht in de tempel. In het relaas van de opdracht ontmoeten we Simeon. Hij neemt het kind Jezus in zijn armen en looft God: “Mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd”.
In een apostolische brief, getiteld Patris corde (met het hart van een vader), waarvan de officiële Nederlandse vertaling binnenkort bij Licap Halewijn zal verschijnen, heeft de paus op 8 december 2020 een Jaar van de heilige Jozef afgekondigd. Aanleiding voor dit bijzonder jaar, dat loopt tot 8 december 2021, is de 150ste verjaardag van het uitroepen van de heilige Jozef tot patroon van de universele Kerk. Zij “hebben begrepen dat niemand het in zijn eentje redt… Hoeveel mensen proberen dagelijks geduldig te zijn en hoop door te geven door geen paniek te zaaien, maar medeverantwoordelijkheid aan te moedigen”. In Jezus herkent Simeon de Heiland, de Verlosser van de wereld. Hij ervaart de grootheid van God en tegelijk zijn nabijheid. Later zullen de leerlingen dit ook ervaren, vooral na de verrijzenis van Jezus, wanneer Hij hen zal verschijnen. Toen zij Jezus vergezelden tijdens zijn openbaar leven was dit lang niet altijd het geval. Herinner u de vraag van Filippus: “Heer, toon ons de Vader”, en het antwoord van Jezus: “Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader” . In Jezus, zijn Zoon, is God ons nabijgekomen, maar deze nabijheid is niet altijd voelbaar. Stellen wij ons niet af en toe de vraag: “Waar is God? Waar is Jezus?” Voor zijn hemelvaart heeft Jezus echter gezegd: “Ik ga heen en gij zult Mij zoeken” . Het is niet omdat God ons in Jezus nabijgekomen is, dat we Hem niet meer moeten zoeken. Integendeel, ieder van ons is en blijft een Godzoeker, zoals de psalmist die bidt: “Uw aanschijn, Heer, tracht ik te zien. Wil uw gelaat niet verbergen voor mij” . In de psalmen wordt meermaals verwezen naar het aanschijn van de Heer of naar zijn gelaat, waarmee gezinspeeld wordt op zijn nabijheid, die voor ons een bron van vreugde is. Bidden wij Hem niet regelmatig: “Toon ons uw aanschijn en maak ons gelukkig” ?
Een pelgrimstocht van de geest, op zoek naar het gelaat van God
In zijn laatste homilie op het feest van Jezus’ opdracht, in 2013, omschreef de vorige paus, Benedictus XVI, het Godgewijde leven als “een pelgrimstocht van de geest, op zoek naar een Gelaat, dat zich soms openbaart en soms verbergt”. Wij, Godgewijden, zijn als pelgrims, die op zoek zijn naar het gelaat van de Heer. De psalmist zegt precies hetzelfde: “Blijft altijd zijn aanschijn zoeken”. In een commentaar op dit vers, in het bijzonder op het woord ‘altijd’, stelt de heilige Augustinus dat het zoeken van God niet alleen geldt voor dit leven, maar ook voor het leven hiernamaals! De kerkvader verbindt dit zoeken van God met het liefhebben van God én het vinden van God. Zoals de bruid in het Hooglied blijft zoeken naar haar bruidegom, ook al heeft zij hem gevonden, zo zoeken wij God. “Hoe groter onze liefde voor God is,” zegt de heilige Augustinus, “hoe meer wij Hem zoeken, die we al gevonden hebben”! In die zin houdt het zoeken van God, het liefhebben van God ons Godgewijd leven jong en dynamisch, ook al zijn we oud en minder mobiel. God is liefde, God is schoonheid. De ontdekking van deze waarheid zal nooit ofte nimmer eindigen. Gegrepen door het mysterie van God, kunnen wij niet anders dan zijn aanschijn zoeken en blijven zoeken, zelfs wanneer we Hem gevonden hebben! God zoeken én vinden, daarin bestaat de ware vreugde, het ware geluk!
Waar kan God gevonden worden?
We weten uit ervaring waar we God kunnen vinden: in de eucharistie en het gebed, in geestelijke lezing, maar ook bij onze broeders of zusters in de gemeenschap en bij de mensen die aan onze zorg zijn toevertrouwd. In onze broeders en zusters, in onze medemensen, vooral in de kleinen en de armen, kunnen wij het gelaat van de Heer herkennen. Hoe kunnen wij de tijd invullen, die vrij gekomen is sinds het uitbreken van de coronapandemie? Wij kunnen doen wat wij altijd gedaan hebben én wat wij altijd zullen blijven doen, zelfs in het hiernamaals: Gods aanschijn zoeken en vinden. God is zo groot en toch zo nabij, dit was de ervaring van Simeon in de tempel en trouwens ook van de heilige Jozef. Moge dit ook onze ervaring zijn als Godgewijden!
Mede namens het bestuur van de URV, abt Frederic Testaert o.praem., voorzitter van de URV
02-02-2022 om 09:10
geschreven door Gust A.
|