Dit blog wordt regelmatig bijgewerkt - this blog will be updated regulary
Beste lezer, mocht u onverwachts grammatica foutjes tegenkomen in de reportages/verhalen op dit blog, bij deze mijn verontschuldiging, Wayn, Storyteller
Dear reader, if you encounter, unexpectedly grammar mistakes in the reports / stories on this blog, my apology, Wayn, Storyteller
NIEUW BOEK VAN WAYN PIETERS ''SURUCUCU' BESTELLEN ramblinwayn@home.nl
PLOT: Tonho gaat op zoek naar de moordenaar van zijn vader Lirio, omgebracht voor ruwe diamanten. Hij raakt verzeild in een wereld van intriges, moord en komt in bezit van een schatkaart. Het avontuur begint in Rio de Janeiro. Via de Mato Grosso en junglestad Manaus komt hij tenslotte terecht in Novo Mundo, Pará, waar 258 jaar geleden een goudschat begraven werd. Dit is ook het gebied van de Mundurucu-stam, met hun mysterieuze wereld en het woud van de Surucucu slangen, het metafysische van Amazonas. Het verhaal geeft een visie op de Braziliaanse samenleving en vraagt begrip voor het Indianen-vraagstuk.
BIOGRAFIE: Wayn Pieters (1948) werd geboren in Maastricht. Naast auteur is hij kunstschilder en singer-songwriter. Sinds 1990 bezoekt hij Brazilië, waar hij vele reizen ondernam en in 1995 een bezoek bracht aan de Xavante Indianen in de staat Mato Grosso. Zijn oom, pater Thomas geboren 1921 Maastricht, Nl - overleden 1998 Tangua, Brazil, die 40 jaar in Brazilië werkte, omschreef hem ooit: ‘Op zijn reizen door Brazilië wordt Wayn geleid door een mystiek gevoel van broederlijke verbondenheid met ras, bloed en bodem.’
BOEK WAYN PIETERS: XINGU, DE INDIANEN, HUN MYTHEN mythologische verhalen der Xingu Indianen- midden-Brazilië vert. van uit Portugees/uitg. Free Musketeers - Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel 'DE TRIBUNE' aan de Kapoenstraat te Maastricht
Op zoek naar de Ware Ziel van Brazilië - Het alternatief
09-02-2011
INDIANEN PROTESTEREN TEGEN BOUW BELO MONTE DAM IN XINGU
Raoni
Honderden indianen hebben in de Braziliaanse hoofdstad Brasilia geprotesteerd tegen het plan een waterkrachtdam in het Amazonegebied te bouwen. Volgens de actievoerders komt door de aanleg van de Belo Monte dam ruim 500 vierkante kilometer land onder water te staan.Ongeveer 50.000 indianen en boeren zouden van hun grond worden verdreven. "We willen Belo Monte niet, want die maakt een eind aan onze rivieren, het oerwoud en ons leven'', zei het inheemse stamhoofd Raoni Metykire in Brasilia. De actievoerders overhandigden een lijst met de handtekeningen van ruim 600.000 tegenstanders van het project aan de minister van Energie, Edison Lobao. De bewindsman toonde zich niet onder de indruk. Hij zei dat de bouw van de dam snel gaat beginnen. Xingu indianen in Brasilia
Verder zei de minister dat de mensen die door het project worden getroffen compensatie krijgen. Ook krijgen bewoners die moeten vertrekken, een aanbod om zich elders te vestigen. De dam moet in de Xingú-rivier in de deelstaat Pará komen, vlakbij de stad Altamira. Volgens de Braziliaanse regering kan de Belo Monte dam ruim 11.000 megawatt elektriciteit leveren. Dat is goed voor 23 miljoen huishoudens. Ook zou het project voor 18.700 directe banen zorgen. De aanleg kost 10.6 miljard dollar (7,7 miljard euro). Na de Chinese Drieklovendam en de Itaipudam, die wordt beheerd door Paraguay en Brazilië, moet Belo Monte de grootste waterkrachtdam ter wereld worden.(anp/odbs)
op de poster president Dilma: 604317 personen zeggen: stop Belo Monte
TRAGEDIE IN HET BERGPARADIJS - + korte column van wayn
Dodendal door regens in RJ gestegen tot 610
16/1/2011 10:17, Por Roberto Samora, com Reuters - de São Paulo uit de
Valmir França da Matta chora depois de participar do resgate do corpo de seu filho, Marcos Vinicius, 9 anos, vítima de um deslizamento.
Valmir França da Matta huilt na dat hij deelnam aan de reddingsoperatie van het lichaam van zijn 9 jarige zoon, Marcos Vinincius, slachtoffer van de aardverschuiving
Het doden aantal in de berg-regio van Rio de Janeiro als gevolg van de regens is gestegen tot 610, dit volgens het secreteriaat van gezondheid en burgelijke bescherming. De laatse 12 uren werden 12 slachtoffers geregistreerd. Meer dan 10 duizend mensen zijn dakloos of verplaats, volgens gegevens van de regering.
'...De tragedie in de bergen achter Rio is geen duivelswerk. De regen die in een dag viel was meer dan die van een maand. De natuur is gekwetst, de goden zijn woest, maar op wie? Op de vernietigers van de natuur, wereldwijd. Het verbruik van gassen, de uitlaten van gemoderniseerde fabrieken, de kap van gote bossen. Zolang geld de hoofdrol speelt zal dit alles leiden tot catostrofale gevolgen voor de mensheid. In Brazilie is het jaarlijks rond deze tijd een treurdal. Ook in en rond Rio de Janeiro plus de favelas. De gemeentes doen totaal niets, en,- of geven vergunningen tot bouwen. Ze sluiten hun ogen voor de armoe en meestal is het deze groep die men gewoon laat bouwen op grond met gevaar. Dit is niet de laatste ramp... De natuur is verbouwereerd, de kapitalist kan het geen donder schelen, de wereld van nu is niet deze van naheen. De groot-kapitalist is een egoist, een duivelbroeder, die de mensheid niet nodig heeft. Wereldwijd zien we catastrofes, van Haiti tot Afrika, India tot Rusland. Geld voor hulp verdwijnt als sneeuw voor de zon. Sommige mensen hebben het begrip verloren voor een beter wereld... Er moet verandering komen willen wij de natuur in leven houden... de natuur is er voor ons, wij niet voor haar...'
Het volk van de Kuntanawa in de staat Acre richt zich weer op en probeert zich te verlossen van haar wortels De inheemse etnische Kuntanawa in Acre werden als uitgestorven beschouwd, nu herboren uit hun nakomelingen vermengd met "blanken" strijden nu voor de afbakening van hun land in de staat. Er waren slechts vijf in 1911 en nu zijn ze ongeveer met 400. De Kuntanawa waren bijna uitgeroeid in de vroege twintigste eeuw met de vooruitgang van rubber winning. De Indianen werden vervolgd door gewapende mannen na het ingebruiknemen van de rubber velden rond de Acre.
Zij spreken niet meer van hun inheemse taal en behorende tot de taalkundige tak Pano. Ze spreken nu enkel Portugees. Hun cultuur is bijna verdwenen en vergeten. "We zijn het bewijs dat je een natie kan opbouwen, terug te brengen wat er is vergeten is," zei Haru Xina Kuntanawa, wereld ambassadeur voor de vrede door de Verenigde Naties. De jonge Haru, 28, vertegenwoordigt de beweging en de articulatie van culturele en historische verlossing van zijn volk. De jonge Indiaanse leider, Flávio Jose do Nascimento (zijn geregistreerde naam) is de articulator van de 11 etnische groepen van het Pano volk. Hij ondernam de belangrijke taak om de Kuntanawa hun thuis terug te geven, hun culturele en taalkundige waarden te versterken en het bevorderen van de redding van hun heilige riten die lang verloren waren. "Ik geloofde dat het mogelijk was en ik ben er zeker van, meer dan ooit, dat mijn volk terug kan brengen wat ze hebben verloren," herinert Haru en denkt aan de afslachting en het verleden dat gekenmerkt werd door het doden van zijn familieleden. "Het brengt me verdriet. Het is heel recent, noch geen eeuw het bloedbad van 1911. Vandaag hebben we iets meer dan 300 Kuntanawa en mijn doel is om onze mensen terug te verenigen thuis, een huis te geven. "
Ze zijn een etnische groep die op verschillende gebieden opgebouwd moeten worden: taal, body painting en zang, heilige rituelen met het gebruik van geneesmiddelen in het bos en het gevoel van verbondenheid met hun land. Eind juli, verzamelden zich meerdere mensen van de Pano taalgroep in het Kuntamanã dorp in Acre, een eerste in deze beweging die aan hun tradities een nieuw leven geven. Tijdens de week van 26 tot 31 juli 2010 hielden de Kuntanawa hun eerste culturele festival. In dit, het was een vergadering voor een moment van zelfbevestiging van eenheid onder de etnische groepen, waren ook mensen van de Pano taalgroep: Huni Kuin, Yawanawa, Shanenawa, Shawãdawa, Jaminawa, Nukini en Marubo Katukina. "Als de mensen bij elkaar zijn hebben ze een grote kracht om te herstellen en het versterken van hun tradities. We hebben samen een consistente geschiedenis, "merkt Haru op. Op de oever van de rivier de Tego, in het extractive reservaat (Resex) Juruá Alto, vlakbij de grens met Peru, ontmoette zich 200 mensen, met inbegrip van gasten en autochtone 'witte' Brazilianen en buitenlanders. Het is door het contact met naburige etnische groepen van de taalgroepen Pano dat een strategie om de taal van zijn volk te reconstrueren door middel van andere vergelijkingen. De wederopbouw van de taal wordt tevens bewerkstelligd door en via diverse fragmenten die nog in het geheugen van de stamhoofden aanwezig is en 'ayahuasceiras' gezangen tijdens de heilige riten.
Afbakening Het is het bevestigen de Indiaans bloed ook door de verovering van een gebied zelf. De afbakening van het land is een belangrijke reden dat Kuntanawa zich omarmen vandaag en voorbereiden op de confrontatie. De uitdaging is een gebied van 80 tot 100 duizend hectare land, dat de mensen beweren dat het volledig overlapt is door het extractive reservaat Alto Juruá waar Kuntanawa een van de belangrijkste bewekstelligers van zijn. "Wij vechten voor de afbakening van ons land. We zijn binnen een stuk land dat door onze mensen gecreerd is in de jaren 80 tot 90, toen er een voorstel was om dit reserve vast te stellen. Het werd gedomineerd door bazen, maar door Indiaanse dwangarbeid ", zegt Haru, om aan te geven dat zijn voorouders hun wortels hebben in die gebieden. Echter, de extractieve reserve model is niet de "meest geschikte" voor inheemse volkeren, stelt de hij. "Wij claimen het, maar we hebben het al afgebakend. Het is het land Kuntanawa. We hebben hier al wortels gepland. We wachten alleen nog op het officiële moment van de afbakening door de Braziliaanse overheid, "stelt hij. "Wat wij willen is het te beschermen, om de aandacht te vestigen op het ecologisch bewustzijn," belooft hij.
De inspanning komt met de vrijgeving van de afbakening 2001, met voorlegging aan de National Indian Foundation (FUNAI). In 2003, krijgt het Kuntanawa volk de publieke steun van de Inheemse Missionaire Raad (CIMI) en de Organisatie van Inheemse Volkeren van de Rio Jurua (Opirj) om ervoor te zorgen dat Kuntanawa als zodanig herkend worden en hun inheemse land afgebakend wordt. Zij waren het die hielpen de extractieve reserve in het begin van de jaren '90 te maken. Vandaag, echter, het oneens zijn over het genot van de natuurlijke en minerale hulpbronnen hebben ze zich verzameld rond de belangrijkste plek van de groepering, het dorp Kuntamanã (bekend onder zijn oude naam 'Zeven Sterren').
Het eerste extractieve reservaat dat werd gecreerd in Brazilië, Resex doAlto Juruá heeft een oppervlakte van 506 duizend hectare. De Indianen beweren dat hun gebied de equivalent is van bijna een vijfde van het natuurgebied. In 2008, federale aanklagers in Acre diende een openbare civiele actie aan om de Funai en de Unie te dwingen tot de afbakening en registratie van grond, gelegen aan de rivier de Tego, in de buurt van het dorp Restauraçâo met ongeveer 130 huizen behorend de gemeente Marechal Thaumaturgo. Ervan bewust dat een afbakening proces ongeveer 10 jaar of meer kan bevatten en het genereren van een controversieel debat in de samenleving, zegt Haru, in naam van zijn volk klaar te zijn: "Ik ben voorbereid met geest, lichaam, ziel en hart om te vechten voor dit land, te beschermen, onderhouden en herstellen. Het heeft ook nieuwe bondgenoten opgedaan, "belooft hij.
