Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    31-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wezenkind
    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    Het wezenkind van Sina

    'k Ben een Sinese weze, een wezen vol ellende,
    die moeders borsten nooit noch heure zoen genoot!
    en vader, die mij voor zijn kindje niet en kende,
    liet mij van wieg, en huis, en leven schier ontbloot!

    o Goede Vlaamse klenen,
    zoudt gij mij laten wenen
    zo ik om hulpe vroeg?
    één stuiver waar' genoeg.

    Zij laten me al allene, allene en zonder hope!
    al is 't dat ik verga van honger en van vrees:
    'k heb schaars een korstje dat 'k in mijn tranen dope
    en toch ben ik een kindje, en toch ben ik een wees!

    o Engelandse klenen,
    wilt ook entwat verlenen
    om mijne nood te voên!
    één stuiver zal gedoen.

    Ha! 'k zou zo geerne van dees droeve wereld scheden,
    waar 't dat ik na mijn dood de deur des Hemels vond!
    maar 'k vrees hiernamaals nog veel schrikkelijker leden:
    mijn zielke is nog niet vrij van de erfelijke zond!

    o Lieve Franse klenen,
    kon God het mij verlenen
    dat gij mijn zielke koopt!
    één stuiver! 't is gedoopt.

    1850


    -------------------------------------------
    Sina: China
    weze: wees
    klenen: kleinen
    gedoen: voldoen
    scheden: scheiden
    leden: lijden

    schrijver

    31-08-2011 om 10:42 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sleeping
    Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954

    SLEEPING FAWN

    Op 't oud, geel boek, zie hoe, deze effen morgen,
    Teer glanzend groen de bronzen vorm zich sloot:
    't Reekalfje ligt in de eigen slaap geborgen,
    Als vroeger in de donkere moederschoot. -

    Mijn ziel, nu zó lang stom, kan ik nog hopen,
    Dat iets, uit u geboren, in mij rust,
    Maar straks ontwaakt, en dan, hoe rank mag lopen,
    Op lichte voeten, langs bezonde kust?

    Herwaarts(1920-1945)

    schrijver

    30-08-2011 om 11:32 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    29-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.morgen
    Een gedicht van Frans Bastiaanse 1868-1947

    Zo morgen...

    Zo morgen tussen u en mij
    De zee lag met haar vloed onmeetlijk,
    Gij waart mij even onvergeetlijk
    Als nu, nabij...

    Geen tijd, geen afstand scheiden wat
    De Liefde zó te zaam gebracht heeft;
    Zij is het, die de ziel een kracht geeft
    Als zij nóoit had...

    Geen macht, die déze macht verwint,
    Die, wat de Liefde wil, kan keren;
    Zelfs als het hart vergeefs begeren
    Moet wat het mint,

    Zelfs dán nog is het, daar het heeft
    Vergeefs verlangen, te benijden
    Boven het hart, dat zonder lijden
    En liefde leeft.

    De Gids (1916)

    schrijver

    29-08-2011 om 15:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.keizer
    Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954

    DE KEIZER

    Hoog en stil, in 't glinsterend ijzer,
    Boven volksgril - die hij haat -
    Rijdt, als droomde hij, de Keizer
    Dwars de davering door der straat.

    Maar de spotschelm, eng ter slinker,
    Schampert: "ken uw waarheid, dwaas!
    Dood, die bittere verminker,
    Schendt ook u tot, aanstonds, aas."

    Smaad, als roem, maakt wijzen wijzer, -
    Baat de schelm zijn hete spot?
    De een blijft, onverlet, de Keizer,
    De andere een naamloze onder 't rot.

    Herwaarts(1920 - 1945)

    schrijver

    28-08-2011 om 12:12 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lied
    Een gedicht van Jacob Israël de Haan 1881-1924

    Het eigen lied

    Ik was een knaap, die alle Joodse dagen
    Van vasten en van vreugd eerbiedig hield.
    Zijn dagen veilig voor angstige vragen,
    Al zijn verlangen door vroomheid bezield.

    Ik werd een man. Wie kent het zalig dwalen
    Langs vrije wegen als ik heb gekend?
    Van des ochtends vóór de open uren stralen,
    Tot de zon zich naar 't weemlend Westen wendt.

    Ik was een man, Ik heb het lied gezongen,
    Waar de weg rust, dat het rusten verblijdt,
    Meer dan één heb ik mijn makkers gedwongen
    Met de macht van het lied tot heerlijkheid.

    Tot ik bezon van al mijn machtig dwalen,
    En keerde, een zware en diep-wroegende keer.
    Maar zó vertrouwd als 't eigen ademhalen
    Bleef mij mijn lied, niet luid, maar stil en teer.

    En 't eigen land herdacht ik met verlangen,
    Terwijl mijn lied sterk en bezonnen zwol.
    Als de druiven, die in zijn gaarden hangen,
    En zetten zich aan al hun ranken vol.

    Tot ik keerde en onze eindlijke overwinning,
    In onze Stad hier elke dag verwacht.
    't Lied van verlangen, het lied van bezinning,
    Maar 't overwinnend lied wint meest aan macht.

