Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
liefde neemt haar bij de arm samen sterk bezorgd knijpt hij in haar hand kan ze dit wel aan
voor de allerlaatste keer staat de kist van rust haar op te wachten met gebogen hoofd ontmoet ze de massa een zee van mensen gaat aan haar voorbij stille woorden zinken langzaam in het niets nu haar verdriet afscheid neemt van wat zo dierbaar is
het wordt de laatste reis zijn levensweg is nu volbracht
tot ooit nog eens aan de overkant komt zo pijnlijk dicht bij haar
moet hij zich jarig voelen nu vandaag als een mes van pijn de brokstukken van die ene dag weer uit de mesthoop kruipen
hij had ze nochtans met het afval als restletsels op de compost gegooid hopend dat ze bij het verteren als gescheiden korrels verder gingen zonder de pijnscheuten van het verdriet
nu staat hij hier bij het niet verwerken de maden kijken hem glimlachend aan zingen speciaal voor hem het lied van lang zal hij leven in zijn tweede leven
hij klopt het jarig zijn van zich af graaft ijlings tussen de verrotte bladeren en stampt het in een diepe kuil
haar gebogen hoofd trilt van emotie voorzichtig neemt ze het in haar handen met een kwart draai naar links mag het rusten op de stapel van de zwarte rouw
de uitgestrekte hand heeft ze gegrepen maar het afscheid speelt de verkeerde rol nu wil hij berouwvol vluchten doch haar verdriet grijpt hem bij de kraag dit is niet wat ik van je verwachtte snikt ze met bevende stem
het verstand heeft hem reeds verlaten verwrongen ligt het lichaam op de koude vloer ijskoud gevoel kruipt vanuit de voegen zo indrukwekkend vlug naar het hoofd woorden blijven halverwege steken nu de lippen krampachtig niet verroeren de ogen staren wezenloos in het niets het lichaam mag nog even leven maar afscheid nemen kan ze niet
bang verdringt ze haar gedachten het onvermijdelijke probeert ze weg te duwen haar hart kan het ritme niet meer volgen nu de tonen angstig vertienvoudigen
dan komt ze bij het huis de loodjes liggen in de vroege duisternis geduldig op de laatste stap te wachten het voelt zo anders nu de dood voor de deur de boeken sluit
haast je weet hij haar te zeggen ik heb op jou gewacht de koude nevelslierten komen stilaan binnensluipen nog even en het is voorgoed gedaan
het afscheid neemt je bij de hand ik laat je nu met hem alleen weldra sluit ik zijn ogen voor de laatste keer dan ben ik weg en mag je tranen rouwen
op een dag staat de dood haar op te wachten ze begrijpt niet echt wat hij bedoelt loopt al pratend verder op haar weg tot hij plots op haar schouder tikt
schrik niet ik heb het niet op jou voorzien toevallig kom ik je hier tegen het grijpt me naar de keel hoe vrolijk nog naast je staat nu ik op weg ben naar je ouderhuis
samen zie je ze zitten netjes op een rij letters wachten op woorden er is de kriebel binnen in je verlangt naar een gedicht maar woorden zijn soms koppig laten je al eens in de steek
je gevoelens willen pronken zinnen lezen op papier gedachten staan te dringen vertellen wat hen stoort hoe moet je het verwoorden voor een keer schrijf je geen gedicht
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren