Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    31-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de reiziger

    Een gedicht van Jopie Breemer 1875-1957

    De Reiziger

    De reiziger reist heen en weer
    Van Amsterdam naar Wormerveer
    En ook wel eens naar Krommenie
    Naar Beetsterzwaag en Middellie.
    Hij leest zijn krant in de coupé
    En neemt altijd zijn koffer mee
    Hij draagt een witte hoge boord
    En als hij zit zegt hij geen woord
    Hij praat nooit met een ander heer
    De reiziger reist heen en weer.

    31-05-2018 om 21:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lied

    Een gedicht van J.W.F Werumeus Buning 1891-1959

     

    LIED

    Eens heb ik rouw gedragen
    Om die ik had bemind;
    Toen waren al mijn dagen
    Tot droevigheid gezind.

    Daarna werd mij in dromen
    Een helderheid bekend,
    En mij werd afgenomen
    Al zorgen en ellend.

    Al na een duistere avond,
    Ter helle middernacht.
    Mocht ik een lied vernemen
    Dat gaf mij nieuwe kracht.

    Ik hoorde een engel blazen
    Op zijn kleine trompet;
    Ik zag een engel blazen
    Op een kleine trompet.

    Al in een groenen morgen
    Ontwaakte ik, mijn bed
    Was tussen bloem en palmen
    In helder licht gezet.

    En was het wel de morgen?
    Ik sluimerde weer in,
    Dit slapen zonder zorgen
    Was mij een nieuw begin.

    En toen ik dan ontwaakte
    Vond ik een nieuw gebed
    De klank was in mijn oren
    Dier hemelse trompet.

    Al wat ik u kan zingen,
    Het is maar een klein lied.
    Wie kleine engelen horen,
    Kennen een ander niet.

    Ik weet, God zal nog spreken
    Met grotere trompet.
    De engelen des hemels
    Zijn daartoe neergezet.

    Maar ik, die de grote trompet niet ken,
    Zing met een zalig oor
    Naar de kleine trompet wier vreugd ik ken,
    En waaraan ik mijn leed verloor.

    1926

    30-05-2018 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.voor

    Een gedicht van Frans Bastiaanse 1868-1947

    VOOR U ALLEEN

    't Is zoet te schrijven, als het licht
          Des zomers op mijn handen daalt
          En 't rijm zijn blijde plicht verricht
          En wat mijn hart voelt U verhaalt.

          Mijn handen beven van genot;
          Zij dragen de gewijde schat,
          Die 'k diep in mijne ziele tot
          Nu toe voor elk verborgen had.

          Zij zetten bevend woorden neer
          Tot de avond-late zon verbleekt,
          En woorden glanzen rein en teer
          Als paarlemoer, waar 't licht in breekt.

          En toch, hoe mooi die woorden zijn,
          Die vingen 't licht aan alle kant,
          Zij hebben slechts een zwakke schijn
    Van 't licht dat in mijn binnenst brandt,

          Omdat er altijd in het woord
          Iets is, dat is van iedereen,
          En ik wou geven iets dat hoort
          Aan U, voor wie ik leef, alleen.

          Maar toch is 't zoet, wanneer het licht
          Des zomers op mijn handen daalt
          En 't rijm zijn blijde plicht verricht
          En wat het kan vertaalt.

    29-05-2018 om 19:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.heimelijk

    Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943

    Heimelijk verlangen

    Die man lijkt mij godengelijk te wezen,
    Die van tegenover gezeten toehoort
    Hoe gij vlak nabij in uw zoete stemval
    Over en weer praat

    En verlangenstekelend lacht, wat noodschiks
    In mijn borst het hart mij in angsten opjaagt;
    Immers amper zie ik U aan - geen woord meer
    Laat zich verklanken,

    Maar mijn tong blijft star en gebroken; aanstonds
    Onderloopt een sijpelend vuur mijn leden,
    Niet meer kan ik zien uit mijn ogen, gonzend
    Suizen mijn oren;

    't Vocht breekt me alzijds uit, en van top tot tenen
    Vangt mij beving, valer dan gras verbleek ik;
    Nog een ogenblik, en in alverbijstring
    Voel ik mij sterven.

    28-05-2018 om 22:22 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.starting

    Een gedicht van Jan Campert 1902-1943

    Starting all over again

    Niet om de dromen, die ook ik vergeefs heb moeten dromen
    en om de woorden niet door mij daaraan verdaan,
    noch om de herfst, die over deze landen is gekomen
    met slaande regens, nevel, werveling van blaên,
    maar om het overnieuw en allengsaan meeslepend stromen
    des bloeds, waartegen hier geen weerstand kan bestaan,
    ben ik bevreesd om nog eenmaal te worden opgenomen
    in deze staat, die harten in evenmaat laat slaan.

    Maar 't bonzen van het bloed kent hier geen mededogen
    en ook haar handen niet, vervuld van tederheid,
    noch hare mond, begeerlijk, warm, bereid,
    en onweerstaanbaar als de helle brand der ogen,
    die stervelingen noopt tot duurzaam onvermogen
    èn hen schatplichtig maakt in alle eeuwigheid.

     

    26-05-2018 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lente

    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Lente

    Had ik uw adem, Nachtegalen!
    Uw zilvertoon,
    Langs alle heuvlen, alle dalen,
    Zou ik uw smeltend lied herhalen,
    Zo vol, zo schoon!

    Ik prees die God in mijn gezangen,
    Die veld en woud
    Weer 't groene kleed heeft omgehangen
    Na zoveel maanden van verlangen
    Zo blijde aanschouwd.

    Ik zou die grote Schepper loven,
    Die, ongezien,
    Zijn troon gevestigd heeft daar boven,
    En wie de bloempjes onzer hoven
    Hunne offers biên.

    Mijn zangtoon zou des morgens stijgen,
    En 's avonds laat.
    Met u, zoude ik des nachts niet zwijgen,
    Daar 't maantje, glurend door de twijgen
    Ons gadeslaat,

    En ’t oog dat nimmer wordt gesloten
    Dat alles ziet,
    De kleine zanger en de grote,
    Wier lofgezangen samenvloten,
    In gunst bespiedt.

    Mijn lied zou vrome zielen treffen,
    Daar ’t woorden gaf
    Aan wat zij kennen en beseffen,
    En logge geesten opwaart heffen
    Uit stof en draf.

    Ik ware een priester in die tempel,
    Die thans alom
    Van liefde en almacht toont de stempel —
    Nu zink ik zwijgende op de drempel
    Van ’t heiligdom.

    Dichtwerken III (1876)

    25-05-2018 om 22:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    24-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wit

    Een gedicht van J.A. dèr Mouw 1863-1919

    Wit hing en stil...

    Wit hing en stil de dauw over de weiden. –
    Onwereldlijk, onwezenlijk, een schim,
    Stond, hoog, in ’t west wit licht boven de kim. –
    Niets werk’lijks was er meer, niets dan wij beiden.

    En op die heuvel, op die bank van ons,
    Boven de dauw, zaten we als op een eiland;
    En ’t wit doorschijnend licht, het witte weiland
    Leek stilte; en de stilte was als dons.

    Boven de wereld zaten we; en we schrokken,
    Als om ons in besliste vaart een tor
    Een kromme draad trok van donker gesnor,
    Wegbuigend in dempende nevelvlokken.

    Jouw haar, rood in de schem’ring, aaide ik glad:
    Mijn ziel was in mijn lippen en mijn handen,
    En deed mijn handen en mijn lippen branden
    Op jou, die ik het diepst heb liefgehad.

    24-05-2018 om 21:28 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.laat me

    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    Laat me, vijver, waar ge ontwaakt

    Laat me, vijver, waar ge ontwaakt,
    - daar, ten dagerade aan 't rozen,
    naar uw nacht de morgen naakt, -
    laat mijn aanzicht, week en naakt,
    eigen bleekheid tegen blozen.

    o, 't En is een scheemlen maar;
    maar, in 't stijgend morgen-scheemlen,
    zie 'k ten vijver, minder klaar
    maar te dieper naar ik staar,
    schoonre hemel dan ten heemle...

    - Nog van nachtlijk aarzlen bleek,
    maar gerézen uit de nachten;
    blozend naar 'k me schóner bleek,
    - vóor de glore om zelf-betrachten:
    laat me staren thans, gedachte,
    waar ten vijver, naakt en week,
    diepre schoonheids-weelden wachten...

    II De gloeiende asch (Boschvoorde 1907 - 1908)

    23-05-2018 om 22:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.huis

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Het verlaten huis

    Als in een huis in de onderwereld, waar
    De stille vader en het stomme kind
    Elkander aanzien - zó zit ik gebukt
    Over mijn boeken in dit donk're huis.
    En tegenover me aan de tafel zit
    Dat stomme kind der sombere gedachte,
    Mijn stille weemoed met het bleek gelaat,
    Mijn stomme weemoed met het donker oog,
    Die niemand ziet dan ik, - maar áls ik opzie,
    Dan voel ik dat zij mij heeft aangezien,
    Maar 't niet wil weten om die grote smart; -
    En als verschrikt buig ik dan weer het hoofd
    Achter mijn boeken en ik durf niet spreken
    Tot haar, schoon ik gedenk aan vroeg're vreugd.
    En als gevoelloos, werk ik al de dag
    En zie niet op noch om, omdat ik vrees
    De grote smart, die 'k zien zal in dat oog.
    Want zij was éens zo schoon, mijn jonge weemoed,
    Toen alle bloemen blij ons tegenbloeiden
    En vogels spotten met ons jeugdig leed.
    Maar weggedoken zit de laatste vogel
    Thans in de takken en door de enge spleet
    Der halfgesloten blinden valt het licht
    Op ons, die treuren in 't verlaten huis. –

    Persephone en andere gedichten (1885)

    schrijver

    22-05-2018 om 21:35 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.op

    Een gedicht van Petrus Kasteleijn 1746-1794

    OP TWEE PAAR JONGGETROUWDEN

    Wie zal mij verklaren,
    Wie van dees twee paren
    't Meest is in de nood?
    't Rijke heeft geen liefde,
    't Arme paar geen brood.

    Oorspronkelijke digtwerken (1873)

    21-05-2018 om 21:40 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meizang

    Een gedicht van Jan van Droogenbroeck 1835-1902

    Meizang

    Daar komt de blijde lente weer,
    Met jong en jeugdig kruid!
    Geen ruwe vorst, geen koude meer
    De nachtegaal reeds fluit.
    De zonne schijnt, het beekje vliet,
    De bloemen komen uit,
    Het windje wiegelt in het riet
    Met aangenaam geluid.

    Een aangenaam en zoet geluid
    Door gans de velde zwiert;
    De leeuwrik spreidt zijn vlerkjes uit
    En stijgt en tiereliert;
    Het bieken zingt in 't rond en bromt
    Dat het de lente viert;
    De zwaluw, die van elders komt,
    Hier weder ommezwiert.

    Nu weer de zwaluw ommezwiert
    Waar onze wonen zijn.
    Nu weer de schepping hoogtijd viert
    In helle zonneschijn.
    Hoe blauwe verft de hemel schoon,
    Zo blauw als blauw satijn!
    Hoe rood de morgenzon haar woon,
    Zo rood als karmozijn.

    Bij dageraad, als karmozijn,
    Druppelt de dauwe neer.
    Daar plooit de grijze mistgordijn;
    Ontwaakt is 't vooglenheer.
    En als daarna het klokje luidt,
    Dan kniel ik biddend neer,
    En 'k juich: daar is met bloemenkruid
    De blijde lente weer.

    Makamen en Ghazelen (1866) onder het pseudoniem Jan Ferguut

     

     

    20-05-2018 om 00:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    19-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrij

    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    SPAARBANK: VRIJ WIJN.

    Waar men Gode een tempel wrocht,
    Sticht, (het is een vond der helle!)
    Sticht de duivel een kapelle,
    Of hij zieltjes vangen mocht:
    Hier een Spaarbank... daar, Vrij Wijn!
    Mannen! zeg: waar moet ge zijn?

    Dáar is 't alles pret vandaag,
    Hier is 't vreugd van daag en morgen; —
    Hier heeft vrouw noch kind zorgen,
    Dáar krijgt vrouw en kinderen slaag!
    Hier een Spaarbank... dáar, Vrij Wijn!
    Vrouwtjes! waar zou 't beste zijn?

    Zeven centen borrelgeld,
    Als gij 't dagelijks wilt sparen,
    Maakt, in vijf en twintig jaren,
    Duizend Gulden: wel geteld!
    Hier een Spaarbank... daar, vrij Wijn!
    Mensen! zeg: waar moet ge zijn?

    Al de volksdichten (1865)

    schrijver

    19-05-2018 om 17:23 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ontmoeting

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    Ontmoeting

    Onder lichtend vonkgedierte
    Komen algen tot bezinking.
    Diep is 't stil; langs lange slierten
    Wier trekt walm op van ontbinding.

