Een vrouw vierde pas geleden een merkwaardig jubileum: zij was 25 jaar ziek, zij lag 25 jaar op bed. Een groepje mensen had gezegd: als iedereen wel eens een feestje mag vieren, dan jij zeker!
Jij hebt zoveel voor ons gedaan!
Op dat feest vroeg iemand aan deze vrouw: zeg, dat moet je met toch eens vertellen: hoe heb jij het in godsnaam klaargespeeld, hoe heb je dit vol kunnen houden, 25 jaar lang?
Toen was haar antwoord: eigenlijk begrijp ik erzelf ook niet zoveel van, maar één ding weetik heel zeker: er zijn altijd mensen geweest in deze 25 jaar, die mij nodig hadden, mensen voor wie ik iets mocht betekenen, ook al was ik ziek. Mensen die altijd een beroep op mij hebben gedaan: wil jij aan ons denken, schrijf je nog eens, mogen we nog eens langskomen voor een praatje? In ieder geval heb ik niet voor niets geleefd.
Niets is erger dan te merken, dat je eigenlijk niet zoveel betekent voor iemand anders als hij over je heenkijkt, als hij nooit iets durft te vragen, en je alsmaar laat voelen, dat het niet kunt. Och, laat mij het maar even voor je doen, want jij brengt er toch niets van terecht.
En wat is het fijn, wanneer je merkt, dat je voor een ander wel echt bestaat en dat je iets mag betekenen.
Zaterdag en zondag mocht ik een kindje dopen. Op zaterdag werd Kane kind van God en bijgevolg 'onze aller broer in de Heer'. Vader Patrick en moeder Els staan borg voor zijn menselijke en gelovige opvoeding. Zondag werd dan Bram gedoopt. Ook Bram werd 'kind van God' en bijgevolg 'ons aller broer in de Heer'. Zijn ouders, Christoph en Peggy, staan samen met meter en peter borg voor zijn menselijke en christelijke opvoeding.
Geniet van deze houtsnede van Hubert Seidel en het indringende commentaar van Harry Gielen.
De verborgen aanwezige
In bijgaande houtsnede van Hubert Seidel wordt het bijbels tafereel van de wonderbare visvangst uitgebeeld. Een grote hoeveelheid vissen vult het haast scheurende net. Met de inzet van al hun kracht proberen drie mannen de zware last binnen de bootruimte te zeulen. Maar zij schieten duidelijk te kort: eerder dan zelf de last op te trekken, schijnen zij erdoor te worden meegetrokken in een neerwaartse beweging.
Maar in de nauwelijks uitgetekende figuur van een Onzichtbare, die de vorm aanneemt van de bergende boot, worden de vissers tevens meegetrokken in een opwaartse beweging.
De neerzinkende druk krijgt in de bredere contouren van het beeld een tegenwerking, die het evenwicht herstelt: de vangst lijkt hen niet meer te kunnen ontglippen.
Wat de vissers ontgaat is dat zij het maar redden dank zij de hulp van de Onzichtbare, die letterlijk werkt als een steun in de rug.
De gestalte van de verborgen Aanwezige is niet in eigen trekken herkenbaar: het gezicht is niet meer dan een wit vlak, puur licht. Maar het wanhopig zwoegen van de vissers wordt door die gestalte voor mislukken gered. Het gebeuren op de voorgrond zit gevat in de machtig werkende kracht van de achtergronds-figuur.
Het uitvoerige verhaal van de wonderbare visvangst in het Johannes-evangelie ( 21, 1 14) heeft de kunstenaar herleid tot zijn kernmoment.
De aanwezigheid van de verrezen Heer wordt door de evangelist opgeroepen in een contrast-verhaal: tegenover de vruchteloze inspanning van eigen-kracht-alleen zij vingen die nacht niets staat het onverhoopte succes van een geloof dat ingaat op Jezuswoord: werpt het net uit. Want nadat zij dit gedaan hadden, waren zij niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen
Het zegevierend En toch! van de verrijzenis wordt verhalend ontvouwd: het einde van de mislukking wordt het begin van een nieuw gebeuren.
In de levensboot is Iemand mee op reis die zelf de handen aan de riemen slaat, die duisternis in licht verkeert, die vertwijfeling ombuigt tot vernieuwde kracht: Hij bewerkt onmogelijke dingen.
Zijn heengaan was geen weggaan uit het mensenbedrijf: waar twee of drie, op zijn woord, het net uitwerpen is Hij overmachtig, zij het verborgen, aanwezig.
Bezinning door Harry Gielen in Het Teken, oktober 1981, p.116.
Een pionier van het diaconaat werd door een van zijn medewerkers erop gewezen dat het al lang over de middag was, dat hij nog niet had gegeten en dat de spreekkamer nog volzat met mensen die hulp kwamen vragen. Hij antwoordde: "Liefde kijkt niet op het uurwerk!". Hij liet onmiddellijk de wijzers van het uurwerk wegnemen. Vandaar deze tekening.
Wij wonen in de Raspaillebosstraat. De naam zegt het zelf: onze straat loopt tot in het Raspaillebos. Eén van de parels van het stiltegebied waarin wij mogen wonen!
Missie. Het begrip doet ons al vlug denken aan missionarissen, wat we dan weer meteen verbinden met ontwikkelingshelpers. Dat is het echter niet. ( )
-Wat betekent missie voor u?
Tijdens mijn studentenleven in Leuven, in de jaren 1960 , kwam ik buiten de beschermende kerkstructuren terecht. Ik ervoer voor het eerst de gapende kloof tussen de kerkelijke en de burgerlijke wereld. Ze was alvast zichtbaar in het protest tegen de onwrikbare houding van onze bisschoppen die weigerden de universiteit van Leuven te splitsen. Daar kreeg ik de meest fundamentele missieplooi.
Missie heeft alles te maken met een wijze van zijn in de samenleving, vooral tegenover diegene die zich buiten de Kerk bevinden.
Mij doet missie niet meteen denken aan hulp aan arme landen.
Missie is als gist in de deeg.
Je wil de kostbare parel die je ontdekte aan iedereen tonen.
Niet door middel van propaganda, maar door een merkbare aanwezigheid.
Missie wordt al te vaak verengd tot woordverkondiging.
Handelen is minstens even belangrijk.
Het leven moet gediend worden.
Missie is ook God ontmoeten, wat betekent dat we allen broers en zussen zijn van die ene Vader.
Die boodschap kun je niet slijten zoals een verkoper.
Ook leden werven is niet van belang.
We moeten weten waarvoor we staan en dat ook tonen.
Missie is overal, met het gevaar dat ze nergens zichtbaar is.
-Gebeurt missie dan niet vooral binnen de kerkstructuren?
Meer dan negentig procent van onze tijd investeren we als Kerk in herstructurering en verbetering van de pastoraal voor bestaande kerkgemeenschap.
Maar hoe toont die Kerk zich daarbuiten?
Dat beroert ons veel minder.
De Kerk organiseert heel wat dienstbetoon, uiteraard van groot belang. Maar opvang van drugsverslaafden of asielzoekers onderdak bieden mag niet dienen om het evangelie geloofwaardig temaken. Dit dienstbetoon heeft waarde op zich.
We hebben het moeilijk om aan die dienst ons verhaal te koppelen.
Neem nu moslims. Zij hebben een wondere manier om hun geloof ter sprake te brengen. Als we bijvoorbeeld samen tafelen, verbinden zij het feit dat ze geen alcohol drinken uitdrukkelijk met hun geloof.
Wij, christenen, kunnen dit nog niet, al merk ik dat de jongere generaties dit al beter kunnen. Ik handel zus of zo, want ik ben christen.
Deze mededeling heeft niets te maken met propaganda. Ze is zakelijk, zoals ik bijvoorbeeld zou kunnen zeggen: want ik ben supporter van Club Brugge. ( )
Wij moeten leren ons geloof op een informele manier ter sprake te brengen. Zoals Jezus het deed, onderweg, tussen pot en pint.
In Kerk + Leven 5 oktober 2005, p. 7. Interview door Tom Heylen met Jan Dumon.
In november vieren we steeds de seniorenweek die dan wordt afgesloten met het feest van de grootouders. Meer en meer gaat de laatste jaren de aandacht ook van de politiek -naar de veroudering van de bevolking.
Velen denken dat de eerste helft van het leven ook de schoonste jaren zijn: een onbezorgde jeugd, de prille liefde, het eerste kind, succes in het beroep. Maar is dat wel zo? In Kana had men toch ook de beste wijn voor het laatst bewaard.
Het is een opgave voor de maatschappij om er voor te zorgen dat ook de ouderdom mooi kan zijn. Natuurlijk als men zich blind staren op de biologische leeftijd, dan roept oud bij vele mensen negatieve associaties op als staande aan de zijlijn van het leven, maar als men aandacht heeft voor de psychologische leeftijd dan kan een tachtiger jeugdiger van geest zijn dan vele veertigers.
