Voor welk lezerspubliek?
Deze vraag krijg ik altijd voorgeschoteld als ik een manuscript voorleg. Dit gesprek is nooit gemakkelijk. De ene keer is het doelpubliek te ruim, te onduidelijk. Een andere keer is de beoogde lezersgroep te beperkt, zegt de uitgever.
Ook deze keer heb ik de uitgever ervan kunnen overtuigen dat er voldoende lezerspotentieel is. Ik durf niet (meer) suggereren dat er een bestseller in steekt. Daarvoor moet je keigoed zijn of een bekende figuur in populaire televisieprogrammas. En spreken over een longrunner is onbegonnen werk. Na ongeveer zes maanden velt men een oordeel of het boek nog verder wordt aangeboden in de boekhandel. Zoniet verdwijnen op het einde van het jaar de niet verkochte exemplaren in de papiersnippermachine, raken ze in tweedehandse verkoopspunten en krijgt de auteur de vraag of hij een aantal exemplaren wil kopen aan een sterk verlaagde prijs. Geen mooie vooruitzichten, hoewel dit de realiteit is voor heel wat boeken.
In de eerste plaats schrijf ik een boek omdat ik het zelf boeiend vind. Ik heb natuurlijk wel graag dat het boek in de etalage staat, besproken wordt en in de uitleenbibliotheken te vinden is. Het werk en de stress, de onzekerheid en de onmacht moet je erbij nemen.
Na al die pros en contras werk ik vandaag en morgen verder aan het manuscript. Ik zweer bij mezelf: Dit is nu mijn laatste boek dat ik zal laten uitgeven. We zullen zien, zegt mijn vrouw.