    Plots doortrekken van de polen
    Alle kringen huiveringen;
    Reeds gezonken drenkelingen
    Drijven uit hun onderholen

    Los en zij bewilligen
    In een doodse farandole,
    Tot het schip moet stilliggen
    Op hun saamgedrongen scholen.

    Daar schokt mij herinnrings schrik!
    Gij, gehate, kunt hier dolen:
    Voor een maand verging uw brik.
    'n Kleine golf grijnslacht verholen

    Waar uw gelaat verrees.
    't Schip kreunt. Ik ril van afschuw.

    De spaak waarmee ik afduw
    Boort in 't vermolmde vlees,
    En 't schip zinkt aan een schaduw
    Naar verrotting onderzees.

    Eldorado (1928)

    schrijver

    18-05-2018 om 22:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schilderen

    Een gedicht van Jacob Winkler Prins 1849-1907

    SCHILDEREN AAN HET STRAND

    Zwart en wit, de tuben uitgeknepen,
    Mengt de schilder op het bruin palet;
    Voor de jeugd wat ongewone pret,
    Nu ze toekijkt, de ogen half genepen!

    Ach, dat schilderen heeft men ras begrepen ....
    Hier een veegje en ginds een pik, een spet,
    Hoedjes, die hij vlug op hoofdjes zet,
    Boven boezelaars: witte kronkelstrepen.

    Toch, de pink heeft, meent men, groene boorden,
    Hij maakt grijze; dan in strik en lis
    Hangen kabeltouwen: — hier zijn 't koorden.

    Ook de kleur der starren vindt men mis...
    Maar het blijven woorden, woorden, woorden
    Voor de schilder, die een vreemdeling is!

    Gedichten (1910)

    schrijver

      

    17-05-2018 om 21:15 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het geld

    Een gedicht van Bernard van Meurs 1835-1915

    Het geld is louter slijk

    De leerspreuk zegt: het geld is louter slijk;
    Maar de praktijk: 't brengt zoden aan de dijk.
    De leerspreuk zegt: de wijze alleen is rijk;
    De rijke alleen is wijs, zegt de praktijk.
    Wie heeft gelijk?

    Pepermuntjes (1888)

    schrijver

    16-05-2018 om 21:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de haan

    Een gedicht van Jan van Droogenbroeck  1835-1902

    DE HAAN

    Ziet gij hem op den mesthoop staan
    De fiere haan? 
    Zijn staart, - hij schittert als een vlam;
    En rood als bloed, - zo is zijn kam.
    De lange sporen 
    Zijn scherper dan een doren;
    Zijne ogen branden in de kop,
    Hij zet een krop, 
    Als wou hij zeggen: "Pas hier op,
    Of: klop!"

    Dit zijn zonnestralen (1873)

    schrijver

    15-05-2018 om 22:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.huis

    Een gedicht van Laurens van der Waals 1885-1968

    Het oude huis

    Nu zou ik willen slapen in een stille,
    Heel donkre kamer diep en dromeloos...
    Hoe kan ik slapen, als de maan zo schijnt,
    En heel mijn kamer vult met toverglans?
    Hoe kan ik slapen in dit felle licht,
    Terwijl mijn ziel, ook met de ogen dicht,
    Het maanlicht voelt, dat buiten staat en wacht?
    Hoe kan ik slapen in zo klaar een nacht,
    Terwijl mijn ziel verlangt naar duisternis?

    Wie heeft dit oude huis zo vreemd gebouwd,
    Dat boven alle woonvertrekken zijn,
    De slaapvertrekken in het onderhuis?
    Laag zijn de vensters en de ramen slaan
    Wijd open in de maanbeglansde nacht.
    Waarom is niets gedaan tot veiligheid
    Van wie dit huis bewonen?  Waarom zijn
    De vensters niet, als 't kelderraam, getralied?

    De dwaze bouwer! Zo hij hier gestaan had
    In zulk een nacht als deze, bij het raam,
    Van waar men, 's nachts niet slapend, onbemerkt
    Het slapend watertje bereiken kan,
    Hij had het hoofd verborgen in de handen,
    Hij had gebeden, vuriglijk gebeden,
    Dat nooit een moede, nooit een slapeloze,
    Die wonderbare vreugde aanschouwen mocht.

