Ik denk dat de meesten van ons enkele versregels kennen van Paul Van Ostaijen. Zeker van het gedicht " Marc...". Ik hoorde onlangs in het programma 'Man bijt Hond' Wim Helsen (Dag vrienden van de poëzie) dit gedicht voorlezen. Je zag zo aan zijn lichaamstaal en je hoorde zo aan de stem van deze performer, hoe hij genoot van dit gedicht. En hoe hij probeerde zijn poëtische vervoering over te brengen naar de kijkers: jong en oud, amateurs en professionals. Bij mij kwam de associatie naar voor met Paul Van Ostayen als flamingant en als (kleine) collaborateur. Ik had er vroeger iets over gelezen en ook recent iets daarover van Marc Reynebeau. Paul Van Ostaijen was een stadsambtenaar van de Stad Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij had zich 'verbrand' in de flamingantische collaboratie met de Duitse bezetter (het activisme). Hoe en waarom speelt nu geen rol. Feit is dat deze avant-garde kunstenaar vreesde dat hij zou worden vervolgd voor zijn activistische engagement.
Op het einde van de oorlog, op 22 oktober 1918, vluchtte hij samen met zijn vriendin Emma Clément naar Berlijn. Hij kende daar een zeer moeilijke tijd: fysiek en psychologisch.
Kan deze kennis iets afdoen van de betovering die uitgaat van dit gedicht? Ja, maar dat zou jammer zijn. Je kunt wel aan deze omstandigheden even denken, in een flits, in een associatie. Maar dan moet je estetisch genieten de doorslag kunnen geven. Het gedicht gaat voor. Zoniet wordt poëzie en kunst in het algemeen het jachtgebied van moraalridders en politiek correcten.
Dank je wel Wim Helsen, dank je wel Paul van Ostaijen.
|