KUNTANAWA VOLK
Dit verslag van Fabiola Ortiz heb ik vrij vertaald uit 'Portal Imbase' van 15 januari 2010
'...Ik heb hun sinds lange tijd niet meer gezien. Zezer, ze heet eigenlijk Maria José Moreira, omhelst mij en is vol vreugde me weer te zien. Ze werkt als poetsvrouw in een school in Itaborai en verdiend zo iets bij. Ze is van een evangelisch kerkje wat haar doet geloven in haar deus en goedheid. Ze is een van de vele vrouwen die een houvast zoeken in hun levens filosofie, waar meestal de man de andere weg bewandeld, hij die afkerig is van de kerkgemeenschap. Zezer is een nakomelinge van Syrische immigranten die in Brazilië veelal als marskramers leefden en zijn opgegaan in de vele mengelingen van culturen. 'Waar is Joëlson?' vraag ik haar. 'Aan de andere straat in de drank keet, 'bebedo' dronken,' zegt ze resoluut, maar met enige berusting. 'Hij is al om halfzes het huis uit. Hij zegt nooit waar hij heen gaat, maar meestal naar de kroeg.' Ze houdt van hem ondanks de harde tijd. 33 jaar zijn ze nu getrouwd. Ooit zag ik hun trouw foto's die ze als een schat bewaard in een oude album. Zezer in haar witte bruidsjurk en Joëlson in een maatpak, dat men dan huurt voor de gelegenheid. Hun huisje staat in Tanguá, een plaatsje op 15 kilometer van Itaborai en zo'n 70 van Rio. Het ligt in de buurt Vila Cortez. Ik denk terug aan de jaren dan ik hen nu ken, 20 jaar. Joëlson als drinkebroer en liefhebber van de suikerriet jenever waarvan '51' zijn favoriete merk was. En ik heb gevoelige herinneringen aan de tijd dat we stomdronken van 51 en 60cl flessen bier uit de hete drank keet kwamen en Brazilië een draaitol was, een warme planeet van mooie vrouwen, zwarte bonen reuk en liefde. Zezer heeft een passie voor haar honden. Ze heeft er drie, een oude van 13 jaar ligt op de sofa in de veranda en twee uit hetzelfde nest, die als waakhond doorgaan en in de achtertuin aangelijnd liggen aan lange touwen. Ze loslaten veroorzaakte problemen met de buren vertelde ze mij, maar ze hielden zich koest tegn over mij. Ze verzorgd hen met liefde, 'Ze zijn mijn kinderen. Ik hou van mijn honden... meer als van mensen... ze zijn eerlijk en trouw dat kun je van veel mensen niet zeggen,' en ze geeft de ouwe hond een bak water. Ze verteld en verteld en vraagt mij duizend dingen. Antonio noemt ze mij en geeft me zoete koffie en maakt manga-drank van de heerlijke kleine vruchten. Een van de vele soorten manga's, maar deze zijn heerlijk en ik zuig er enkele uit en eet het vruchvlees onder schil. Ik laat niets verloren gaan. Ze wast de oude hond met cocos zeep in de zon bij de waterput, en ik zie de naiëve vrouw met liefde voor haar honden. 'Dit zijn mijn kinderen,' zei ze ooit tegn mij. Het huisje is opgeknapt en heeft nieuwe ramen, deur, tafel en stoelen. Het is klein en knus, zoals ik mij zelf wel zou wensen, met een ruime tuin erachter. Ze heeft ondertussen het eten op tafel gezet. 'Heeft Joelson gisteren gemaakt, ' zegt ze trots. 'Ja, hij kan koken,' en ze geeft mij een bord met rijst, zwarte bonen en farofa, een gebakken maniok farinha met uien. Ze maakt er een sla bij en bakt mij eieren. Het is warm vandaag met 35 graden. Een uur later komt Joëlson binnen. Da Silva is zijn naam, zoals vele Brazilianen door het leven gaan. Hij is ouder geworden en wordt overmorgen 61. Hij omhelst mij op een manier alsof we elkaar gisteren nog hadden gezien. Neen, hij was niet in de kroeg, hij had gewerkt! 'Capinar' noemt men dit hier, het wieden van gras en onkruid, een verdomd hard werk met een hak. 'Trabalhando?' zegt Zezer. 'Ik dacht dat je aan het drinken was en ze maakt gebaren met haar handen. 'Zie je Antonio hij zegt ook nooit iets. Hij staat soms op en gaat weg...' Joëlson neemt alles gelaten, mompelt iets en laat me de blaren op zijn handen zien. Hij is het niet meer gewend. 'Waar is je gele shirt,' vraagt ze. 'Ben ik kwijt,' zegt hij enigzins plagerig. 'Joëlson! Waar heb je het gelaten, een geel shirt, geel... dat kan je toch niet kwijtraken... ga het zoeken...' En dat herhaalt ze nog vele malen. Hij is haar vriend, zoon, kind, man. Ze houdt van hem. "Nog steeds aan de 51 cachaça,' vraag ik Joëlson. En hij lacht: 'Muito bom, 51... heel goed!' 'Kijk uit vriend het kan je lever verbranden.' zeg ik enigszins cynisch. 'Is allang verbrand...' en hij lacht. Hij drinkt noch alleen maar jenever, komt thuis, legt zich op de sofa, slaapt, en gaat weer op weg. Alleen vandaag is hij aan het werk. Hij heeft gewerkt als ober en in de bouw, en allerlei klusjes voorhanden. Hij heeft het tot nu toe overleefd. Hij eet een flink bord en zegt weer aan de slag te gaan, hij moet het afmaken vandaag. Zezer geeft me nog een zak met manga's mee, de vruchten die ooit engelen vanuit India moeten hebben meegenomen naar Brazilië. Ik vertrek samen met Joëlson en beloof hun terug te komen. Buiten loop Zezer loopt nog een stuk achter mij aan, zwaaiend en schreeuwend: 'Chau Antonio! Chau! Vai com Deus! Chau! Antonio! Kus voor Lenita...' Joëlson slaat rechts af... ik links. Ik hou van haar, van haar eenvoud en openheid, het goede van Brazilië...' Wayn
Het huisje binnen Zezer met de oude hond aan de tuin waakhond bij hun hok Joelson
HET VERHAAL VAN 'VIRALATA' DE STRAATHOND - KORT VERHAAL
Nu worden er in Brazilië velen straathonden omver gereden met fatale gevolgen. Deze honden noemt men daar 'vira-lata', een mooie benaming hetgeen 'blik-omdraaien' betekent. In Itaborai, in de buurt van Rio waar ik af en toe woon lopen er velen rond. Ze zwerven door de straten en vooral langs de hoofdweg waar de vele 'pastelarias', deeg-broodjes-zaken liggen.
Op een regenachtige november middag, wanneer ik op weg ben het centrum langs de avenida 22ste mei zie ik haar leunen tegen een ijzeren poort. Boven de poort prijkte de naam van een evangelische kerk. Ze (het is een vrouwtje) is mank en sleepte zich moeizaam voort. Ik weet dat ik hard moet zijn en loop door, ook daar ik zie dat mensen zich ermee bemoeien en het lot van het dier aantrekken. De hond blijft in mijn hoofd en op mijn terugweg naar huis heeft ze zich iets verder op gesleept. Mensen hebben haar water gegeven en iets te eten. Ik ga mijn weg naar huis met de gedachte dat het wel opgelost zal worden, maar ik kan het niet uit mijn hoofd zetten. Ik vertel het verhaal aan mijn vriendin die zegt dat het denkelijk een virus kon zijn. Inderdaad was twee jaar geleden haar hond Tony gestorven aan een ziekte die hem had verlamd.
Ik ga terug naar de plek des onheils en vraag naar het gebeuren. Ze blijkt te zijn aangereden op de autoweg. Een meisje van de evangelische kerk zegt met bedroeft gezicht dat ze de brandweer hebben gebeld, maar deze doet niets tenzij het dier gevaarlijk is voor mensen, als aanvalt of bijt, hondsdolheid. Zodoende ligt ze daar. Ik kijk in de droevige bloeddoorlopen ogen van de teef misschien drie jaar lijkend op een beige-achtige Mechelse herder maar met een robuuster kop als van een dog en nog ander wat kenmerken. Dit kan niet en besluit naar een van de twee dierenartsen te gaan in de buurt. Daar aangekomen leg ik de situatie uit en vraag of het dier kon worden opgehaald. Volgens mij is het beste haar te laten inslapen, want wat moet een straathond in zo'n miserabele toestand, mank, hoe te overleven in de straathonden hel van Itaborai?