    Nieuwe Verzen

     

    14-05-2018 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedje

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

     

    EEN LIEDJE VOOR HANSJE

    Hij is in 't midden van de mei
    Geboren en een dichter zei:
    Dit is een kind dat zingen zal,
    Dat de mensen 't horen óveral;
    0, wat een zeldzaam mei-geval:
    Hij is in 't midden van de mei
    Geboren.

    Hij mag een lelijk mosje zijn
    Wie horen wil naar liedjes fijn,
    Die zoekt de mooiste vogel niet:
    Van de lelijkste vogel is 't mooiste lied;
    De mensen horen maar zien hem niet:
    Hij is in 't midden van de mei
    Geboren.

    De mei, dat is het zingenstij;
    Mei-kindertjes zijn ik en jij;
    En nu zing ik het eerste lied,
    Maar zeker zing ik het mooiste niet:
    Van Hansje komt bet mooiste lied.
    Hij ook is midden in de mei
    Geboren.

    Verzamelde gedichten (1901)

    schrijver

    13-05-2018 om 17:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ultra mare

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    Ultra Mare

    Hier is de wereld niets dan waaiend schuim,
    De laatste rotsen zijn bedolven
    Na de verwekking uit de golven,
    Die breken, stuivend in het ruim.

    Het laatste schip wordt weerloos voortgesmeten,
    Het zwerk is ingezonken en asgrauw.
    Zal ik nu eindelijk, vergaan, vergeten,
    Verlost zijn van verlangen en berouw?

    Een eerlijk zeemansgraf (1936)

    schrijver

    12-05-2018 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wachten

    Een gedicht van Helen Swarth 1859-1941

    WACHTEN

    Héél die morgen stond ik blij te dromen,
    Bij de gele roozlaar, op 't balkon.
    Koele woudgeur woei van verre bomen,
    't Gouden zandveld stuivelde in de zon.

    'k Dronk mij zalig aan de zoele aromen.
    't Blauw omvloeide me als een weeldebron.
    Heden, stralend, zou de liefste komen!
    't Ware leven sprookjesmooi begon.

    Turend meisje met je azuren ogen,
    't Blonde haar doorwoeld van zomerwind,
    'k Zoek je alom — Waar ben je heengetogen?

    'k Dool, vervreemd, door 't stratenlabyrint.
    Wáár bleef 't huis — heeft de aarde 't ingezogen? —
    't Huis van jeugd, waar 'k was dat dromenkind?

    Morgenrood (1929)

    schrijver

    11-05-2018 om 22:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    10-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wereld

    Een gedicht van Gentil Antheunis 1840-1907

     

    Wat is de Wereld

    Er liep een dierken op mijn hand,
    Zo kleen, zo bitter kleen!
    Hoe was het daar wel aangeland?
    Waar wilde en mocht het heen!
    't Liep onder, boven, hier en daar,
    En 't stropte dikwijls aan een haar,
    En 't weerde en 't woelde zich half dood;
    Dan riep het eindlijk in zijn nood:
    ‘Och God! och God! wat is de wereld,
    Wat is de wereld toch groot, toch groot!’

    Uit het hart! (1874)

    schrijver

    10-05-2018 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.loverhout

    Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840

    DE ISRAËLITISCHE LOVERHOUT.

    Wie smalend tot Uw Hutje kwam -
    Niet ik, gij Kind van Abraham!
    Ik schenk, uit een oprecht gemoed,
    De drempel mijne vredegroet!

    Gij viert uw Feest en zit getroost,
    Te midden van uw talrijk kroost,
    In schaduw van uw lovertent,
    Als Mozes u heeft ingeprent.
    Judea's wijnstok groent hier niet;
    Olijf noch vijg teelt ons gebied;
    Gij gaardet hier, in rauwer lucht,
    Min weeldrig blad, min zoete vrucht;
    En toch, gij zit, uw lot getroost,
    Te midden van uw talrijk kroost;
    Uw Feesthut staat bij ons geplant,
    Als eens in 't Palestijnse Land.

    Drieduizend malen kwam de zon
    Terug, waar zij uw jaar begon,
    En nog bouwt gij uw lovertent,
    Als Mozes u heeft ingeprent.

    Jeruzalem ligt diep verneêrd;
    Des Tempels grondslag omgekeerd;
    Verduisterd blijft die gloriedag,
    Toen Isel beider grootheid zag;
    Maar eeuwig jong herrijst uw t e n t,
    Bij aller volken tal gekend;
    Zo vaak de schaal, aan 's hemels boog,
    Der dagen maat weer effen woog.

