Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
en de vrouw schrijft haar verhaal op het doek van pijnlijk treffen waar ze als moeilijk bij haar komt vlug haar tranen mee weet te drogen
de sporen die ze achterlaat worden kleine scheurtjes van verdriet ze klemmen zich angstvallig vast aan de geweven draden van de zekerheid steeds meer letsels blijven plakken ieder met zijn eigen wonde ze spreken met de taal van verder gaan krabben bedekken het ergste leed maar soms begint eentje te bloeden een rode draad loopt door het verhaal
nieuwe spinsels nestelen zich in het stof het wordt een wirwar van gesponnen miserie een rode draad die steeds verder kleurt
weet je nog de woorden die ik ooit schreef hoe we beiden tranen huilden om ons kind je tranen werden stilaan gouden parels met de glinster van de trots het missen bracht soms een wrang gevoel en nu het weerzien om de hoek komt kijken huil je weldra stromen van geluk
hoe graag zou ik de tranen van je stelen en niet meer huilen met de dwaze kuren van het opgekropt verdriet heel diep in mij zit het verwerken nog steeds zo pijnlijk vastgeroest ik zou beter moeten weten en tranen huilen van geluk om het dapper zijn dat met hem groeit
maar mijn kraan blijft water geven aan de beek gevuld met pijn iets verder staat de beek van het geluk hij is volledig opgedroogd
is het echt nog maar een jaar geleden dat een grijze mus de tafel dekte de gewoonte zijn jas aandeed en verlegen in de schoenen stapte ze leek op niets bijzonders eentje van de te vergeten soort zo doodgewoon en soms een beetje saai leefde ze van dag tot dag
stilaan kwam de ontdekking met woorden van geloven naast haar staan het musje begon zo waar te blozen de grijze tinten stapten in de regenboog het zelfvertrouwen streelde haar kunnen een nieuwe ik kwam in haar wonen
het musje dekt nog steeds de tafel met alle letters gedompeld in een woordenbad ze speelt met zinnen en als ze haar lezers mag geloven zijn haar kopjes en haar borden nu kleine stukjes poëzie
Met dank aan iedereen die hier komt lezen en een steun voor me is om verder te schrijven. Een jaar geleden schreef ik heel onzeker mijn eerste gedicht
Als een schalkse ruiter in het ritme van galop hoorde je hoe hij naderde hij greep je bij de keel je kon niet anders dan als een lijdend voorwerp achter hem aan hinniken je voelde hoe sprakeloos je meester werd woorden van niet zeggen werden achtergelaten als gewiste sporen in het zand je toekomst werd een storm van razernij toen besef je de spiegel van eenzame ruiter gaf
je ogen hebben glans verloren en je blik kijkt door een dichte mist een boek heb je reeds dichtgeklapt gekleurde letters komen nooit terug wat doe je met de herfstbladen in al hun kleur en pracht en de hemel, zee en bergen neem je ze mee in het nieuwe boek
je blik zoekt naar woorden ze blijven steken in mijn keel wat je vraagt kan ik niet geven ijspegels bevriezen in je ogen zelfs mijn warmte kan ze niet ontdooien ik wil zo graag de redder zijn die kilte dooft en fonkel weer doet groeien
maar een zwarte raaf krast zijn verhaal als twee drenkelingen klampen we ons vast aan de nevelsluiers van je bestaan
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren