Een broodjeaapverhaal of stadslegende (urban myth) is een
bizar/interessant verhaal dat wordt doorverteld. Misschien stak er hier en daar
aanvankelijk een kern van waarheid in. Volgens Wikipedia raakte het begrip
broodjeaapverhaal in Nederland bekend door Ethel Portnoy met haar
verhalenbundel Broodje Aap De folklore van de
post-industriële samenleving(1978/1992) De titel is ontleend aan
het verhaal dat in een bepaald restaurant broodjes met apenvlees te koop zouden
zijn. In Vlaanderen gebruikt men eerder de term stadslegende of urban legend, maar
meer en meer ook broodjeaapverhaal. Zie ook http://www.broodjeaap.nl/broodje.html
Ook hardnekkige pseudo-wetenschappelijke misverstanden
worden tot de broodjeaapverhalen gerekend. Ik schrok me een aap toen ik las dat
dit ook zou gelden voor het sneeuwwoordenverhaal: zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Sneeuwwoordenverhaal
Het sneeuwwoordenverhaal is de 'wetenschappelijke'
bewering dat Eskimo's heel wat woorden hebben voor sneeuw. De eerste bron voor
dit verhaal is te vinden bij de linguïst en antropoloog Franz Boas (1911) die
vaststelde dat Eskimo's vier verschillende woorden kunnen gebruiken voor sneeuw
en Engelstalige slechts één. De linguïst Whorf gebruikte Boas' bewering voor
verdere theorievorming. Hij had het over minstens zeven woorden en dit wees op
het verband tussen realiteit en taal. Sneeuw in zijn verschillende toestanden
is zo belangrijk voor de Eskimo's (Inuit) dat ze gebruik maken van
verschillende termen om ernaar te verwijzen.
Dit sneeuwwoordenverhaal begon zijn eigen leven te
leiden: het aantal sneeuwwoorden groeide uit 'enige honderden'. Recent onderzoek
wees evenwel uit dat er onvoldoende empirische basis was om dit te staven (cf.
antropologe Laura Martin - 1986). Volgens de linguïst Steven Pinker (The Language Instinct 1994) beschikken
Eskimo's en Engelstaligen even veel woorden over sneeuw.
Toen ik dit las, besloot ik het sneeuwwoordenverhaal
(voorlopig?) te rangschikken bij de broodjeaaapverhalen. Ik vond totnogtoe dit
verhaal zeer aannemelijk en vertelde het vroeger aan mijn studenten. Misschien
vertelden ze dit verder enz.: de methodiek van broodjeaaapverhalen werd zo
gevolgd...
Wereldoorlog I - architect Warren en de Leuvense univesiteitsbiblotheek
Wereldoorlog I architect Warren en de Leuvense universiteitsbibliotheek
Onlangs zag ik naar aanleiding van de 90ste herdenking van de wapenstilstand van de Eerste
Wereldoorlog een documentaire over de
vernietiging door de Duitsers van de universiteitsbibliotheek van Leuven in
1914 en later opnieuw in 1940. Ik leerde dat de heropbouw gebeurde door de
Amerikaanse architect Warren die tevens het Central Station (New York - Manhattan) had gebouwd. Enkele maanden geleden had
ik dit monument bezocht en was gecharmeerd door de vloeiende stijl buiten en binnen.
Whitney Warren (18641943) kreeg en groot deel van zijn opleiding
in École des Beaux Arts (Parijs). Zijn belangrijkste werk is Grand Central Terminal in New York City (1913).
Hij werd aangeduid om de Universiteitsbibliotheek te Leuven te herbouwen (eerste
steen in 1928) op een andere plaats en met Amerikaans geld, vooral door toedoen
van president H. Hoover. Er was toen heel wat te doen om het opschrift die hij
wou aanbrengen (met akkoord van kardinaal Mercier): "Furore Teutonico
Diruta: Dono Americano Restituta ("Destroyed by German fury, restored by
American generosity"). Dit opschrift kwam nooit op balustrade, wat toen heel
wat commotie veroorzaakte, omdat sommigen dit als een (diplomatieke) toegeving zagen aan de
Duitsers. .
De stijl van Whitney Warren was eclectisch: een soort Amerikaanse
neo-renaissance, met symbolen die verwezen naar de voorbije oorlog. Bijvoorbeeld
een gehelmde Heilige Maagd met in haar rechterhand een zwaard om het moffengeweld
tegen te houden..
De brand van 1914 was een regelrechte ramp: de hele boekencollectie ging verloren.
Men herstelde die collectie met steun van de hele wereld. België kon toen
rekenen op de goodwill van velen. In 1940 ging de collectie opnieuw verloren.
Kleine stress
Je fiets stallen.
Ik las dat je gemiddeld een kans of vijf hebt dat het ringslot van je achterwiel op een naaf zit. (Ik bespaar mezelf en de lezer de wiskundige berekening). Even vervelend is het tekort aan ruimte. De trappergroep is gemiddeld 37 cm. breed en de rekken dikwijls maar 30 cm. Wringen dus. Er is een zeker soelaas met de hoog - laag parkeergleuven. Vervelender is dat de sturen, gemiddeld 54 cm (tussen 47 en 62 cm.) in elkaar haken. Met de brede sturen is dit zeker het geval. Een oplossing: bredere parkeergleuven, maar dan heb je meer ruimte nodig. In de nabijheid van stations is er het probleem van de langparkeerders: fietsen die geen eigenaar/gebruiker hebben en meestal al voor een deel kapot zijn. Meer controle en opsporen en dat laatste niet enkel met graveren; opnieuw fietsplaatjes?
Andere kleine stress:
Ik moet mijn fiets oppompen en ik vind de juiste pomp niet.
Inbussleutels Ik merk dat mijn fietslicht niet werkt (de boetes zijn niet mals); iemand heeft het de zadel hoger gezet en ik weet niet hoe dit te veranderen; ik vind de gepaste inbussleutel niet.
Allemaal kleine ongemakken die echter niet opwegen tegen de luxe om te kunnen fietsen. Je hebt minder parkeerproblemen, het is gezonder en al die stressverlagers (ontspannend, gezond) geven compensatie voor de stressverhogers (regen, stallen, fietslicht). Maar niet op het ogenblik dat je een platte band hebt.
Toemaatje voor nieuwsgierigen en quizfanaten:
Inbussleutels zijn meestal zeshoekige staafjes in L vorm van 1 tot 10 mm. Quiz: in 1916 gepatenteerd met de beginletters van Innensechskantschraube Bauer und Schaurte. (dus niet 'imbus' ).
Bij IKEA wordt soms een inbussleutel geleverd. De zelfbouwer die zijn eerste stappen zet, heeft wel hamer en schroevendraaiers, maar geen inbussleutels.
Of ze zijn zoek
Heerlijk: fietsen op een aparte route liefst in een fietsennetwerk met een kaart bij de hand en voldoende infoborden langs de weg.
Het is minder leuk als het weer niet mee zit. In het beste geval heb je een paraplu bij of een regenjasje. Je kunt ook schuilen: maar hoe lang is dan de vraag.