    W i  j - tasten rond, in 't ongewiss';
    Op o n z e  wieg ligt duisternis;
    De stond, dat ons Gods wil hier bracht,
    Bleef ongevierd; werd niet gedacht!

    Maar U heugt, dertig eeuwen door,
    Dat u Jehova uitverkoor;
    Dat, als 't geweld u vluchten deed,
    Een reddend spoor het diep doorsneed;
    Dat, zonder huisdak, levenslang,
    Uw schaar zwierf, op haar kronkelgang;
    Waar Vuur- en Rookzuil voor haar toog,
    En 't Man haar spijsde van omhoog.
    G i j viert het, tot op deze tijd,
    Dat zo Gods arm u heeft bevrijd.

    Dies breng ik, met oprecht gemoed,
    Uw Hutje mijne vredegroet.
    Wie smalend tot de drempel kwam;
    Niet ik, gij Kind van Abraham!

    schrijver

    09-05-2018 om 21:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moederschap

    Een gedicht van Barend Klijn 1774-1929

    Moederschap

    Aan mijn moeder

    Wie toch is er op deze aarde die meer recht heeft op mijn dank?
    Wie behoort mijn eerst gevoelen en mijn eerste citerklank?
    Wie toch zal mij niet versmaden, noch de wrevel in zich voên,
    schoon ik van ontelbre schatten
    slechts een penning af kan doen?

    Wie dan gij, mijn lieve moeder! heeft meer schuldbewijs op mij?
    Maar wie is er meer inschikklijk en zo ras voldaan als gij?
    Daarom wijd ik u deez' zangen - doch het kinderlijk gemoed
    voelt wel dat dit nietig kleinood nooit de heilige schuld voldoet;
    't voelt wel dat geen vloed van woorden
    moederlijke trouw vergeldt;
    maar het voelt toch dat uw liefde in deez' zangen waarde stelt.

    Ja! die liefde was de bronwel waaruit al mijn vreugde vloot;
    was de grond waaruit voor 't harte
    menig eedle vrucht ontsproot;
    was de groeikracht die mijn leven
    met haar sappen heeft doorvoed
    en het thans nog blijft verkwikken,
    en niet werkloos kwijnen doet.

    Dit herdenken, dit gevoelen is voor mij de schoonste plicht;
    't lenigt mij des levens kwelling, 't maakt mij elke onspoed licht;
    't strooit nog bloemen langs het voetpad
    'twelk ik vaak met smart betree
    en vertroost nog als mij 't lijden
    kluistert aan mijn legerstee.

    Neem dan met een hart vol liefde 't needrig kinderoffer aan!
    Laat een oog van welgevallen over deze blaadren gaan!
    Lees en vind daarin het goede 'twelk gij mij hebt ingeprent,
    én duld dat mijn hart hier dankbaar,
    openlijk uw liefde erkent!

    Gedichten (1815 - 1819)

    schrijver

     

    08-05-2018 om 22:51 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    Landelijke liefde III

    Het regende in de avond, zacht en tergend.
    Overgebleven bloesems bezwijmden.
    Wij gingen samen, verlangens verbergend
    Nog niet beleden, niet meer geheim,

    Los van elkander, toch gedurig
    Toenaadring zoekend - uit de wijde
    Onzekerheid ontstond geen vurige
    Plotslinge ontroering die ons bevrijdde;

    Ingenomen bij 't gaan in de nevel
    Door een vege betovering
    Die onvervuld bleef en overging
    In een verzwegen, verbeten wrevel.

    't Was of angstwekkend snel en schril
    Liefde in onze zielen dorde.
    Zij nam haastig afscheid, dacht: ‘Ik wil
    Liever nog niet gelukkig worden.’

    Nu is het te laat, waarom toen niet door
    Onverhoeds aanrakende monden
    En armen om bevende schouders gewonden
    't Geluk ontbonden, nu voorgoed teloor?

    Saturnus (1930)

    schrijver

    07-05-2018 om 21:44 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    Landelijke liefde II

    Op de golven vindt de zon verstrooiing,
    Langs basaltblokken en sloepen voor
    Anker trekt de vloed een vage voor,
    Zacht schuim spoelt tegen de stenen glooiing.

    Achter moerbeiboomen ligt haar huis,
    Een hardstenen, hoogbegroeide hoeve.
    Door de moestuin naar de lage oever
    Daalt een pad van blinkend schelpengruis.

