Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    23-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wanhoop

    Een gedicht van Jacob Israël de Haan 1881-1924

    Wanhoop

    Zeg niet: "mijn leven is mislukt."
    Neen: het Leven is ene mislukking van God.
    De hand, die heden bloemen plukt,
    Krampt morgen in zijn laatste lot.

    Kwatrijnen (1924)

    schrijver

    23-12-2015 om 21:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.canteclaar

    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    Canteclaar

    Gekamde koning Canteclaar,
    hoe geren zie 'k u komen daar,
    gestapt zo edeldrachtig
    als Alexander, Attila,
    of Karloman zijn wederga;
    heel keizerlijk almachtig!

    Gij kraait, terwijl ge uw vlerken slaat,
    en 't stemgeluid dat henengaat,
    uit uwe hals gedreven,
    herwekt het slapend mensendom,
    het boodschapt hem de dag weerom,
    de dag, het licht, en 't leven.

    Uw vonkelende oge, uw rode kam,
    een laaiend beeld van vier en vlam,
    uw zwakke steert, uw sporen,
    uwe om end om geglimde borst,
    uw strijdbaarheid, uw zegedorst,
    uw stem, zo schoon om horen...

    wie is er die dat al beschrijft,
    die, heel in woord en taal gelijfd,
    doet leven u en waken?
    Wie is er? Anders geen als gij,
    heer Canteclaar, die machtig zij
    uw evenbeeld te maken.

    Vaart wel dan: ik ontgeef 't mij, en
    'k wil weten dat ik verre ben
    bij u voortaan ten onderen;
    gij hebt, o haan, de prijs behaald,
    kraait koning nu, en zegepraalt,
    en laat mij zwijgend wonderen!

    22/03/1892

    De Tijdkrans (Wonnemaand)

    schrijver

    22-12-2015 om 23:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de afgod

    Een gedicht van Willem Bilderdijk 1756-1831

      

    De Afgod

    Een arme heiden boog gedurig voor zijn god,
    Een houten beeld, reeds oud en, mooglijk, half verrot,
    Maar door de verfkwast met wat kleuren overstreken.
    Daar lag hij diep bedroefd op ’t ijvrigst voor te smeken.
    Ach, zei hij, Huisgod, die mijn vader jaren lang,
    En ik bijzonder ere, en aan wiens knieën ik hang,
    Zie toch mijn armoe: ’k heb geen brood om bij te leven,
    Verschaf mij nooddruft, ach! gij immers kunt ze geven.
    Te werken heb ik niet, en ’t hongren valt zoo hard;
    Och wist ge eens bij gevoel, hoe jammerlijk het smart!
    Een halve daalder slechts zou me immers recht verrijken ,
    Daar had ik alles mee. — ô Laat me niet bezwijken.
    Zie hier een lege beurs, die leg ik voor u neer;
    En vul die, ’k ben hier na een half uur rustens weer.
    Denk, wat ik aan u deed om u mooi op te schikken,
    Dat ge in die boomgaard niet meer vooglen zou verschrikken,
    Maar hier een God zijn, die, bezat ik geld als zand,
    Bewierookt worden zou, zo goed als een in ’t land.
    Zo sprak hij, en vertrok vol eerbied in ’t verwachten,
    En keerde een poos daarna, vervrolijkt van gedachten;
    Hij at, verzekerd van een kleine handvol geld,
    En had het bakkerswijf daar weer op uitgesteld;
    Ja zelfs ook onderweg zich schoenen laten meten,
    En was zijn armoe in de zoete hoop vergeten.

    Nu kwam hij weer. — De beurs was plat, en niet een duit,
    Hij schudde wat hij kon, geen enkel’ viel daar uit.
    Nu was hij raadloos en wanhopig. In verwoedheid
    Grijpt hij de afgod aan: Erkent ge zo mijn goedheid,
    Gij, onbarmhartig beeld, dus zegt hij, lig daar neer!
    Nu krijgt gij nooit van mij de minste vriendschap meer.
    Indien gij nukken hebt, ik ook dan heb mijn nukken.
    Paf, zegt hij, smijt het om, en ’t valt in duizend stukken;
    Hij zelf, hij schrikt er van. — Maar ’t glinstert op de grond,
    Daar liggen patakons bij menigte in het rond!
    De holle buik van ’t beeld hield geld in zich besloten,
    En de oopning was voor ’t oog met lood weer toegegoten.
    Het beeld was redloos weg aan splinters; maar de schat
    Behield de arme man die ’t lelijk ding bezat.

    Mijn vriend, hebt ge ook niet wel een afgod waar ge aan offert;
    Hetzij dan ’t geel metaal dat ge in uw schatkist koffert;
    ’t Zij ’t ijdle pronkbeeld van geleerdheid zonder baat,
    Met stijve staatsamaar en strakgeplooid gelaat;
    ’t Zij eerzucht, roemdorst, of al soortgelijke grillen
    Waar we allen meestendeels ons leven aan verspillen;
    Of wat het zijn mag daar ge uw heil van wacht, wellicht
    Voor slooft en arbeidt als een eerste en duurste plicht?
    Och, ieder heeft doorgaans zo’n popje dat hij huldigt,
    Als waar hij ’t boven God zijn ganse ziel verschuldigd.
    Ga in u zelf, doorzoek uw boezem en gedrag,
    En zalig, die er zich geheel van zuivren mag!
    Weet zeker, dat het u nooit zegen toe zal voegen,
    Laat af, van voor dat ding in ’t oud gareel te zwoegen,
    Maar grijp het moedig aan,  en brijzel ’t gans tot gruis,
    Zo komt u van omhoog de ware zegen thuis.

    Naklank (1832)

    schrijver

    20-12-2015 om 17:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.huisvrouw

    Een kort gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    De beste huisvrouw

    De beste huisvrouw, die bestaat,
    Is zeker - waar op markt en straat
    Geen mens van weet, geen mens van praat.

    schrijver

    19-12-2015 om 23:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    18-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Jan Campert 1902-1943

    Dat ik van binnen brand, ik ben de eerste niet

    Non sum qualis eram bonae sub regno Cynarae

    Horatius

    I

    Dat ik van binnen brand, ik ben de eerste niet;
    dat mij dit vuur verslindt, de laatste zal 'k niet zijn;
    dat mij de slaap niet vindt voordat door het gordijn
    de grauwe ochtend sluipt - 't is duizendmaal geschied.

    Dat ik tot andren ga, dat alles is om niet;
    dat ik vergeten zoek bij dans en lach en wijn,
    het stilt mijn onrust niet zo foltrend is de pijn,
    die haar afwezigheid eens in mij achterliet.

    Nu zij mij dagelijks en nachtlang vergezelt,
    de schelp van hare hand mijn kloppend voorhoofd koelt,
    heb ik eensklaps en onverbiddelijk gevoeld,
    dat zij mij nimmer, nimmer nader werd gesteld
    als in de uren, die 'k hardnekkig heb geteld,
    als met de martelgang, waarvan dit vers vertelt.

    Sonnetten voor Cynara  (1942)

    schrijver

     

    18-12-2015 om 21:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840

      

    ISRAËLITISCHE LOVERHUT.

    Wie smalend tot Uw Hutje kwam -
    Niet ik, gij Kind van Abraham!
    Ik schenk, uit een oprecht gemoed,
    De drempel mijner vredegroet!

    Gij viert uw Feest, en zit getroost,
    Te midden van uw talrijk kroost,
    In schaduw van uw lovertent,
    Als Mozes u heeft ingeprent.
    Judea's wijnstok groent hier niet;
    Olijf, noch vijg teelt ons gebied;
    Gij gaardet hier, in rauwer lucht,
    Min weeldrig blad, min zoete vrucht;
    En toch, gij zit, uw lot getroost,
    Te midden van uw talrijk kroost;
    Uw Feesthut staat bij ons geplant,
    Als eens in 't Palestijnse Land.