De vrouwen achter de receptie kijken mij verwonderd aan als was ik een beul van een andere planeet en ik hoor de een tegen de ander zeggen: 'Ja, een spuitje geven, dood...'. Na twee uur komt iemand die mij met een bestel auto en grote kooi naar de onheilsplek brengt waar het arme dier nu met haar hoofd onder een auto ligt van wegen de regen. Mensen zijn zo goed en hadden karton op haar gelegd. De man laadt de hond vakkundig in met een strop om haar nek. Hij zegt mij haar niet aan te raken, terwijl ik voordien het beest over haar hoofd geaaid had. Inderdaad wat naief van mij, maar het dier keek mij hulpeloos aan. Iets later rijden we terug naar het praktijk.
'Wat is de naam van de hond?' vraagt de vrouw achter de computer. Naam!? Het is een straathond. Ze denken blijkbaar dat het mijn hond is. 'Noem haar maar Viralata,' zeg ik. Ik vertel nogmaals dat het beste is haar te laten inslapen. Ze zeggen te wachten op de dokter, die haar zou onderzoeken. De dokter is een blanke vrouw van in de veertig. We gaan met Viralata naar de praktijkruimte waar ze vakkundig wordt onderzocht. 'Er zijn nog reacties,' zegt de blanke vrouw. Ze neemt de temperatuur op en voelt op diverse plekken aan het achterlijf van de hond. Als ze op de buik van de hond drukt zieik bloed weglopen uit haar onderste en het dier kijkt hulpeloos en angstig. 'Luister senhor... ik denk dat met een goeie behandeling ze misschien nog te redden valt... anti-biotica en meerdere medicamenten...' en ze kijkt me vragend aan. 'Ze zal wel twee tot drie weken goed verzorgd moeten worden en dan...' Ja en dan? Ik leg haar uit dat ik hier niet woon en ga reizen en mijn vriendin niet de mogelijkheid heeft om dagelijks voor het dier te zorgen. Buiten dat is in het huis nog de kleine Suzie, een straathondje. Anderzijds kon het dier hier ter plekke verblijven, de prijs was 80 reais per dag, zo'n 35 euro. Ik besluit toch met mijn vriendin te praten en beloof terug te keren. 'O senhor komt toch terug is het niet?' vraagt ze onzeker en ik geef mijn belofte.
Inderdaad het was een schot in het duister. Het kan niet, zei mijn vriendin. Ik heb mijn werk, jij bent weg en dan de kleine Suzie. Ze heeft gelijk. Ik terug naar de praktijk, mijn kop vol zorgen. Want ze zullen mij het dier terug geven, en dan? Het motregende met 28 graden. Waar moet ik met de hond naar toe. Ik had een verantwoordelijkheid op me genomen en dat is wat de mensen hier weten. Ze willen helpen, maar alle verantwoordelijkheid is voor hen, fysiek en financieel. Ik voel mij rot. Terug in de praktijk komt de dokter naar mij toe: 'En, hebt u het opgelost?' vraagt ze van de ene kant hoopvol, van de andere nieuwsgierig. 'Ik moet u teleurstellen... het kan niet, er zijn geen mogelijkheden,' en ik verklaar haar nogmaals de situatie. Dat ik de hond op straat zag liggen zoals zo vele, doch ditmaal had mij het lot van het dier aangetrokken... ik wilde helpen, maar...' Ondertussen wist ik dat ik hard moest spelen en zelfs iets provoceren. 'Dus senhor laat de hond interneren? Hij blijft hier?' vraagt ze overtuigend. 'Neen... gaat niet....' Ik zei nog dat in mijn land er voor dat soort honden, ten minste diegene die de mensen verstoten, asiels zijn. Ze kijkt mij vragend aan. "Oh...opvanghuizen voor honden?' Nu wist ik dat ook in Brazilië dergelijke huizen zijn zoals in Jacarepaguá in Rio, waar men honderden dieren opvangt, maar waar er problemen waren. De staat had steun gegeven van miljoenen maar kon niet begrijpen dat al dit geld aan de behandeling van de dieren was opgegaan en beschuldigde de organisatie van corruptie. 'Dus wat doet senhor? Blijft ze hier?' Ik ben geen antichrist, sadist of beul, maar ik zie de situatie, de gemeente die haar ogen sluit voor deze problemen. Een overreden hond is dood. Fini. Maar een aangereden dier dat moet lijden wil men geen spuit geven, anderzijds laat men ze creperen langs de weg. 'Luister,' zegt ik resoluut tegen de vrouw: 'Ik neem haar mee en leg haar hier boven in het park.' Ze kijkt me verward doch hulpeloos aan. 'Senhor, dat kunt u niet doen. Het regent, ze heeft niks eten... ze' Ze was nu op het etisch punt gekomen, haar menselijkheid en verantwoording voor het dier in welke omstandigheid dan ook. 'Disculpe, mijn excuus, maar er is geen andere oplossing... ik wil helpen maar het blijkt dat je je er beter niet mee kunt bemoeien... buiten dat zal ik schrijven naar de gemeente van Itaborai om voor een oplossing te zorgen dat mensen aangereden dieren naar een arts kunnen brengen zonder kosten hunner zijds...' De vrouw krijgt een blos op haar gezicht. Ze staat even perplex en zegt dan even resoluut als dwangmatig: 'Goed... laat ze voorlopig maar bij ons dan zien we wel verder.'
Ja, mijn geval is dan ook een uitzondering, een gringo die een aangereden manke straathond ter plekken brengt. Ik dank haar vriendelijk voor het inzicht. Men zou, als ze beter werd, Viralata proberen onder te brengen bij mensen of terug de straat op. Ten minste als ze het overleefd.
Wayn
Straathond zoekt voor voedsel in vuilniszakken
Wachtend op restjes in een pastelbroodjeszaak
Een van mijn vele Viralata amigosin Itaborai, Rio de Janeiro
Braziliaan leert boeren niet op roofdieren te schieten
Als poema's, vossen en wolven in de buurt van een Braziliaanse boer komen, maken ze grote kans een kogel door hun kop te krijgen. Ze zouden kippen stelen en koeien aanvallen. Zoogdierenwetenschapper Frederico Gemesio Lemos probeert dat beeld bij te stellen. In het 'Programma ter bescherming van de zoogdieren van de Cerrado' neemt hij de boeren mee op onderzoek en laat hen de vacht van een wolf voelen.
Lemos werkt bij de Federale Universiteit van Goiás en onderzoekt sinds 2003 alle katachtigen, hondachtigen en wilde zwijnen in de Cerrado, een savanneachtig gebied in Centraal-Brazilië. Sinds 2007 legt zijn team zich erop toe dat de boeren zich van hun gedrag bewust werden. ,,We beseften dat we weliswaar alle soorten in kaart konden brengen, maar dat we daar niets mee zouden opschieten, als we de boeren er niet bij zouden betrekken.'' Hoewel het volgens de wet verboden is, wordt nog altijd volop gejaagd op wilde dieren in Brazilië. Meerdere soorten dreigen daardoor uit te sterven, zoals de Braziliaanse grijswitte 'veldvos', hoary fox (foto boven), een onschuldige termieten- en sprinkhaneneter. Lemos houdt van het mooie dier. Het is inheems in Brazilië, meer specifiek de Cerrado, en nog nauwelijks onderzocht. De hoary fox wordt volgens Lemos snel verward met andere vossen en dan zonder nadenken afgeschoten. Het ontbreekt de boeren aan kennis, zegt hij. ,,Maar tijdens ons onderzoek merkten we wel dat er onder sommige boeren en knechten steeds meer nieuwsgierigheid ontstond. Men kwam met vragen als 'welke soorten kippen eten', en 'hoeveel terrein een poema nodig heeft'."