    In de gevelspits heeft zij haar kamer:
    Schuins verloopt de zware bruine balk
    Naar een muur van schilferende kalk.
    Kamerrozen staan voor beide ramen.

    'k Weet haar levenswijs: namiddags laat
    Ligt zij stil in de omsloten zwoelte
    En geniet zich in ontblote koelte,
    Of verwisselt langzaam van gewaad.

    Ik hoor tonen, ver, als door een kier;
    Zit ze niet van Sylvia te zingen
    Met die stem van herfst en schemeringen
    Voor het langzaam en ontstemd klavier?

    Wonder zou dit zijn: haar weer bezoeken,
    'n Andre, of de vroegre weer te vinden:
    Grillig droef of innig onverschillig.
    Nam ze 't leven, wacht ze nog gewillig?
    Ik zal het geluk maar liever zoeken
    Achter de einder, in de verte, in den blinde.

    Saturnus (1930)

    schrijver

    07-05-2018 om 21:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    Landelijke Liefde I

    Wij stonden gebogen over de vliet;
    Daaronder leken onze gezichten
    Ziende uit een toekomst, toen een lichte
    Rimpeling ons glimlachen liet:

    Ons spiegelend zoals wij niet
    Meer konden zijn. Nooit meer? Ik vroeg haar:
    ‘Laat alles worden zoals vroeger.’
    Zij gaf geen antwoord. Haar voetje stiet

    Een steen in 't water en terstond
    Verdwenen we. Zo was het altijd:
    Verschijnen, verdwijnen, weerzien, afscheid,
    Zoeken in elkaars ogen en mond.

    Een zoen, niet bij machte kortstondige weelde
    Te geven, die alleen het voorgevoel
    Van het wellicht voor 't laatst te doen
    Een zekere ernstige wellust verleende.

    Saturnus (1930)

    schrijver

    05-05-2018 om 22:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.aan zee

    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    AAN ZEE

    0 voorjaarszee, de hyacinthe,
    Dit strand, het zuidlijk warm getinte, 
    Hier moesten Griekse vrouwen gaan, 
    Diepzingende op de cimbels slaan, 
    En roepen of het kindje kwam,
    Druifpurper op een brandingskam, 
    Herboren Dionysos,
    Die lente brengt naar Argos.

    Zij wisten, wachtend voor het water,
    Haar vreugd van nu, haar dorst naar later,       
    Haar smachten naar bevrediging
    Een vorm te geven, lieveling
    En god, die aan haar moederhanden
    Naakt in zijn wiegje wilde stranden. 
    Ik kan het beeld niet vinden,
    Om mijn verlangst te binden.

    Leeg strek ik de armen - dampen dekken, 
    Blozend en dicht als rozenhekken, 
    De poorten van de horizon; 
    Daarachter welt wellicht de bron, 
    Waaruit de wonderen ontspringen, 
    Die aan mijn kloppend hartedringen 
    De klare vrede geven
    Van hun ontraadseld leven.

    Is het een vrucht, zijn 't vreemde bloemen, 
    Een zucht waarin de bijen zoemen? 
    Of, van Cythera losgewoeld,
    Een eiland, dat naar hier gespoeld, 
    Het gloeien zijner lustpriëlen
    In weerschijn op de zee doet spelen, 
    En vol van vogelstemmen
    Groen naar de kust komt zwemmen?

    Of roeien uit de mist meerminnen 
    Haar peerlend lijf op koele vinnen?
    Of blijft mijn wens gestalteloos,        
    Iets zilts, jets zonnigs, mateloos
    In alle ruimten uitgegoten,
    En hoef ik enkel mij te ontbloten,        
    Mijn borst en mijn verlangen,
    Om deze schat te ontvangen?

    Herscheppingen (1911 - 1916)

    schrijver

     

    04-05-2018 om 22:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    03-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bruid

    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    De bruid zegt:

    Hoe wordt mijn lippe week
    van honig-smaak?
    – ’t Is of ‘k met tanden-reek
    uw tanden raak...

    Hoe zijn uw ogen klaar
    van vreemde schijn!
    ‘k Zie er me lévens-waar
    spíeglend in zijn...

    ‘k Hou mijne leden, als
    ware ik beschaamd…
    – Uw adem, om mijn hals,
    die zoelig aêmt...

    - Is het een lente-gloed
    die door me gaat?
    Hoe toch uw strak gelaat
    me rillen doet...