    Drieduizend malen kwam de zon
    Terug, waar zij uw jaar begon,
    En nog bouwt gij uw lovertent,
    Als Mozes u heeft ingeprent.

    Jeruzalem ligt diep verneerd;
    Des Tempels grondslag omgekeerd;
    Verduisterd blijft die gloriedag,
    Toen Isrel beider grootheid zag;
    Maar eeuwig jong herrijst uw TENT,
    Bij aller volken tal gekend'
    Zo vaak de schaal, aan 's hemels boog,
    Der dagen maat weer effen woog.

    WIJ - tasten rond, in 't ongewiss';
    Op ONZE wieg ligt duisternis;
    De stond, dat ons Gods wil hier bracht,
    Bleef ongevierd; werd niet gedacht!

    Maar U heugt, dertig eeuwen door,
    Dat u Jehova uitverkoor;
    Dat, als 't geweld u vluchten deed,
    Een reddend spoor het diep doorsneed;
    Dat, zonder huisdak, levenslang,
    Uw schaar zwierf, op haar kronkelgang;
    Waar Vuur- en Rook-zuil voor haar toog,
    En 't Man haar spijsde van omhoog.
    GIJ viert het, tot op deze tijd,
    Dat zo Gods arm u heeft bevrijd.

    Dies breng ik, met oprecht gemoed,
    Uw Hutje mijne vredegroet.
    Wie smalend tot de drempel kwam;
    Niet ik, gij Kind van Abraham!

    schrijver

    14-12-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wieg

    Een gedicht van Johan Michiel  Dautzenburg 1808-1869

     

    Moeder bij der wiege.

    ‘Ons zijvertrek is alree door de zonne verguld,
    Hier zijn we nog zacht in schemer en schaduw gehuld,
    Mijn zoontje rust in zijner wiege zo stil,
    Dat ik het lieveke liefst nog niet wekken wil.

    Vandaag is mijn dromerke jarig. Een keurig tooitje
    Omgeve en siere mooi zijn schommelend kooitje.
    Bij zijne ontwaken zal met de geurende rozen
    Om 't zeerst en best zijn rond gezichtje blozen.

    Rijst straks zijn blik verwonderd naar omhoog,
    Dan zoekt me schielijk alom zijn vorsend oog;
    O, kon ik met aaien en kussen hem doen verstaan,
    Dat heden zijn tweede jaar is aangegaan!’

    De handige moeder hangt om de wiegenhemel
    Van kransen en kronen een krinkelbont gewemel
    En wacht, dat het wichtje van zelve stil ontwake,
    En blijde bij de glans der bloemen blake.

    En schoner schikt zij steeds de geurige schat,
    Die vervenwisselend blinkt van blad tot blad:
    Daar opent het bloedje ongewekt zijne ogen -
    En zie! in 't moederhart is des hemels heil getogen!

    Verspreide en nagelaten gedichten (1869)

    schrijver

    13-12-2015 om 11:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.grijsaard

    Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859

    De grijsaard en 't kleine meisje.

    de g r i j s a a r d.

    Vreemde kleine, zo aanminnig,
    Vreest gij niet de middagzon?
    Voelt ge 't niet? zij straalt zo vinnig.
    Rust wat bij die koele bron.

    Kom, melieve; zit wat verder
    Onder 't koele boomgeblaêrt;
    Daar is vreugd: een spelend herder
    Heeft er kinderen vergaêrd.

    Zie, de maaiers zelve slapen;
    En ge werkt als een slavin,
    Om wat aren op te rapen:
    Grote moeite, klein gewin.

    het kleine  m e i s j e.