Vacht voelen Tegelijkertijd merkten de onderzoekers dat de boeren heel goed weten waar de dieren rondlopen en waar bijvoorbeeld de poema slaapt. ,,We hebben hen daarom bij het onderzoek betrokken. Als we nu de vallen uitzetten of een poema uit de boom gaan schieten met een verdovend middel, nemen we de mensen mee. Zo liet ik een boer die de ene na de andere wolf doodschoot, de vacht van het dier voelen. Die ervaring werkt door.'' Een boerin met kippen, Lucia genaamd, schoot alle vossen op haar terrein dood. Lemos: ,,Ze heeft geholpen een veldvos te pakken en van een halsband met chip te voorzien. We hebben het dier Lucia gedoopt. Lucia waarschuwt nu als ze voorbijkomt." Maar het gaat niet altijd goed, merkte de wetenschapper. ,,Een boer die had geholpen bij het pakken van hoary fox Alisa, een moeder met kleintjes, schoot dezelfde vos met halsband alsnog dood om 'te voorkómen dat ze een van zijn kippen zou doden."
Schade aan boerderijen Samen met het ministerie van Milieu inventariseert Lemos' groep de tien boerderijen die de meeste schade van de roofdieren ondervinden. Die schade is volgens de wetenschappers zeer beperkt. Slechts een klein percentage van alle doodsoorzaken wordt veroorzaakt door de roofdieren. Bovendien kan die schade worden voorkomen, stelt Lemos. ,,Dat kan met elektrisch geladen omheiningen of een goede waakhond. Het is een simpel en goedkoop educatief project, waardoor mens en dier kunnen samenleven. Alleen ontbreekt het geld nog."
Aposentado com câncer não consegue se tratar em hospital público Nem com laudo a internação é aceita
In the treatment of lung cancer two years ago, retiree and resident of Covanca, in São Gonçalo, RJ, , José Borato Evangelista, 57, had another negative report: a metastasis - formation of a new tumor lesion from another - cerebral and lumbar . Even with the pathologies, the retiree can not be admitted to any hospital.
Schietpartij tijdens een mega-operatie op de ochtend van vrijdag (16) door de militaire en civiele politie in Complexo do Viradouro, in Santa Rosa, ten zuiden van Niteroi. Bij een minderjarige werd een pistool kaliber 9 mm, en een radiozender, en verdovende middelen, in belsag genomen. De drugsoorlog neemt grotere vormen aan. De dealers zijn, gezien de slechte situatie in Rio waardoor hun verkoop achteruit gaat, uit op andere middelen zoals beroven van voetgangers en winkels.De economische situatie is zeer slecht in de staat Rio de Janeiro. Voedselprijzen rijzen de pan uit. Veel werklozen waardoor de criminaliteit hoogtij viert.
Als de rivier weer in haar normaal doen is, is het tijd voor het 'almoço' het middagmaal. Het menu is helaas hetzelfde: bruine bonen, spaghetti, stukjes kip en een of ander raadselachtig vlees. De een zegt dat het jacarévlees is, de ander van de tapir, weer een ander raadt naar apenvlees. Mensen drommen rond de tafel en achter ieder stoel staan minstens vier personen te wachten dat de tafelgast klaar is. Ik wacht geduldig dat er meer ruimte is en eet weinig. Aan de scheepsleuning hangend overdenk is dit alles; water, bomen, hutten,arme stakkers, caboclos, Indianen, water, bossen en af en toe een vogel of vlinder. Waar zijn de alligators? Panters? Tamandoa? (grote meiereneter), waar is de cobra? Ja, ze lijken verborgen in de ingewanden van het moederbos. En de bosgeesten? Zullen ze bescherming bieden? Zoals Curupira, de ontzagwekkende, die mensen het bos insleurt, voor altijd verloren. Doch zou hij de arme caboclo beschermen tegen de indringers, de vernielzuchtigen? We varen langs beboste eilandjes en ik zie de kano's met vrouwen en kinderen, peddelend alsof hun leven er van af hangt, en is dat geen snedige uitdrukking? Vanaf de boot worden spullen in het water geworpen, kleding, voedsel en de kano's gaan er als pijlen op af. Ze kennen de boten en weten dat er altijd passagiers zijn die aan hun denken.De kinderen zijn handig en geboren in de lichte boomstammen kano's, die waggelend, doch met een vloeiende lijn over het water glijdt. Ze zijn de kinderen van de caboclo en Indiaan, de natuurmensjes, die dansen met de roze dolfijn.Intussen is de bonkige cachaça drinker zich aan het roeren. Hij laat zijn schijnbaar menselijke zijde zien als hij de baby van van mijn hangmat-buren probeert op te vrolijken, wat het niet al te gemakkelijk afgaat. Het kindje schreeuwt als een geslagen mensje. De ouders vinden het maar niets.Zo nu en dan kijkt hij me aan met een sceptische blik, maar heeft tot nu toe nog geen moeilijkheden gemaakt. Ik ben voorbereid.
Op het achterdek ontmoet ik weer de oude man met het uitpuilend oog. Dit was nu nog roder en angstwekkender. De man heet Lúis Antonio en komt uit de buurt van Santarém, waar hij langs de oever in een hutje leeft samen met zijn dochter. Lúis was visser. De ontsteking heeft hij sinds twee weken en gaat nu naar Belém om een soort heksendokter te bezoeken. Hij vraagt me of we al in de baai zijn, doch we zitten nog steeds enkele uren van Belém, nu op de Tocantins rivier, nadat we de Pará achter ons gelaten hadden, en eerder de Amazonas. De bootsman loods zijn boot door het labyrint van waterweggetjes, langs kleine eilanden en dan langs het grote van 'Marajó'. Het is rond halftwaalf als we de haven binnenvaren. Ik voel me goed, na toch de laatste dagen last van koortsaanvallen te hebben gehad. Ik ga de drukke kade op en zie de vele aasgieren die het vuilnis inspecteren, ik zie de mensen, fruit, mooie vrouwen, en Indiaanse gezichten. Ik ga op zoek een hotel en kom terecht in 'Central'. Een oud gebouw in het centrum. Op de kamer bekijk ik me eens goed in de spiegel en constateer dat ik kilo's kwijtgeraakt ben sinds Manaus. Op straat ontwaar ik een kraampje met vis en neem een broodje kreeft met driedubbel portie 'mostarda', (een soort piccalilly) om mijn honger te stillen en daar ik verlangde naar iets zuurs, en ik eigenlijk dagenlang zo goed als geen voedsel binnengekreeg.