    …’k Voel me zo vreemd, – zo vreemd
    bevángen zijn…
    Uw stille stemme fleemt
    als zoete wijn.

    Stille zangen

    schrijver

    03-05-2018 om 22:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.redding

    Een gedicht van Barend Klijn 1774-1829

    Redding

    Redding! zaligend verblijden!
    Redding! zegen van het lijden,
    die de borst van vreugd doet slaan;
    door uw diepe zielontroering,
    door uw zalig hartontsnoering
    roepen wij met geestvervoering:
    ‘Wat God doet, is welgedaan!’

    Redding! wellust na de smarte!
    O hoe schokt gij thans ons harte,
    en ontwringt ons traan bij traan!
    Al dat eindloos zielverschrikken
    schijnt thans 't leed van ogenblikken,
    wordt de bron van 't hoogst verkwikken:
    ‘Wat God doet, is welgedaan!’

    Ja, de gruwlen zijn gewroken;
    de aard, niet meer in 't stof gedoken,
    ziet verrukt de hemel aan;
    hoort de jubeltonen schallen;
    naast hun honderdduizendtallen
    moest geweld en heerszucht vallen;
    ‘Wat God doet, is welgedaan!’

    Plekje gronds ons allen heilig!
    Plekje gronds waar eenmaal veilig
    wieg en bakermat mocht staan!
    Vaderland! uw gruweldagen,
    al uw jammren, al uw plagen
    zag gij van uw bodem vagen...
    ‘Wat God doet, is welgedaan!’

    Vaders! Moeders! al uw wenen,
    al uw zielangst is verdwenen,
    dankend ziet ge uw kroost weer aan;
    in uw tranen, angst en zorgen,
    aangegroeid bij ieder morgen,
    lag wat u thans streelt verborgen;
    ‘Wat God doet, is welgedaan!’

    In de losgebarsten stormen,
    in hun aarde en lucht misvormen
    lacht ons nieuwe leefkracht aan;
    't vruchtbaar veld eist moeilijk ploegen;
    zielrust volgt het drukkend zwoegen;
    uit de vrees ontkiemt genoegen;
    ‘Wat Goed doet, is welgedaan!’

    Ja, mijn vrienden! wat in 't leven
    ons doet hopen, ons doet beven,
    of ons moedloos stil doet staan;
    hoe gedrukt door 't naar ontberen,
    of verblijd om 't lot verkeren,
    altoos zal ons de uitkomst leren:
    ‘Wat God doet, is welgedaan!’

    schrijver

    02-05-2018 om 22:11 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nacht

    Een gedicht van Jan Luyken 1649-1712

    Op 't hoogste van de nacht

    Op 't hoogste van de nacht, na 't zinken en voor 't krieken
    Des dageraads, wanneer de slaap die 't al verblindt,
    Met Mankop om de kruin drijft op zijn vale wieken,
    En d' ijdle dromen, door een fluisterende wind
    Ten olm-boom uitgejaagd,
    Door al de wereld vliegen,
    Om al wat hersens draagt,
    Met schaduw te bedriegen,
    Met list te domplen in een treur- of vreugde-stroom,
    Toen viel mijn geest te beurt deze allerschoonste droom.

    Mijn Laura, die ik min, kwam in mijn slaapzaal treden,
    Met liefelijk gelaat en moedernaakte leên,
    Een kleedje alleen bedekte haar heupen naar beneden,
    't Hing al van melk en bloed en maagdenwas aaneen:
    Een windje op haar verliefd,
    Ten venster ingeslopen,
    Bedreef een stoute dieft
    En spreidde 't kleedje open,
    Daar zag men dat een mens, hoe koud, zette in een vlam:
    Men zegt, dat Venus zo weleer ten oordeel kwam.

    Zij naderde mijn koets; wat hart was niet bewogen
    Geworden, door zo schone en goddelijk een zwier?
    De liefde bliksemde uit haar bruine en draaiende ogen
    En zette al de zaal in lichte vlam en vier;
    Zij lachte en greep mijn hand,
    Mijn boezem sloeg aan 't beven;
    't Hart zwoegde door de brand;
    Ik zwijmde en blies het leven
    Op rozenlippen uit; maar och! hoe onverwacht,
    Vond ik mij toen gewaakt in ene donkre nacht!

    Duytse lier (1671)

    schrijver

    01-05-2018 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!