    ‘Grijze, ik moet voor moeder zorgen,
    Sedert lange reeds te bed.
    Arme vrouwe! sinds de morgen
    Werd geen spijs haar voorgezet.

    Breien kan ze nu, noch spinnen.
    ‘Liefste meisje, zeide zij,
    God vergunt u wat te winnen;
    Ga, raap aren op voor mij.’

    Met genoegen in hare ogen,
    En met zweet op hare kaak,
    Ging de kleine, 't hoofd gebogen,
    Weder voort aan hare taak.

    Gedichtjes voor kinderen (1849)  

    schrijver

    11-12-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moedertaal

    Een gedicht van Frans de Cort 1834-1878

     

    Mijne moedertaal, mijne moedertaal.

    Mijne moedertaal, mijne moedertaal.
    Wat andre komt daarnevens!
    zwaardgekletter, klokkenklank,
    snarenspel en minnezang
    o mijn Neerlands, ja mijn Neerlands
    dat alles zijt gij tevens!

    Mijne moedertaal is de schoonste taal.
    En zou ze 't ook niet wezen,
    haar verkiezen zou ik nog,
    want ze is de mijne toch!
    O mijn Neerlands, ja mijn Neerlands,
    wees eeuwig mij geprezen.

    Mijne moedertaal, mijne moedertaal.
    Wie of haar ook kleinere
    min ik als mijn vaderland,
    sta ik voor met hand en tand!
    O mijn Neerlands, ja mijn Neerlands
    dat hou ik steeds in ere!

    schrijver

    10-12-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    08-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het dooit

    Een gedicht van Alice Nahon 19896-1933

    Het Dooit.

    Zoals bij 't sneeuwen
    die vlokskens, verveerd,
    weiflend en trage
    vallen op eerd,
    zo moeten alle
    gedachten van ons,
    van uit de hemel
    van room en dons,
    dalen op aarde
    waar alles dooit
    wat sneeuwwit en droomrig
    de dingen vermooit.

    Droef is de dooi
    maar als, uitgeblomd,
    dat donzen droomsel
    gefilterd komt
    uit zuivere lagen
    van wijze grond,
    kristal is voor de ogen,
    wijn voor de mond,
    muziek voor de dichter,
    drank voor de plant,
    dan leer ik de lesse
    van dooi in 't verstand.

    Dooi die de vlokskens
    tot wateren wijdt,
    dooi die mijn dromen
    tot daden herleidt,
    droef zijt ge telkens
    want ‘lief’ is op aard
    wat blank als de sneeuw nog
    zijn dromen bewaart,
    maar drinkbaar het water
    der ziel, dat, verreind,
    door smarten gefilterd
    naar de harten fonteint.

    Dietsche Warande en Belfort jrg. 1926 (1926)

    schrijver

    08-12-2015 om 21:01 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oud en nieuw

    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Oud en nieuw.

    Zeg eens! - 'k hoor u altijd dromen
    Van de goede 'oude’ tijd:
    Zou er.... denk ik dan met spijt,
    Nooit een goede 'nieuwe’ komen?....
    Maak te schande, maak te schande
    Al die prijzers van 't verleên;
    Sla de handen flink ineen,
    Wakkre mannen in den lande:
    Toon, dat er nog kracht en pit
    Ons in merg en beendren zit!

    Zij het al niet met musketten,
    Zij het niet met zwaard en lans,
    Toch blijft ons nog schone kans
    Om de vijand pal te zetten.
    Maak te schande, maak te schande
    Al die vechters voor 't verleên,
    Sla' weer moedig om u heen
    Wakkre mannen in den lande!
    Zorg, dat Vroomheid, Vroedheid, Vlijt,
    't Zwaard zij van de 'nieuwe’ tijd.

