De bewoners van de grensstreek Nederland - België kennen "Den Draad". Op de fiets-en wandelroutes in de streek van Hamont - Achel zie je aanduidingen 'Den Draad'. Deze draad verwijst naar de elektirsche hoogspanningsversperring (50.000 volt) die de Duitsers aanlegden in 1915 op de grens. Redenen: om het illegale verkeer van mensen (soldaten, vluchtelingen, spionnen, oorlogsvrijwilligers) en goederen (smokkelwaar) tegen te gaan. Deze draad was ongeveer 200 km. lang en ging van de Belgische kust tot aan het drielandenpunt bij Vaals en 2 m. hoog.
Deze draad liep o.a. dwars door Essen zodat er daar een volledige isolatie was van Nederland en België.
Heel wat mensen - vooral Belgen - lieten er hun leven. De laatste jaren is er vernieuwde aandacht ervoor: zie vieringen in Essen en toeristische 'vermelding' op de fietrsroutes. Voor afbeeldingen en verdere documentatie: typ in het zoekvenster van Google "elektrische draad" Wereldoorlog.
Hamont-Achel Hamont-Achel is een grensgemeente België - Nederland. Een bedrijvige 'stad' vooral door de handel en het toerisme. Hamont werd al vroeg stad in . Daarna werd die titel afgeschaft en opieuw gegeven in1985. Hamont bezat vroeg de kenmerken van een kleine stad: wallen, stadsmuren, circulaire grachten, twee stadpoorten, stadhuis, stadwapen en stadsregelementen. Hamont kende een turbulente geschiedenis, eigen aan veel grensgemeenten. Oorlog maar ook pest. Hamont behoorde lange tijd toe aan het prinsbisdom Luik. Daarna was zeeen deel van het Verenigde Konikrijk der Nederlanden en bij de onafhanklelijkheid van België opnieuw deel van België. De helft van Limburg ging naar Nederland, de zuidelijke helft naar België. Sinds de 14de eeuw was Hamont een handelsgemeenschap. Vanaf de zestiende eeuw werd Hamont en van de belangrijkste teuten-gemeenten. Teuten waren rondreizende handelaars en ambachtslieden die buiten de wintermaanden tot ver in Nederland en Duitslanden hun koopwaren verkochten en optraden als herstellers van keukengerei en veeartsen (castreren). Rond de Sint - Laurentiuskerk zijn er arduinen graven. Het belangrijkste graf is dit van dr. Mathysen (1805 - 1878) : de uitvinder van het gipsverband. Toerisme: veel wandel- en fietsroutes (fietsennetwerk Limburg) gaan door Hamont en omstreken.
Op een puntje van België en Nederland: de Achelse Kluis
Op een puntje van België en Nederland: de Achelse Kluis Elke fiets- en wandeltoerist in Noord - Limburg kent de Achelse Kluis. Tot voor enkele jaren als oord van liturgische vieringen in de Sint - Benedictusabdij http://www/achelsekluis.org Dit zeer jonge trappistenklooster (1846) trok altijd heel wat gelovigen aan vanuit de Nederlandse grensstreek. Als het weer het toelaat zit de binnenplaats vol met toeristen - bezoekers voor een hapje en een drankje. Vooral het Achelse ijs, een zacht ijs met Achelse trappistenbier in een horentje of een coupe zijn in trek, naast de trappist op fles of van het vat. Elke kenner van speciale bieren weet dat er in Belgë slechts zes trappistenbieren zijn; Westmalle, Westvleteren en Achel. In het Franstalige deel: Rochefort, Orval, Chimay .Jaarlijkse productie in hectoliter: Westvleteren 4.700; Chimay en Westmalle 120.000; Orval 45.000 , Rochefort 20.000. Leffe, Kasteelbier enz. zijn 'patersbieren' maar mogen niet de beschermde naam Trappist dragen. Een trappist wordt gebrouwen binnen de abijmuren onder strikte voorwaarden. We brouwen om te leven, we leven niet om te brouwen. Opbrengst van de brouwerij: voor onderhoud klooster en voor goede doelen. Je kunt de abdij en de kerk niet bezoeken. Enkel bij de liturgische viereingen kan je in de abdijkerk. Op het domein heb je de brouwerij, een winkel, een galerij enz. De paters doen niet meer aan de landbouw. Ze concentreren zich op het gebed en de dienstverlening via de vieringen. Daarenboven het bierbrouwen (sinds 1998): de opstart o.a. met steun van de de paters van Westmalle (nummer 1 op de wereldranglijst van de Trappistenbieren). De abdij onstond in 1686 toen een broeder zich in die streek kwam vestigen. Deze plaats had vlug veel aantrek voor de katholieken uit de Nederlandse grensstreek. De kluis is een prima vertrekpunt om te wandelen en te fietsen. Voor de fietsers ligt Valkenswaard dichtbij. Daar is het paardrijden en het kanovaren bijzonder populair. Wandelaars en fietsers komen 'Den Draad' tegen: een elektrische grensversperring uit WO I (zie weblog), natuurgebieden Leenderbos, Kranenveld..., grafheuvels en de vallei van de Warmbeek, viskweekvijvers, De Dommel (rivier). Hier en daar fiets je over een veerooster en amfibietunnels als veilige overgang vlak onder de weg voor kikkers, salamanders.
Teuten (vervolg) De teuten zijn een interessant geschiedkundig verschijnsel. Rondreizende handelaars waren van alle eeuwen. Denk aan de karavanen in het Oosten en de handelsvloten zoals de VOC de Verenigde Oostindische Compagnie (Nederland). Deze laatste was een voorbeeld van een onderneming met aandelen om voldoende kapitaal te hebben om een schip met bemanning en handelswaren uit te rusten. http://www.voc-kenniscentrum.nl/ De teuten waren ook georganiseerd. Voor een goede situering is Wikpedia onmisbaar en onmiddellijk bij de hand. Heel wat van de volgen de informatie haalden we daaruit.
Een teut was een rondreizende handelaar of ambachtsman die vanuit de Kempen met zijn koopwaar op de rug naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg tot Denemarken trok. De Teuten vertrokken in de lente naar andere streken om daar rond te venten of er een winkel open te houden. In de winter keerden ze terug om hun tijd thuis door te brengen. De teuten organiseerden zich al vroeg in kleine gezelschappen. De teutengemeenschappen kenden een complexe organisatie. In de meeste gevallen werkten ze in vennootschappen om de handelsrisico's te beperken. De toelatingsvoorwaarden werden meestal scherp afgelijnd en schriftelijk geregistreerd. De teutenhandel kwam alleen in het Limburgse deel van de Kempen voor. In België: vooral Lommel, Hamont, Hechtel. In Nederland kwamen vooral de omgeving van Budel en Maarheeze. Viertal groepen onderscheiden :
De ketellappers of goorteuten : Zij vormden ongeveer de helft van de Teuten. Ze herstelden beschadigde potten en pannen. Ze verkochten ook nieuwe koperwaar zoals potten, pannen, keukengerei, sloten en soms zelfs vuurwapens. Apparatuur voor een smidsvuur namen ze af en toe in een rugmand mee.
De pakdragers of tafteuten : mutsen, neusdoeken, kousen, beddegoed, tijk, kant, zijde, ..
De snijders of dierenlubbers : castreren van paarden, varkens, stieren en schapen. Soms handel in deze dieren; deze teut was veekoopman en veearts.
Later: de haarteuten : ze speelden in op de wisselende economische vraag en de mode, hier gelanceerd door Lodewijk XIV. Deze Teuten kochten het haar van jonge boerendochters op om het aan pruikenmakers in de steden te verkopen.