Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
14-12-2006
Vrije wil en noodlot
Hazrat Inayat Khan werd op 5 julie1882 geboren in Baroda, nu Varodada en stierf op 5 februari 1927 in New Delhi. Hij was de stichter van het Universele soefisme. Het soefisme werd door Inayat Khan losgekoppeld van de Islam. Het is een religieuze stroming waarin de denkbeelden van het soefisme verbonden zijn met het westerse denken en het is op zoek naar de Eenheid in Verscheidenheid. Het is een levenshouding die tot doel heeft de kloof tussen oost en west te verkleinen en de mens te laten zien dat de Ene niet daarbuiten is, maar in onszelf. We moeten het idee loslaten dat onze godsdienst de absolute waarheid is. Alle religies vertegenwoordigen een deel van de waarheid. Je kunt daarom gewoon christen, hindoe, moslim of iets anders zijn, voor het soefisme maakt het niet uit.
Vrije wil en noodlot
Het gaat er mee als met licht en duisternis: in werkelijkheid is er niet zoiets als duisternis; er is minder licht en meer licht. Alleen wanneer wij ze vergelijken, onderscheiden wij hen als licht en duisternis. Op dezelfde manier kan men vrije wil en noodlot beschouwen: het noodlot is altijd aan het werk met de vrije wil en de vrije wil met het noodlot. Zij zijn één en hetzelfde ding: het is een verschil in bewustzijn. Hoe minder men zich bewust is van die wil, des te meer zal men zich onderworpen voelen aan het noodlot. Dit deel van zichzelf dat wil heet, is een goddelijke vonk in zijn hart. Wanneer het denkvermogen de wil verbergt, dan waant hij zichzelf in de greep van de omstandigheden. Inayat Khan
U ziet hier enkele midwinterhoornblazers uit Oldenzaal.
De midwinterhoorn wordt geblazen in enkele delen van Oost-Nederland, vooral in Twente, en in Westfalen. Reeds in de tijd van de Germanen werd de hoorn geblazen tijdens de laagste zonnestand. Een gebruik overgenomen door de Saksen van de eerdere bewoners de Kelten. Waarvoor het diende is niet helemaal duidelijk, misschien om de boze geesten te verjagen van de ingezaaide velden.
Ook was het wel een waarschuwingssignaal bij naderend onheil.
Tegenwoordig heeft het de functie van de aankondiging van de geboorte van Jezus en wordt geblazen in de adventstijd tot de 6ejanuari van het nieuwe jaar.
At n daamp lankzaam trekt oaver n es en at zowat weer harfst het ewes, de beum de leste blaa lös loat en wie weer n advent in goat, dan loop wie n moal weer langs de schure en griept n mirrewinterhoarn van de mure.
De tied van t bloazen kump weer an veur alleman dee t wil en kan.
De leu loopt weer te hoop en heurt den oalen roop wied klinken oaver t land en argens an nen dannbosrand blös weer nen ander t wieder hen noar woar dr ene steet in t ven. Zo röp den een den ander too van t wichke en zien va en mo.
s Oavends in den oelen vlog met de steern al helder an de loch van den dreekönigendag is t leste moal at t bloazen mag.
Veur dizzen karst is t weer gedoan, wie könt weer noar de kökn goan
En hoarn geet weer noar de schure an n oalen spieker in de mure.