    Zij uw weefgetouw het rapste
    Van het hele wereldrond;
    Klieve uw ploeg het best de grond;
    Blijve uw handelsman de knapste!
    Maak te schande, maak te schande
    Frankrijks fijnheid, Englands kracht,
    Duitslands weten, Ruslands macht...
    Wakkre mannen in den lande! -
    Vrank en vrij, en stuur en stout
    Blijf 'Jong’-Neêrland, als het 'Oud’!

    Bind dan, als in vroeger dagen,
    Naast de driekleur, aan uw mast
    Niet alleen de bezem vast
    Om de zee mee schoon te vagen....
    Maak te schande, maak te schande
    Die hem 't oude doel slechts wijdt:
    Toon, dat hij, in nieuwe tijd,
    Nog wel béter veegt te l a n d e ....
    Dat hij nu het éérst en méést
    't Onkruid veegt uit hart en geest!

    Al de volksdichten (1865)

    schrijver

    06-12-2015 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.heide

    Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924

    De heide is maar stil

    De heide is maar stil,
    het overal vol licht,
    en als een zilverspil
    het zonnelicht;

    de wolken varen weg
    over het vage blauwgrijze,
    heel ver liggen witte weg
    op zilvere wijze.

    Ik voel de wind vergaan
    om mijne oren,
    ik wilde wel vergaan

    in 't licht te lore.

    --------------------
    uit: Verzen (1903)

    schrijver

    05-12-2015 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blijde dag

    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    Het is een blijde dag

    Het is een blijde dag: het wit
    Der sneeuw is door geen voet gekrookt.
    De zonneschijn is zuiver goud.
    De luchten staan van kristallijn.
    De wind, die door de bomen strookt,
    Rooft heel hun schat van tintlend rijm.
    En als een vorst, die door de straten rijdt,
    Strooit hij juwelen achteloos en wijd en zijd.

    Het is een blijde dag: wij twee
    Gaan dicht en veilig naast elkaar,
    Met ogen hel van één geluk,
    En onze schaduws zijn vereend
    Een wazen koude blauwte, waar
    De sneeuw in glinstert fel en vreemd.
    En onze stemmen zijn gebenedijd,
    Zo klaar en zacht en zoet en vol van zaligheid.

    Het is een blijde dag: de lucht
    Staat strak van onbewogen licht.
    De sneeuw licht zuiver huiverrein.
    Wij gaan tezaam, verheugd en stil,
    Gezicht naast vredig aangezicht,
    En één van hart en één van wil,
    En zalig in de blankheid van dit uur.
    Kortstondig als de sneeuw, maar wit en hel en puur!

    De overgave (1914-1918)

    schrijver

    04-12-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.stuur

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936 

    STUUR 'M DAN NIET HEEN

    Als een mens komt met vriend'lijk ooggekijk,
    Mond die iets liefs vertelt,
    Stuur 'm dan niet been: 'keer morgen weer.'
    Want wat één mens een andre liefs bescheer',
    Is zonneschijn, die door de wolken welt,
    Of een geplukte bloem gelijk.

    Als zonneschijn, die door de wolken welt,
    Drijft alle liefs voorbij.
    Kijk op en zie of weet het niet;
    Het licht in bleek gewolk vervliet:
    't Lieve op een mond, die liefs vertelt,
    Dort als een bloem, 'n geplukte, ai mij!

    O morgen is een bloem een bloem,
    Maar die ik plukte is dood:
    En nieuw licht schijnt door wolken heen,
    Maar 't licht dat ík u wees verdween;
    En zonder liefs ben 'k nooit, geen nood,
    Want liefs doen is poëten-roem; -
    Maar d i t liefs vlood.

    Nieuwe Gedichten (1901)

    schrijver

    02-12-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.winter

    Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840

    Aan de Winter

    Op den eerste sneeuwdag, in december 1827.
                     -  

    Ha, oude Kennis! weer in 't land?
    Ontzie een Koudkleum, zo 't kan wezen:
          Mijn levenskerfstof geeft u dra
    Zes kruisen met een krap te lezen.

          En, deed mijn jeugd, min kil van bloed,
    De citersnaar uw roem gewagen;
          Gij hebt het loon thans in uw hand -
    Betaal het aan mijne oude dagen:

    Een Feest vergoê, bij 't slot van 't jaar,
    Wat ons zijn aanvang liet verduren:
          Moog', door uw hulp, de Waterloo
    Het eind zien van heure avonturen.

          Schenk - schenk ons haast die ZOON terug -
    De ZEEMAN, daar ons hart voor saagde;
          Toen - menig zwarte stond! - de dood
    Zo menig dierbaar hoofd belaagde!

          Toen 't groeiend ijs, het dreigend Rif,
    En de onbetrouwbre luim der winden
          De schaar, vermoeid van 't werk des dags,
    In banger nacht geen rust liet vinden!

          't Zuidwesten vulle, op uw bestel,
    Het zeildoek aan de Britse masten,
          Geplant in 't Neêrlands zeekasteel,
    Dat Sonda's golven sinds omplasten.

          Dat ras de loots, voor Hollands wal
    De boeg, die huiswaarts ziet, bejegen'!
          Dan toeft u hier ene erekrans,
    Als onze Zwervling de ouderzegen.

    De Waterloo, een oorlogsschip dat na averij bij Texel zijn reis naar Batavia voortzette

    schrijver

    01-12-2015 om 21:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sta

    Een gedicht van Nivcolaas Beets 1814-1903

    Sta bene.

    Wij zijn een natie van stavast, niet waar?
    Ziedaar een trots, waar we onze troost bij zoeken.
    Nu ja; die predikant staat hier of daar,
    En onze kunst en wijsheid staat in boeken.

    't Is alles even staande, als een pilaar.
    Wij hebben staande jassen, staande broeken;
    ‘Die rok staat goed!’ In Frankrijk zou het zijn:
    ‘Mais cet' habit, mon cher! vous va très bien.’

    Wij hebben een staand leger; sta-soldaten;
    Studenten ook, die knevels laten staan;
    Een sta-volharding, die niet veel wil baten;
    Een sta-geleerdheid, die niet voort wil gaan,
    Maar blijft, waar groot-papa het heeft gelaten;
    Sta-classici met ijzren harnas aan.
    Wat nood, indien we ons voetenpaar ontbeerden,
    Indien wij niet somtijds de pas markeerden?

    Maar deze wufte Fransjes, wel bekend,
    Waarvan ik met een woord reeds heb gesproken:
    Dat volkje loopt, en draaft, en vliegt, en rent,
    Dol als een zee, waarin de stormen spoken.

    Doch weet gij wat ik zeg? Men lette op 't end!
    Eenzelfde hel zal voor hen allen roken!
    Maar wij, wij hebben nooit iets kwaads gedaan,
    Daar wij zo vast in onze schoenen staan.

    Gedichten II (1905)

    schrijver

    30-11-2015 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verhangen

    Een gedicht van Omer Karel de Laey 1876-1909

    Verhangen

    ’s Nuchtens, over winter, hangt 'n
    schuwe schooier in de top
    van een eike, langs een wegel,
    witgeijzeld, aan 'n strop.

    Zijn gerokken lijf, in vodden,
    wiegelt met een doof gerucht
    van de takken, lijk de slinger
    van een uurwerk, door de lucht.

    Diepe, met de randen vóór zijn
    ogen, zit een vette hoed,
    en er leken uit zijn neuze-
    gaten zwarte druppels bloed.

    Over ’t veld, in wilde snakken,
    loopt de scherpe wind en vaart,
    huilend lijk een brakke, door de
    stoppels van zijn roste baard.

    Uit de hemel, grauw lijk asse,
    met een aardig moordgeschreeuw
    draait een kraaie, rond de eike,
    nerewaarts, tot in de sneeuw.

