maandag
Terwijl ik op een bank aan een met kiezel platgestampt fiets- wandelpad de verkiezingsuitslagen lees staat het hemelfirmanent stil. Geen wolk die verroert. Alleen voorbijgangers bewegen snel, lopend, spurtend of kalm langs mijn aanwezigheid. slenterende voetganger wandelende fietser Ik zie ze voorbijgaan, waarheen? Ik moet verder gaan, denk ik met bekruipende haast. Nog even blijven zitten tot de drang om verder te gaan het behagen overmeestert. het opstaan het gaan de rede om dat te doen Ik zal hier niet blijven zitten tot de laatste passant voorbij is gegaan. De bomen ruiven terwijl het onkruid bloeit. De maan staat aan de overkant van de opkomende zon. Het lijkt als een obsessieve verbinding tussen waarnemen en gevoel. Een schreeuw, een vuist, maar spreekt de waarheid hieruit? De wereld kan het zich niet permiteren zulke gedachtengang aan zijn lot over te laten. Ik klaag de meerderheid van mijn soortgenoten aan medeplichtig te zijn aan lawaai, stank en zelfgenoegzaamheid. Hoe doe ik eer aan de waarheid die hieruit spreekt zonder zelfbedrog? Feitelijk zijn we passanten in de toekomst
zonder zeker te weten wat die toekomst is
Verbruikte toekomst in een mensenleven, elk moment geput tot op de
drempel van leven en het niets.
|