Regimecrisis in België
Ik was bezig een hoofdstuk te schrijven over bestuur in België in de tweede helft van 2007 en later. De uitslag van de federale verkiezingen van 10 juni 2007 was, zo schreven de meeste kranten, o.a. een overwinning van het kartel CD&V & NV-A met Yves Leterme, toenmalig Minister president van de het Vlaamse gewest en momenteel premier.
De regeringsformatie duurde zeer lang. Telkens dacht ik dat ik in mijn tekst kon verwijzen naar een nieuw bestuursakkoord. Dat kwam er maar niet. In de media spraken sommige observatoren van een regimecrisis. Dat was wel sterk uitgedrukt, want geen enkel weldenkende burger en politicus wou het democratische regime omver werpen. Er waren wel diepgaande meningsverschillen tussen de Nederlandstalige en Franstalige partijen en pers. De twee gemeenschappen groeiden uit elkaar op heel wat vlakken. De meeste punten in de onderhandelingen kregen vlug een communautaire tintje, met al stekeligheden van dien. Velen hadden het over dat de onderhandelingen tussen de verschillende partijen van de twee taalgroepen eerder dan over een diplomatiek overleg tussen twee verschillende deelstaten in een nieuw, federale België. Toen Verhofstadt begin december 2007, een van de verliezers van de verkiezingen, nogal onverwachts premier werd van een overgangsregering, sprak men opnieuw van een regeringscrisis. De kibbelende partijen waren immers niet in staat een regering te vormen. Verhofstadt zou afkoeling, rust en wijsheid brengen als nieuwe staatsman zoals Jean Luc Dehaene.
De aanslepende onderhandelingen hadden bij velen de geesten wakker geschud. Men kreeg de indruk dat sommige partijen, zeker de CD&V een sterkere Vlaamse reflex kregen en dat de man en de vrouw in de Vlaamse straat de spelletjes van de Franssprekenden beu werden. En omgekeerd.
Een volgende, diepgaande staatshervorming vond men nodig in Vlaanderen en bespreekbaar in het Franstalige deel. In die zin waren juni december 2007 misschien de belangrijkste maanden van het Koninkrijk België. Een van de observatoren, de historicus Marc Reynebeau, redacteur van De Standaard nuanceerde als volgt: "Misschien wordt er al te snel gegoocheld met woorden als 'regimecrisis', een term die in de jaren dertig van Paul-Emile Janson en koning Leopold III iets heel concreets betekende: minder democratie en meer autoritarisme." (DS 4 dec. 2007 - Overstekend wild.)
Ik heb nog enkele weken tijd om verder te schrijven. Of toch maar wachten met schrijven tot 15 juli 2008? Regimecrisis of niet.
Voor welk lezerspubliek?
Deze vraag krijg ik altijd voorgeschoteld als ik een manuscript voorleg. Dit gesprek is nooit gemakkelijk. De ene keer is het doelpubliek te ruim, te onduidelijk. Een andere keer is de beoogde lezersgroep te beperkt, zegt de uitgever.
Ook deze keer heb ik de uitgever ervan kunnen overtuigen dat er voldoende lezerspotentieel is. Ik durf niet (meer) suggereren dat er een bestseller in steekt. Daarvoor moet je keigoed zijn of een bekende figuur in populaire televisieprogrammas. En spreken over een longrunner is onbegonnen werk. Na ongeveer zes maanden velt men een oordeel of het boek nog verder wordt aangeboden in de boekhandel. Zoniet verdwijnen op het einde van het jaar de niet verkochte exemplaren in de papiersnippermachine, raken ze in tweedehandse verkoopspunten en krijgt de auteur de vraag of hij een aantal exemplaren wil kopen aan een sterk verlaagde prijs. Geen mooie vooruitzichten, hoewel dit de realiteit is voor heel wat boeken.
In de eerste plaats schrijf ik een boek omdat ik het zelf boeiend vind. Ik heb natuurlijk wel graag dat het boek in de etalage staat, besproken wordt en in de uitleenbibliotheken te vinden is. Het werk en de stress, de onzekerheid en de onmacht moet je erbij nemen.
Na al die pros en contras werk ik vandaag en morgen verder aan het manuscript. Ik zweer bij mezelf: Dit is nu mijn laatste boek dat ik zal laten uitgeven. We zullen zien, zegt mijn vrouw.