In de vooravond van vorige vrijdag ben ik langs de Achterstraat geweest. Het waaide krachtig en de regen sloeg in mijn gezicht. Ze deed voorzichtig de voordeur open op een kier. Je kon nauwelijks zien of het zij of haar dochter was. Ik heb iets beschreven op een vod papier. Kom binnen. Ik blijf niet lang. Ga zitten en drink iets...koffie of zo? Heb je niets anders voor het einde van een laatste werkdag in de week? Eet je straks mee? Neen, ik blijf niet lang. Haar oudste dochter vertrekt zaterdagavond naar zuid Afrika en de jongste zegt dat ze b en s nog eens wilt terug zien. Het is al zolang geleden. Ik stel voor om iets bij ons te komen eten. We drinken een scheut Cubaanse rum en sterke koffie. De wind jaagt de regen tegen het vensterglas. Er zit iets zangerigs in, de wind, de regen en die drie vrouwen in dit huis aan de Achterstraat. Terwijl ik een sigaret draai gaat ze in de keuken het eten verwarmen. Eet je echt niet mee? Een proevertje en dan ben ik weg. Ontkurk dan een fles wijn. Ik breng glazen. Kom ik niet ongelegen? Neen. Voor een keer dat je komt. Ik heb vanavond niks anders te doen. Ik bel L om te zeggen dat ik hier blijf. Ik heb geen telefoon. Neem de gsm maar trek het niet te lang, het is duur. Waarom eet je geen pasta bij de saus? Omdat ik geen honger heb maar de saus lekker vind. We eten zwijgzaam. Ik eet zonder gebit. Er ontbreken twee snijtanden . Al drie weken. Ik heb geen voltandige mond nodig om hier binnen te komen. We kennen mekaar vijfendertig jaar. Zij was pas vijftien en de beste vriendin van mijn beste vriend. Daarna heb ik L leren kennen. En nu zit ze hier een nieuw leven op te bouwen. Mekaar vijftien jaar uit het oog verloren, en nu eet ik op een winderige regenachtige vrijdagvooravond tomatensaus met een stuk brood aan tafel bij haar met haar twee dochters. Even maar. Ik blijf niet lang. Trek je nog een fles wijn af? Waar is de aftrekker? Voor uw neus! Wat vind je van de muziek? Het is Ierse muziek. Zou je niet zeggen. Heeft het gesmaakt? Heerlijk. Nog een tas koffie? Ja, en een scheut rum. Drink er ook een. En we roken een sigaret na het eten. Het regent niet meer. De wind is ook gaan liggen. Het weer is in slaap gevallen. Misschien is het maar een indruk. Loomheid in de oren. Hoor je mij Warket? Ik heb mijn hoorapparaten aan en hou op met me Warket te noemen. Je weet dat ik daar een hekel aan heb. Nog een koffie? Neen. Nog een scheut Cubaanse rum. Warket, we worden zat. Hou op met me Warket te noemen! Ik vind die naam mooi. Je voorouders waren wellicht Kelten. Onze voorouders waren gelijk. Geloof jij in de schepping? Hou op met dat gefilosofeer. Dan begin je te fluisteren. Ik hoor je liever schreeuwen. Knor desnoods als een varken maar filosofeer niet tegen mij. Laten we dansen. Op afstand dan. Ik wil niet dat je me aanraakt. Laten we eerst nog iets drinken. En dan dansen we zoals indianen. De hond blaft. Hij-zij blaft. De kat, zo verwend dat monster! Ze pist in de bloembakken. Echt, echt waar. Het is woestijnachtig. Ik ga plassen. Ge komt nog terug? Wil jij ondertussen nog een sigaret voor me rollen? Er zat iets damesachtig in haar stap. Ze kwam terug en zei: ik heb zin om te wenen. Ween maar. Je hoeft je voor mij niet te schamen. Het is maar een omgekeerde lach. Het zal goed doen. We zaten aan tafel. Ze weende alsof het een eeuwigheid geleden was. Ik luisterde naar haar pijn, haar onzekerheden, haar eenzaamheid en wou iets doen. Meer dan alleen maar toekijken. Ik kuste haar hand als een dame en we deden een belofte aan de eeuwigheid. Zolang de slaap ons niet aanraakt zullen we niet slapen gaan. Zo heb ik haar in dit half mensenleven nooit gekend. Nooit op die manier samen geweest. Ik zei: je kan me vertrouwen. Ze weende en ik weende. Zij uit een zekere wanhoop, ik uit tederheid en het heeft haar goed gedaan. Daar ben ik zeker van. Later, veel later in de ochtend heeft ze in de zetel een deken over me heen gelegd en heeft ze me onzichtbaar een kus gegeven. Ik heb het gevoeld in mijn slaap.
Enkele uren later ben ik opgestaan en heb op een blad papier mijn dank betuigd aan de gastvrijheid die me toegekomen is. De wind is opnieuw komen aanzetten en halverwege zweeft de gedachte in mijn houten kop: Ik ben content geen azijnpisser te zijn, noch een parasiet van menselijk tekort. God-zij-dank weet ik nog altijd hoe merels de winter uitfluiten. Ik sterf wellicht aan een jeneverlach.
Reacties op bericht (2)
15-08-2007
Weet je, Titti
Het grote verhaal... na driekwart van een mensenleven...mijn toekomst is bijna verbruikt.
Warket-
15-08-2007, 18:34
Geschreven door warket
Weet je, Warket,
wat ik bij jou zo intrigerend vind; de taloze kleine verhalen achter het grote verhaal.Boeiend en heel apart geschreven.
15-08-2007, 15:04
Geschreven door Titipoes
Over mijzelf
Ik ben warket, en gebruik soms ook wel de schuilnaam warket.
Ik ben een man en woon in de wereld (de wereld) en mijn beroep is zien bouwen.
Ik ben geboren op 11/09/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: vanalles.