Maurice van Hessen
(uit: Bleekvenster, blad van de open oecumenische gemeente en de Vereniging van Vrijzinnige Godsdienstigen te Almelo)
Het gebeurde in de middeleeuwen, de tijd van epidemieën, hongersnood en crisis.Een pelgrim op doorreis werd door honger gekweld en klopte aan op de eerste de beste deur.Daar zaten net toevallig enkele families bij elkaar; ze zaten zich, uit armoede, te warmen aan hetzelfde vuurtje. De pelgrim begreep best dat de mensen doodarm waren en dat hij dus niet zomaar om wat voedsel kon bedelen. Hij stelde voor om een grote ketel soep te koken. Iedereen keek verbaasd op van dat voorstel, want voor soep heb je toch heel wat nodig! Dat bleek geen bezwaar, de reiziger beweerde alles bij zich te hebben in zijn rugzak. Al wat hij nodig had, was een grote ketel water. Goed, ze lieten het zich geen twee keer zeggen, ze haalden een reuze ketel water, en zetten die op het vuur. En toen haalde de man uit zijn rugzak: een steen. Nee, nee, geen gewone steen, zei hij, toen hij de vragende blikken zag, een echte soepsteen! Voorzichtig legde hij de steen in het water en nu maar wachten, vol spanning, vol nieuwsgierigheid. De soep zou gekruid moeten zijn, zei de man na een tijdje. Gelukkig was er nog wat zout in huis, en de buurvrouw had ook nog een blaadje laurier en een beetje Spaanse peper. Ze ging het halen. En toen maar weer wachten. Er moest eigenlijk een beetje vet bij, zei de man. En toen herinnerde zich iemand dat hij in de kelder nog wat soepvlees had staan. Ze zou ook nog wat gebonden moeten zijn, zei de man weer, want hij had in het voortuintje een aardappelplant zien staan. De knolletjes gingen erbij. Wat zou je denken van een paar worteltjes?, vroeg iemand plotseling. En iemand anders dacht er net aan dat hij nog een of twee rapen had liggen, verstopt onder het matras. En nog iemand kwam met een struikje prei. En de overbuurvrouw had nog een knolletje selderij en een handjevol bonen en een kleine savooienkool . En in korte tijd was het huis gevuld met een adembenemende geur. Daarna hebben ze gegéten, gegeten tot ze niet meer konden en nog was de soep niet op . Toen nam de pelgrim dankbaar afscheid en wou vertrekken. Je vergeet je soepsteen, zei iemand. Nee, die mag je houden, antwoordde de man, je kunt er nog honderd keren soep van koken, als je maar net doet als wij daarnet gedaan hebben. toch een wondersteen, zeiden de mensen toen de man de deur was uitgestapt.
Toen de pelgrim uit het gezicht verdwenen was, raapte hij een nieuwe steen op van de weg en stopte hem zorgvuldig in zijn rugzak.
(uit: Met rituelen het leven spelen, Brussel 1988)
Ik keek in de gouden heerlijkheid van een najaarslaan, het was of ik de goudene deuren wijd zag openstaan. Het werd mij, toen ik binnen ging, of ik door gouden gewelven liep: ik aarzelde even, ik ademde diep, diep van verwondering.
Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout doet wat verboden is. Ik sprak: "Zijn voor mij die gewelven gebouwd? Ben ik zo rijk, dat van louter goud de gang mijner woning is?" Toen sprak ik: "Deze gouden grot is immers geen mensenpaleis". Ik sprak: "Het is een betoverd slot, dat lang op sprookjeswijs geslapen heeft en stil gewacht op één die de poorten ontdekken zou, de dode gewelven wekken zou van 't huis dat ieder mensenhuis te boven gaat in pracht". Ik sprak: "Hoe ben ik zo rijk, zo rijk! Hoe ben ik zo rijk, mijn God! Welke aardse woning is gelijk aan dit, mijn sprookjesslot?" Trots, of ik een prinsesje waar, ging ik door 't goud; aan beide zijden stonden daar, schragend de gangen, hoog en zwaar, de zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn, hoe zullen daar de zalen zijn! Ik zag aan 't einde van mijn pad een kleine ronde poort, als blauw saffier in goud gevat; en haastig, vol verlangen, trad ik door de gangen voort.
Ik sprak: "Als bij mijn aankomst wijd die poorten openstaan, in welk een grote heerlijkheid zal ik dàn binnengaan? Indien van goud de gangen zijn, hoe groot moet mijn verlangen zijn de zalen in te gaan!"
Jacqueline E. v.d. Waals (zie ook in mijn blog: 'Het Geitenweitje'; 6 april 2006)
Hsing Yun werd in 1927 in de Chinese provincie Jiangsu geboren als Li Kuo-shen.. Hij werd auteur en redacteur en schreef in 1955 een biografie over Boeddha onder het pseudoniem Hsing Yun. Behalve onder deze naam, staat hij ook bekend als de wolk van compassie. Hij is een vooraanstaand persoon in het Chinese Mahayana Boeddhisme (een Boeddhistische stroming). In 1957 richtte hij een Boeddhistisch centrum op en in 1959 ondersteunde hij de Tibetanen in hun strijd tegen China.