Het is zondag in de stad van de 'mangueiras' de mangabomen en ik slenter langs de straten waar hippies op de grond hun sieraden, ammuletten en ander spul proberen kwijt te raken. In een eetbar kom ik de boot-medereiziger weer tegen, die op zoek was naar een job als huisschilder in Belém. Hij rraad me aan naar een dokter te gaan, daar ik er slecht uit zie. "Misschien heb je wel Malaria,' was zijn conclusie. Later ontmoet ik de man nogmaals en probeert geld los te peuteren voor een goede cocaine deal. Het wordt me een beetje te gek en maak hem duidelijk dat hij nu snel moet verdwijnen uit mijn gezichtsveld. Hetgeen hij mij vreemd aanstarend accepteerd. De dag erop bezoek ik het oude Belém, want ze hier 'Cidade velha' noemen. Nu loop ik langs de rivier en dokken waar de oude Portugeese huizen zichtbaar zijn, hier langs de haven liggen de pitoreske boten met een veelvuldig cargo: papegaaien, parkieten, apen, schildpadden, trossen bananen, zakken met castanhes en enorme melancias (watermeloenen). Niet ver vandaar bevindt zich de 'Ver-o-Peso, de markt wat zoveel betekent als: Zie het gewicht. Hier is van alles te koop, de Amazonae-markt bij uitstek en vanwaar uit de wouden van alles wordt aangevoerd. Velen soorten vis zijn verkrijbaar en de tipische amazonas producten zoals, Acai en de fruitsoorten Bacuri en Pupunha, Mangas, Pompoenen, Papaja, Abacaxi (ananas) en Cajú. Ook kan men traditionele gerechten veroberen zoals Tacacá. Je moet er wel poen voor hebben en de arme donder is hier van uitgesloten. Ook zijn op de markt de 'Jacaré slagers'. Daar liggen de alligatoren met dichtgesnoerde muilen en vastgebonden poten te wachten op de koper, die het beest aanwijst, wat dan prompt wordt afgeslacht. Aha... hier zegt men dat het krokodillenvlees, zeker dit van de 'jacaretinga', goed moet zijn voor de gezondheid, en men zegt dat de arme bevolking met regelmaat dit vlees eet, maar de jacaré heeft nog veel andere voordelen: van zijn verpulverde knoken wordt een soort meel gemaakt dat rijk is aan vitaminen. Voor mij kan men de dieren het best in de rivieren laten, waar de arme caboclo-visser en Indiaan zeker gebruik zal maken van het vlees, van de woestelingen der rivieren.
Ik loop langs de kruidenmarkt, met de wonderdoeners, medicijnen tegen maagklachten, verlamming, reumatiek, slangen,- en spinnenbeten, inwendige bloedingen, bronchitis, dysenterie, tumors, spierziektes, menstruatieklachten en impotentie. Ik zal wel een hoop vergeten zijn, God vergeef me, Oxalá me-disculpa, maar dit zijn de stallen van de toverdokters met hun wondermiddelen, hun magie van het onmetelijke, het geloof in de heling door trancendente krachten. Daar zijn dolfijnogen, krokodillentanden, gedroogde huiden van de kameleon, boskatten, gordeldieren, miereneters en vleermuizen, en de kurkdroge koppen van slangen en jaguars, schedels van watervogels en staarten van pijlstaartroggen en gordeldieren. Dit alles moet dienen tegen allerlei kwalen en ik vraag me dan ook af of de oude man met zijn ontstoken oogbol híér op zoek was naar een middel tegen zijn kwaal. Het is een oud gegeven want de Indianen hébben hun planten en kruiden, ze hébben hun kennis en hier op de markt zal menig middel wel eens improductief kunnen zijn, maar vaak is de diepgang van het 'onbekende', een welkome hulp. Hier in Amazonia is de mystiek een middel en velen planten zijn weldoeners en genezers van kwalen. Ik denk dat voor de vele hedendaagse ziektes hier antwoorden liggen, verborgen tussen de groene krachten van het woud en geesten....
Cornelis Verolme wordt in 1900 geboren als zevende zoon van een boerengezin in het dorpje Nieuwe-Tonge op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. Hij doorloopt de Ambachtsschool in Middelharnis en vindt emplooi bij machinefabriek Stork als hoofdingenieur. Na de oorlog schrijft hij een interne notitie waarin hij pleit voor een ingrijpende productievernieuwing om de 5700 schepen die tijdens de oorlog vernietigd zijn te vervangen. Het stuk valt niet op vanwege de inhoud maar des te meer door zijn aanbeveling hem op te nemen in de hoofddirectie. Als hem dit geweigerd wordt begint hij in 1946 in IJsselmonde een machinefabriek. Naar eigen zeggen met een startkapitaal van 15.000 dollar, zo vertelt hij aan interviewster Phyllis Night in het Amerikaanse praatprogramma Smalltalk, maar hardnekkig is het gerucht dat hij tijdens de oorlog scheepsmotoren voor de bezetter had verstopt om deze na de oorlog met veel winst en een even ruime persoonlijke courtage door te verkopen.
Economisch heeft hij de wind mee en zijn bedrijf groeit snel. In de eerste helft van de jaren 50 koopt hij werven in Alblasserdam en Heusden en in 1956 wordt de eerste paal geslagen voor de werf in de Botlek die zal uitgroeien tot de grootste en modernste van Europa. Het adagium van Verolme is: groot, groter, grootst en het tonnage van zijn schepen loopt op van 10.000 ton naar 30.000 ton. Maar bij Verolme moet het altijd groter. Hij voorziet dat er vraag zal ontstaan naar schepen van 100 en zelfs 250 duizend ton. Hij wil in de Botlek een superdok bouwen waar hij supertankers kan maken en op een gegeven moment heeft hij 80% van de Nederlandse scheepsbouw in handen. Verolme heeft lef en een neus voor innovatieve oplossingen. Een helling bouwt hij gelijk met een schip en het ene schip wordt gefinancierd met het andere. In de jaren 50 haalt hij de prestigieuze opdracht, om een Braziliaans vliegkampschip te moderniseren, binnen. Drie jaar lang wordt er op de Botlek aan de Minas Gerais geschaafd, geschuurd en gelast - een tijd die Verolme gebruikt om de contacten met de Braziliaanse ministerpresident Kubichek nauwer aan te halen. Deze wil een eigen koopvaardijvloot oprichten met in Brazilië geproduceerde schepen en Verolme wil dolgraag voet aan de grond krijgen in Latijns Amerika. Al in 1936 reist hij voor Stork naar Brazilië en wordt verliefd op het land. De inspanningen van Verolme bij Kubichek hebben succes: net als een Japans en een klein Braziliaans bedrijf krijgt het Verolme concern een voorlopige vergunning voor de bouw van een werf in Brazilië.
