aan de rand van een opgedroogde vijver golfde het beminnen als zacht kabbelend water om me heen
van woorden onderweg die jij verplaatste van je handen naar de zachte zucht die ik zo stil luisterend naar me toe dichtte
jij fluisterde de zon en zachte zoenen in rood en wit en zomers blauw naar mijn slenterend hart en schouderliefde
naar de rillingen op mijn rug en de pluisjes in de wind
langs de rand van mijn ogen en het stil schreiend bankje
kerima ellouise ©
|