Als je een platte band krijgt, heb je (heb ik...) een probleem. Sommige fietstoeristen zijn handig en kunnen dat herstellen. Ze zeggen dat het vaak ook voor hen moeilijk is, zeker met elektrische fietsen of als je het gaatje niet direct vindt. Vooraf thuis oefenen is de boodschap.
Wat doe je als je met een huurfiets een lekke band hebt in een zalige, maar o zo eenzame omgeving? Je hebt geen EHBPB: eerste hulp bij platte band. Je kunt ook niet bellen naar een pechverhelping / depannage, al zou dit wel handig zijn, bijvoorbeeld met een netwerk van jobstudenten. Lekke band: eerst controleer je of pompen soelaas brengt. Meestal niet. Dan vraag je je af hoever je nog bent van de vertrekplaats. Dat kan aardig ver zijn, zeker met een fiets in de hand. Op rustige fietsroutes kom je meestal geen wagens tegen die je en je fiets willen meenemen. Je moet wat geluk hebben en lef door bijvoorbeeld beroep te doen op andere fietsers die je ziet aankomen.
Witte fietsen en huurfietsen
Nederland was de voorloper van de witte fietsen: gratis te gebruiken en te stallen op bepaalde platsen. De witte fietsen zijn zeer eenvoudig, wat het onderhoud makkelijker maakt.
De witte fietsen werden voor het eerst in Amsterdam bedacht na de jaren 1968. De echte doorbraak gebeurde in het Veluwe Natuurpark, waar je witte fietsen kunt gebruiken, als je toegangsgeld betaald voor het park en het Kroller - Muller museum (Moderne Kunst). Geen bel, je kunt geen fiets reserveren, je ontleent een fiets op de verzamelplaatsen Wat je vooraf te reserveren zijn de speciale fietsen zoals de bakfiets, tandem en de fietskar voor de kinderen.
In België kan men in steden als Kortrijk, Oostende en Brussel ook openbare fietsen vinden. In Brussel werkt het systeem met een abonnement, in Kortrijk kan men vier uur gratis rijden na het betalen van borgsom. In Oostende parkeren gebruikers hun auto aan de rand van de stad en kunnen ze een gratis fiets gebruiken op vertoon van hun identiteitskaart. In Antwerpen zijn de gele fietsen te huren, per tien maanden is de prijs 50 euro.
Huurfietsen: als je een fietsenhouder boven of achter de wagen te omslachtig vindt, kan je nu op vele plaatsen een fiets huren. In vele stations bijvoorbeeld.
Onlangs gingen we naar het recreatiedomein Provinciaal domein Puyenbroek (Wachtebeke Oost-Vlaanderen). We wisten niet dat je er kon fietsen huren (onze fout...) Het weer was behoorlijk en we hadden tijd. We zagen dat je een fiets kon huren voor twee of voor vier uur. Dat deden we dan.
Voor mannen en vrouwen zijn het standaardfietsen met lage opstap, een voorrem en een torpedorem (achterwaarts) trappen. De fietsen zijn licht bordeaux en zeer basic. Ze hebben wel een bel omdat je op de openbare weg kunt rijden. Er is geen versnelling, geen fietspomp. Ook geen bagagehouder: zorg dat je een dagrugzakje hebt of dat je in de koffer van de wagen snelbinders hebt of een fietsmandje.
Je moet je eigen fietsroute uitstippelen. Op het domein (route 96) wordt vooral gefietst door gezinnen en oudere personen: veilig en gemakkelijk. Wil je de omgeving verkennen, dan gebruik je best een fietsennetwerkkaart, of je noteert de knooppunten met de verschillende nummers die je verder moet nemen (kaarten in het informatielokaal bij de toegang). We maakten de volgende route: uit het domein via 96 naar 97, dan 89, vervolgens 69 - ,82 - 66 - 68 - 67 - 78 - 79 - 82 einde op 84. Ongeveer 35 km. Richting Nederlandse grens: eerst St-Elooispolder dan Overslag (versschillende grensstenen)en via Heidebos Heidebos is een van de grootste natuurgebieden van Oost - Vlaanderen; beheer bij Natuurpunt; wandelingen via website www.heidebos.be) dan naar Moerbeke. In Moerbeke - Waas (suikerdorp) en omgeving moet je zeker wat wandelen en denken aan de bloeiende suikerindustrie die zijn laatste adem uitblaast. Dit domein heeft veel troeven. Ze verwachten ook veel bezoekers, vandaar die grote parkings. Deze grote asfaltpleinen ogen niet mooi, dit geldt ook voor vele wegen op het domein. Asfalt in overdaad schaadt.
Mei 2009
1 vrijdag Feest van de Arbeid vrijaf
10 zondag Moederdag
17 mei Lentefeest Feest van vrijzinnige jeugd (plaatselijk)
21 donderdag Hemelvaart vrije dag Communiefeest (plaatselijk)
31 zondag Pinksteren vrije dag
Juni 2009
1 maandag Tweede Pinksterdag vrije dag
5 vrijdag Wereld Milieu Dag
6 zaterdag Koning Albert wordt 75
14 zondag Vaderdag
21 zondag Begin zomer
Juli 2009
1 woensdag Zomervakantie
11 zaterdag Feest van de Vlaamse Gemeenschap
20 maandag Nationale Feestdag vrije dag
Augustus 2009
15 zaterdag Onze Lieve Vrouw Hemelvaart vrije dag Moederdag
22 zaterdag begin Ramadan (vastenmaand), einde op 20 september Suikerfeest
September 2009
1 dinsdag Begin schooljaar
13 zondag Open Monumentendag
21 maandag Begin van de herfst
Oktober 2009
1 donderdag Dag van de ouderen
4 zondag Open Bedrijvendag bedrijven vroeger en nu
31 zaterdag Halloween maskers; heksen
November 2009
1 zondag Allerheiligen kerkhoven
2 maandag Allerzielen kerkhoven
Ik kan de nieuwe afkorting WZC (Woon- en Zorgcentrum) moeilijk uit mijn mond krijgen. RVT (Rust- en Verzorgingstehuis) was gemakkelijker. Komt dit omdat WZC doet denken aan WTC (World Trade Center, je weel wel van nine eleven 11 september 2001, War on Terror), misschien omdat WZC klinkt als WC?
Achter de naamsverandering zit wel een bedoeling. Niet zozeer de nadruk leggen op rust, dit klinkt te negatief en te passief (hoewel rusten mag, kan en moet).
Positiever is te spreken van wonen en zorgen. Wonen: je hebt het daarom liefst niet over het aantal bedden in een WZC of in een RVT wel over woongelegenheden.
Zorg: klinkt beter en algemener dan verzorging die ongewild verwijst naar lichamelijke verzorging (fysiek, hygiëne). Oog, handen en hart hebben voor de zorg van de 'hele' persoon staat centraal. Deze holistische benadering is bijzonder belangrijk. Dat heeft te maken met de hogere instapleeftijd. Vijfentwintig jaar geleden bedroeg die 75 jaar. Nu is dat opgelopen tot 85 jaar. Er zijn (lange) wachtlijsten en er wordt gekeken (geselecteerd klinkt hier nogal scherp ) naar zorgbehoevendheid, woonplaats, leefomstandigheden.
