Een moeder is brug tussen haar schoot en het leven Een vriend is brug tussen alleen en samen Een verpleegster is brug tussen leven en dood Een priester is brug tussen mensen en God Een diaken is brug tussen God en mensen Want: niet uit onszelf én niet voor onszelf Een vader is brug tussen klein en groot Een oudje (1) is brug tussen verleden en toekomst Een dichter is brug tussen werkelijkheid en droom Een kind is brug tussen reeds en nog niet Een meisje is brug voor haar jongen Een jongen is brug voor zijn meisje Een vrouw is brug voor haar man Een man is brug voor zijn vrouw Ouders zijn brug voor hun kinderen Kinderen zijn brug voor hun ouders De nacht is brug tussen gisteren en morgen Een zoen is brug tussen spreken en zwijgen Een lied is brug tussen klank en woord
Ieder van jullie kan een brug zijn waarover ik loop. En ik vraag jullie: zorg dat ik veilig kan overgaan. Ik zal je herkennen als de rots in de rivier als de steen in de bedding als de steunende hand als het woord dat mij draagt. Ik zal hardop je naam noemen als jij me draagt.
vrij naar: M.Ploem - H.Roefars in : ' Als een zachte bries...', geciteerd in Geert Dedecker, Ziet daar komt de dromer, Lannoo, Tielt, 1992, p. 158. De zinnen: ' Een vrouw is brug voor haar man. Een man is brug voor zijn vrouw. Ouders zijn brug voor hun kinderen. Kinderen zijn brug voor hun ouders", evenals de zin: 'Een diaken is brug tussen God en mensen. Want: niet uit onszelf én niet voor onszelf', heb ik er zelf aan toegevoegd. Je mag raden waarom? (1) Ik hoor niet graag spreken over 'oudje' : het is toch niet omdat je ouder of oud wordt, dat je dan 'kinds' wordt. Dat je opnieuw als een kind moet aangesproken worden.
Er gebeurt zoveel goeds in en tussen mensen...thuis, in de buurt, op het werk,i n bewegingen en actie-groepen...er gebeurt zoveel goeds. Er schuilt zoveel aan goede bedoelingen en goede wil bij zo veel mensen. Het is als kiemend zaad dat morgen al zal groeien en rijp worden voor de oogst. Er ligt nog zoveel zaad tussen rotsen en op harde weg, of het wordt overwoekerd door fel opschietend onkruid.
Wie bindelt morgen de krachten? Wie helpt oogsten en maakt het mee tot voeding voor velen? wie helpt ons weerstand bieden aan het onkruid? Zonder de Heer zal dat niet gaan.
We moeten dat "samen" doen.
Maar enkelen zullen ten dienste moeten staan van allen om gedurende een tijdje lang daarbij te helpen, niet omdat ze slimmer zijn, niet omdat ze geloviger of beter zijn, maar gewoon omdat ze genoeg vertrouwen genieten van velen en omdat ze gevraagd worden om dezedienst aan allen te vervullen. Vraag is: wil jij dat ook doen? Zul je je er altijd kunnen voor vrijmaken? Dat zien we dan wel, als men ook u daarvoor vraagt.
Parochieploeg is de leiding vande parochie, in verstandhouding met het bisdom, in biddend en bezinnend contact met de Heer, in aandachtzaam contact met de gemeenschap.
Niet mis te verstaan: leiding, zoals in deze tijd de meeste leidingen gelegd worden: ondergronds, onzichtbaar, maar toch zo noodzakelijk voor het gemeenschapsleven. Water, gas, telefoon, elektriciteit, riolen... het ligt allemaal onder de grond. Deze leidingen beoefenen geen eersterangsfunctie (wie pluimkes zoekt, moet elders zijn!),maar neem deze ondergrondse leidingen weg en het individu staat nergens voor. Zo ook met ons christen-zijn.
Ja,wij werken echt aan een leiding voor de parochiegemeenschap. Het is soms vuil en onaangenaam werk, maar ook met veel voldoening, als het in gelovige dienstbaarheid gebeurt. Voorwaarde: Van de mensen houden op de wijze van Jezus! Hoe? Dat leren we samen verder in groep!
Uit een interview met Adriaan van Luyn, bisschop van Rotterdam
(...) Blijkens studies wordt in de rijke havenstad Rotterdam de meeste armoede van alle Nederlandse steden vastgesteld.
Welk antwoord heeft de Kerk hierop te bieden?
De rol van de kerk is het evangelie te verkondigen. Het belangrijkste is God liefhebben met heel je hart en de naaste als jezelf. Of spiritualiteit en solidariteit, en als noodzakelijke voorwaarde soberheid. (Het programma van de drie s'en!). Dit is een tegenbeweging die de westerse maatschappij hard nodig heeft. In mijn bisdom Rotterdam ligt de klemtoon op de solidariteit, ook vanwege het voorbeeld van de patroonheilige van de stad, de heilige Laurentius.
Toen de Romeinse keizeer Valerianus paus Sixtus II in het jaar 258 arresteerde en diens diaken Laurentius opdroeg alle pauselijke goederen aan de keizer over te maken, deelde deze laatste alle kostbaarheden uit aan de armen. Drie dagen later vertoonde hij zich, samen met alle armen van de stad, aan de keizer en zei: "Zie hier, de schatten van de Kerk." Daarop werd ook hij gearresteerd. Hij stierf de marteldood, op een brandend rooster.
In onze Kerk heeft de nadruk vaak te lang op de spiritualiteit gelegen. Er werd altijd veel aandacht besteed aan de liturgie. We moeten Matteüs (25,35) weer beter gaan lezen. "Want ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven." Het evangelie heeft een voorkeur voor de armen. De individualist is zoals de man, beschreven door de evangelist Lucas, die tegen zichzelf zegt: "Je hebt daar nu heel wat liggen, jongen, je kunt jaren vooruit. Rust nu maar eens uit, eet, drink en neem het ervan!" Nog diezelfde nacht echter, zo waarschuwt Jezus, komt iemand je leven opeisen. Wat ben je dan met je rijkdom? (Lucas 122, 19) De enige optie voor een gelukkig leven is de solidariteit.
Solidariteit heeft ook veel te maken met soberheid. Dat begrip ligt over het algemeen iets minder goed in markt?
Om de solidariteit te kunnen belven, moeten we ook soberder gaan leven. Door onze consumptiedrift schaden we de natuur. Uit respect voor de Schepper moeen we soberder gaan leven. Soberheid betekent in die zin ook rechtstreekse solidariteit met de komende generaties die wij een vervuilde wereld dreigen na te laten.
Tijd is één van de mooiste geschenken die een mens kan geven. Heel veel mensen komen om in eenzaamheid. Bejaarden, allochtonen, jongeren... We moeten dus sober omgaan mt onze tijd en niet alle vrije tijd voor onszelf opeisen, zodat we aandacht kunnen besteden aan wie een beroep op ons doet. Soberheid is als evangelische opdracht inderdaad nog moeilijker te leren dan solidariteit. Maar de band tussende twee in onmiskenbaar."
In abdij die moeilijke tijden doormaakte, woonden nog slechts vijf monniken, de abt en vier anderen, allen boven de 70, de zaak stond op uitsterven. In zijn nood besloot de abt de raad in te winnen van een naburige rabbi. Wellicht dat deze hem van advies zou kunnen dienen waardoor de abdij gered kon worden. De rabbi verwelkomde de abt hartelijk, maar toen deze hem het doel van zijn bezoek had uitgelegd zei de rabbi: "Ik weet hoe dat is. De Geest is uit de mensen verdwenen. Hier in de stad is het hetzelfde liedje. Er komt haast geen mens meer naar de synagoge." En de oude abt en de oude rabbi weenden tezamen. Daarna lazen zij enige paragrafen uit de Tora en spraken zachtjes over diepe dingen. Maar toen de tijd kwam voor de abt om afscheid te nemen herhaalde hij nog eens zijn vraag: "Is er dan werkelijk niets dat u mij zou kunnen zeggen, dat mijn stervende klooster kan redden?" - "Nee, het spijt me," antwoordde de rabbi, "alleen dit misschien: Eén van u is de Messias!"
In de dagen, weken, maanden die hierop volgden, dachten de monniken hierover na en vroegen zich af of de woorden van de rabbi een zin konden hebben. Voor ieder van hen viel wel wat te zeggen als mogelijke Messias, maar echt overtuigend was eigenlijk niemand. En de rabbi kan zeker mij niet hebben bedoeld, ik ben tenslotte maar een doodgewoon mens. Maar stel je voor dat hij toch mij bedoelt? Stel dat ik de Messias ben? O God, alstublieft niet ik! Ik kan toch onmogelijk zoveel waard zijn in uw ogen, of toch?
En terwijl zij zo nadachten begonnen de monniken als vanzelf elkaar met buitengewoon respect te behandelen, voor het geval de ander de Messias zou zijn. En met het oog op die minieme kans dat elk van de monniken zelf de Messias zou kunnen zijn, begonnen ze zichzelf met bijzondere hooghachting te behandelen. En de mensen die kwamen om te genieten van de schoonheid van de abdijkerk en gebouwen, voelden de uitstraling van buitengewoon respect die de vijf monniken begon te omgeven. De sfeer van heel de abdij was ermee vervuld, en het was geen wonder dat er jongeren kwamen om zich bij hen aan te sluiten.
Jaren geleden leerde ik dit verhaal kennen. Ik bleef het min of meer onthouden, maar de pointe kon ik er nog nauwelijks inleggen. Vandaag ontdekte ik het verhaal opnieuw. In het, helaas, verdwenen tijdschrift 'De Nieuwe Boodschap', 116e jaargang, januari 1989, p.18 vond ik 'per toeval' terug. Ik ben blij dit verhaal met jullie te mogen delen. Wij kunnen dit verhaal als ondertitel leggen op ons leven in gemeenschap: gezin, familie, buurt, parochie, dekenaat, klooster, ..., vul maar in. Probeer het voor je eigen situatie te vertalen. Misschien mogen wij delen in je ontdekkingen!
Waarom is God onzichtbaar? Omdat Hij zich heeft weggeven!
WAAROM IS GOD ONZICHTBAAR? OMDAT HIJ ZICH HEEFT WEGGEGEVEN!
Ooit leerde ik het volgende verhaal kennen.
Twee jongemannen gaan het seminarie binnen van een congregatie die haar leden uitstuurt naar missielanden. Samen hadden zij hun humaniora doorlopen en samen maakten zij nu hun seminariejaren rond. Eens priestergewijd werd Jan naar Congo gestuurd en Piet naar Zuid-Amerika. Na de 'indépendance' verkoos pater Jan ook naar Zuid-Amerika te trekken. Op doorreis wou hij zijn vroegere studiegenoot en vriend, pater Piet, een bezoek brengen. Pater Piet was missionaris op een eiland, een eiland dat vooral werd bewoond door melaatsen. Aan land gekomen vroeg hij een van de melaatsen waar pater Piet ergens kon gevonden worden. "Het zou mij niet verwonderen dat je hem in de kerk vindt", antwoordde de melaatse. Toen pater Jan in de kerk rondkeek zag hij alleen melaatsen die aan het bidden waren of een of andere karwei afwerkten. Nergens was pater Piets te bespeuren. Pater Jan wou opnieuw de kerk verlaten om elders te gaan zoeken, toen hij eraan dacht te roepen: "Weet iemand onder jullie waar ik pater Piet kan vinden?" Vele melaatsen keken op en één van hen antwoordde: "Ik ben pater Piet!".
Waarom had pater Jan zijn vriend en studiegenoot niet kunnen herkennen? Omdat pater Piet melaats met de melaatsen was geworden. Pater Piet had zich helemaal weggegeven. Hij was volledig één geworden met de melaatsen.
Waarom is God onzichtbaar? Omdat Hij zichzelf heeft weggegeven. Hij is mens met de mensen geworden.
In tegenstelling tot wat veel buitenstaanders denken, is geloven niet iets voor wereldvreemde mensen
Is het ongepast om als wetenschapper over God te schrijven?
"Met zijn ophefmakendboek God verborgen en nabij uitte de prominente Nederlandse cultuurwetenschapper Gerard Rooijakkers zich in 2002 als katholiek geëngageerde wetenschapper."
In verband met het 'totalitairantie' (zie vorige dagboeknotities!) vind ik in het artikel van Bart De Nil (in Tertio van 15 juni 2005, p.14) een 'zielig' voorbeeld. Wij citeren:
" U schreef God verborgen en nabij samen met Jan Bluyssen, de oud-bisschop van Den Bosch. Welke reacties kreeg u op het feit dat u als wetenschapper over God schreef?"
"Er bestaat een enorme kloof tussen geloof en wetenschap. Het is ongepast voor een wetenschapper om gelovig te zijn. Je kunt als wetenschapper wel onderzoek doen naar religie en godsdienst als een object, maar daar moet het dan wel bij blijven. Als je ervoor uitkomt dat je gelooft en dan nog een boek schrijft over God, dat is in wetenschappelijke zin bijna blasfemisch te noemen. En dan ook nog eens samen met een oud-bisschop. Ik ben daar op twee manieren rechtstreeks op aangesproken. De eerste keer toen ik bij het verschijnen van het boek werd uitgenodigd bij Barend en Van Dorp, een van de meest beken televisieprogramma's in Nederland. De reden waarom ik werd uitgenodigd was niet dat ze geïnteresseerd waren in godsdienst, maar dat het bijna als ongehoord werd beschouwd dat een serieuze en gelauwerde wetenschapper als Rooijakkers een boek had geschreven met een bisschop, een vertegenwoordiger van een achterlijke instelling als de rooms-katholieke kerk. De columnist Jan Mulder merkte in het programma op dat op elke pagina van het boek wel eens het woord God voorkwam. Hoe kun je als wetenschapper over God schrijven, was zijn commentaar. Nochtans kun je als gelovige heel goed kristische wetenschap bedrijven. Sterker nog: als gelovige moet je juist kritische zin hebben. Want je wordt uitgedaagd om kritisch te zijn. Geloven is niet iets voor wereldvreemde mensen, wat veel buitenstaanders denken en het is zeker niet in tegenstelling met wetenschap." (De tweede manier kan je nalezen in het bewuste artikel!)
Leidt het huidige discours over de veelgesproken tolerantie niet tot intolerantie? De sterke dwang tot correctheid vertoont alvast totalitaire trekjes die niet met de kern van echte tolerantie stroken: respect voor het kwetsbare in de andere. (...) Gaat onze tolerantie niet te ver? Moeten we zonder protest aanvaarden dat de openbare tv-omroep een persiflage brengt op religieuze symbolen als 'het laatste avondmaal' of het kruis, waarbij je kunt voelen dat het motief het choqueren is? Moeten we accepteren dat de reclame gebedsformules gebruikt voor de verkoop van keukeninrichtingen of kwaliteitsvlees? Moeten we aanvaarden dat, zoals in Griekenland gebeurde, een museumconservator met het geld van de belastingbetaler een kunstwerk aankoopt dat een penis afbeeld die ejaculeert op een kruisbeeld?
Als verontwaardiging om gebrek aan respect totaal onmogelijk is geworden of als ze in naam van vrijheid van meningsuiting gecensureerd wordt in de media, dan is dat een veeg teken. Voor de betrokken religie zou dat wel eens kunnen betkenen: het heilige is zodanig gebanaliseerd dat een groot aantal gelovigen nauwelijks nog kan worden beledigd. Voor de samenleving is het een teken dat het heilige uit de cultuur is verdwenen of althans dat men de laatste resten ervan de kop wil indrukken. (...) Onze samenleving cultiveert te uitbundig de tolerantie. Het hebben en verkondigen van een - afwijkende - overtuiging is zelfs verdacht. Er zit in de huidige tolerantie zo'n sterke dwang tot correctheid, dat ze totalitaire trekjes krijgt. Nick Spencer van et London Institute for Contemporay Christianity spreek in dat verband van totalitairantie. De tolerantie wordt zodanig vergoddelijk dat het proclameren van particuliere waarden en overtuigingen onder druk komt."
Enkele citaten uit een meer dan lezenswaardig artikel van Tertio (15 juni 2005, p.13) van de hand van Frans Van Looveren, theoloog.
Tweede maal vijf vingers tellen voor onze vakantie
6. De zondagse eucharistieviering niet aan de haak hangen: wat het zwaarst weegt het zwaarst laten doorwegen. Christenen vormen gemeenschap rond het Woord en de Tafel van de Heer.
7. Onze 'contemplatie' bijschaven: mensen die het contact met het schone verliezen, verzuren. Wij kunnen de schoonheid van de natuur 'contempleren'. Ook de schoonheid van de kunst kan ons op het spoor brengen van de Onzichtbare. Bovenal dankbaar zijn voor de onuitputtelijke schoonheid van de menselijke wezens. Leren ervaring opdoen van deze stralen van Gods schoonheid.
8. Getuigen: Waarom niet? Het is een recht voor elke mens Gods onvoorwaardelijke goedheid te leren ervaren in de omgang met zijn medemensen. God heeft zich met ons gecompromitteerd. Als wij Gods goedheid niet laten zien, voelen,..., ervaren, dan brengen wij God in diskrediet.
9. Dienen: God is mens geworden om te dienen en niet om gediend te worden. Onze weg naar God volgt dezelfde richtingswijzer. Tijdens de vakantie laten wij ons graag dienen, soms op een tirannieke wijze. Wij betalen toch om gediend te worden? Het is goed om ook tijdens de vakantie de dienaar van zijn broers en zusters te worden..
10. Leren deugd hebben van de vakantie, van het leven: God is mens geworden opdat wij zouden leven, ja, leven in overvloed. Vertaald in het Vlaams: opdat wij leren van het leven deugd te hebben en dat 'deugd hebben van het leven' leren delen met onze mede-mensen. Dat wordt dan dubbel deugd hebben. Als God dat ziet, zegt Hij: 'Eindelijk mensen die begrepen hebben wat ik bedoelde!'
Met onze tien vingers maken wij onze vakantie tot een christelijke vakantie
Wij gebruiken onze tien vingers om van onze vakantie een echt 'christelijke' vakantie te maken!
1. Elke dag kijken naar het weerbericht van de liefde: Daartoe moeten wij ons op de eerste plaats de vraag stellen 'hoeveel gewicht' wij tijdens de vakantie aan de liefde willen geven. Deze 'programmatie' is van wezenlijk belang. Anders lopen wij het risico dat de vakantie 'een monster van egoïsme' wordt, maar dan onder de gedaante van ontspanning. Wat doen wij met de liefde tot God en de naaste tijdens de vakantie?
2. God meenemen in onze bagage: Misschien moeten wij onze bagage opnieuw inpakken? Is God wel aanwezig in onze bagage? Het makkelijkst kan dat door een kleine bijbel mee te nemen én er natuurlijk regelmatig in te lezen. Of als lectuur het leven van een 'aansprekende' heilige! Of heel gewoon de tekst van Magnificat! Vergeten wij ook niet in te pakken de kleine middelen of 'tekens' die ons kunnen helpen de grens van het zichtbare naar het onzichtbare te overschrijden: een paternoster ( 'Het dragen van een paternoster is op sommige plaatsen in!'); een kleine (reis)icoon; een mooi kruisbeeldje; laat je verbeelding maar werken.
3. Maak er een gelovige reisweg van: Het geloof is onze verbinding met God. Het is goed en billijk God mee te nemen op onze héle reisweg en Hem te laten meereizen en niet alleen tijdens de enkele ogenblikken voor wij in slaap vallen. God meereizen tijdens onze vakantie moet zijn als bij een verloofde die de foto van zijn beminde op het hart draagt en alles en iedereen bekijkt vanuit het geheim van die lichtende ontmoeting.
4. De plaatsen zonder God vermijden: Wij weten het wel allemaal: er bestaan vervloekte en perverse plaatsen. Wij moeten de moede hebben, ja inderdaad de moed, om er niet naar toe te gaan.
5. Waarom geen tijd inbouwen voor God alleen?: De vakantie is als een lange zondag, een uitbreiding van de zondagsrust en dus een anticipatie op de eeuwige rust. Laten wij daarom bepaalde voornemens maken: bijvoorbeeld om elke dag persoonlijk te bidden; regelmatig een kerk binnen te lopen en voor alles eerst de voornaamste bewoner bezoeken; van de gelegenheid gebruik maken op een bedevaartsoord te bezoeken of een retraite als herbronning mee te maken.
Een beetje dichter bij moeder aarde en zuster zon leven elke dag. Het kan, zo blijkt
Een beetje dichter bij moeder aarde en zuster zon leven en elke dag proberen gelukkig te zijn met wat het komende etmaal te bieden heeft... Het kan, zo blijkt;
"Zaterdag 'Broer op bezoek'. Mijn broer slaapt nog. Het is 9 uur. Hij heeft veel slaap nodig. Zou zijn mentale handicap daarvan de oorzaak zijn? Hij logeert bij ons. Het begint te lukken om elders te slapen dan in zijn eigen vertrouwde omgeving. Geert is 40 jaar en woont bij moeder die op haar 74ste nog elke dag moedig de zorg voor hem op zich neemt. Gelukkig kan hij enkele dagen per week naar het dagcentrum 'Mariënstede'.
Vandaag gehoord op de radio n.a.v. het pas uitgegeven boek van een Duitse mevrouw over het dagdagelijks leven in Duitsland tijdens Hitler. Uit haar straat verdween het zusje van haar vriendinnetje. Het was een mongooltje. Gehandicapte mensen verdwenen in stilte, werden vernietigd, pasten niet in het kraam, werden vermoord.
Mijn broer leeft. Hij lacht graag, eet en drinkt graag lekkers, is zo ordelijk, gaat graag uit, is kwetsbaar en gekwetst, houdt van huishoudelijk werk, doet volwassen, zingt uit volle borst, houdt van muziek en ambiance.
We gaan met hem naar zee. Eten in een restaurantje en dan wandelen. Mensen met een mentale handicap zijn in zeer hoge mate steeds zichzelf. Daarom ben ik zo graag bij hen. Ze zijn echt, laten zich kennen in hun eenvoud. De valse gemaaktheid om erbij te horen is afwezig. Ze zijn wie ze zijn. Weinig zogezegd 'normale' volwassen mensen slagen hierin.
Er staat een stevige wind als we onze wandeling aanvatten. De zee is onstuimig, de wolken groot en vol. De vriesheiligen komen er voelbaar aan.
's Avonds brengen we Geert terug naar moeder. Ze is dankbaar, heeft een té zeldzame congédag gehad. 'Het is voor mederdag' zeg ik en hoop dit wat vaker te kunnen doen.'"
Dit mooie getuigenis met heel veel ontroerende levenswijsheid wou ik graag opnemen in mijn blogdagboek. Het is DAGBOEK (p.43) in De Bod van 17 juni 2005 en geschreven door Hilde Decoene
"Middernacht in de Aziatische miljoenenstad Taipei. De boulevards zijn uitgestorven, er is zelfs geen enkele scooter meer te zien - en meestal tuffen die hier met honderdduizenden rond. Toch staan vijf jonge Taiwanezen braafjes bij het kruispunt te wachten tot ze mogen oversteken. Ik klok het verbaasd op mijn horloge af: het wachten duurt ruim vier minuten, maar niemand maakt misbaar. Ik merk zelfs geen teken van ongduld. Men slaat een babbeltje of bestudeert aandachtig de punten van zijn schoenen in het neonlicht. Is dit de geest van Confucius: sociale regels gaan voor individueel recht, iedereen moet buigen voor het heil van de gemeenschap? In de metro van Taipei zie je passagiers in vierbubbele rijeen achter de witte veiligheidsstreep aanschuiven. Soms staat de file tot op de trappen en er komt geen enkele vaart in, maar niemand denkt er zelfs maar aan tijd te winnen door voor zijn buurman te spingen. Taiwan is een overbevolkt eiland, op sommige plekken zitten mensen er al even erg op elkaars lip als in Bangladesh. Dat schep verbondelijkheid. Het samenleven is al moeilijk genoeg zonder dat we elkaar ook nog eens de hele tijd dwarszitten, denken de Taiwanezen allicht filosofisch. Wij westerse individualisten, zien dat helemaal anders. We doen het zoals het ons invalt in het dagelijks verkeer. Niet alleen de automobilisten, maar ook de zogeheten zwakke weggebruikers. In groep fietsende scholieren houden vrolijk babbelend het verkeer op. Voetgangers spurten om de haverklap de straat over, terwijl tien meter verder een zebrapad wacht. Naderende automobilisten moeten maar afremmen. Calimero - "ik ben klein en zij zijn groot" - speelt voluit zijn beschermde status in de verkeersjungle uit. (...) Niemand vraagt dat de Belgen midden in de nacht geduldig op groen licht staan te wachten, terwijl er in geen velden of wegen een auto te bekennen valt. Wij zijn tenslotte geen Taiwanezen. En we heten ook niet allemaal Louis Tobback, een politicus met zo'n hoogestemd respect voor de wet dat hij ooit verklaarde: "Zelfs in de woestijn zou ik stoppen voor een rood licht.". Maar wat minder navelstaarderij en een klein beetje meer aandacht voor de anderen zou het verkeer in onzen binnensteden beslist veel leefbaarder maken. Overigens hoef je niet jarenlang Confucius bestudeerd te hebben om acht te slaan op stoplichten. In Zweden bekijken ze je als een hersenloze barbaar als je op goed geluk de straat overloopt. En ook in Duitsland vindt iedereen jay-walking ongehoord. (...) Misschien vallen de Belgen ook wel met een wat vriendelijker aanpak tot meer discipline te bewegen. Het model halen we - nog maar eens uit Taiwan. Verkeerslichten zijn daar voorzien van een 'verkeersmanneke', dat voetgangers gezwind over het zebrapad gidst. Een beetje zoals in het vroeger Oost-Duitsland, behalve dat het Taiwanese Ampelmännchen bijzonder vinnig doorstapt. Je begrijpt meteen waar het economisch wonder te lande vandaan komt. En terwijl je zijn goede voorbeeld volgt, zie je op een schermpje de seconden wegtikken die je resten voor het licht weer op rood springt."
Gilbert Roox in De Standaard van woensdag 15 juni 2005, p. 37.
JA! Onze vakantie is christelijk, als: 1) wij op vakantie zijn; 2) en men ook christen blijft tijdens de vakantie. Zo eenvoudig is dat! Christen zijn is niet alleen zijn christelijke 'plichten' nakomen, bijvoorbeeld tijdens de vakantie. Christen-zijn omvat heel het leven. Of beter, wij proberen het te zijn. Er is trouwens geen of nauwelijks een alternatief. Voor een christen kan het NIET christen-zijn enkel beleefd worden in één en dezelfde realtiteit. De Bijbel noemt dat de realiteit van de zonde. God, Christus, de Kerk tijdens de vakantie tussen haakjes plaatsen, of als je wilt ook op vakantie zenden, betekent zich van God verwijderen, zich van Hem distantciëren! Dat is de definitie van de zonde zelf. Bijgevolg kan de vakantie enkel christelijk zijn als zij ons helpt dichter bij God te komen. Of als je wilt, om de LIEFDE te beminnen. In plaats van het trouw-zijn te onderbreken, tussen haakjes te plaatsen, op vakantie te sturen, kunnen wij tijdens de vakantie andere manieren ontdekken om te beminnen. Dan wordt de alledaagse sleur van van werken, school lopen, van de omgang met familie en vrienden, doorbroken! De verandering die de vakantie meebrengt laat ons toe te kiezen ofwel weg van geloof en wet, ofwel de weg te nemen om anders te beminnen. Wij kunnen onze vakantie beschouwen als een nieuwe 'initiatie in de liefde van en voor God'. Dat is dan een echte christelijke vakantie!
Volgende keer duiden wij enkele richtingwijzers aan om een christelijke vakantie 'practisch' aan te pakken.
Bestaat er zo iets als een NIET christelijke vakantie?
Voor niet-christenen is de vraag zo beantwoord. Voor christenen is antwoord genuanceerder.
Let op het verloop van een metamorphose in drie bewegingen:
1. Eerst de karikatuur: Een christelijke vakantie zou dan een vakantie zijn die in alle vroomheid wordt doorgebracht. Het gaat er dan om om tijdens zijn vakantie veel te bidden, eventueel een retraite te volgen in een abdij, ver weg van stranden en bergen. Eigelijk leven als kikvorsen in een wijwatervat. Elke vakantieganger zal vlug verontwaardigd reageren: "Wij zijn toch geen monniken!" (wij mogen dan wel bedenken dat de traditionele betekenis van 'monnik' betekent 'in vakantie zijn...'voor God'.
2. Kritiek op de karikatuur: Men bedenkt blijkbaar deze karikatuur om de idee zelf van 'een christelijke vakantie' belachelijk te kunnen maken. Men kan dan ook makkelijk afstand doen van dit onmogelijk mengsel, namelijk vakantie en God. Wij horen dan: "De vakantie moet vakantie zijn voor iedereen, ook voor de godsdienstige plichten!"; "Trouwens, wij hebben toch ook het recht om even uit te blazen en godsdienst mag geen dwang zijn!".
3. Het gevolg van de twee vorige stappen: Zonder de zaken zo vierkant te formuleren, kiest men dan maar voor een algemeen 'dolce farniente' (of bijna). De hitte van de zomerdagen en het overvloedige aanbod van ontspanningen helpt daarbij zonder meer. Dus: tijdens de vakantie is men 'minder' christen of soms helemaal 'geen' christen meer. Men geeft zichzelf de toelating om zijn christenzijn tussen haakjes te zetten. Het wordt een groot feest zonder God of gebod. Het wordt een toeristisch 'no God's land'. Men stelt zich in veiligheid voor engelen en gaat flirten met de demonen.
Bestaat er een ECHTE christelijke vakantie? Daarover hebben wij het morgen!
De lectio divina: in contact blijven met bronnen van waarde
De lectio divina: in contact blijven met bronnen van waarde
Lectio divina is het volstrekt tegenovergestelde van het met een groene markeerstift diagonaal scannen van een tekst, om eventjes snel dié trefwoorden en aandachtspunten zichtbaar te maken die voor onderhandelingen of een vergadering belangrijk zijn. Daarna kun je ze weer vergeten.
De geestelijke lezing die Benedictus zijn monniken voorschrijft had in de oude kloosters juist onder meer de intentie teksten by heart te leren, zoals de treffende Engelse uitdrukking luidt. Het gaat bij lectio divina om een heel langzame lezing van een tekst, bij voorkeur hardop, zodat je de woorden echt in de mond neemt en proeft.
Er wordt gelezen tot een woord of frase je raakt, tot je iets beluistert waaraan je als het ware blijft haken. Dit woord of deze frase wordt hardop herhaald, als het ware herkauwd. In het Latijn heet dit proces ruminatio - gewoon wat je koeien op rustig plekje ziet doen, het product van een eerste verteringsproces gereedmaken voor de volgende fase in de transformatie van grassen in melk.
In tussenpozen wordt rond dit woord of deze frase geassocieerd: wat zegt het me? Wat raakt me erin? Waarom raakt het mij? Wat zou het in mijn context kunnen betekenen? Hoe zou ik hier vruchtbaar respons kunnen geven? Het gaat er als het ware om zo'n tekst van alle kanten te bekloppen en met de stethoscoop te beluisteren - niet uit vrijblijvende interesse, maar om er adequaat respons op te geven. Met de ruminatio wordt geprobeerd om een maximum aan voedzame sappen uit een stukje tekst te kauwen. Dan wordt er weer langzaam verder gelezen, totdat je vermoedt weer bij iets voedzaapm aan beland te zijn.
Dit weekend mag ik de homilie houden. Ik ga zeker ook iets vertellen over 'vaderkesdag'. Enkele uitspraken van mensen vroeger zijn mij bijgebleven:
1. "Het schijnt dat de kinderen van minister Luns ooit een gezegd hebben: moeder, wie is toch die man die hier 's zondags het vlees komt snijden?"
2. "Aan kinderen van zes vroeg men eens hun vader te schilderen. Er waren prachtige dingen bij! Maar uit één ervan geraakte niemand wijs. Tot iemand ontdekte dat het een auto was: voor dat kind was zijn vader een auto, steeds wegrollend van huis."
3. Waar ik het vandaag heb gehaald, weet ik niet meer, maar een tiener meisje drukte tijdens een groepsgesprek de wens uit om 'speakerin' te worden op tv. "Iedere avond zitten ze thuis naar de lichtbak te kijken", zegde zij, "onze tv". "Het enige dat er gezegd wordt is: 'Wees eens stil, ik kan niet volgen'. Ik ga mij nog eens verkleden in speakerin. Dat zal waarschijnlijk de enige keer zijn dat mijn vader (moeder, ...!) naar mij luistert!"
4. Het wordt dus een pleidooi voor de vaders! Maar wat voor een vader? Een vader van nu, zoals velen onder jullie die ik er voor gelukwens, gewoon een mens, die door zijn eerlijkheid, zijn aanwezigheid, zijn levensdurf, zijn harmonisch samenleven met zijn vrouw, aan het kind toont wat het zelf onbewust verlangt. En zo'n vader mag zijn gebreken en tekorten hebben! Hij moet geen succes kennen, hij moet geen diploma's hebben, hij moet niet alles weten (liever niet zelfs!), hij moet zelfs geen evenwichtig karakter hebben, als hij maar leeft, als hij maar meezoekt en vraagt en ook kan luisteren, kritisch, vanuit eigen ervaring, dat wel, maar toch ook open voor het vele nieuwe, als hij maar niet te veel weegt op zijn kinderen, hen niet te veel dwingt in de richting die hij zelf heeft gedroomd, als hij hen zelf laat dromen en de kans biedt om die dromen te vervullen ook al zijn het andere dromen...
"Gelukkig bestaat er tegengif tegen het mopperen: de blijmoedigheid.
Misschien een wat ouderwetse en naïef overkomende term. Van Dale geeft onder meer als betekenissen 'opgeruimd van geest', 'opgewekt' (als tegenovergestelde van 'neerslachtigheid'), 'leed en tegenspoed aanvaardend'.
Deze laatste betekenis zegt al dat het niet gaat om een opgeschroefd optimisme, dat blind is voor wat mis en moeilijk is. Blijmoedigheid heeft met 'moed' te maken - een karakterhouding die niet nodig is wanneer alles gladjes verloopt, maar pas wanneer er sprake is van barrières, tegenslag, zorg en onzekerheid.
Benedictijnse blijmoedigheid - als tegengif tegen de murmuratio - is een wijs samengaan van aandachtig luisteren (zonder de oren te sluiten voor wat minder aangenaam klinkt), van consultatie (ook van de zwakken, de ouderen, de 'kneusjes', de marginalen, de stillen, en vooral ook de mopperaars), van waardige opgewektheid, van een opmonterend woord, speciaal in moeilijke omstandigheden. Een dergelijke blijmoedigheid is een langzaam werkend sociaal balsem, een elixir dat weer kracht schenkt.
Hier is niets 'softs' aan, zoals spiritualiteit niet 'soft' behoort te zijn (en als dat wel zo is, dan is dat een signaal voor de gebrekkige kwaliteit ervan).
Spiritualiteit heeft van doen met levenselan, levensoriëntatie en levensrichting, en dat is precies wat deze blijmoedigheid beoogt: ook in moeilijke situaties een aanstekelijk en voorbeeldig elan tonen, oriëntatie bieden, de situaties nieuw en anders onder ogen zien. Dan houdt men onverwacht stand tegen een overmacht, blijkt een onmogelijk lijkende klus toch te klaren te zijn, blijkt een doolhof toch een uitgang te hebben, blijkt er meer in je te steken dan je eigenlijk had gedacht."
Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse voor het dagelijkse leven, Lannoo, Tielt, tiende druk, 2003, p. 58 - 59.
Wanneer er slecht geluisterd wordt, hetzij door de monnik (vul hier je zelf in!), hetzij door de abt (vul hier jezelf in!) in een proces van consultatie, dan resulteert dat niet zelden in een klimaat van mopperen.
Luisteren heeft namelijk een complement: mopperen.
Zoals gehoorzaamheid een positieve houding is om al te willen luisteren voordat er gesproken wordt, zo is mopperen een manier van negatief spreken nog voordat er aandachtig geluisterd is, of ook omdat er niet aandachtig geluisterd is.
Mopperen beschouwt Benedictus als een ernstige zonde, maar liefst twaalfmaal wordt in de Regel de murmuratio genoemd als een ernstige bedreiging van de gemeenschap.
Mopperen werkt in een organisatie als een langzaam en onderhuids werkend sociaal vergif.
Mopperen vertroebelt visie, tapt ernergie af en tast het hart aan.
Dat geldt zowel voor het 'inwendig' als voor het 'uitwendig' mopperen.
Wie inwendig aan het mopperen is en malen is kan niet meer helder zien en luisteren - want er is al een andere stem aan het woord, men heeft zijn aandacht en energie dan vooral op iets anders gericht dan op datgene wat hier en nu te doen is, en men kan datgene zo ook niet meer 'van harte' doen.
Het uitwendig mopperen is nog schadelijker, want dat verspreidt zich als door een ongeregelde celdeling - niet voor niets spreken we in dit verband van 'kankeren'.
De mopperaars zoeken elkaar op, versterken elkaar, infecteren anderen: zand en vergif in je organisatie.
Kankeren heeft namelijk zijn eigen uitzaaiingen: half werk verrichten, traineren, anderen laten wachten - dé wapens waarmee ondergeschikten indirect hun bazen aanpakken.
Gelukkig bestaat er een tegengif tegen het mopperen: de blijmoedigheid. Daarover een volgende keer!
Opnieuw een prachtige ruiker uit Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijksleven, Lannoo, Tielt, tiende druk, 2003, p. 57 58. Een boek om elkaar ('monniken' en 'abten') ten geschenke te geven.
Vergaderen: een goede gelegenheid om de kunst van het luisteren te cultiveren
Vergaderen is een goede gelegenheid om de kunst van het luisteren te cultiveren.
Een vergadering is inderdaad een goede gelegenheid om de kunst van het luisteren te cultiveren. De praktijk is anders: er wordt heel wat vergaderd in de meest uiteenlopende organisaties, en daarbij wordt nauwelijk naar elkaar geluisterd. Men hoeft de eigen ervaring maar eens na te gaan: hoe zeldzaam is het niet dat een van de deelnemers aan een vergadering met een bepaald standpunt de bijeenkomst binnenkomt en dat standpunt ook uiteenzet en verdedigt, maar na aandachtig luisteren naar wat anderen inbrengen meedeelt zijn standpunt te herzien omdat een door een ander te berde gebracht voorstel veel beter is? Zo'n verandering (opnieuw een vorm van conversio) zou eigenlijk heel normaal moeten zijn - een vergadering is er toch voor om in gezamenlijk gesprek tot de beste en niet zozeer tot mijn oplossing te komen - maar dat zal door velen worden ervaren als 'op je bek gaan', als een nederlaag.
Onze gebruikelijke houding in een vergadering is namelijk heel anders. We zitten te wachten tot ons punt aan de orde komt, en dan willen we scoren. Of we zitten te loeren hoe we onverwacht de poten onder de stoel van onze tegenstander vandaan kunnen trekken. Of we zoeken sluw naar procedurele mogelijkheden om alsnog onze gram te kunnen halen als het inhoudelijk niet lukte. Een vergadering is vaak eerder een arena dan een aandachtig beraad van mensen die gezamenlijk iets ter harte gaat - al wordt graag de schijn daarvan opgehouden: 'We hadden toch afgesproken dat...'; 'Alle neuzen staan dezelfde kant op'; 'Vanuit ons mission statement...'.
Opnieuw een bloempje geplukt al in de wei van Wil Derkse, Een regel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven, Lannoo, Tielt, tiende druk, 2003, p. 53 - 54. Een boekje om te kopen, te lezen, te herlezen, te koesteren. Echt waar!
Ervaring van de rust en de stilte: men ziet zichzelf.
Wil je jezelf leren zien, zorg dan voor rust en stilte
Op zekere dag bezochten mensen een kluizenaar die zijn leven had gewijd aan beschouwing en gebed. Zij vroegen hem wat voor zin zijn leven had. De kluizenaar was net water aan het bovenhalen uit een zeer diepe put. Hij antwoordde niet onmiddellijk op hun vraag maar zei tot zijn bezoekers: 'Kijk eens in de waterput! Wat zien jullie?' Zij keken in de diepe citerne, maar zagen niets. Na een korte wijle vroeg de eremiet zijn bezoekers opnieuw: 'Kijk eens in de waterput! Wat zien jullie?' Zij keken naar beneden. 'Nu zien we onszelf', zeiden ze. Dan gaf de monnik onrechtstreeks aantwoord op de uitgangsvraag: 'Wanneer ik water putte, werd het wateroppervlak onrustig en zag u niets. Nu het rustig is, vormt het als het ware een spiegel. Dat is de ervaring van de rust en de stilt: men ziet zichzelf.
Zelfs tot in de liturgie kunnen wij de stilte niet verdragen.
Wij leven in een wereld van lawaai en onrust. Zelfs op die plaatsen waar we theoretisch stilte en rust zouden kunnen vinden, wordt onmiddellijk de transistor of de televisie aangezet. Er moet steeds gepraat, steeds bewogen, steeds gewerkt, steeds heen en weer gelopen kunnen worden. Een rustige plek wordt een onbetaalbare weelde. Het laatste stukje ongerepte natuur wordt 'ontsloten' en weldera door drommen toeristen verpletterd en vervuild. Zelfs op zondag wordt ons vaak geen rust gegund: niet zelden hoort men scheurende brommers, irriterende boomzagen. Ook onze liturgievieringen kennen nog weinig momenten van rust. Het is alsof de mensen zelfs daar de stilt niet meer kunnen verdragen.
Waarom ontlopen wij de stilte?
Waarom ontlopen wij de stilte? Er is slechts één antwoord: omdat we onszelf niet willen zien, omdat we met onszelf niet wensen geconfronteerd te worden. Deze confrontatie zou immers in veel gevallen een confrontatie zijn met de leegte. Velen zouden hun gelaat weerspiegeld zien dat geschonden is door nijd en afgunst, door jaloersheid en hebberigheid, door hoogmoed en ikzucht. Wat meer is: door de stilte te ontlopen, vluchten we niet alleen voor onszelf maar ook voor God. Immers, 'God spreekt in de stilte en het is in de stilte dat de ziel Hem hoort', aldus Johannes van het Kruis. Als dit waar is, ligt hier wellicht de reden waarom God zo afzijdig is in onze cultuur.
Ik plukte dit bloemetje, jaren geleden, in 'Het Teken' (april 1984) en de tekst is geschreven door Prof. Ernest Henau. Ik droogde dit bloemetje in mijn knipselmap.