In het vrijzinnige blad Ad Interim van augustus 2006 geeft Annerose Zelders commentaar op de volgende spreuk van Master Hsing Yun:
Onbewust zijn en bewustwording zijn slechts een gedachte van elkaar verwijderd. Het eerste veroorzaakt onbegrip, pijn en verdriet. Het andere inzicht, verlichting (je ontdoen van ballast), weten
-----------
Onze gedachten over iets dat ons overkomt, zegt zij, en vervolgens ons oordeel daarover, bepalen hoe we iets ervaren, niet de gebeurtenissen zelf. Of iets positief of negatief is, besluiten we zelf door onze gedachten, alleen zijn we ons daar meestal niet van bewust. Zouden we dat wel zijn, dan waren we in staat andere gedachten te creëren. Zij is niet van mening dat een gedachte de wereld kan veranderen, maar wel de wereld van onszelf. Door een veelheid van positieve gedachten ontstaat een energieveld. Het is een universele wet, dat alles wat we denken en dus uitzenden, ook weer bij ons terug komt. Voor gezond denken zouden we allemaal tijd moeten vrijmaken; hiervoor is een wilsbesluit en discipline nodig. Zij is van mening dat dit net zo belangrijk is als gezond eten en dat wij er zo mede voor kunnen zorgen dat er positieve veranderingen plaats vinden in de kwaliteit van ons leven en in die van de samenleving.Wij zijn scheppers en hebben de macht om te bepalen wat wij denken en voelen. Daar zijn we nog altijd zelf bij.
Paul van Vliet, Nederlands cabaretier en ambassadeur voor UNICEF werd op 10 september 1935 in Den Haag geboren. Na het gymnasium behaalde hij in 1963 de titel meester in de rechten aan de Rijks Universiteit van Leiden. Een jaar later richtte hij de cabaretgroep en de theatergroep Pepijn op. Hij creëerde vele typetjes. Hij stopte met grote shows in 2002. maar blijft nog wel spelen voor UNICEF.
Wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel? Als wij niet meer vertrouwen op houen van, wie dan wel? Als wij niet meer proberen om van fouten wat te leren, als wij t getij niet keren, wie dan wel?
Als wij niet meer zeggen hoe het moet, wie dan wel? Als wij niet meer weten wat er toe doet, wie dan wel? Als wij er niet in slagen de ideeën aan te dragen voor een kans op betere dagen, wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel? Als wij er niet mee komen met een plan, wie dan wel? Als wij er niet voor zorgen dat de toekomst is geborgen voor de kinderen van morgen, wie dan wel? Als wij onszelf niet dwingen een gat in de lucht te zingen, waar zij in kunnen springen, wie dan wel?
Op donderdag 26 oktober jl. kwam drs. Jacob Slavenburg naar Rijssen om een lezing te houden over het onderwerp: De Hermetische schakel. Drs. Slavenburg is cultuurhistoricus en auteur van vele gnostische en spirituele boeken. Hier een verslagje van deze avond.
Hermes Trismegistus (trismegistus betekent 3x groot), was waarschijnlijk een wijze mythische figuur uit het oude Egypte. Hij wordt wel gezien als drie verschijningsvormen van de god Hermes. Men denkt hierbij aan de Egyptische god Thot , de Griekse Hermes, en ook aan Mozes. Hermes is eigenlijk een eretitel voor wereldhervormers, wijze mannen op het gebied van de alchemie, magie, astrologie, heelkunde en botanica.(Vroeger studeerde je voor heelmeester (heel maken, één maken) nu studeer je geneeskunde.)De eerste hermetische geschriften dateren van ongeveer 300 jr. v.C.
Wat is de hermetische traditie? Het grondthema van deze traditie is: alles is met alles verbonden, alles is één. Het doet denken aan de New Age van tegenwoordig. Voor deze opvatting is nu weer veel belangstelling en er is dus eigenlijk een opleving van de hermetische traditie. Deze houdt in dat gebeden en hymnen worden gebruikt bij het zaaien en oogsten van gewassen en dat er wordt gekeken naar de juiste samenstand van de planeten e.d. Ziekten zouden kunnen ontstaan door bepaalde constellaties van planeten en daarom oogst men ter bestrijding daarvan, de planten die dan groeien. Er is een zeer grote verbondenheid met alles wat leeft. Alles moet in harmonie zijn. God de éne is de uitstraling van de kosmos. Dit idee is tegengesteld aan het leer van de orthodoxe kerk. In de hermetische gedachtewereld is God in alles aanwezig, daarom is er grote zorgvuldigheid en eerbied voor alles. De eerste christenen leefden nog in dit principe van eenheid, maar later kwam de tweedeling: God tegenover de mens. Voor elke godsdienst werd een eigen god bedacht. Zo zijn er, zegt dhr. Slavenburg, verschillende godsdiensten naast elkaar ontstaan. Maar er is iets in elke godsdienst, iets wat het menselijk begrip te boven gaat en dat kun je verschillende namen geven ,zoals God, Allah of Brahman. De oudste hermetische traditie werd eerst weergegeven in korte uitspraken, waarvan later leringen werden gemaakt. Dit gebeurde ook met de bijbel. Eerst zijn de woorden van Jezus harde, kernachtige uitspraken. Later werden hier verhalen omheen gemaakt. Het Thomasevangelie bijvoorbeeld, dat gevonden werd in Nag-Hammadi in Egypte, in 1945, bevat 114 uitspraken die je later ook weer in verhalen in de bijbel tegenkomt. Deze korte, krachtige uitspraken spreken vaak veel meer aan dan de verhalen er omheen, want je kunt ze onthouden en ze worden voor de mens wegwijzers en handvaten. De hermetische traditie was zo algemeen dat ze samenvloeide met de Griekse en ook de joodse en christelijke leer. Er waren scholen in Alexandrië waar je kon worden ingewijd in magie, alchemie enz. Dat waren leringen en hulpmiddelen om tot de innerlijke weg te komen. De grondstelling was: Zo binnen, zo buiten; zo boven, zo beneden. Alles komt van binnen uit. We zijn allen één. De ziel doet in dit leven bewustzijn op. Bij het sterven voegt de ziel weer iets toe aan het grote geheel. Zelfkennis is geen oppervlakkige kennis van jezelf, maar graven in je ziel. Het doel is het onbewuste, bewust te maken. Het is weinigen gegeven om in één mensleven dit te realiseren zegt de heer Slavenburg. Het principe van reïncarnatie en karma was in die tijd dan ook gemeen goed. Als Alexandrië in ongeveer 400 n.C., mede door de invloed van het christendom, ophoudt het cultureel centrum te zijn, gaan er veel geschriften verloren, veel werd verbrand, maar niet alles. Een deel bleef bewaard in Arabië, waar men bijzonder geïnteresseerd was in magie, botanica, alchemie en zelfkennis. In 1453 kwam, via de Turken, het zg. Corpus Hermeticum in Italië terecht. In Florence kwam, vooral door invloed van het geslacht De Medici, die naast bestuurders en militairen grote culturele minnaars waren en geïnteresseerd in Plato, een Hermetische academie. Anderhalve eeuw is het de leidende culturele stroming geweest. Hermes werd gezien als de leermeester van Plato en ook als de bron van het christendom. Het hermetisme werd niet als een gevaar voor het christendom gezien. Het gaf een positieve kijk op mens en wereld. De mens mag de beeltenis van de Éne dragen en naar buiten uitstralen. Het mannelijke en vrouwelijke zijn één. De vrouw is de gelijke van de man. God is van beiderlei kunne. Twee zullen één zijn. Ook Jezus zegt dat in het N.T. De goddelijke wet is, dat de twee de eenheid presenteert. In de tijd van de renaissance maakte dat diepe indruk op de mensen die daar gevoelig voor waren. Dit duurde tot de tijd van Descartes en Newton toen de wetenschap opgesplitst werd in een groot aantal stukjes. Hermes werd tot ketter verklaard. Toch verdween het hermetisme niet. Het bleef leven in verschillende stromingen, zoals de rozenkruisers, de theosofie en de vrijmetselarij.
Jacob Slavenburg eindigde deze interessante lezing met: Hermes is weer terug van weggeweest. We beleven een hermetische renaissance welke ook zichtbaar wordt in de fysica, waar men ontdekte dat de instelling van de onderzoeker van invloed is op de uitkomst van het onderzoek. Het kleinste deel bleek zowel energie als materie te kunnen zijn. Alles is gevuld met energie, daardoor sterft nooit iets echt in de kosmos.
Frank William is 61 jaar en sinds 1997 directeur van de NMO (Nederlandse Moslim Omroep). Hij wordt beschouwd als een uitgesproken liberale moslim waarvan de programma's van de NMO een weerslag zijn. Hij is een bijzonder impulsieve man die kritiek op zijn handelen niet duldt en die ook verschillende malen in opspraak is geraakt.
In de Gids, het programmablad van de NCRV voor televisie en radio, stond in het nummer van de week van 16-22 september een gesprek, geïnspireerd door bijbelteksten, van Jaap Friso met Frank William in de rubriek Het hoogste woord.
In dit artikel zegt hij o.a. het volgende:
Als ik als moslim naast een christen en een jood aan het bidden ben, dan bidden we tot dezelfde God. Dat is de kracht van God, hij ziet de verschillen niet en kan naar iedereen tegelijk luisteren. Mijn ouders waren toevallig islamitisch en daarom ben ik nu moslim. Niemand kent het ware geloof, daar blijven mensen uit alle religies altijd naar zoeken. Iemand die zegt een echte moslim te zijn, die zegt maar wat. Je kunt dat niet meten. Het enige waar je op af kunt gaan is de integriteit van mensen. God is voor mij alwetend en almachtig en de grootste plannenmaker die er is. Hij weet hoe hij de dingen moet regelen. Al geloof ik niet, zoals veel andere moslims, dat alles is voorbestemd. Na God is de mens het hoogste wezen, hoger dan een engel, en dat betekent dat we een grote eigen verantwoordelijkheid hebben. We hebben invloed en hoeven niet te doen wat God ons gebiedt.
De Vlaamse dichteres Alice Nahon werd op 16 augustus 1896 in Antwerpen geboren en overleed ook in deze stad op 21 mei 1933. Zij publiceerde drie dichtbundels, Vondelingskens, Op Zachte Vooizekens en Schaduw, waarin zij in eenvoudige taal haar liefde voor de natuur, haar geloof, haar eenzaamheid en haar verlangen naar geluk beschreef.
t Is goed in t eigen hert te kijken
nog even voor het slapen gaan,
of ik van dageraad tot avond
geen enkel hert heb pijn gedaan.
Of ik geen ogen heb doen schreien, geen weemoed op een wezen lei; of ik aan liefdeloze mensen een woordeke van liefde zei.
En vind ik in het huis mijns herten dat ik één droefenis genas, dat ik mijn armen heb gewonden rondom één hoofd, dat eenzaam was ,
dan voel ik op mijn jonge lippen
die goedheid lijk een avondzoen t Is goed in t eigen hert te kijken en zó zijn ogen toe te doen. Alice Nahon
Leert van de slak, het traagste van alle dieren. Natuurlijk ze is langzaam en de deugd of de kunst van wendbaarheid is zeker niet haar sterkste zijde. Als alle dieren allang zijn uitgebruld van het lachen hoor je haar nog snotteren in haar huisje. Ze lijkt geschapen op de allerlaatste scheppingsdag, toen God moe werd en na de mens nog een laatste restje met trage hand tot leven riep.
Maar weet je wat mens en dier vergeten? De slak keert nooit terug naar huis. Ze sjouwt haar sober woonverblijf altijd met zich mee en hoeft daarom niet van huis te gaan om haar weg te vervolgen. Met eindeloos geduld gaat ze haar weg, en bij nader inzien is haar traagheid veel meer een wel-doordachte keuze. Ze ziet en voelt de dingen al van verre en ze gaat er langzaam maar zeker op af.
En terwijl de vogels boven haar lijfelijk dak het heen en weer hebben vanwege de kruimelzorg voor heden en morgen, kruipt zij maar verder met huis en haard en denkt: kom ik er morgen niet, dan overmorgen en anders ooit.
En terwijl ze nauwelijks zichtbaar, verder komt, laat ze een zilver spoor na: voor de haastigen die het doel zijn vergeten... Jan van Opbergen
Priester-dichter Jan van Opbergen werd op 5 april 1930 geboren in Overloon en overleedop zeven februari 2003 in Amsterdam.