Gemiddeld: onder de 85 jaar raak je moeilijk binnen. Je komt in vergelijking met vroeger (1985: 75 jaar) in een WZC wonen als je ouder (85 jaar) bent en met meer zorgbehoeften.
Door de rekbaarheid van mantelzorg komt men ook later in een WZC. Op de vraag is de verblijfsduur in een WZC korter of langer geworden? Hier zijn de meningen verdeeld. Sommigen zeggen ongeveer even lang (3,5 j.), anderen zeggen korter: rond de 2 jaar en 8 md. en minder. Het gaat hier altijd over gemiddelden en de registratie is niet uniform en recent. Vrouwen en personen met geestelijke gezondheidsproblemen blijven langer.
De zorg vandaag de dag is uitgebreider. Het personeelsprobleem stelt zich met de dag scherper. We zullen creatiever moeten zijn om beroepskrachten en vrijwilligers aan te trekken. Bij de beroepskrachten meer kijken naar elders en eerdere verworven competenties en kwalificaties, naar meer diversiteit; bij vrijwilligers: meer activiteiten laten doen en meer diversiteit.
Intern zijn er zaken aan het veranderen: meer aandacht voor de beslissingen rond het levenseinde met discussies over het levenstestament, euthanasieverklaring, palliatieve zorgen, palliatieve sedatie enz. Dit vraagt intens overleg met de ouderen, de familie, de huisarts, het zorgpersoneel. Het maakt de zaken niet eenvoudiger.
Interessant zijn de verschuivingen in activiteitenen invalshoeken. Men verplicht minder mee te doen aan allerhande animatieve activiteiten zoals knutselen, boetseren, quizzen, zingen, bingo. Men biedt wel het aanbod. Men probeert vlugger te differentiëren. Zij die houden van comfort, relax krijgen omgevingen die meer lijken op een aangepaste wellness met aangepaste muziek, massage, geuren, relaxatiebaden, pedicure en manicure, een bezoek aan de kapper. Vrouwen zeggen steevast dat een schone kop voor hen belangrijker is dan een schoon kleed. En mannen vragen ook meer en meer een kapper. Met een hoofdmassage en fricton
De ouderen genieten van deze microkosmos. In WZC zit ook de W van wellness.
We zochten naar een wandeling tussen de 20 en 30 km. niet te ver van Antwerpen. We vonden een wandeling in Hamme en de omgeving tussen Durme en Schelde. Dit is het landschap van de Mirabrug over de Durme en van de "Mensen achter de dijk" (1949), beschreven door Filip De Pillecyn. De Mirabrug ligt op de grens van de gemeenten Hamme en Waasmunster. Ze werd gebouwd tussen 1896-1900. Ze kreeg haar nieuwe naam en bekendheid dankzij de speelfilm Mira (1971) naar het boek De teleurgang van de Waterhoek (Stijn Streuvels). De brug werd in 1991 beschermd als monument en in 2002 gerestaureerd; enkel toegankelijk voor fietsers en voetgangers.
Hamme en omgeving staan bekend voor groen, water, wandel- en fietsroutes, veerdiensten, gastronomie en terrasjes.
Den Bunt vormt de kern van deze wandeling en is een natuurgebied met een merkwaardige flora, ontstaan uit de talrijke overstromingen van de Durme en uit de ontgonnen turfputten. In het gehucht Driegoten (Drie Goten) komen Durme en Schelde samen. Je vindt er een viertal tavernes en restaurants: zoals Scheldeoord (vlak aan de Schelde), de Drie Goten (tavernekeuken, dakterras; ruime parking), gastronomisch restaurant De Plezante Hof (schitterend). Het fietsnetwerk Scheldeland is sinds de zomer 2008 in gebruik. De fietsennetwerken zijn razend populair geworden en werken sterk drempelverlagend voor het recreatief fietsen.
Geregeld krijg je een uitzicht op de Durme, de Schelde en de omringende natuur. We kozen voor een deel van De Pillecijnroute. Het eerste deel eindigt aan het monument van een van mijn favoriete auteurs Filip De Pillecyn (1891- 1982), beeldhouwer A. Poels maakte De Veerman en de Jonkvrouw.(verscheen in 1950. Aan de boorden zie je geregeld bootjes op en neer varen; ook grote plezierboten (Jan Plezier) en natuurlijk de veerdiensten die meestal om het uur en halfuur op vraag komen.
Je kunt je voorbereiden via de toeristische diensten die brochures hebben en websites. Op de eerste plaats die van de provincie Oost-Vlaanderen www.tov.be Er zijn vijf toeristische regios: Scheldeland (Dendermonde, Aalst, Hamme www.scheldeland.be, Meetjesland (Eeklo), Waasland (Sint-Niklaas), Gent (kunststad), Leiestreek (Deinze), de Vlaamse Ardennen (Oudenaarde, Ronse, Geraardsbergen). De Leiestreek en Scheldeland zijn provincieoverschrijdend. De Leiestreek naar West-Vlaanderen toe met Kortrijk en Wervik en Scheldeland naar de provincie Antwerpen.
Tip 1 Stap een infokantoor binnen en neem enkele brochures mee. Vergeet zeker niet Wegwijs in Oost-Vlaanderen. Prima als eerste oriëntatie voor routes om te wandelen, te fietsen, autorijden en paardrijden.
van de verschillende gemeenten aan Durme en Schelde. We vonden 10 jaar zomeren in de Rupelstreek met de zomerpocket 2008 van de Toerisme Rupelstreek goed geslaagd. 2 Filip De Pilicijn: ga naar http://users.telenet.be/louis.jacobs/Depillecyn.htm en loop dan de bibliotheek binnen.
Heerlijk: fietsen op een aparte route liefst in een fietsennetwerk met een kaart bij de hand en voldoende infoborden langs de weg. Het is minder leuk als het weer niet mee zit. In het beste geval heb je een paraplu bij of een regenjasje. Je kunt ook schuilen: maar hoe lang is dan de vraag.
Als je een platte band krijgt, heb je (heb ik...) een probleem. Sommige fietstoeristen zijn handig en kunnen dat herstellen. Ze zeggen dat het vaak ook voor hen moeilijk is, zeker met elektrische fietsen of als je het gaatje niet direct vindt. Vooraf thuis oefenen is de boodschap. Wat doe je als je met een huurfiets een lekke band hebt in een zalige, maar o zo eenzame omgeving? Je hebt geen EHBPB: eerste hulp bij platte band. Je kunt ook niet bellen naar een depannage, al zou dit wel handig zijn, bijvoorbeeld met een netwerk van jobstudenten.
Lekke band: eerst controleer je of pompen soelaas brengt. Meestal niet. Dan vraag je je af hoever je nog bent van de vertrekplaats. Dat kan aardig ver zijn, zeker met een fiets in de hand. Op rustige fietsroutes kom je meestal geen wagens tegen die je en je fiets willen meenemen. Je moet wat geluk hebben en lef door bijvoorbeeld beroep te doen op andere fietsers.
