Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
02-08-2006
De Oneindige openbaart zich uitsluitend in het gelaat van de ander
De meeste ellende doen de mensen elkaar aan
Gerrit van Schuppen (88) uit Wierden, een dorp de buurt van Rijssen, maakte de oorlog mee, de hongerwinter (44-45) en de watersnoodramp in 1953 in Zeeland. Hij is door de jaren heen overtuigd geraakt van de grote speling die God de mensen geeft voor eigen handelen. Naar aanleiding van zijn zestig jaar predikantenjubileum verscheen in De Twentsche Courant Tubantia een interview met hem van Hans Brok. Hieronder volgen een paar uitspraken van Van Schuppen.
Wat me de laatste jaren echter heel duidelijk is geworden, is dat de mens vrij is om te kiezen. Binnen bepaalde kaders uiteraard. Onze lieve heer is het waagstuk aangegaan om te zeggen, jongens, ga je gang maar. Dus we kunnen onze gang gaan. Hij doet er niks tegen. De opvatting was dat God alles regeert. Maar dat klopt natuurlijk van geen kant. Ik heb door de jaren wel zes of zeven godsbeelden gehad. Overal neem je wat van mee. Een van de laatste is dat God een enorme speling geeft en hooguit hier en daar een duwtje geeft. De mens heeft grote vrijheid en verantwoordelijkheid. Daar doet hij ontzettend veel goede dingen mee; denkers, schrijvers, noem de hele bups maar op. Maar telkens komt toch weer die andere kwade kant boven dat is een tragiek. Waar het op neer komt is, dat je een beetje geloof moet houden dat het op zijn pootjes terecht zal komen. Maar vraag niet hoe. Want bij tijden twijfel ik aan alles. Aan alles. Zoals Gerard Reve zei: wordt het nog wat, het koninkrijk van u.(zie op mijn blog: Dagsluiting). Dat soort twijfel. Geloof is een zekere weggedrongen twijfel. In zijn preken (hij preekt nog steeds af en toe) is een van zijn stokpaardjes de griezelige nadruk die er vaak ligt op God die alles doet en bestuurt.
Van Schuppen: Het gaat om onze verantwoordelijkheid en hoe wij met elkaar omgaan. Ik zie altijd een stuk ethiek in het verlengde liggen. De laatste jaren heb ik me veel bezig gehouden met de filosoof Levinas. Die zegt: de Oneindige openbaart zich uitsluitend in het gelaat van de ander. God zelf komt daar niet bij aan te pas, hij laat zich door het menselijke bewustzijn niet in kaart brengen.
Kaj Munk werd geboren op 13 januari 1898 in Maribo (Denemarken) en stierf op 4 januari 1944 bij Hörbylunde. Hij was priester en een begaafd predikant, journalist, dichter en toneelschrijver; wars van dogmatisme en scholastiek. Op nieuwjaarsdag 1944 hield hij zijn laatste preek, waarin hij zich verzette tegen de Nazis. Drie dagen later werd hij door hen opgepakt en doodgeschoten.
Dit ben jij zelf Kaj Munk, die in januari 1944 door de nazis werd vermoord, omdat hij liever staande stierf dan geknield te leven, heeft ooit eens de in Rome verdwaalde Petrus rondgeleid door de Sint Pieter.
Terwijl hij naar het hoogaltaar wees, fluisterde Petrus angstig: Daar gaan ze straks toch mensen offeren? Toen hij merkte iets verkeerds te hebben gezegd, stamelde de apostel blozend: Is dat hier dan geen tempel voor Jupiter? Munk antwoordde, dat het Petrus eigen kerk was. Jupiter heeft geen aanhangers meer moet je weten. Dit hier zijn allemaal christenen, al die mensen die daar op de banken klimmen, omdat de garde eraan komt. Bij het binnenkomen van de paus kwamen er tranen in Petrus ogen. Petrus: O, wat ziet hij er goed uit, wat ziet de keizer er goed uit. Munk bits: Maar dat is de keizer niet, Simon Petrus; we leven niet meer in die tijd. Dit is de paus, ja kijk eens, ja dit ben jij zelf, begrijp je, hij daar in die draagstoel moet jou voorstellen.
De apostel had toen zn gezicht in zijn handen verborgen en was weggehold. Tot grote opluchting van de enkele kardinaal, die meende hem te herkennen.
