Pets des nonnes, nonnevotten, Vlaamse nonnescheten, ook wel nonnenzuchten, soupires des nonnes. suspiras de monjas...
Het recept :
200 ml. melk iets opwarmen met wat zout. Door een zeef 500 gram bloem erbij doen en goed door elkaar werken. Als het wat afgekoeld is er gedroogde gist doorwerken (hoeveelheid zie de verpakking) en 100 gram suiker. Laten rijzen onder een vochtige doek en tot een bal kneden. Daar balletjes van maken, van die balletjes worstjes maken en die worstjes in een knoop leggen (vandaar "nonnescheet" of "zucht") en die knopen op een ingevette plaat laten rijzen. Drie minuten frituren op 180 graden. Laten uitlekken en bestrooien met poedersuiker.
Waar komt de naam vandaan?
Het verhaal gaat dat een non die in de l’Abbaye de Marmoutier (in de buurt van Tours) woonde, een wind (pet) liet in de keuken, waar men bezig was om een feestmaaltijd te bereiden voor de naamheilige Saint Martin. De andere nonnen moesten zo lachen en één non liet per ongeluk een stukje deeg in de hete olie vallen. Zo ontstond de oliebol: beignet in Frankrijk. Ook wordt in Frankrijk de term “beignet de vent” of “soupir de nonne” gebruikt als een zuchtje wind.
De oorsprong van het deeg (pâte à choux) dateert uit de 16e eeuw. Men gaat zelfs terug tot 1540, toen een Italiaanse banketbakker Popelini, die deel uitmaakte van het gevolg van koningin Catherine de Médecis, deeg gebruikte om in olie te garen, het gebak heette “le Popelin”. In de 18e eeuw kreeg het deeg « pâte à chaud » de naam « pâte à choux ».
Men maakte bolletjes deeg in de vorm van een kool (choux).
Hiervoor is ook een truc te gebruiken. Neem een spuitzak met het deeg om de balletjes te maken. Spuit een staafje deeg en knip dit door met een schaar. Laat de stukjes deeg meteen in de hete olie vallen.
De verschillende benamingen in Frankrijk: (zie ook de foto’s)
Le bottereau est nantais, pour preuve le Loroux-Bottereau, le foutimasson et le tourtisseau du Poitou et de Vendée, ce n’est que bien plus tard que je découvris qu’ils se nommaient ailleurs, crouchepette dans les Landes, merveille en Gascogne, Bordelais, Saintonge, Aunis, croquignolle en Anjou… Le Sud-Est n’est pas en reste : oreillette Provence et Languedoc, ganse en région niçoise, chichi-frégi en Provence, frappe en Corse, faverolle et bugne en Lyonnais et Bourgogne, craquelin en Savoie… A signaler encore : corvechet en Lorraine, roussette en Alsace, Île-de-France, guenille en Auvergne, rousserole, fantaisie, nouet ou nouette, bunyette ou bougnette, crotte d’âne, ou crotte de poilu ou cuisse de belle dame et autres « beignets de carnaval » tout simplement…
Faverolles/Bugnes :
Ingrediënten (voor 4 personen) :
- 60 g suiker - 5 g zout - 500 g meel - 30 g bakkersgist - 120 g boter - 4 eieren - 70 g water - 1/2 theelepel vanille-extract - 70 cl frituurolie
Bereiding : Plaats alle ingrediënten in een « robot mélangeur » en meng tot een Briochedeeg. Laat het deeg 30 minuten rusten. Rol het deeg uit en maak er vierkantjes van. Laat de olie in een pan heet worden. Laat de vierkantjes in de olie vallen en draai ze om tijdens het frituren. Laat ze op keukenpapier uitlekken. Bestrooi ze met kristalsuiker of poedersuiker.
Er zijn verschillende variaties, afhankelijk van de streek en het recept van de bakkers.
|