Ik had reeds enig succes, maar nu stond ik voor de vraag: waar moet die werf komen, schrijft Verolme in zijn memoires. Per boot onderneemt hij een oriëntatietocht die hem langs de oceaankust voert en in de baai van Jacuacanga valt hem de uitzonderlijke schoonheid van het gebied op. Hij vindt het hier zo mooi dat hij beslist aan land wil gaan. De zee was kalmer geworden en samen met twee anderen zwom ik naar het strand om op onderzoek uit te gaan (...) en reeds gedurende deze korte inspectie raakte ik er meer en meer van overtuigd dat dit een geschikt oord voor onze eerste buitenlandse vestiging van ons concern kon zijn. Tenslotte waren onze indrukken zo gunstig dat wij, terug in Rio, de stoute schoenen aantrokken en in beginsel de regering het voorstel deden aan de baai van Jacuacanga een werf te vestigen, Op deze voorslag wilde men wel ingaan, aldus Verolme in zijn memoires.
In de bedrijfsfilm Werf in de Wildernis wordt de keuze van de plaats nog heroïscher voorgesteld. Op het achterschip staat Verolme in tropenuniform de blik een weinig omhoog gericht, de begeleidende tekst luidt:niemand heeft iets in dit plekje gezien, alleen een Nederlander, een scheepsbouwer. 100 kilometer is hij langs de kust gevaren en tot hij zag wat hij zocht. Hij zag een baai ruim genoeg om een werf te bouwen en een nieuwe stad. Hij zag een werf in volle werking op de plaats van het oerwoud.
De waarheid omtrent de vestiging is helaas minder romantisch dan Verolme wil doen voorkomen. Manager op de werf Jan Broekhoven: Ik denk dat dit tot de legendes behoort want niet Verolme besliste waar die werf kwam maar de Braziliaanse overheid en de Brazilianen wilden hun zware industrie spreiden. De Japanners hadden net al een plek in Rio gekregen dus Verolme heeft deze plek gewoon toegewezen gekregen. Het is een prima plek zo aan diep vaarwater maar het was een slechte keuze voor een zakenman want alles moest aangevoerd worden over weg en water,aldus Broekhoven. Hij was een handig zakenman maar ook zeer naïef, zegt zijn vriend Ferry Hoogendijk thuis in zijn serre. Hij had met president Kubichek afgesproken dat de regering een weg van Angra dos Reis naar de werf zou aanleggen, 25 kilometer lang, en hij gelooft dat en vervolgens gebeurt dat pas in de jaren 70. Hij was gewoon te goedgelovig. Zo kwam het dat voedsel en voorraden uit Angra dos Reis, staalplaten uit Villa Redonda, en onderdelen uit Sao Paulo worden ingevaren. Daarnaast laat hij voor de bouw van de werf 2 miljoen kilo staal vanuit Angra naar Jacuacanga vervoeren. Kranen en persen komen uit Nederland net als de werknemers.
Pionieren in de rimboe
Zeventig Nederlandse werknemers en hun gezinnen vertrekken dat eerste jaar naar Jacuacanga. Voor de mannen is het een uitgelezen kans. Het is een avontuur en er is goed geld te verdienen. Maar als de mannen en masse bezwijken voor de verlokkingen van de Braziliaanse vrouwen die volgens oud lerares Ria Cruijssen lief, dienstig en zeer heet zijn, is het besluit om ook de gezinnen te laten overkomen snel gemaakt. Maar aangezien er wel een werf is en geen nederzetting, levert dit veel problemen op. Er zijn geen wegen, overal ligt modder, er is geen school en geen vertier. De gebouwde, A-, B-, C-huizen zijn status afhankelijk. De C-huizen zijn voor de ingenieurs bestemd. De B-huizen zijn voor de voormannen en de A-huizen zijn voor de arbeiders. Alle huizen hebben hetzelfde interieur. Alleen de kleur wisselt soms. Waren de vrouwen bij elkaar op de koffie zaten ze toch in hetzelfde huis. A home away from home.
Voor de kinderen is Brazilië het paradijs. Altijd mooi weer, het hele jaar door zwemmen in zee. Spijkers zoeken op de werf en geen school tot wanhoop van de moeders die steeds meer problemen krijgen met de vrijheid van hun kinderen. Ze kwamen in de tropen met kinderen van 12, 13, 14 jaar oud, weet Tine Reesink, die er een jaar verbleef. Ze kwamen in de tropen met kinderen die in de pubertijd waren en dan die mooie Braziliaanse mannen en dat mooie weer, houd dat maar eens in bedwang. Pas als er een school wordt gebouwd en een lerares wordt aangesteld gaat het beter. Zes klassen van gemiddeld 4 kinderen per klas. Kinderen van leeftijden van 6 tot 12 jaar zitten in een lokaal. De een leert lezen terwijl de ander al in de brugklas zit. Bij toerbuurt krijgen ze les van de lerares. De kinderen volgen het lesprogramma van de Nederlandse school zodat ze terug in Nederland gelijk weer de draad konden oppakken.
Leo van Steijn en Kor Verburgh werken sinds 1960 op de werf. Van Steijn (74) werkte de eerste 6 jaar op de helling voor hij de leiding kreeg van de leerschool op de werf, het opleidingscentrum van de arbeiders. Kor Verburgh (62) heeft gelast, stellingen gebouwd en aan de draaibank gestaan voordat hij als leerling-werkvoorbereider in de werkschool terechtkwam. De werkschool is een ruim schoolgebouw met leslokalen en een praktijkruimte. Vier gangen met kleine werkplaatsjes waar een paar Braziliaanse studenten leren solderen en lassen. Fonteinen van vuur geven aan waar leerlingen aan het werk zijn. Vroeger gaven we les aan 85 man tegelijk nu mogen we blij zijn als het er 20 zijn, zegt Leo van Steijn. Aan het eind van de gang heeft hij een kantoor waar aan de muur het statieportret van Verolme hangt. In de rechterhoek van de lijst is een klein bloemetje van lasdraad gestoken. Het portret is het beroemde statie portret van Verolme dat in de hoogtijdagen overal ter wereld op elk kantoor hing. Verolme -strak in pak- kijkt schuin omhoog, schipper naast God. Ome Cor, zegt Verburgh met ontzag in zijn stem. Als Leo met pensioen gaat of wordt ontslagen dan neemt hij dit portret mee naar huis, vervolgt hij. Het portret is niet het enige dat nog aan de oprichter doet denken. In het dorp naast de werf zijn twee winkels naar Verolme genoemd. Het zijn een sportwinkel en een café. Tandarts Paulo, boven de apotheek, afficheert zich nog steeds als ex-werknemer van Verolme en in de Avenida Cornelis Verolme staan de leukste huizen van Jacuacanga. Maar sinds de werf in buitenlandse handen is overgegaan worden de huizen niet meer geverfd en de werkgelegenheid is ook minder.
Als Bernhard (hier wordt denkelijk de corrupte prins bedoeld, noot storyteller) in 1959 de werf opent wordt de verwachting uitgesproken dat binnen twee jaar het eerste schip van stapel zal lopen. Door werknemers wordt vreselijk hard gewerkt om dat te halen. Nederlandse en Braziliaanse arbeiders beginnen om 6 uur s ochtends en gaan door tot 10, 11 uur s avonds om dan midden in de nacht weer opgehaald te worden om een probleem op te lossen. Er zijn onvoldoende kranen en meermalen komt het voor dat een groot stuk metaal door meerdere mannen opgetild moet worden. Ook zijn de wegen na regenbuien onbegaanbaar en worden de mannen in de bak van een shovel van huis naar de werf vervoerd.