Op de Nederlandse Televisie toonde men onlangs een honderdjarige kranige dame die leerde de computer en Internet te gebruiken want je moet toch meekunnen met je tijd! Op hogere leeftijd loopt de motoriek van je lichaam weliswaar trager en je pas wordt voorzichtiger maar men kan dus nog met een frisse blik zichzelf ervaren en nieuwe mogelijkheden ontdekken.
Natuurlijk brengt ouder worden vooral als meen zeer oud wordt ook vragen mee: men moet bv. dikwijls afscheid nemen van een vriend(in) die verhuist of die overlijdt. Dat zijn weliswaar pijnlijke ervaringen zoals die oudere man die zei dat hij in straat eigenlijk niemand kende maar die op het kerkhof lagen kende hij allemaal.
Maar hoe de oudere mens wordt hangt voor een deel af hoe we naar hem kijken.
Wat zien we? Alleen maar grijs haar, rimpels in het gelaat, lastig lopen? Of tonen we interesse niet in wat ze hebben maar in wat ze zijn.
Ouderen hebben er nood aan dat er met hen gepraat wordt en geluisterd en dat ze nog meetellen. Geven we hen het gevoel van een verloren voorwerp te zijn waar niemand nog naar zoekt, dan verkommeren ze. Geven we hen wel de waardering en liefde waarnaar ze uitzien? Zien we de ouderdom als een waarde en zegen, een mogelijkheid om na een leven van werken een stukje vrijheid te veroveren om dingen te doen waar men vroeger niet aan toe kwam, om nieuwe sociale contacten op te bouwen, nieuwe prioriteiten vast te leggen en nieuwe uitdagingen om iets zinvols te doen.
Een grootmoeder zie: Als ik had geweten wat een vreugde mijn kleinkinderen voor mij zouden zijn, zou ik hen het liefst eerst gekregen hebben. Heerlijk toch!
Bij het ouder worden gaat men beter zien wat echt belangrijk is, wat in het leven waarde heeft en zich, voor zover het kan, daarvoor inzetten. Men gaat zich bevrijden van waardeloze dingen die men in de loop van de jaren heeft verzameld opruimen noemt men dat om zich te concentreren op dat wat ook thans nog waarde heeft. We gaan dus andere prioriteiten stellen. Meer dan in het verleden gaan we zien dat belangrijk is niet wat we hebben maar wat we zijn. Dan wordt de herfsttij van het leven de tijd van de volheid.
Dat mogen we dan ook wensen aan al onze bejaarden in de seniorenweek.
Overgenomen uit aktie 365, driemaandelijks tijdschrift n°3, 2005. Uitgever: R. Loyens, Gent.
Midden in de bergen lag een verloren dorpje, aan de voet van een geweldige rots, waarin de natuur het gelaat van een mens had uitgebeiteld, een koninklijk en goed mens.
Dat gelaat, reusachtig en beschermend, beheerste gans het omliggende, beheerste ook het kleine dorp, dat beneden rustte als een warm, nietig nestje.
Daar vertelden de mensen dat eens in het dorp een man zou komen, die sprekend op de figuur in de rots zou gelijken, en die een gouden rijk van vrede en geluk aan zou brengen.
Dat vertelden ze gaarne in donkere dagen, als nood en ziekte aan de deuren klopten.
In het dorp leefde een jonge knaap, die droomde over dat rijk en ernaar verlangde, en onophoudend bezig was met de grote, eenzame rotsfiguur. Altijd was ze bij hem, in zijn ogen of in zijn geest.
De mensen zagen hem staan in de deuropening van zijn huis, met de pink in de hoek van zijn mond, starend naar de rots. Midden in het spel werd hij plots stil, keek naar de figuur en glimlachte. Wat zal dat een mooie tijd worden als die man komen zal!
Hij groeide op, en over zijn aangezicht lag iets van de rust en de goedheid van het beeld waar hij vol van was.
En toen hij man was geworden, merkten de mensen dat hij de gelaatstrekken droeg van de man in de rots, en dat zijn ziel schoon en goed was als de droom waarover zij vertelden. En zij zagen dat hun verlangen vervuld was: er was een edel, koninklijk mens onder hen geboren, het gouden rijk van vrede en geluk was aangebroken.
Naar een verhaal van Nathaniel Hawthorne
Ooit hoorde ik dit verhaal vertellen. Later heb ik het herhaaldelijk naverteld. Op zeker dag bezorgde een vriend mij bovenstaande tekst. Hij was geschreven in oude spelling (bijvoorbeeld mens werd nog mensch gespeld!) en ik heb de tekst wat aangepast aan onze schrijfwijze.
