Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
stilzwijgend keek de engel naar omlaag gegrepen door de pijn die ze zag kwam schuld naast haar staan
de jongen vocht zijn strijd geplaagd door muizenissen pijnigden spinsels zijn gevoel de zwarte weduwe die langzaam in hem kroop maakte dat hij stilaan een slachtoffer werd van het oorlogsveld waar opgeven in de verte victorie kraaide
de vleugels van de engel raakten het verdriet dit heb ik niet gewild mompelde ze verbouwereerd ze zocht naar troost keek naar woorden die verschrikt rechtsomkeer maakten
hij kraakte haar vleugels nu opgekropte woede uit hem vloog
nu zijn hoofd van barsten spreekt de onrust in hem kruipt schreeuwt hij onmacht uit zijn lijf voelt hij zich zo onbegrepen
nu zijn kunnen is gehalveerd de toekomst bange nevelslierten brengt angst om de hoek staat toe te kijken kruipt hij langzaam in zijn donker hol
nu het verdriet haar moeder zijn verstoort de zielenpijn zo knagend in haar woont het schuldgevoel krampachtig bij haar blijft kneedt ze emoties om tot een gedicht
ze is een vrouw verstrengeld in de seizoenen langzaam ontwaakt ze uit haar winterslaap wrijft de pijn uit haar stramme ledematen en kijkt hoopvol om zich heen
haar verwarde gedachten ontkiemen zoals zaad dat nooit zal sterven in de aarde geduldig wacht tot een droom weer waarheid wordt en een nieuwe lente van verlossing spreekt
alleen de tijd zal haar leren of nieuwe bloesems helend zijn de wereld raakt stilaan in bloei als een bloem bloeit ze voorzichtig open
er loopt een kronkel door zijn hoofd als een eigenzinnige bocht zaait hij dwarsbalken langs zijn baan hij zit klem weet niet waar naar toe wringend probeert hij eruit te kruipen
het botsen krijgt hem kapot hij krijst woorden zonder zin valt in de herhaling tiert in zijn onmacht kan geen halt meer roepen
een vogeltje vliegt tot bij mijn boom heel voorzichtig zou hij durven ja hij komt wat dichterbij kijkt me aan met van die oogjes ze spreken de taal van vergeef het mij fluisterend, zo verlegen zingt hij zijn sorry lied
geloof me dit is niet wat ik wil maar wie ben ik een kleine vogel dat zo graag zijn nestje bouwt
klapwiekend met zijn vleugels vliegt hij weg van mij het laatste takje van de hoop dat kleine beetje dat nog rest neemt hij met zich mee
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren