Aan de Maastrichterweg in Smeermaas net op de parochiegrens woont, Aloïs met zn vrouw Kaatje. Aloïs is oorspronkelijk van Tongeren en Kaatje van Lanklaar. Aloïs is nu bijna 78 jaar en Kaatje is 'jonger'
Niets bijzonders zult U zeggen, is ook zo.
Maar Aloïs is een waterval als hij begint te vertellen over vroeger. En over de vrouwen kan hij urenlang vertellen, ook als Kaatje erbij is. Fel overtrokken verhalen maar toch.
In zijn vroegere leven voor het huwelijk met Kaatje, ging Aloïs van deur tot deur met een product waar de Nederlanders in de tijd van de Verenigde Oost-Indische compagnie (VOC), in de zeventiende eeuw, goud mee verdienden. Peper, dat was zijn onvervalst product (zolang het duurde) dat hij deur aan deur verkocht. Hij verdiende er dan geen goud mee, maar had er een goed inkomen aan, thoes moos broed op de plank kome.
Tijdens de oorlog stuurde Pa mij met zakjes peper de baan op; In een zakje(zoals een frietzakje geplooid) zat een koffielepeltje peper en dat koste toen 5 frank. Peper was moeilijk te krijgen in de oorlog en de mensen zagen mij graag komen.
Ik heb dat gedaan vanaf mijn tiende tot aan mijn 29e jaar. Ik zwierf met de fiets door heel Limburg. Als ik thuis vertrok was het niet zoals nu met een boterhammendoos en koffie. Neen, ik diende mijn plan te trekken en dat deed ik dan ook. Er waren plaatsen op mijn route waar ik mee aan tafel kon schuiven. De mensen waren toen veel gemoedelijker als nu. Ik weet nog een plaats waar ik aan tafel zat in een huisgezin met negen kinderen. Toen de man van zijn werk thuis kwam begon hij te tellen en kwam op tien uit en zei veer höbbe ne kosgênger debiej. De mensen deden niet moeilijk en deelden veel meer als vandaag de dag, een mondje meer of minder wat deed 't er toe, het ging mee in de grote hoop.
nao de oorlog , dat moot ich waal zégge, toen höb ich gèt gefoeteld mèt de peper, ich höb toen gét bloom beij de peper gedoon en dat haw succes Ich verkoch toen sjoene witte peper.
Door dat trekke langs de deure höb ich vuel minssekénnis opgedoon, t waor ne sjoene oonvergetelikken tied.
Doordat ik enkel peper verkocht van deur tot deur was het niet zo evident aan een lief te geraken. die kan niet zorgen voor een gezin was steevast de reden van de ouders. Ook het gegeven dat wij niet ter kerke trokken was een beletsel. Wij leurders kenden zogezegd 'god nog gebod' volgens de goegemeente. Om met Kaatje te mogen trouwen heb ik vier jaar lang post moeten vatten in de omgeving van haar huis, voordat ze me de toelating gaven om haar naar het altaar te leiden. Voor Kaatje ben ik dan ook gestopt met het leuren met peper en ben de mijn ingestapt. Later ben ik met haar de markt opgetrokken omdat het vrije beroep mij meer trok dan een post van acht tot vijf.
De mensen kennen mij nu nog altijd als t peperménneke
|