    Zeg alles, wat gij weet aan innigheid,
    Liefde, vriendschap, een moeder met haar kind,
    Het is alles toch niets bij de innigheid,
    Die een Dichter in het eigen lied vindt.

    Want het eigen lied is de Dichter nader
    Dan het eigen bloed in het bonzend hart.
    Het leven voert langs vriend en langs verrader,
    Het lied verlaat niet in vreugden en smart.

    O, lied, dat mij langs verlangen geleidde,
    Dat mij geleidde langs boetende keer,
    Zult gij tot mijne Dood mijn hart verblijden,
    Met een vroom spel en een bezonnen leer?

    Het eigen lied in 't eigen land te zingen,
    En zalig drinken van zijn volle lust.
    Eén is het lied van de herinneringen,
    Van verlangen, van bezinning en rust.

    Het Joodsche Lied, Boek 2 (1921)

    schrijver

    27-08-2011 om 11:23 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oogst
    Een gedicht van Rosalie Loveling 1836-1923

    In de oogst

    Zij stonden op het akkerland
    Zij maaiden in de zonnebrand
    En zongen bij het werk
    De lastige arbeid wordt een feest
    Voor hen die jong en licht van geest
    En moedig zijn en sterk

    Daar kwam de landheer langs de beek
    De schouders hoog de wangen bleek:
    Hij zocht de schaduw daar.
    Hij groette licht en ging voorbij
    Gezang en arbeid staakten zij
    En wezen hem elkaar.

    Die man gevoelde zich zo fier
    Hij dacht „dat zijn mijn velden hier
    En ginder rijst mijn slot.
    Wis knaagt de nijd u in 't gemoed
    Gij die op aarde zwoegen moet
    Gij vloekt gewis uw lot."

    Toen zei er een met stille stem
    „Wie ruilde zegt van ons met hem?"
    En allen lachten. Geen
    Aan wie zo 'n leven zonder vreugd
    Aan wie de rijkdom zonder jeugd
    Benijdenswaardig scheen.

    Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1877)

    Illustratie: De korenoogst (1565) door Pieter Bruegel

    schrijver

    26-08-2011 om 09:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.winternacht
    Een gedicht van Frederik Hemkes 1854-1887

    IN ENE WINTERNACHT

    Op bergen had de winter hoog
    Zijn witte vaan geplant,
    En zag met koud en glinsterend oog
    Omlaag op 't groene land.

    Dáár rustte gouden zonnegloed
    Op 't langgepluimde gras;
    Dáár toefden warmte en overvloed,
    Alsof het zomer was.

    Of was de lucht niet blauw en klaar,
    Al kromp de blijde dag?
    Geen bloempje nam de vijand waar,
    Die op de hoogten lag, -

    Eer, in het grauwe nevelkleed,
    Dat kilheid met zich droeg,
    De berggeest van zijn sterkte gleed,
    En kleur en geur verjoeg.

    Wat lente koesterde in haar schoot,
    Wat heel een zomer bracht,
    En herfstmaand spaarde, werd gedood
    In éne winternacht.

    Astrea, 1(1881)

    schrijver

    25-08-2011 om 10:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.omgang
    Een gedicht van W.L. Penning 1841-1924

    Onzichtbare omgang

    Heen zonder afscheid en nooit weer te vinden —
    'Dood' heet men u, mij eenzaam jaren reeds;
    Blijde onafscheid'lijk trouwe vrinden —
    Heet ons mijn eigen hart, zo zonnig leeft ge er steeds!

    Levensavond (1921)

    schrijver

    24-08-2011 om 09:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.woestijn
    Een gedicht van Felix Timmermans 1886-1947

    HOE LOOPT DE WEG DOOR DE WOESTIJN ?

    Hoe loopt de weg door de woestijn
    naar Uw Beloofde Landen?
    Er is veel dorst, er is veel pijn,
    maar weinig troost voorhanden.
    Wij kwamen in 't begin der wegen
    de kloeke druivendragers tegen,
    en vroegen toen reeds: Is 't nog ver ?
    Zij wezen met kort duimgebaar,
    alsof het nog een boogscheut waar,
    naar d' Avondster.
    En 't land werd niet gevonden.
    Maar 't heimwee blijft, spijts twijfel, nood
    en ijdelheid en zonde.
    Begint het soms in 't aanschijn van de dood?
    Men zegt: Wie God wil zien moet sterven...
    Of loopt de weg doorheen de grot
    van onze ziel, waarin Gij waakt, mijn God?
    Dan valt de schone hoop in scherven,
    want dan begint de weg van her...
    Dan was het nooit zo na, mijn God,
    maar ach, ook nooit zo ver!

    schrijver

    23-08-2011 om 09:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vlam

    Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940

    Vlam

    Schuimende morgen

    en mijn vuren lach
    drinkt uit ontzaggelijke schalen
    van lucht en aarde
    de opale dag.

    Verzamelde gedichten (1941)

    schrijver

    22-08-2011 om 10:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.taal

    Een gedicht van Hajaw Spandaw 1777-1855

    De Nederlandse taal.

    Neen! Neêrland staat zijn taal niet af!
    Wie God een Neêrlands harte gaf,
    En zuiver Neêrlands bloed in de ad'ren,
    Dat bruist voor de eer van 't vaderland,
    Die zal dit erfgoed van zijn vad'ren
    Waarderen als een heilig pand.

    Ja, Neêrlands taal is een trezoor,
    Welks schatten, met ondoofb're gloor,
    De nagebuur in de ogen stralen;
    Waarin de deugden, moed en kracht,
    De blanke trouw en de eenvoud pralen
    Van 't onverbasterd voorgeslacht.

    Dit heiligdom van 't vaderland
    Werd door uw zegenrijke hand,
    o Hoofden! Vondels! ons ontsloten;
    En heel een goudstroom, schitt'rend rijk,
    Hebt gij voor Holland uitgegoten,
    o Onnavolgb're Bilderdijk!

    De glorie onzer heldeneeuw,
    De moed van Neêrlands waterleeuw,
    De glans van Neêrlands krijgsbanieren, -
    't Blinkt all' voor ons, in volle praal;
    Nog kraken Neêrlands eerlaurieren
    In Neêrlands grootse heldentaal.

    Zelfs in de zwarte gruwelnacht
    Van schande, en vloek, en jammerklacht,
    Vlood, voor een poos, het schriklijk duister:
    Ja, Helmers zong... er rees een straal,
    Een volle dag van licht en luister -
    Dat was de zon van Neêrlands taal!

    En nu - nu nacht en schand verdween;
    Nu Neêrlands schildleeuw, als voorheen,
    Met fierheid schudt de gouden manen;
    Nu 's ad'laars klauw hem niet weerstaat,
    En voor de glans van Neêrlands vanen
    De maan van Mekka ondergaat;

    Nu Neêrlands onbesmette Maagd
    Weer schatting van de volken vraagt,
    De zege aan onze standers snoerend';
    Nu Neêrlands rijke en stoute taal,
    Haar eigen glans ter tinne voerend',
    Doet schitt'ren Neêrlands wapenpraal;

    Nu zouden we, als een slavenstoet,
    Versmadende eigen overvloed,
    Ons met geleende lompen tooien?
    En, op uitheemse klank verzot,
    De mond naar vreemde tongval plooien?
    En zijn der volken schimp en spot?

    Neen! Neêrland staat zijn taal niet af!
    Vloek tref' hem, die, verwijfd en laf,
    Nog in het Frans gareel blijft stappen!
    Wat bralt hij op de naam van VRIJ?
    Wie vreemden slaafs poogt na te klappen,
    Is rijp voor vreemde slavernij.

    Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817.

    schrijver

    21-08-2011 om 11:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    20-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.roerganger
    Een gedicht van Albert Verwey 1865-1936

    DE ROERGANGER

    Zal ik zijn als gij mij wenst,
    Varend tussen weerzijds banken,
    Als een schok de schuit doet wanken
    En het schuim de plecht beplenst,

    Leer mij dan altijd uw oog
    Boven mij te zien en onder,
    Als een weerzijds lokkend wonder,
    Afgronddiep en hemelhoog.

    Want de dreiging om en om
    Kan ik dan getroost verduren,
    Als door rechts of links te sturen
    Ik bij u te lande kom.

    Het zichtbaar geheim, W. Versluys, Amsterdam.(1915)

    schrijver

    20-08-2011 om 11:51 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    19-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vaarwel
    Een gedicht van Virginie Loveling 1836-1923

    Vaarwel en wederzien

    Vaarwel!- dat woord ligt op de lippen,
    Vaarwel!- dat is zo licht gezeid.
    Dat kan in stille treurigheid,
    Bij kus en handdruk ons ontglippen.
    Dat ligt in 't hart en op de lippen,
    Wanneer men van elkander scheidt.

    De tijd vervliegt, de jaren snellen,
    't Verandert alles om ons heen,
    Wat eenmaal eeuwigdurend scheen;
    Maar wie toch kan de dromen tellen,
    Gedachten, die ons harte kwellen
    Met al 't verlangen naar 't verleên.

    Vaarwel!- dat woord is onder vrinden
    Zo vaak, zo onbedacht gezeid,
    Wanneer men van elkander scheidt;
    Maar 't wederzien, het wedervinden
    Der diepbetreurden, die wij minden
    Hoe lang soms en vergeefs verbeid!

    Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1877)

    schrijver

    19-08-2011 om 10:10 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de mens
    Een gedicht van Hajo Spandaw 1777-1855

    De mens

    Wat is de mens? Zie hem in volle overvloed
    Van aards geluk: zijn borst zal steeds onrustig zwoegen;
    De toekomst, die hem vleit en zijn verbeelding voedt,
    Vertoont nog hoger heil, belooft hem meer genoegen.
    Zijn aanzien stijgt in top - zijn wens blijft onvoldaan;
    Zijn roem, luidklinkend, heeft zijn eerzucht niet bevredigd;
    Hij hijgt naar zinvermaak - de wellust lacht hem aan ...
    En met een enkle teug heeft hij de kelk geledigd.
    Hij streeft naar nieuw genot - en walgt, als hij 't ontvangt;
    Hij dorst naar schatten - geeuwt, wanneer ze 't oog verblinden;
    Hij hoopt en droomt en zwoegt en reikhalst en verlangt ...
    Totdat hij in een groeve in 't einde de rust mag vinden.
    Ontneem hem hoop en droom, begoocheling en schijn,
    En hij houdt op een mens te zijn!

    18-08-2011 om 11:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ijdelheid
    Een gedicht van Karel van den Oever 1879-1926

    IJdelheid

    Wij wandlen een poos over de aarde,
    een ogenblik slechts, een kleine stond;
    we gaan door de "levensgaarde"
    en blijven een korte tijd ,"gezond",

    we slapen, we praten en eten,
    och, alles slechts een kleine wijl;
    't is gauw weer verdwenen, vergeten...
    Is 't leven geen snellende pijl?

    Ei, straks was het klein knaapje jarig :
    't was de tuinman die bloemen gaf .
    Helaas, hoe is die vreugd voorbarig:
    't zijn bloemen op het jonge graf...

    Hoor onder die bomen de zuchten
    en zoenen van 't jonge,lieve paar;
    helaas, in het leven zijn kluchten!
    Zij stierven vóór 't einde nog van 't jaar...

    We leven op aard slechts een schijntje.
    Weet gij wie het beteren zal?
    God houdt ons aan 't eeuwige lijntje.
    Zo raken de paarden op stal.

    Verzen uit de oorlogstijd (1919)

    schrijver

    17-08-2011 om 11:01 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    16-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kerk
    Een gedicht van Antony Winkler Prins 1849-1904

    De kerk in 't bos.

    (Canon)


    Kling - klang! Kling - klang!

    O - ver het woud
    gal - men de klok-ken als Eng'-len - ge - zang,
    Vlei - end met to nen van zil-ver en goud:

    Kling- klang, kling - klang, kling - klang, klang!

    Kling - klang! Kling - klang!
    Sta - tig van stem roe - pen de klok-ken met stre-len - de drang:

    Na - der, o na - der, o na-der tot Hem!

    Kling- klang, kling - klang, kling - klang, klang!

    schrijver

    16-08-2011 om 10:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    15-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zinspreuk
    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    Zinspreuk

    Ik bid alleen om licht....
    Licht dat geen zwaarte heeft,
    Licht aan het zwart ontzweefd,
    Licht dat mijn kennis wijdt
    Met zijn doorschijnendheid,
    't Rijm en mijn maten draagt,
    Dat wie ze leest zich vraagt,
    's Avonds bij lampenschijn:
    „Kan dit de dag al zijn?"
    's Morgens bij zonnegloor:
    „Volg ik een leeuwrikspoor?
    Want 't wordt verblindend Licht
    Voor mijn gezicht."

    Herscheppingen (1916)

    schrijver

    15-08-2011 om 10:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.voltaire
    Een gedicht van Dop Bles 1883-1940
    Neem even de tijd want het is heel veel waars wat hier voorbij glijdt!

    Als geen drift of blind begeren...

    Qui n'a pas l'esprit de son âge
    De son âge a tout le malheur.

    Voltaire.


    Uit vaal bevachte hemel
    dalen, dralen
    lokken, vlokken in gewemel,
    uit de grijs vervaalde hemel
    glijen, vlijen
    zachte vachten pluizen neer,
    op de aarde, op de huizen,
    op de bomen stil en meer...
    zilvren bellen, die vertellen, zonder klank,
    hermelijnen blank, rein en teer
    wit geveer.

    'k Ben gezeten voor mijn raam,
    veilig in mijn stille woning
    en mijn woning staat alleen;
    'k ging van alle mensen heen
    en mijn heengaan vond beloning;
    met mijn dromen bleef ik saam.

    'k Ben gezeten voor mijn raam
    bij het sneeuwe-stille dalen,
    'k zie, hoe kinderhanden halen
    schuim van witte vacht bijeen,
    om te bouwen met vertrouwen
    hun kastelen
    met kantelen en portalen,
    'k zie in 't zilverbleke licht,
    hoe het bouwen wordt verricht.

    'k Wil verlaten nu de schouw en
    zijn gouden lippenbrand,
    fluisterend van het verleden,
    zacht vergleden,
    als een zeil aan kimmewand,
    om hun vreugd van meer nabij,
    om hun blijde klare lach,
    'k wil hun licht geluid om mij
    in de zilverwitte dag.

    Uit egale vale hemel
    dralen
    vlokken, in gewemel,
    om van sproken te verhalen.

    Kindren, bouwers van paleizen,
    hebt gij wel geteld,
    dat wat smetloos nu verrijze
    spoedig smelt?

    Het verblindend blank der aarde
    gaat in zonnebrand teloor,
    kus, die kuislijk gij aanvaardde,
    schroeit eenmaal der zinnen gloor.
    Dan zult bevend gij aanschouwen
    's werelds staat,
    en de handen zult gij vouwen
    voor 't beschroomd gelaat.
    Kindren, broer en zusje hoor!
    Eens krijgt 't woord zijn zin:
    dat de mens te veel verloor
    op het uur der eerste min! -
    Zie, uit toegeschoven hemel,
    't zachte donzen vacht gewemel
    rond u stuiven,
    als der veren val van onbesmette duiven.

    Zie elkaar, Uzelve aan,
    zie U staan,
    rein van 't leven onverricht
    in de zachte glans van 't ongekleurde licht.
    Als het uur gekomen
    is, dat de dag vernacht,
    vindt d' herinn'ring Uwer dromen
    dan op wacht:
    hoe gij hier tezamen stond,
    naast Uw sneeuwewit paleis,
    met een glimlach op de mond, -
    en aanvaardt de prijs,
    als gij 't wereldhe wilt vloeken,
    om de wereld, die gij vond,
    om de mensen en hun boeken,

    die, voor wie een uitkomst zoeken,
    dan slechts zwijgen in verbond.

    Stijgt met mij tot mijne woning,
    ben ik beedlaar of een koning?
    'k weet het niet;
    't schoonste lied
    vloeiend, als der bijen honing,
    sla ik aan
    sinds mijn stem is heengegaan,
    en de mensheid leerd' ik minnen
    toen mijn zinnen
    donk're drangen
    zich ontdeden van 't verlangen
    en zich legden tot de rust.

    Veel moet gij bij mij niet zoeken
    'k heb wat trouwe oude boeken
    en een tafel met wat brood,
    'k heb de klare waterdrank
    en een brede eiken bank;
    mijn bezit is haast te groot
    want nog warmer dan dees pij
    is het machtig medelij
    dat verglanst tot schone dingen
    levens droefst' herinneringen.

    'k Ben getreden tot de poort,
    die mijn leven sluit
    en ik spreek het laatste woord
    met gerust geluid.

    Grijsheid brengt de vrucht van 't leven,
    als de tocht door donkre dreven
    is volbracht;
    als geen drift of blind begeren
    waarheids heilig licht kan keren,

    overstralend werelds nacht.

    Mocht als leidstar op Uw wegen
    't woord om U mijn mond ontstegen
    vroom U blijven als gebed:
    dat bezit wordt 't gulle geven
    zo voor elke klop van 't leven
    heel Uw hart zich openzet.

    Ook voor U zal eens dan komen
    schemer die U zacht omhangt
    uur, waarin gij niets verlangt
    dan het leven na te dromen.

    De Gids (1919)


     

    14-08-2011 om 11:32 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pubermeisje
    Een hartenkreet van Ton Rijkers

    PUBERMEISJE

    Betoverend schoon leek haar lach
    als ze opgeruimd de wereld inkeek
    In haar hart hing halfstok een vlag
    uiterlijk een blos en innerlijk bleek

    Vrolijk lachend, zowat heel de dag
    in die zo heerlijk warme zomerzon
    Ze weende waar niemand haar zag
    ’s nachts in bed, in haar nachtpon

    ’s Morgens, weer als bij toverslag
    ging ze giechelend op naar school
    Eens alleen stierf dadelijk die lach
    en stroomde schreiend in het riool

    Ze was ‘t mooiste meisje overdag
    zij danste als een prachtige godin
    Iemand die goed in haar ogen zag
    zag haar eenzaam verdriet daarin

    Verborgen achter een schaterlach
    kermde haar hart van onzekerheid
    Ook zonder regen viel er neerslag
    bij ‘t mooie meisje in de puberteit

    schrijver

    13-08-2011 om 10:11 geschreven door Dora


    >> Reageer (2)
    12-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.eigendom
    Een gedicht van Roselie Loveling 1836-1923

    Het eigendom

    De koning spreekt: „Dat zijn mijn landen
    Ik ben de Heer, ik draag de kroon
    Dat zijn mijn bergen en mijn stromen
    Dat is het erfdeel van mijn zoon"

    De landheer zegt: „Deze velden waren
    Ons eigendom van overoud
    Mijn vader erfde van zijn moeder
    Die weiden en dat donker woud"

    Het knaapje toont de vogelkopjes
    Half weggedoken onder 't mos
    En zegt: „Dat nestje is het mijne
    Ik heb 't gevonden in het bos"

    Als moest de mens alleen bezitten,
    Om eigenaar en Heer te zijn;
    Als moest steeds de een aan de andren zeggen:
    „Dit is het uwe en dat het mijn!

    Aan wie behoort de sterrenhemel,
    Aan wie behoort het ruim der zee?
    Het morgenrood, de regenbogen
    Een beeld van hoop, en heil, en vreé?

    Aan wie de warme zonnestralen,
    De wind, de wolken ginds omhoog?
    Al wat de hand niet kan bereiken,
    Wat wij bewondren met het oog?

    Aan wie behoort 't geronk van 't vliegje,
    Aan wie behoort des leeuwriks lied?
    Het stil geritsel van de blaadren,
    Of 't zachte murmlen van de vliet?

    Aan hen, die in hun harte koestren
    Een sprankje van het heilig vuur,
    En die de stemmen horen kunnen,
    De duizend stemmen der natuur.

    Zij is 't die soms met vurige tinten,
    Bij windrig weer het westen verft,
    En die de pareldauw doet beven,
    Aan 't spinnewebje in de herfst.

    Aan hen behoort ze, die haar minnen
    In 't dauwdropje en in 't avondrood,
    Dit eigendom is zonder palen,
    In 't eindloos klein en 't eindloos groot.

    Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1877)

    schrijver

    12-08-2011 om 10:12 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vlinder en mier
    Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859

    De vlinder en de mier.

    Bij het lachend morgenkrieken
    Zeide een vlinder, hups en fier
    Aangesneld op bonte wieken,
    Aan een arbeidzame mier:
    ‘Zie mijn vlerken!
    Blijf maar werken;
    Nergens zijt ge wellekom.
    Waar ik vliege,
    En mij wiege,
    Volgen de ogen mij alom.’

    't Miertje zweeg; maar, toegesprongen,
    Greep, met rapgesloten hand,
    Naar de vlinder reeds een jongen,
    Roepend: ‘Ha, ik ving u, kwant.
    O, hoe vonkelen
    En hoe kronkelen
    Al die kleuren onder een!
    Welk een buitje!
    Aardig guitje,
    Gij ontvlucht me niet, o neen!’

    't Miertje, onder 't kruid verdoken,
    Sprak, wanneer 't de vlinder zag
    Met een spelde 't lijf doorstoken:
    ‘Kan een kind zo wreed zijn, ach!
    Wie zijn schoonheid
    Zo ten toon spreidt,
    Vaart ellendig menig keer.
    Ik leef rustig,
    Ik werk lustig;
    Wat verlange een miertje meer?’

    Gedichtjes voor kinderen (1849)

    schrijver

    11-08-2011 om 11:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de zee
    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    De zee

    De zee, het enige leven dat strekt
    Van begin tot einde
    - Terwijl alle andre, voor kort gewekt,
    Gedwee en weerloos verdwijnen -
    Geeft in eeuwige breking
    De grote, zachte verzekering
    Dat, wanneer allen versterven, verstijven,
    Zij bevallig zal blijven.

    En als ik ga gehaast,
    Genaderd en genaast
    Door de jagende dood,
    Hoor ik de troost
    Van 't eendre golfgeruis,
    Dat is als het vermengd gejuich
    Van al haar schipbreuklingen, al haar meeuwen,
    Aanbreken over de eeuwen,
    Die mij verzwijgen en verteren.

    Zij heeft geen andre vormen
    Dan de borsten van haar golven,
    En geen andre woorden dan de volle
    Koren van haar branding en haar stormen.
    Maar sidderend belijdt
    Elk leven, hoe verfijnd
    En schoon 't in 't licht verschijnt,
    De wankele kortstondigheid
    Van zijn bekoorlijkheid
    Voor de geweldige eentonigheid van 't grootse
    En de onsterflijke lieflijkheid van 't doodse.

    Eerste verzen IV

    schrijver

    10-08-2011 om 09:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.terzinen
    Een gedicht van Jan Campert 1902-1943

    Terzinen

    Er zijn veel dingen, die wij niet begrijpen,
    het avond-rood en 't zingen van de wind,
    het vreemd geluk, dat stil in mij gaat rijpen

    als ik de spiegels van lief's ogen vind,
    en uit de lage tuin de geur der rozen
    door de verrukte nacht, waarin 'k haar heb bemind,

    waarvan niets blijft dan dit éne, broze,
    het weten dat we voor elkaar verloren gaan
    en tot een korte poos geluk maar zijn verkozen,

    zolang als wast de jonge zomer-maan,
    tot als de ochtend schuchtert over landen
    we als bleke vreemden naast elkander staan,

    en tevergeefs het machteloos gebaar der handen
    nog wat te redden van wat is geweest,
    dat het door laat're dagen zacht mag branden,

    een lichte lamp voor wie het duister vreest,
    moed, die de kracht ons geeft te weren,
    een troost en deernis allermeest -

    maar alle uren brengen niet haar keren,
    wij moeten verder met de roekeloze wind,
    en schuilen nimmer veilig voor zijn deren,

    voordat gij, God, Uw leen weer int!


    Mei '24.

    De Gids (1924)

    schrijver

    09-08-2011 om 10:22 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verten
    Een gedicht van Felix Timmermans 1886-1947

    Met U zijn er geen verten meer

    Met U zijn er geen verten meer
    en alles is nabij.
    Des levens aanvang glinstert weer,
    geen gisteren en geen morgen meer,
    geen tijd meer en geen uren,
    geen grenzen en geen muren;
    en alle angst voorbij,
    verlost van schaduw en van schijn,
    wordt pijn en smart tot vreugd verheven!
    Hoe kan het zo eenvoudig zijn!
    Hoe kan het leven Hemel zijn,
    met U, o kern van alle leven!

    Adagio

    schrijver

    08-08-2011 om 17:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de dokter
    Een gedicht van Jan Luyken 1649-1712

    De Dokter

    God is de medicijn
    Voor doodlijk hels venijn.

    Is 't leven machteloos en krank
    Men neemt een vieze of bit're drank,
    Of 't lichaam weder mocht genezen:
    Waarom dan voor een korte tijd,
    Niet aangevaard wat bitterheid,
    Om eeuwiglijk gezond te wezen.

    Het menselyk bedryf (1694)

    schrijver

    07-08-2011 om 11:09 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sotto voce
    Een gedicht van M. Vasalis

    Sotto voce

    Zoveel soorten van verdriet
    ik noem ze niet.
    Maar één, het afstand doen en scheiden.
    En niet het snijden doet zo'n pijn,
    maar het afgesneden zijn.

    Nog is het mooi, 't geraamte van een blad,
    vlinderlicht rustend op de aarde,
    alleen nog maar zijn wezen waard.
    Maar tussen de aderen van het lijden
    niets meer om u mee te verblijden:
    mazen van uw afwezigheid
    bijeengehouden door wat pijn
    en groter wordend met de tijd.
    Arm en beschaamd zo arm te zijn.

    schrijver

    06-08-2011 om 15:29 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gebed
    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    Gebed

    O Heer, hoe vreeslijk zijn de dagen,
    Nu heel de wereld schreeuwt van nood,
    Naar uwen hemel waaien vlagen
    Kreten om bloed, klachten om brood.

    Gij geeft, en men verdelgt uw spijze,
    Verwekt kunstmatig hongersnood,
    En stilt op uitgezochte wijze
    Wanhopigen met lust en dood.

    De vlakten liggen braak en bloedig,
    't Zaad en de zaaier sloeg terneér.
    Boven de hitte van dit woedig
    Geweld troont Gij in stilte, Heer.

    Aan uwen voetschabel vergalmen
    't Lawaai der stad, de eenzame kreet
    Van hen, die met hun hulproep talmen,
    Tot hen de dood opschreeuwen deed.

    Slechts dit wekt uw genegen oren,
    (Woordloos of stil, 't is eenerlei,)
    't Uit ootmoed moeielijk geboren
    Gebed : o Heer, gedenk aan mij!

    Gij zult aan al uw volk gedenken,
    Want één is wat uw Naam erkent.
    O Wereldheer ! wie zal ons krenken
    Als Gij de dood ten dode zendt?

    Gij laat aards heerlijkheid tot scherven
    Door aards opstandelingen slaan,
    En moeten wij ook met hen sterven,
    Wij zullen niet met hen vergaan.

    Heer, hoor ! sta op ! en kom ter neder !
    En uit 't verstuivend wereldpuin
    Vorm ons als nieuwe mensen weder,
    En laat ons leven in uw tuin.


    -----------------------------
    voetschabel: voetbankje

    De stille tuin (1933)

    schrijver


    05-08-2011 om 14:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gelatenheid
    Een gedicht van Johannes Immerzeel 1776-1841

    Gelatenheid

    Gelatenheid in 't lot
    Toont eerbied voor een God,
    Die alles, wat Hij geeft,
    Zo wijs berekend heeft.

    Ziet zich de onnoozle mens
    Gedwarsboomd in zijn wens,
    Zijn wrevel stort zich luid
    In zucht en weeklacht uit.

    Grimt hem de rampspoed aan,
    Hij krimpt reeds vóór het slaan,
    En kermt zelfs de echo moe
    Bij d' eerste slag der roe,
    Alsof hem 't lot te wreed,
    Te ondraaglijk lijden deed.

    Slaat hem het ongeluk
    De stugge nek in 't juk,
    Zijn knieën knakken neer;
    Geen adem rest hem meer.
    Gesmaald door maag* en vrind,
    Schreit hij zich de ogen blind,
    En bidt het dove graf
    Een haastige uitkomst af.

    Kortzichtig schepsel! zwijg,
    En voer geen dwaze krijg*
    Met de onnaspeurbre Macht,
    Die kruis bedeelt naar kracht,
    Die kommer en ellend'
    Uit hoge ontferming zendt,
    Opdat de kroes der smart
    Tot loutring strekk' van 't hart.

    De straal vervaar' u niet,
    Die de onweerswolk ontschiet;
    En beef niet voor 't gerucht,
    Dat klatert door de lucht;
    Maar zie, hoe 't hemelnat
    Weer bloesem, kelk en blad
    Verfrist, verkwikt en drenkt,
    En kracht en leven schenkt.
    Zie, hoe de lucht reeds dunt,
    En weer de doortocht gunt
    Aan 't licht, dat goudstof strooit
    En om de wolkrand plooit,
    En, na de donder zwijgt,
    Opnieuw ten wagen stijgt.

    Houd tegen alle leed
    Het hart ten kamp gereed!
    Al, wat ooit de aarde gaf,
    Verslenste en viel weer af.
    De bloem, die 't meest verrukt,
    Wordt dikwijls 't eerst geplukt;
    De plant, die 't weligst groeit,
    Is meest het eerst verbloeid;
    De boom, die 't vruchtbaarst tiert,
    Wordt door het ongediert'
    De vruchten 't eerst ontroofd,
    Die 't bloesemblad belooft.

    Ook zo is 't met uw lot,
    Ook zo met elk genot,
    Dat ge u geschonken ziet:
    Gij smaakt het, en het vliedt:
    Gij zijt geen dag, geen uur
    Gewaarborgd voor zijn duur;
    Daar meest het eerst verdwijnt,
    Wat u 't bekoorlijkst schijnt.

    Houd tegen alle leed
    Dan 't hart ten kamp gereed!
    En treft u 't ongeval,
    Sta als de steenrots pal,
    Die tot in 't hart der aard'
    Met d' ijzren wortel vaart,
    En 't hoofd biedt aan d' orkaan,
    Hoe fors zijn vlerk moog slaan.

    Beur ongeschokt het oog
    Vanuit de ramp omhoog,
    En verg in 't smartlijk lot
    Nooit rekenschap van God.
    Let minder op 't gemis,
    Dan 't geen u over is.
    Wees dankbaar! want hoe veel
    Blijft nog op aarde uw deel!
    Hoe veel voor u ten baat,
    Dat anderen ontstaat!
    Hoe veel nog lacht u aan,
    Voor andren lang vergaan!

    En is uw droef gekwel
    Niet vatbaar voor herstel?
    Almachtig is de hand,
    Die 't wentlend lot omspant,
    En zoet en zuur bedeelt,
    En, wat zij wondt, weer heelt!

    Vertwijfel in 't verdriet,
    Kortzichtig schepsel, niet!
    Gelatenheid in 't lot
    Toont eerbied voor een God,
    Die alles, wat Hij geeft,
    Zo wijs berekend heeft.

    Rotterdam, mei 1819.

    ----------------------
    maag - familie
    krijg - oorlog, strijd

    schrijver

    04-08-2011 om 11:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.aarde
    Een gedicht van René de Clercq 1877-1932

    Aarde is zo schoon

    Aarde is zo schoon.
    Eeuwige frisheid waait uit gras en dauw en lover.
    Elke vogel slaat een eigen toon
    door 't zwellend ruim.
    De leeuwerik spant de kroon.

    Aarde is zo schoon, zo schoon.
    De hemel ziet haar aan
    en buigt met wolken er over.
    Van vreugde alle harten slaan
    een juichgeluid.
    De dichter spant de kroon.

    Aarde is zo schoon, zo schoon, zo schoon!

    Nagelaten gedichten (1937)

    schrijver

    03-08-2011 om 11:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    02-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dorpskerkje
    Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930

    DORPSKERKJE

    Het kerkje is zo oud, zo oud
    de zwarte dennen ruisen zacht,
    de blanke gouden hagenvacht
    murmelt stil en vertrouwd,
    naar 't wit-verweerde slanke schip.

    En hoog, oud en geslagen, zeer,
    buigt het vermolmde hoofde neer
    de toren, berstend rib en rib.

    De zonne guldt de gulden haan
    en 't al met groen en grauw bestoven
    verbogen transen hoog naar boven
    en 't deurtje aan de benen aan.

    Het oude kerkje staat zo stil,
    zo stil in 't gouden zonnelicht,
    een man met wee-doorkerfd gezicht
    die ach zo gaarne, sterven wil.

    Een bonte vlucht (1911)

    schrijver

    02-08-2011 om 19:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zon
    Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924

    O als de zon schijnt

    O als de zon schijnt
    en de aard wegkwijnt
    in die luister
    weg in 't duister,
    en maar scheem'rend het hoofd
    opheft in schaduw omloofd -
    treedt nader, treedt nader
    blankvoeten te gader
    te gader de voeten, de handen -
    de lachtande
    de blauwoge
    de blondhoge
    de zilverwoorden wenende,
    het lijnig hoofd lenende
    achterover omhoog in de lucht -
    zoet, zoet, langzaam vlucht
    door het zonnedagen
    in de hoge hagen
    zon - zoet zoet langzaam vlucht,
    ga niet te gauw voorbij, voorbij, voorbij, de lucht
    blijft hangende bevende achter u -
    verlangende eeuwig naar u
    eeuwig, eeuwig - vlucht niet te vlug -
    achter uw rug
    rek ik de armen
    van verlangen, van verlangen
    rek ik de armen,
    vlucht niet te vlug.
    O hoe blank zijt ge van rug,
    zongebrand, uitgeglansd vlees -
    waar het tot schouder oprees,
    waar de lichte haren
    in trillende snaren
    in de zonnescharen
    hangen saam in de lucht,
    in de lucht in de lucht
    terwijl ge vlucht.


    O als de zon schijnt
    en de aard wegkwijnt
    wèg in het duister -
    en dan wèg de luister,
    uwe luister,
    alle luister.

    Verzen

    schrijver

    01-08-2011 om 10:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!