Volgens mij is het verhaal met een enorme kracht in het vormingswerk. Bijvoorbeeld in vormingswerk voor gelovigen. Ben ik er ver naast als ik beweer dat de grondgedachte van deze tekst het volgende is: wie regelmatig het gelaat van Jezus bekijkt of de afstraling van Jezusgelaat op zijn heiligen d.w.z. die mannen en vrouwen die door het lange schouwen van het gelaat van Christus, dezelfde trekken van Jezus gingen vertonen. Mensen die dus ge-heeld werden. Mensen die heel geworden zijn, tamiem, uit één stuk,kunnen de andere mensen en de maatschappij helen, heel-maken!
Eén van de woorden uit het evangelie die mij het meest bezighouden, soms 'embêteren', in vraag stellen...dat is die fameuze zin uit het Johannesevangelie, waar Jezus in gesprek met Nikodemus zegt:
"Voorwaar, voor waar, Ik zeg u: als iemand niet opnieuw geboren wordt kan hij het Rijk Gods niet zien...( Joh 3,3)
Nikodemus antwoordt daar op ( en dat is zo vaak ook mijn antwoord, mijn verontschuldiging, mijn manier van wegvluchten en bang zijn voor dit prachtige woord van Jezus):
"Hoe kan een mens geboren worden, als hij al ooud is? Kan hij soms in de schoot van zijn moeder terugkeren en opnieuw geboren worden..." ( Joh 3, 4)
Een beetje verder herhaalt Jezus nog eens:
"Verwonder u niet dat Ik u zei: gij moet opnieuw geboren worden..." (Joh 3, 7)
André Malraux - een Franse schrijver - zegt in zijn boek "La condition humaine": "Men zegt vaak: er zijn negen maanden nodig om een mens te maken, en één dag is voldoende om die mens weer kapot te maken. Maar ik zeg: niet negen maanden, maar minstens vijftig jaar zijn nodig om een mens te maken: vijftig jaar van moeizaam zoeken en tasten, en als de mens dan eindelijk een beetje mens geworden is, is hij al bijna klaar om te sterven..."
Mens-zijn is niet vanzelfsprekend. Het is geen kwestie van soort, van voortplanting, van biologie alleen. Het is een kwèstie van WORDEN! Je bènt geen mens, je wordt het, misschien. Tot de menselijke soort behoren, een neus hebben, twee oren, en een mond, rechtop lopen enz..., dat zegt allemaal nog niets. "Je bent nog geen mens omdat je een eerste keer geborden bent. " (H. Verbeek) Zoals Jezus zegt tegen Nikodemus: je moet opnieuw geboren worden!
Suzanne als onderschrift bij 'De storm op het meer'
Suzanne gezongen door Herman Van Veen als onderschrift bij het evangelie
'De storm op het meer en Jezus die over het water wandelt!' volgens Mt 14, 22 33
Luister wij naar het lied Suzanne
Herman van Veen Suzanne
Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water, duizend schepen gaan voorbij en toch wordt 't maar niet later, en je weet dat zij fijn gek is, want daarom zit je naast haar en ze geeft je pepermuntjes, want ze geeft je graag iets tastbaars
En net als je haar wilt zeggen: 'Ik kan jou geen liefde geven' komt heel de stad tot leven en hoor je meeuwen schreeuwen,
Je hebt steeds van haar gehouden, en je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant en je moet haar wel vertrouwen, want ze houdt al jouw gedachten in haar hand
En Jezus was een visser, die het water zo vertrouwde, dat Hij zomaar over zee liep, omdat Hij had leren houden van de golven en de branding, waarin niemand kan verdrinken,
Hij zei: 'Als men blijft geloven, kan de zwaarste steen niet zinken'. Maar de hemel ging pas open, toen Zijn lichaam was gebroken En hoe Hij heeft geleden, dat weet alleen die Visser aan 't kruis
En je wilt wel met Hem meegaan, samen naar de overkant en je moet Hem wel vertrouwen, want Hij houdt al jouw gedachten in Zijn hand.
Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water, je onthoudt waar ze naar kijkt, als herinnering voor later En het zonlicht lijkt wel honing, waaraan kinderen zich te goed doen en het grasveld ligt bezaaid met wat de mensen zoal weg doen,
In de goot liggen de helden, met een glimlach op de lippen En de meeuwen in de lucht, lijken net verdwaalde stippen, als Suzanne je lachend aankijkt
En je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant En je moet haar wel vertrouwen, want ze houdt al jouw gedachten in haar hand. Evangelie en lied beluisterden wij vandaag tijdens de afscheidsviering van dhr Luc Stevens. Vorige week was Luc nog een levenslustige jong man van 34 jaar jong, vol van dromen en plannen. Vandaag hebben wij hem naar zijn laatste rustplaats begeleid.
Tekenen naar de natuur waarborgt een lang samenzijn, op voorwaarde dat hij die het wil doen niet al te ongeduldig of al te virtuoos van wal steekt. Hij denke liefst niet te veel na over artistieke prestatie of bevrijdende zelfexpressie of religieuze verdieping of wat dan ook. Hij moet vooral kijken en daarna plaatsen. Wat dáár zo groot en in drie dimensies staat te prijken, moet hiér in het klein en in twee dimensies worden weergegeven. Dat is de spelregel.
Hoe zal ik beginnen? Misschien kan ik, heel omzichtig, met een reeks puntjes de omtreklijn op het rechthoekige blad aanduiden; opgelet, niet te dicht bij de randen, want gedurende het tekenen kan de bladertooi naar buiten zwellen, er moet dus ruimt overblijven. Die omtreklijk wordt vooral bepaald door de algemene ovaalvorm en door de uiterste takken daarlangs.
Dan is de stammenconstructie aan de beurt. Daarvan zijn, tussen het lover, slechts fragmenten te ontwaren. Eerst moet ik aandachtig de architectuur overschouwen, mij daarbij hoedend voor gezichtsbedrog. Wat ik niet zie, kan ik erbij redeneren of raden. Wat ik wél zie, zet ik volgens dezelfde verhoudingen met enkele schematische streepjes op de goede plaatsen.
Van de zo hooggeroemde scheppingsvreugde is vooralsnog niet bijster veel voelbaar. Wel ontstaat er een soort van hardnekkige spanning naar de voltooiing. Maar ook de verdere afwerking mag niet overijld geschieden. Wellicht is het nu beter met een aantal speelse lijntjes over de gehele oppervlakte de bladermassas tussen en over de zichtbare takstukken te omlijnen en aldus, rondzwervende over de diverse onderdelen, geleidelijk wat meer schaduw te leggen. Als de kruin, dank zij deze behandeling, tastbaarder volume begint te krijgen, kunnen ook stammen en takken wat duidelijker bijgewerkt en verdonkerd worden. Daarna schaatst de pen nog eens rond, vooral in het lommer van de bladerpartijen, dan weer over de takken, totdat wit en zwart op het papier ongeveer beantwoorden aan donker en licht van het model.
Stilaan begint de monumentale boom te leen en zijn geheimen mee te delen. Hij wordt steviger tussen het gras in de bodemgrond gevestigd. Hij is omgezet in mensentaal. Hij zet in het tekenboek en kan meegenomen worden. Wij hebben hem geannexeerd. Hij is geciviliseerd. Hij is bezworen.
Gebedsdienst bij de begrafenis van dhr Luc Stevens
Luc Stevens, een jonge man, op 20 augustus ll. vierendertig jaar geworden. Luc overleed plotseling thuis vorige zaterdag. In 1999 verloren Emilienne en Paul, de ouders van Luc, reeds een zoon in het dodelijk verkeer. Na Alain, zes jaar later Luc. Een heel zware beproeving.
Als thema voor de gebedsdienst bij de begrafenis kozen wij het lied van Bram Vermeulen 'De Steen'. Wij drukken het hier onder af:
- De steen -
Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde. Het water gaat er anders dan voorheen. De stroom van een rivier hou je niet tegen. Het water vindt er altijd een weg omheen.
Misschien eens gevuld van sneeuw en regen, Neemt de rivier mijn kiezel mee. Om hem dan glad en rond gesleten, Te laten rusten in de luwte van de zee.
Ik heb een sten verlegd in een rivier op aarde. Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten, Ik leverde 't bewijs van mijn bestaan. Omdat, door het verleggen van die ene steen, De stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.
(Bram Vermeulen)
Luc heeft in ons leven een steen verlegd, waardoor ons leven nooit meer hetzelfde zal zijn. Als herinnering aan hem krijgen de aanwezigen, als ze naar voor komen om Luc de laatste eer te bewijzen, een wit steentje mee. Het is een symbool dat hij ook in ons leven aanwezig zal blijven.