In de 1939 was er een speciale stemming thuis. België had gemobiliseerd: mannen werden opgeroepen naar de kazernes. De jongeren vanaf 16 jaar dienden te vertrekken naar Engeland om opgeleid te worden tot soldaat. en de tegenaanval op de Nazi-duitsers te voeren. Veel van onze jongens zijn naar Zuid-Frankrijk vertrokken en zijn ingescheept naar Engeland. Engeland was toen al in oorlog met Duitsland. Maar Duitse legervliegtuigen voerden vanaf bepaald moment bombardementen uit op deze boten. Bij ons thuis in de Antwerpse Kempen logeerden twee Belgische soldaten uit het verre West-Vlaanderen, van Roeselare, twee broers, zonen van een rijke boer. Ze vertelden ons dat we dit een veilig oord was, veiliger dan onze streek.en dat we gerust naar hen mochten komen. Ze hadden nog een huisje leeg staan. Mijn ouders luisterden aandachtig en toen viel het grote, vreemde woord: de vlucht. Mijn vader, een groothandelaar, besloot op de vlucht te gaan. Moeder deelde het ons mee, ik weet nog goed waar precies in de keuken. Als jongetje van vijf flitste De vlucht naar Egypte door mijn hoofd. Ik kon niet vermoeden wat de vlucht van mijn ouders betekende. Het werd me langzaam duidelijk: mensen gingen lopen (vluchten) voor 'den Duits', naar Vlaanderen, naar Frankrijk. Wij vluchten met een gehuurde vrachtwagen met heel ons hebben en houden naar Roeselare. Moeder laadde nog enkele Ardeense hespen (hammen) in. Onderweg passeerden wij de vluchtelingen, de meesten met kar en paard, anderen per fiets of te voet. Allemaal richting Frankrijk. In Roeselare 'installeerden' we ons in het huisje van boer De Dobbelaere. Vader bleef echter niet, hij reed 's anderendaags terug om op het huis en zijn groothandel te passen. Maar ons Kempisch dorp lag nooit in de gevarenzone: geen bombardementen, geen gevechten. In het 'veilige' Roeselare was het wat anders. Daar zaten we in het volle gevaar. De Duitsers bombardeerden enkele fabrieken. En wij 's nachts het huis uit, in volle vlakte zouden we veiliger zijn. Na een tijd keerden we terug naar huis. De oorlog was volop bezig zijn, de Duitsers hadden het land bezet. Als jongetje vond ik de oorlog spannend en niet zo gevaarlijk. Het moment dat me het meest schrik aanjoeg was toe de Duitsers onze buurman Janneke (Jeanke) op straat aanhielden. Ze aanzagen hem als een jood. Janneke was klein van gestalte, liep wat gebogen met kromme rug en had een lange baard. Mijn vader kwam tussen en kon de Duitsers overtuigen dat hij geen Jood was. Jannekes leven was gered! (Herman W., 71 jaar).
|