Er zijn ook grote tegenslagen. Het is in eerste instantie de bedoeling de hellingen op het strand te bouwen maar als blijkt dat dit één groot moeras is, waar heipalen spoorloos verdwijnen, besluit Verolme het eiland Ilha de Moreno dat voor de kust ligt met dynamiet tot de grond toe gelijk te maken en de baai met het puin te dempen. Het dagelijks leven op de werf wordt de eerste jaren bepaald door twee maal daags een doffe klap voorafgegaan door een luide sirene.Na de explosie doken die gasten in het water en haalden de vissen, door de klap verdoofd, naar boven. Zo hielden ze er een lekker maaltje vis aan over, weet Kor Verburgh nog. Zoals toen gebruikelijk worden bij Verolme helling en schip tegelijk gebouwd. Vanuit het midden werden schip en helling naar voren en achteren afgebouwd. Waarbij de explosies natuurlijk een complicerende factor zijn. Oud-directeur Ton Resink: Het is natuurlijk wel een beetje lawaaierig en je moet ook wel oppassen, want bij elke ontploffing springt het steen in het rond en dan moesten we het schip weer steenvrij maken.Af en toe zijn de springladingen een beetje te zwaar en wordt de net gelaste dubbele romp van een schip door luchtdruk uit elkaar geblazen. Persoonlijke ongelukken doen zich niet voor.
De werf groeit naar 40 hectare en op de plaats van het eiland verreizen twee hellingen. Op de grootste kunnen schepen van 100.000 ton gebouwd worden, terwijl op dat moment in Alblasserdam het grootste schip slechts 35.000 ton meet. Dagelijks zijn er 5000 arbeiders aan het werk en de hele streek profiteert van de werkgelegenheid. Economisch gaat het goed in Jacuacanga maar voor Verolme is de scheepsbouw slechts van de inkomensstromen. Jan Broekhoven zegt: Misschien is er in sommige jaren meer verdiend op de geldmarkt dan op het bouwen van schepen want door de enorme inflatie en speculeren op de overnight markt konden er kapitalen mee verdiend worden. Kijk, de betaling van een schip gaat in delen. Als de romp ligt, als de spanten staan en als je zoveel ton staal bestelt dan krijg je geld en dan werd er vaak gezegd Dit target mogen we pas over een paar weken realiseren want dan komt er een correctie op de financiering en zo werd er handel gedreven. En daarom denk ik dat de werf gedurende een paar jaar secundair was terwijl het verdienen op de termijnmarkt primair was, aldus Broekhoven.
Hoewel de dagelijkse leiding van de werf in handen is van een Nederlandse en een Braziliaanse directeur komt Verolme 2 maal per jaar voor zes weken langs om zijn investering te bekijken. Niet alleen voor zaken maar ook voor zijn eigen plezier. Hij heeft een prachtige villa in Camorin, een kilometer of zes van de werf en bijna dagelijks gaat hij met gasten varen.Aan boord waren dan een aantal kelners en eten en veel drank weet Ria Cruijssen. Dan gingen we zwemmen en barbecuen op een van de 365 eilandjes in de buurt. Hoewel Kor Verburgh nooit mee is geweest bij zon natte lunch, zoals hij het met Rotterdams accent noemt weet hij dat Verolme dan altijd veel vis ving. Die werden door een Braziliaan aan zijn haak gehangen om Ome Kor het idee te geven dat hij veel gevangen had, lacht hij.
Bijna dagelijks maakte Verolme een inspectierondje over de werf. Gekleed in licht tropenkostuum met pet op het hoofd liep hij over de werf. Altijd een paar passen voor de rest van zijn entourage uit. Als hij langsliep stopten de arbeiders met werken, Verburgh: Ze gingen nog net niet in de houding staan maar ze hadden respect voor de man. Hij sprak met de mensen in het Nederlands maar ook in gebroken Portugees. Ik kende hem wel, zegt een man die leeft onder de bijnaam Canella Preto, zwart scheenbeen. Hij praatte met ons en vroeg of de lunch lekker was en dat we hem moesten waarschuwen als dat niet zo was. Verolme genoot van deze contacten en volgens vriend Ferry Hoogendijk was hij zeer gesteld op de werknemers die in meerderheid in het dorp naast de werf woonden. De eerste jaren betalen ze huur noch elektriciteit en zijn scholing en gezondheidszorg gratis. Door dit soort voordeeltjes dragen de (oud-)werknemers hem nog steeds op handen en tussen het poetsen van de buste door geeft Fernando Nacsiamento aan dat hij alles aan Verolme te danken heeft. Als hij hier niet naartoe was gekomen zouden we allemaal nog vissers zijn. Verolme brengt welvaart in de regio. Duizenden zijn financieel afhankelijk van de werf en zelfs nu nog, ruim 20 jaar na de verkoop van de werf heeft Verolme de status van halfgod onder de ouderen. niemand zal iets negatiefs over Verolme zeggen, waarschuwt Leo van Steijn: Werknemers zeggen niet ik werk bij Brasfels, zoals de werf nu heet, maar nog steeds zeggen ze ik werk bij Verolme en vroeger kon je zelfs op krediet kopen als je zei dat je bij Verolme werkte.En bij het standbeeld in het centrum van Angra dos Reis treft Nasciamento regelmatig kaarsjes aan. Er zijn mensen die hem vereren, hier komen bidden en hem zelfs om werk vragen. En op de werf wijst Ribeiro lachend naar het borstbeeld, dat bij het 25 jarig bestaan van de werf in 1974 is opgericht. Papa, dat is papa Verolme.
God geeft de vogels eten maar ze moeten er wel voor vliegen
Het motto van Verolme heeft een duidelijk christelijke signatuur. Voor de buitenwereld leeft hij naar de bijbel en verwijst er regelmatig naar maar volgens Ferry Hoogendijk wist hij zijn geloof te koppelen aan een gezonde dosis pragmatisme. Zijn relatie met zijn secretaresse, Anneke, zette hij na twaalf jaar om in een huwelijk waardoor het volgens Hoogendijk wel mocht en ook het zakendoen in Brazilië gaat hem goed af. Jan Broekhoven: Zaken doen op bijbelse gronden in Brazilië is onmogelijk zeker niet in een bedrijf zoals hij dat had. Want omkopen is volgens mij niet bijbels. Maar voor zichzelf kan hij verantwoorden omdat hij het over favoras, voordeeltjes, heeft. Maar volgens Broekhoven moet hij overal van geweten hebben want hij was alleen eigenaar waarbij ik niet denk dat hij persoonlijk geld, of iets anders, in de hand van een minister heeft gestopt, dat zal door iemand anders gedaan zijn.
Bij de inhoud zijn alleen de laatste 200 items weergegeven, mocht u zoeken naar onderwerp doe dit via 'zoeken in blog' op de linkerbalk. Het 14-delig verslag van mijn bezoek aan de Xavante stam kunt u opzoeken IN DE LINKER zoek BALK
Berichten die niet getoond worden zijn bereikbaar via het archiefvia de pijltjes onder aan het blog