Kleine stress: je fiets stallen. Ik las dat je gemiddeld een kans of vijf hebt dat het ringslot van je achterwiel op een naaf zit. (Ik bespaar mezelf en de lezer de wiskundige berekening). Even vervelend is het tekort aan ruimte. De trappergroep is gemiddeld 37 cm. breed en de rekken dikwijls maar 30 cm. Wringen dus. Er is een zeker soelaas met de hoog - laag parkeergleuven. Vervelender is dat de sturen, gemiddeld 54 cm (tussen 47 en 62 cm.) in elkaar haken. Met de brede sturen is dit zeker het geval. Een oplossing: bredere parkeergleuven, maar dan heb je meer ruimte nodig. In de nabijheid van stations is er het probleem van de langparkeerders: fietsen die geen eigenaar/gebruiker hebben en meestal al voor een deel kapot zijn. Meer controle en opsporen en dat laatste niet enkel met graveren; opnieuw fietsplaatjes?
Andere kleine stress: ik moet mijn fiets oppompen en ik vind de juiste pomp niet. Ik merk dat mijn fietslicht niet werkt (de boetes zijn niet mals); iemand heeft het de zadel hoger gezet en ik weet niet hoe dit te veranderen; ik vind de gepaste inbussleutel niet.
Allemaal kleine ongemakken die echter niet opwegen tegen de luxe om te kunnen fietsen. Je hebt minder parkeerproblemen, het is gezonder en al die stressverlagers (ontspannend, gezond) geven compensatie voor de stressverhogers (regen, stallen, fietslicht). Maar niet op het ogenblik dat je een platte band hebt.
Toemaatje voor nieuwsgierigen en quizfanaten:
Inbussleutels zijn meestal zeshoekige staafjes in L vorm van 1 tot 10 mm.
Quiz: in 1916 gepatenteerd met de beginletters van Innensechskantschraube Bauer und Schaurte. (dus niet 'imbus' ). Bij IKEA wordt soms een inbussleutel geleverd. De zelfbouwer die zijn eerste stappen zet, heeft wel hamer en schroevendraaiers, maar geen inbussleutels. Of ze zijn zoek of juist die inbussleutel die past, is weg.
De soms verhitte discussies over duurzame energie en de gevaren van kernenergie wakkeren de discussies aan over de zin en de onzin van de grote, moderne windmolens op zee en op land.
Vroeger waren de windmolens een vertrouwd beeld in het landschap. Vlaanderen was de koploper in aantal molens en in de technische uitwerking (houtsoorten, constructie, bediening en veiligheid). Nederland kwam daarna vlug opzetten. Over het belang van deze windmolens zullen we het hier niet hebben. We hebben over de grote, moderne windmolens die meestal in groepen (windparken) langs de wegen staan, op een winderig plateau en in de zee. Deze windmolens worden gesubsidieerd door de overheid in het kader van duurzame energie, naast zonne-energie en duurzame biomassa.
Er is volop discussie aan de gang of investeren in deze windmolens niet te hoog en wel verantwoord is. De kosten van fossiele energie en de kernenergie stijgen. In deze discussie komt de vraag welke kost men moet meerekenen. Sommige deskundigen beweren als men alle maatschappelijke kosten en baten van de gas- en de kolenstroom berekend, de windenergie goedkoper is (Energieonderzoek Centrum Nederland).
Info met pros en contras vond ik in een artikelenserie van NRC (feb. 2008). Tegen windmolens: ze zijn lelijk, duur en leveren uiteindelijk niets op. Windmolens geven wel hernieuwbare en onuitputtelijke energie, maar geen duurzame energie. De fluctuaties van de windenergie moeten opgevangen worden door vraagvolgende stromen, bijvoorbeeld gasturbines. Vandaar de vraag: Waarom zoveel subsidie steken in een onbetrouwbare en nooit rendabele energievorm?
Voor windmolens: windenergie is noodzakelijk, schoon en naast energiebesparing de goedkoopste manier om de uitstoot van de broeikasgassen te verminderen. De windmolens zijn nu groter geworden, dus zijn er minder windmolens nodig. Ze dienen geplaatst te worden in zones met een minimale aantasting van het landschap. Het overschot aan windenergie kan opgeslagen worden in stuwmeren en door een Europees netwerk van windmolenparken aan te leggen, kan men fluctuaties beter opvangen.
Bij de voor- en tegenstanders wordt gewezen op de onderliggende wetenschappelijke argumenten. Dit maakt de discussie boeiender en moeilijker. De burgers en de bedrijven moeten zeker hier hun zeg hebben, want ze zijn de ervaringsdeskundigen. Ze zien de windmolens, ze betalen mee voor de subsidies, ze zijn bekommerd om de opwarming van de aarde, ze betalen de energiefactuur.
We zullen een spreiding moeten doen van onze energievoorzieningen in binnen- en buitenland en van de soort energie. Daarenboven moeten we werk maken van duurzame energie. Bovenal moeten bedrijven en gezinnen minder energie verbruiken in productie, vervoer, ontspanning enz. Die aanpak is concreet, energie- en kostenbesparend. Dit dienen we plaatselijk te bekijken met voldoende aandacht voor de globale problematiek in de wereld, ook in de ontwikkelingsgebieden.
De speelfilm Mira (1971)deed stof opwaaien. Mira is tevens de brug in Hamme die verwijst naar de brug van Avelgem die Streuvels voor ogen had in zijn boek De teleurgang van de waterhoek(1905). De huidige Mirabrug verbindt Hamme met Tielrode/Sombeke.
Mira was de eerste Vlaamse kleurenfilm en was de doorbraak van de Nederlandse actrice Willeke Van Ammelrooy (de naaktscènes zitten in het collectieve geheugen) en Jan Decleir.
Mira is tevens de eerste Vlaamse film die op DVD werd uitgebracht in de reeks Kroniek van de Vlaamse Film, een samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Koninklijk Belgisch Filmarchief. Deze film haalde veel bezoekers en zit de middenmoot van de top tien.
Mira gaat over de commotie in een Vlaamse plattelandsgemeenschap omdat de overheid een brug zal bouwen. Men is daar niet gelukkig mee, men vreest overlast. Er is een moord op de landmeter en zijn collega. Mira jaagt de hoofden op hol.
Willeke - Mira symboliseert de vrouw die zich emancipeert. Haar medespeler was een toen bijna onbekende Jan Decleir. Nu treedt hij op in nagenoeg elke Vlaamse film.
Men vertelde ons dat de historische Mira-Durmebrug vaak het decor is voor fotoreportages van huwelijken en communies. Vele wandel- en fietstoeristen blijven er even uitrusten om te kijken naar de Durme en naar het landschap. Zij denken misschien terug aan de film met Willeke en Jan en wie weet komt ook Stijn Streuvels in beeld.
Wij begrijpen niet goed dat voor deze talrijke dagjestoeristen niet meer info aan de brug te vinden is over de film, de acteurs, regisseur, de scenarioschrijver, Streuvels.
De Mira-brug als beschermd monument verdient dat beslist en ook de bezoekers. Een monument moet verder leven in de herinneringen van de mensen, maar men moet wel een duwtje geven.
Op vrijdag 25 juli 2008 begonnen we met Den Bunt wandelroute (7,5 km) die start aan de Mirabrug in Hamme. Het was eventjes zoeken om een parkeerplaats te vinden. In het centrum was op verschillende plaatsen een parkeerverbod. We zagen er ook een berghut. Toen viel onze euro. We hadden gehoord dat er in Hamme opnamen waren voor Fata Morgana voor een VRT uitzending op zondag 27 juli 2008 met als thema een Zwitsers bergdorpje.
We hebben gekeken naar het eindresultaat. Die wandeling was de aanleiding om wat na te de denken over zulke ontspanningsprogrammas. Men bouwt een spanning op bij deelnemers en kijkers: Zal het lukken? Als kijker verwacht je dat alles goed zou aflopen. Het verloop, de anekdotes, het op gang brengen, het dynamiseren van mensen: dat is de charme van dit soort uitzendingen. De vijf opdrachten in dit programma zijn gelukt. Hamme kreeg de vijf sterren. Ze bouwden een berghut. Er defileerden 250 billenkletsers in lederhosen (er waren er 361). We hoorden 200 mensen (er waren er 393) minstens drie minuten aan een stuk jodelen. Hamme maakte een rodelbaan (glijbaan met slede) van 100 meter (122 m. lang) en als afsluiter: 500 blonde Heidis (626) die het publiek trakteerden op Kaiserschmarren (pannenkoek met rozijnen).
We bekeken nieuwsgierig uit naar de uitzending omdat het over Hamme en de Hammenaars ging. Ons eindoordeel: we hebben ons geamuseerd. We denken dat het voorbereiden, het uitzenden, het nagenieten prima is om een wij gevoel te activeren. Er is spanning, een lach, een traan en een grote diversiteit aan activiteiten bij spelers en publiek. Herkenbaar en voorspelbaar.
Een pluspunt is dat de spelers niet de pineuten zijn die vallen, mislukken, misleid worden, te kijk worden gesteld of bij de neus worden genomen. Geen geregisseerd leedvermaak. Dit kan wel even als de situaties en de plot in de sfeer liggen van de farce (de scherts, de mop) met situaties die sterk uitvergroot zijn en gaan over het gewone leven en de actualiteit.
Na de uitzending hebben we zitten nagenieten met vrijblijvende discussies zoals: Hoe kwamen ze aan de materialen? Wat is de inbreng van de professionals en van de vrijwilligers? Wat met de sponsors? Wat is gespeeld en wat is echt? Geldt hier ook: de beste improvisatie is de voorbereide? De juiste antwoorden zouden we niet vinden, maar op een zomeravond met een drankje en een knabbeltje daarover keuvelen is best charmant en ontspannen. Sommigen van ons hebben gejodeld en op de billen gekletst. Van nawerking gesproken. Tevens haalden we herinneringen op aan bergvakanties in Zwitserland en Oostenrijk.
Toen ik dit schreef, heb ik wat gegoocheld. Ik kwam op een getuigenis van de 58-jarige Robert die verantwoordelijk was voor de 250 billenkletsers: De voorbije week van Fata Morgana was niet te doen. Op het éne moment zit je er qua energie compleet door. Op het andere moment moet je oplossingen zoeken voor problemen, die zich voordoen. En dat is tot op het laatste moment zo. Tot dan moet je de confrontatie aangaan met zaken, waarvan je zegt: Oei, die gaan we niet meer halen. De tranen stonden in mijn ogen, wanneer die fanfare er aan kwam. Daarachter stonden de 360 billenkletsers. Ach, ik wist niet wat ik zag. Dit programma bewijst dat een groep mensen samen nog iets kan teweeg brengen. Wat later las ik dat Fata Morgana goed blijft scoren als feelgoodpgramma. Terecht.
Toen ik in Arnhem bezocht met als achtergrond de Tweede Wereldoorlog, dacht ik geregeld aan de film A Bridge Too Far (1977).
Van de vele films over de Tweede Wereldoorlog zijn mij vooral De Langste Dag bijgebleven met de landing van de geallieerden in Normandië en Een brug te ver - A Bridge Too Far, over de mislukte landing van Engelse en Poolse troepen in Arnhem. Zo begon ik mij af te vragen welke films van WO II nog min of meer in mijn geheugen zijn blijven hangen. Met steun van internet heb ik een lijstje gemaakt van twintig oorlogsfilms. Sommige waren louter ontspannend, andere waren een mengeling van documentaire, spanning en ontspanning.
A Bridge Too Far (1977) - Das Boot (1981) - Der Untergang (2004) - Patton (1970) - Pearl Harbor (2001) - Sands of Iwo Jima (1948) - Saving Private Ryan (1998) - Schindler's List (1993) - Soldaat van Oranje (1977) - Stalingrad (1993) - The Battle of Britain (1969) - The Battle of the Bulge (1965) - The Bridge on the River Kwai (1957)
The Bunker (2001) - The Dirty Dozen (1967) - The Guns of Navarone (1961) - The Longest Day (D-Day) (1962) - The pianist (2002) - The Thin Red Line (1998) - Tora Tora Tora (1970).
Kröller - Müller (Hoge Veluwe) en Middelheim (Antwerpen)
Kröller-Müller" is een museum voor moderne kunst, gelegen in het Nationaal Park De Hoge Veluwe (Otterlo - Gelderland). Hélène Kröller-Müller werd geadviseerd door de kunsthistoricus Bremmer. Het oudere deel van het museum is ontworpen door de Belgische architect Henry Van de Velde. Het is in 1938 geopend en werd in 1961 uitgebreid met een beeldentuin. Er is een aanzienlijke collectie van Vincent van Gogh; andere blikvangers: Lucas Cranach, Georges Seurat; Jan Toorop; Pablo Picasso, Fernand Léger; Piet Mondriaan; Theo van Doesburg; Charley Toorop; James Ensor. Heel wat kunstwerken werden geschonken.
Het Beeldenpark van het Kröller-Müller Museum is gelegen in het Nationaal Park De Hoge Veluwe in Otterlo en is met zijn 25 hectare een van de grootste en bekendste beeldenparken van Europa. Beeldenparken tref je over de wereld aan (zie lijst op Wikipedia).
Het beeldenpark in Otterlo werd in 1961 geopend en bevat een beeldentuin, een beeldenpark en een beeldenbos in een landschappelijke tentoonstellingsruimte van ruim 25 hectare. Er is figuratief en abstract werk van de twintigste eeuw. Op de officiële website van het museum vind je een fotogalerij van de beeldencollectie (Umberto Mastroianni - Henry Moore - Constant Permeke...). Er zijn twee expositiepaviljoens, het Aldo van Eyck-paviljoen en het Rietveld-paviljoen.
Als Belg associeer je dit met het beeldenpark Middelheim (Antwerpen) dat ontstond door de stuwende kracht van de Antwerpse Burgemeester
Lode Craeybeckx. Bekende beelden: Lode Craeybeckx door Vic Gentils; het Zotte Geweld van Rik Wouters, Henri Moores Koning en Koningin ; Constantin Meunier, Oscar Jespers en Marc Macken, Rodin, Bourdelle en Maillol en "eindeloze kronkel" van de Zwitser Max Bill. Achteraan in Middelheimpark is het paviljoen van Renaat Braem met losse beeldhouwwerken. Voor huwelijken en feesten van communie en lentefeesten worden hier vaak foto's genomen voor reportages en aandenken.
Natie - staat - volk Op de Nationale Feestdag (21 juli) kunnen wij het Parlement te Brussel vrij bezoeken. Dat kan ook op andere dagen na uitnodiging. Op zo'n bezoek kocht ik het boekje Het Paleis der Natie. Ik vond die omschrijving wat verwarrend, het Parlement met Kamer en Senaat was voor mij veel duidelijker. Kamer en Senaat kon je immers apart bezoeken en onze parlementaire vertegenwoordigers waren Kamerleden of Senatoren. In aparte vakjes zoals lepels bij de lepels en vorken bij de vorken. Daarin kwam duidelijk naar voor dat in het Parlement, de vertegenwoordigers van het volk Kamerleden of Senatoren werken, van gedachten wisselen, wetten maken en toezicht uitoefenen op de regering. Wat natie is, is gemakkelijker te vinden via het afgeleide woord: nationaliteit. Wij hebben de Belgische nationaliteit. Dat staat op onze officiële papieren zoals identiteitskaart, reispas. Natie hangt samen met 'onderdanen' - mensen dus, volk en met een grondgebied, een territorium.
In het buitenland zijn we en voelen we ons Belg. Bij een natie gaat het over een volk in politieke structuren. In de grondwet van België staat dat alle macht uitgaat van de natie (artikel 33). Hier is natie geen synoniem voor het volk maar van een " staatsdragende elite", die in het parlement zetelt in het paleis der natie. Als natie en staat hetzelfde zijn, spreken we van een natiestaat. Je moet er niet van wakker liggen. Ook niet van de staatshervorming die op til is. Als ze maar ten goede komt van het volk. Daarover moet het parlement stemmen, al zullen in de voorbereiding ook andere parlementen van Vlaanderen, Brussel, Wallonië, Duitse Gemeenschap mee zoeken en discussiëren. Hebben we het binnenkort over deelstaten? Wie weet? Taal volgt de werkelijkheid en geeft en zin aan. Woorden geven betekenis aan de werkelijkheid.
Migratie en mijnwerkers
Om aan kinderen uit te leggen wat migratie is, is het goed te verwijzen naar de actualiteit Ze kennen de personen zonder papieren. In vele gevallen zijn het politieke maar vooral economische vluchtelingen. Ze ontvluchten de armoede uit hun land. Ze betalen geld aan tussenpersonen en moeten dan hun plan trekken. Voor velen is Engeland een interessante plek, al blijven heel wat steken in België. Ze weten van geen hout pijlen te maken.
De drijfveer van grootscheepse migratie is dus armoede.
De emigratie is geen nieuw verschijnsel. Onze verre, verre voorouders waren vaak op zoek naar betere gronden om een nieuw bestaan op te bouwen of om werk te vinden. Verwijzen naar de eigen omgeving ligt voor de hand. In Vlaanderen vertrokken tussen 1845 en 1960 honderdduizenden mensen, in de eerste plaats naar Wallonië om te gaan werken in fabrieken en de mijnen. Zij die het verderop gingen zoeken, vertrokken naar Canada, de VS, Frankrijk om te werken op het land of in de fabrieken. Sommige Vlaamse arbeiders trokken elke dag op en neer met speciale werkmanstreinen (beestenwagens) naar Wallonië. Anderen logeerden in zeer armoedige omstandigheden.
Toen in het begin van de vorige eeuw (1902) steenkool ontdekt werd in Limburg, begon hier ook de migratie op gang te komen. Voor jongeren is steenkool aanvankelijk vreemd. Ze zien thuis geen kachels met kolen, geen kolenemmer, geen kolenkelder. Door de film, documentaires weten ze wel iets af van de mijnontginning. Het is goed dat dit deel van onze Belgische geschiedenis in het collectieve geheugen opgeslagen is. Dat maakt het volgen van historische overzichten makkelijker en zinvoller. Zoals de vreselijke mijnramp in Marcinelle in 1956; 262 mijnwerkers komen om het leven.
Iets vertellen over het ontstaan van steenkool is aangewezen. Plantenresten onder hoge druk en warmte zullen na heel wat tijd omgevormd worden eerst tot veen, dan bruinkool, later steenkool, antraciet en grafiet (potloden). Sinds de Romeinen zocht men naar steenkool.
In de Limburgse mijnstreek zijn er sites (Genk, Winterslag, Eisen ) genoeg om met kinderen op een interactieve manier steenkool en de mijnwerkers te ontdekken. Geregelde uitleg en levensechte anekdotes zijn altijd meegenomen. De stoflongziekte bij mijnwerkers komt door de lange blootstelling aan kolengruis. Het stof dat de longen ingaat wordt door het lichaam niet vernietigd of verwijderd. Het blijft er zitten, je krijgt kortademigheid en dit kan leiden tot hartfalen. Vergelijk dit met de gevolgen van hardnekkig roken. Mijnwerkers namen een kanarie mee bij het afdalen. Een kanarie is veel gevoeliger voor het levensgevaarlijke mijngas (vergiftigingen en ontploffingen) dan de mens. Bij een kleine hoeveelheid mijngas zal de kanarie overlijden. Vluchten en verwittigen is dan de boodschap. Ga zeker naar een mijnmuseum en naar een tuinwijk waar de grote en de kleine bazen woonden, afgescheiden van de mijnwerkers. Voor die tijd waren de sociale voorzieningen en de woonomstandigheden voor de kompels en hun gezinnen wel beter dan elders.
Steenkool was het zwarte goud voor de mijnstreken. Het journaal bericht ons geregeld over mijnrampen in China, Zuid-Afrika. In de lessen geschiedenis leren de kinderen dat de drie industriële revoluties parallel liepen met de energiebronnen: steenkool met de stoommachines en de hoogovens, daarna de elektriciteit en de aardolie en later de atoomenergie met de kerncentrales.
De dag kan je best eindigen met te wandelen in de Genkse winkelwandelstraten. Daar kunnen kinderen zien hoeveel nationaliteiten (een honderdtal, iets minder dan in Antwerpen) er leven in deze multiculturele stad. Ze shoppen, ze zitten op terrasjes of in de vele kleine restaurants samen met de andere Genkenaars.
En vergeet niet pizza te eten: een smakelijk bewijs dat de Italianen hier de belangrijkste migranten waren. Op de terugweg kan je liedjes spelen, zingen of neuriën van Salvatore Adamo. Toen Adamo 4 jaar oud was verhuisde hij met zijn familie naar Mons in de Waalse Borinage, omdat zijn vader in de mijnen ging werken.
Rekem Oud-Rekem
Dank zij de talrijke stemmen uit Limburg werd Rekem (deelgemeente Lanaken) op 29 mei 2008 uitgekozen als mooiste dorp van Vlaanderen. Toerisme Vlaanderen, Limburg en Rekem mochten tevreden zijn. Op internet lezen we dat Kasterlee het mooiste dorp is van de Provincie Antwerpen. De toeristische industrie heeft zich geworpen op 'mooiste'
Dus Rekem is een bezoek waard, zo dachten we. We parkeerden op een zondag voor de Sint-Pieterskerk in Rekem. We vonden er niets speciaals aan. Zijn we wel juist? Nergens zagen we vlaggen, affiches of versieringen die wezen op deze verkiezing. Bij navraag bleek dat het Oud Rekem was, een kilometer verder. Een parking was aangelegd op een honderdtal meter van de dorpskern. Het eerste wat wij zagen was een Paterskerk (1708) van de Minderbroeders. Op de muur een plaket met de afbeelding van Hilarion Thans. Voor het gezelschap een volkomen onbekende. Ik herinnerde mij hem als schrijver dank zij de Nederlandse bloemlezing Zuid en Noord die in de jaren vijftig populair was in de colleges. Het katholieke karakter werd gegarandeerd door de opsteller Pater Noë. Vandaar dat een aantal min of meer tweede en derderangs auteurs van katholieke huize opgenomen werden. Gelukkig dat de meeste leerkrachten Nederlands deze bloemlezing te buiten gingen en ons betere auteurs gaven met aangepaste boekenlijst. Men kan gemakkelijk de boekenlijsten verketteren, maar ze hebben toen en nu hun nut bewezen. De volgende bestseller voor de Nederlandse literatuur was De dubbelfluit (1968) van Anton Van Wilderode, de leraar uit het college van Sint-Niklaas met o.a. Tom Lanoye als oud-leerling die met veel respect naar hem opkeek.
Oud-Rekem is een kerkdorp met een aangenaam plein de Groenplaats, met een museumkerk, met vele restaurants en pittige straten. In het grafelijk stadje Oud Rekem - gelegen aan de heirbaan Tongeren - Nijmegen - wordt het stadsbeeld beheerst door het kasteel van het adellijk geslacht Aspremont-Lynden de Reckem die er de heersers waren 1590 tot 1794. In 1792 werd het een militair ziekenhuis; in 1794 tijdens de Franse Revolutie werd het staatseigendom; in 1809 een bedelaarsgesticht voor daklozen; in 1891 gesticht voor justitiekinderen; in 1921 Rijkskrankzinnigengesticht; in 1972 Erkenning als psychiatrisch ziekenhuis door volksgezondheid. Omwille van plaatsgebrek verhuist het psychiatrisch ziekenhuis naar de Daalbroekstraat in Rekem 'Daelwezeth'. In 2003 start nieuwbouw Psychiatrisch Verzorgingstehuis in centrum van Lanaken
De voormalige, barokke parochiekerk werd volledig gerenoveerd en is nu een concertruimte, een kijkkerk en een tentoonstellingsruimte. Ga zeker na naar de Groenplaats om het perron te bekijken, symbool van de grafelijke macht. Op enkele tientallen meters zie je nog een oud tolkantoor. Rekem was immers een grensplaats. Langs deze water - grens kan je wandelen en vooral fietsen.
Wandelpunten: gebruik de brochure "Wandelroute Oud-Rekem van 2,5 km". Kijk uit naar het Minderbroederklooster - Paterskerk - voormalige distillerie Senden - de watermolen - Ucoverpoort (1630) met bijhorende drossaardwoning - het Oude God-pleintje - het vroegere gerechtshof - het kasteel. Ook zonder brochure vind je gemakkelijk de weg: volg naar de inox-spijkers. Op de gevels vind je een korte omschrijving.
Voor een authentiek cafeetje ga je best naar "In de Oude God". Een oude stadsboerderij vind je verderop als hoekhuis. Een interessante museumapotheek is de "De Roomse Keizer", nu een kruidenwinkel. Eten en drinken: De Oud God - Het Poortgebouw - Onder de Linden Posthuis
In de vakantie zijn bezoekjes met kleinkinderen een interessante, zij het soms een vermoeiende bezigheid. We waren met een kleine groep van vier volwassenen en acht kinderen tussen zes en tien. Eerst een bezoek dichtbij: in het Steen te Antwerpen loopt de laatste grote tentoonstelling Red Star Line. People on the Move. Daarna gebeurt immers de verhuis naar het verderop gelegen MAS: Museum aan de Stroom, dat het grootste museum van België wordt. De tentoonstelling over de Red Star Line is interessant, op voorwaarde dat er achtergrond kennis is bij de (jonge) bezoekers. Dit geldt echter voor de meeste tentoonstellingen. Boten, zeegezichten interesseren gelukkig jonge mensen, zeker als alles verpakt zit in een maritieme omgeving in een oud kasteel (Sommigen willen zelfs het Steen omvormen tot een soort Dysney-kasteel...). We verwezen naar de film Titanic (goed gekend) met de migranten waarvan de meesten verdronken. Daarna gingen we wandelen langs de Scheldekaaien en bezochten we de historische gebouwen van de Red Star Line, die nu op de lijst staan van de beschermde gebouwen door de Vlaamse Gemeenschap.Dan
gingen de volwassenen verderop een hapje eten in Het Pomphuis sinds 2002 restaurant
en bar. De kinderen gingen met een nichtje naar een kinderfilm
in het niet zo ver afgelegen van cinemacomplex Metropolis, maar eerst pizza eten. Het Pomphuis ging van start in 1920 tot 1982. Het
Pomphuis was in zijn tijd een van de grootste van Europa, pompte het naast
gelegen droogdok leeg zodat een schip onderhouden, geladen en gelost kon
worden. De rederij Red Star Line maakte er regelmatig gebruik van. Een vaste
klant was Belgenland, dat een lijndienst onderhield tussen Antwerpen en New
York. De volgende week zouden we met dezelfde groep Limburg verkennen,
meer speciaal de herinneringen aan de mijnen, de steenkool en de mijnwerkers met de verschillende nationaliteiten. Nu al maakten we de verbinding
tussen stoomschepen en kolen, de migranten naar de Verenigde Staten en
emigratie van mijnwerkers uit Italië naar Limburg. En dat we in Genk de beste
pizza zouden eten die daar te vinden is. En op het uurtje rijden - als er geen files zijn - zouden we wat vertellen over mijnen, steenkolen, mijnrampen en Salvatore Adamo.
Er zijn speculaties over een troonsafstand als hij in 2009 vijfenzeventig wordt. In België is er in de regel een troonopvolging bij overlijden met van uitzondering Leopold III. Als de kroonprins de volgende koning der Belgen zou worden, wordt dan later Elisabeth, de dochter van Filip en Mathilde, dé kandidaat voor de eerste koningin.
Koning Albert II vertelt een sprookje aan zijn kleinkinderen, in het bijzonder aan Elisabeth die misschien ooit de eerste regerende koningin van België zal zijn.
Er was eens een koning die regeerde over een klein land. Hij liep niet rond met een kroon en een lange mantel. Hij reed niet door zijn land rond op een groot wit paard. Toen hij jonger was reed hij liever rond met een vlugge auto of met een motorfiets. Want ook koningen gaan met hun tijd mee. Hij reed dan naar de kust, naar De Panne, vlak aan de grens met Frankrijk. Daar ging de eerste koning van dit kleine land voor de eerste keer aan land. Deze eerste koning was een grote, man die er graag mooi bij liep. Als hij wat ouder werd droeg hij een mooie pruik met zwarte lokken en hij droeg meestal een strak legeruniform. België zag er toen heel anders uit dan nu. Meer weiden en velden en hier en daar fabrieken. De meeste Belgen leefden van de landbouw. Heel wat mensen konden met moeite rondkomen. Ze leden geregeld honger, zeker als de oogst van de aardappelen of van het koren mislukt was. Ze morden, al beseften ze dat ze woonden in een vrij land. Sommige buurlanden keken met een begerig oog naar ons landje. Eerst Nederland, later Frankrijk en zeker Duitsland die twee keer dit kleine land (poor little Belgium) binnenviel: twee vreeslijke oorlogen met zeer veel doden.
De zoon van de eerste koning volgde zijn vader op: Le roi est mort, vive le roi. Die tweede koning was een grote bouwheer in Brussel, in Oostende, in Spa. Hij had geen zoon die hem kon opvolgen. Hij had wel dochters, maar toen mochten de dochters nog niet regeren. Dat is nu veranderd. Zijn neef Albert volgde hem op. Ik draag dezelfde naam: Albert. Niet veel later kwam de Eerste Wereldoorlog. Duitsland viel België binnen. De Belgen hielden stand op een klein gebied in de Westhoek aan de Noordzee. Onze medestanders hielpen ons en Duitsland verloor. De Belgen waren door het dolle heen van vreugde: ze droegen hun koning op de handen en de sympathieke koningin, die dezelfde naam droeg als u, ma petite princesse, Elisabeth. Enkele jaren later viel deze koning van een rots in de Ardennen. Opnieuw rouwden de mensen: hun dappere koning was dood. Zijn zoon volgde hem op. Hij had het bijzonder moeilijk. De mensen die het land bestuurden vanuit Brussel konden niet overeen komen. De koning vond dat niets. En zie: veertig jaar na de Eerste Wereldoorlog, kwam de Tweede Oorlog. Opnieuw viel Duitsland ons land aan en vele andere landen. Tijdens en vooral vlak na de oorlog gingen de helft van Belgen niet akkoord hoe die koning de zaken had aangepakt. Er kwam geweld en betogingen. Om dit op te lossen besloot de koning van zijn troon afstand te doen. Zijn zoon Boudewijn, hij was nog geen eenentwintig, volgde hem op. Hij stond er alleen voor en was nogal eens triest. Sommigen spraken van Le roi triste. Er was nog geen koningin en hij moest alles nog leren. Deze koning regeerde vele jaren. Als hij plots stierf in Spanje, was heel het land in diep verdriet. Zijn broer volgde hem op. De Belgen hadden opnieuw een koning. De Belgen leefden langer, gezonder en welvarender. Ze vonden werk. Ze gingen meer en meer op reis. Ze hielden van chocolade, bier, friet, het Atomium, Manneken Pis, Kuifje (Tintin): ook in het buitenland kenden ze zo België. Er waren wel problemen tussen de Vlamingen en de Franssprekenden. Ze keken soms een andere kant op. Er kwamen ook personen uit andere, soms verre landen naar België. Ze dienden hun weg te vinden in België. Sommigen werden nieuwe Belgen, anderen zochten een schuilplaats in België. De Belgen vieren graag feest. Samen met de koning en de koningin dansten en zongen ze toen ons land 175 jaar bestond. Ze betaalden nu niet meer de frank maar met de Euro. En die koning samen met de koningin kregen kinderen en kleinkinderen. En de koning zag dit goed was. Als hij alleen in de slaapkamer was, deed hij voor zijn plezier een kroon op zijn hoofd. Hij keek in de spiegel en lachte. De koning lachte omdat hij gelukkig was in zijn land, met zijn familie, met de Belgen.
Maar opa, die koning bent u. zei Elisabeth,blij dat ze dit doorhad.
Ja prinsesje, oui ma petite princesse, die koning ben ik. en hij lachte breeduit zoals enkel een koning als Albert II dat kon. Hij kneep wat harder in haar hand, hij kuste haar op haar voorhoofd en deed dit ook bij de andere kleinkinderen. De koning pinkte een traan weg. Ook koningen pinken traantjes weg, maar die veranderen niet in goud zoals in sprookjes.
Lourdes
Ik had al in december 2007 beslist om ter gelegenheid van 150 jaar verschijningen van Maria aan Bernadette Soubirous, Lourdes zelf te ervaren met mijn zintuigen, mijn ervaringen, mijn herinneringen. Die herinneringen hielden verband met Lourdeswater in kleine flesjes, de medailles, de verhalen op school en in de parochiekerk van de verschijningen en de mirakelen, de Lourdesgrotten in ons land zoals in Oostakker, Banneux, Edegem, 'Te Lourdes op de bergen' in processies en op de muziekdoosjes, de huwelijksreis van vroeger van een familieleden en bekenden en vooral van de Lourdes bedevaarten met de zovele zieke mensen en vrijwilligers.
Met twee maanden afstand is het makkelijker om mijn reisindrukken te filteren en te ordenen. Ik vond ook een goede aanleiding om mijn ervaringen over Lourdes nu op mijn weblog te plaatsen, gezien de bijkomende aandacht die Lourdes onlangs had gekregen, door een privé-bezoek van de Minister van Landsverdediging, Pieter De Crem, naar dit bedevaartsoord.
Toen ik in Lourdes was (begin april 2008) was het uitermate slecht weer: hagel, sneeuw, regen, koud. Mijn reisgezel zei me dat er een groot verschil in sfeer is, met de dagen dat zij er was in de mooie septemberdagen van 2007. Bij de pelgrims hoorden we geregeld Nederlands. We zagen de pelgrims opstappen in de kaarsjesprocessie achter de pancartes van gemeenten en van parochies uit Vlaanderen. In de kerk onder de grond waar er elke dag een mis een aanbidding is van het sacrament en zegening van de zieken, was het een internationaal sfeertje: verschillende talen voor de misteksten en liederen.
Het viel me op hoe de meeste Belgische bedevaarders achteraf een uitvoerig beeld kunnen schetsen van de heiligdommen en de kaarsjesprocessie. Dit wijst erop dat deze site indruk heeft gemaakt. Men spreekt vooral over de grote esplanaden, de grot zelf met het lange aanschuiven, het water waar men de eigen flessen kan vullen, verderop de baden voor mannen en vrouwen die gehandicapt zijn.
Kaarsjesprocessie: gaat elke dag uit in open lucht vanaf 21 uur. Iedereen heeft een kaarsje in de hand. De aanbevolen prijs is 1 euro. Want alles heeft zijn prijs. Men bidt een rozenkrans en men zingt liederen. Vooral Te Lourdes op de bergen in verschillende talen.
Ter gelegenheid van 175 jaar Lourdes hebben de organisatoren een wandeling naar acht plaatsen die een rol hebben gespeeld in het Lourdes verhaal.
De meeste bedevaarders proberen in de omgeving van Lourdes enkele uitstappen te maken. Het is inderdaad enkele kilometer verder een prachtige eraring van de Pyreneeën. Geen wonder dat dit behoort tot Werelderfgoed.
Slotsom: ik heb het me niet beklaagd om naar Lourdes te bezoeken en te pogen om me in te leven in de sfeer van nu en in die van vroeger.