    En ze vlucht, omdat de schooier
    zijn bebloede tong uitsteekt
    naar de zon, die lijk een gouden
    penning, door het oosten breekt.

    schrijver

    29-11-2015 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oordel niet

    Een gedicht van J.L. Nierstrasz 1796-1828

    OORDEEL NIET!

    Wees in ’t oordeel niet lichtvaardig,
    Gij, die struikelt waar gij gaat!
    Vraag, eer ge andren liefdloos smaadt,
    Welk een vonnis ben ík waardig?

    fragment

    schrijver

    27-11-2015 om 21:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tranen

    Een gedicht van G.H.J.E. Boswel 1830-1874

    Tranen.

    Droevige ziel! die geen uitkomst meer weet,
    Is uwe hope gezwicht?
    God geeft u tranen tot balsem in 't leed...
    Broeder! uw lijden wordt licht!

    Deed ge uw beminde uwe liefde verstaan,
    Glipte uit haar lipjes geen woord;
    Welde er van weelde in haar oogjes een traan?...
    Makker! uw dageraad gloort!

    Werd gij, verdoolde! der deugd weer getrouw;
    Buigt gij boetvaardig u neer;
    Biecht gij uw schuld in een traan van berouw?...
    Heil u! en zondig niet meer!

    Mij treffen marmeren tomben niet; neen,
    'k Zie ze wangunstig niet aan;
    'k Vraag aan mijn vrienden geen ijzer of steen...
    'k Wens op mijn graf maar een traan!

    Zalig! wie immer aan 't goed dat hij doet,
    Tranen van meêlij vereent! -
    Zalig! om wie ooit een lijdend gemoed
    Tranen van vreugd heeft geweend!

    Vaderlandsche Letteroefeningen  (1855)

    schrijver

    26-11-2015 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.krankheid

    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1909

    KRANKHEID

    Neen, nimmer kan in eenzaamheid
           Ik met mijzelf verkeren,
           Of vleugels hangen uitgespreid,
           Een klauw wil mij bezeren;

    Een sombre vogel volgt mij staag,
           Gekromde kling de snavel,
           Bloedrood de pluimen van zijn kraag,       
           De mantel geel als zwavel.

    Hef ik het hoofd, om 't meeuwenvolk
           In zilvren zwier te aanschouwen,
           Dan drijft hij als een donderwolk
           Tussen mijn blik en 't blauwe.

    Buk ik mij neer waar bloemen staan,
           Of kleine zonnen schijnen,
           Daar vaart zijn schaduw langs mijn paan,       
           En doet dit goud verkwijnen.

    Wel menig vrucht wenkt met heur mond
           De dorte mijner lippen;
           De vijand waakt, voor ik het vond,
           Zie ik mij 't zoet ontglippen.

    Ook bij de noen aan 't blanke maal,
           Als ik mijn brood ga breken,
           En lijnwaad, beker, aarden schaal
           Zo trouwlijk met mij spreken,

    Doorhuivert mij dat nóg een gast
           Van brood en room moet eten;
           Ik reik op schotels volgetast
           De helft hem van mijn beten.

    Zelfs in de droom, kuis heiligdom,
           Waar 't leed zich komt verteedren,
           Suist langs de lampen om en om
           De wiekslag zijner veedren.

    Van morgen, middag, avondrood
            Wil hij de gaven rapen,
            En, neemt de nacht mij in haar schoot,
            Moet hij ook naast mij slapen.

    Soms tast ik vloekend naar mijn roer,
            Die kwaal in 't hart te treffen,
            Maar 't is of mij een stem bezwoer,
            De wetten te beseffen.

    Ik grijp mijn zwaard om 't hoofd te slaan,      
            Een gifkelk van de stengel;
            Vast ziet zijn meerdiep oog mij aan,
            En ik herken een engel.

    Herscheppingen (1916)

    schrijver

    25-11-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!