(uit een artikel van Loes van Lennep in HN/Magazine van 1985)
Jac. van Hattum werd geboren in Wommels in Friesland, op 10 februari 1900 en overleed in Amstelveen op 19 augustus 1981. Hij was dichter en schrijver en werkte mee aan tijdschriften. Als onderwijzer heeft hij lang in Amsterdam gewoond. Hij was bevriend met de dichters E. Hoornik en G. den Brabander. In zijn schrijven had hij scherpe kritiek op sociale toestanden en onwaarachtigheid in de maatschappij. Ook schreef hij sprookjes en verhalen, die vaak speels waren met een sarcastische inslag.
Geen dag kan zo beginnen
Geen dag kan zo beginnen als deze dag begon; ik kwam mijn kamer binnen en daar was enkel zon.
De klok was staan gebleven, maar ik vroeg naar geen uur;
De tijd was opgeheven, daar was slechts licht en duur.
En duur en licht en luister; de winter was voorbij;
in rouwfloers sloop het duister en vluchtte weg van mij.
De zon, op drup en perel, viel over knop en tak; en voor me zong een merel op buurmans pannendak.
Geen dag kan zo beginnen als deze dag begon; ik kwam mijn kamer binnen en daar was enkel zon.
In een dorpje, ergens op het platteland van Rusland, leefde een vroom man. Veel uren bracht hij door in gebed en overweging van Gods woord. Eens verscheen hem in de slaap een engel. De engel vroeg hem of hij God wilde ontmoeten.
Niets liever dan dat, antwoordde de vrome, als God mij daartoe waardig acht.
Ga dan morgen naar het grote kruispunt, even buiten het dorp, zei de engel, en rond het middaguur zult ge God ontmoeten.
De man was er, uren te vroeg en in zijn beste pak. Maar God zag hij niet. Teleurgesteld ging hij naar huis. Tot zonsondergang had hij gewacht, maar niemand gezien, geen God, geen mens. Alleen een boer, die lange tijd bezig was geweest het wiel van zijn wagen te repareren. De vrome man had hem niet kunnen helpen, want hij wachtte op God, die er volgens afspraak al had moeten zijn.
Die nacht kreeg de vrome opnieuw een verschijning, Geen engel nu. Hij herkende de gestalte en het gezicht van de boer, die met zijn wagen in moeilijkheden was geraakt. En deze vroeg:Waarom heb je mij niet geholpen? Ik had je toch opgeroepen omdat ik je nodig had, gistermiddag rond het middaguur, op het grote kruispunt even buiten het dorp?
Vanaf die dag is de vrome vromer geworden. Wel hield hij minder tijd over voor zijn gebed en overwegen van Gods woord. Want onderweg naar huis werd hij steeds vaker opgehouden door God.
Abraham Eliazer van Collem werd op 13 oktober 1858 geboren in Rotterdam en overleed op 3 november 1933 in Heemstede. Zijn gedichten waren vaak joods religieus, filosofisch en socialistisch. Hij was een aardige, rustige man, vol humor, die niet streefde naar roem of bekendheid maar als doel had het bewustwordingsproces van bestaand onrecht en de komst van een betere toekomst bij het proletariaat op gang te brengen.
God is een vrolijkheid in ons, een lach, een rust, een nimmer uit te doven zekerheid dat Hij omheen ons is. God is het zijn, het voelen dat wij zijn, een zijn van bomen, bergen en het licht, van wolken, sterren, eeuwge nachtzee.
God is het woord waarin wij zeggen, zee en aarde, diepte, hoogte en afgronden. God is de atmosfeer waarin het Al, waarvan wij woorden maken, staat geschreven.
Simon Blackburn (1944)is hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Cambridge. Daarvoor bekleedde hij een leerstoel aan de Universiteit van North Carolina.
Van 1984 tot 1990 was hij redacteur van het filosofietijdschrift Mind.
Hij is de schrijver van de boeken: Denk! Filosofie en de grote vragen van het leven, Goed leven, en van Spreading the World, The Oxford Dictionary of philosophy, Ruling Passions en Truth.
Wie heeft de waarheid in pacht ?
Zaterdag 8 april jl. vond de vijfde Nacht van de Filosofie plaats in Felix Meritis in Amsterdam.
Het onderwerp was Op zoek naar de waarheid.
Eregast was hoogleraar filosofie aan de universiteit van Cambridge , Simon Blackburn.
Deze besprak de twee waarheidskampen in de filosofie. Het ene kamp van de absolutisten en het andere van de relativisten. De absolutisten, waarvan Plato de stamvader is, hechten veel waarde aan de waarheid, objectiviteit en redelijkheid. In onze tijd is Iris Murdoch daar een voorbeeld van.
De relativisten hebben als stamvader de Griekse sofisten Georgias en Protagoras. Zij hechten veel waarde aan tolerantie. Zij geloven niet in een objectieve, absolute waarheid. Een eigentijdse relativist is Richard Rorty. Geen van beide kampen, zegt prof. Blackburn, heeft de waarheid in pacht.
Relativisme is even erg als dogmatisme. Beide gaan het gesprek met de ander uit de weg.
Dogmatisten willen niets weten van andere meningen en relativisten zeggen: Ieder zijn mening.
Beiden maken het gesprek onmogelijk.
Relativisme vindt hij gemakzuchtig en irritant en hij lichtte dat toe met de volgende anekdote:
Een vriend van mij ging naar een forum over ethiek. In het panel zaten vertegenwoordigers van de grote godsdiensten. Eerst sprak een boeddhist over verlichting en manieren om je begeerten tot rust te brengen. De Panelleden reageerden met: Wauw! Geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. Vervolgens sprak de hindoe over reïncarnatie. En iedereen zei:Geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. Dat ging zo verder, tot een priester aan het woord kwam en sprak over Jezus, de verlossing en het eeuwig leven. Enweer zei iedereen: Wauw, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. De priester sloeg op de tafel en schreeuwde: Nee, het gaat er niet om of het voor mij werkt. Het is het ware woord van de levende God en als jullie er niet in geloven, zijn jullie allemaal veroordeeld tot de hel. En iedereen zei: Wauw, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is dat goed.
Blackburn vindt dat het mogelijk is om tolerantie waardevol te vinden en tegelijkertijd de relativistische gedachte te verwerpen dat waarheid een puur persoonlijke kwestie zou zijn, een kwestie van smaak.
(Uit het dagblad Trouw, naar een interview van Sjoerd de Jong, adjunct hoofdredacteur van de NRC, met Simon Blackburn)
Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd op 4 mei 1891 in Velp geboren en overleed op 16 november 1958 in Amsterdam. Jobs, zoals hij daar genoemd werd, was journalist en werd, aangemoedigd en geïnspireerd door zijn vriend A. Roland Holst, die hij in 1913 leerde kennen, tot het schrijven van gedichten. Van zijn omvangrijke oeuvre verscheen de laatste bundel 'Winter-Aconiet' postuum in 1961.
Een morgen ben ik zeer vroeg opgestaan
en zie de bloemen, halmen, grassen staan in een zo helder eigenaardig licht of zij daar nog niet lang alleen zo staan maar iemand juist van hen was heengegaan,
zoals men een gezelschap binnentreedt in stilte, en weet dat er gesproken is maar niemand wil zeggen wat het was.
Er wordt tegenwoordig veel gepraat en geschreven over Ietsisme.
Zonder een bepaalde religie aan te hangen, gelooft een ietsist dat er meer is tussen hemel en aarde dan de zintuigen kunnen waarnemen. Een kracht of energie die invloed op het leven heeft. Het is een vorm van religieuze vrijzinnigheid of religieuze onkerkelijkheid las ik ergens op internet.
S.W. Couwenberg, hoofdredacteur van het blad Civis Mundi en oud hoogleraar staats- en bestuursrecht omschrijft het zo: Achter de verschijnselen gaat in dat besef een mysterieuze werkelijkheid schuil die verwijst naar iets dat buiten en boven de zichtbare werkelijkheid uitgaat.
Uit een opiniepeiling in het dagblad Trouw van oktober 2004, bleek dat 40% van de Nederlanders gerekend konden worden tot Ietsist.Waarschijnlijk is dat aantal intussen nog wel wat toegenomen.
Het volgende las ik in het tijdschrift Mens en Tijd nr. 13 van mei 2006
Niets is meer dan iets
Wanneer men beseft dat het geloofsdenken niet in staat is adequaat over God te spreken, moet men ook gaan inzien dat allerlei beelden van God ook niet voldoen. Het beeld van God als Iemand die dingen wil of mensen vergeeft is net zo min adequaat als allerlei dogmatische uitspraken over God. Het zijn steeds ideeën en verbeeldingen van mensen.
Het zijn mystici geweest die dit steeds hebben ingezien
Voor hen zijn begrippen en beelden met betrekking tot God hoogstens verwijzingen, maar nooit passende omschrijvingen of adequate beeldende weergaven. Men kan slechts spreken van een noch begripsmatig, noch beeldend weer te geven Mysterie. Men kan dat ook als Niets aanduiden, dat wil zeggen een niet-iets. Maar dit Niets is niet niets, maar de Grond van al wat er is.
Niets is derhalve meer dan iets. R.M. Nepveu (godsdienstwetenschapper en actief op rel. humanistisch terrein)