Ik ken een goeie mop, maar die mop bestaat wel uit vier delen.
En de Fons begint te vertellen.
Mop 1: Jantje ging op een dag eens langs bij zijn oma, om haar een goeiedag te zeggen.
Ze was een sjaal aan het breien en Jantje vraagt:
Oma, waarom brei je één steek rechts en één steek averechts?.
Waarop oma zegt:
Wie is er hier aan het breien, jij of ik?.
Mop 2: Jantje gaat naar een boer die aan het zaaien is en Jantje vraagt:
Boer, waarom zaai je één prei, geen prei, één prei, geen prei?.
Wie is er hier aan het zaaien, jij of ik?, zegt de boer.
Mop 4: Waarop de buurman zegt: Fons, ge slaat mop 3 over.
Waarop de Fons zegt: Wie is er hier aan het vertellen, jij of ik?.
Een Antwerpenaar en een Limburger werken samen voor een kwal van een baas.
Op zekere dag krijgt de Antwerpenaar een telefoon van de lotto, en deze zegt:
Meneer, u hebt 5 miljoen gewonnen.
De Antwerpenaar springt recht, slaat zijn computer stuk, loopt naar de baas en scheld hem uit van rotte vis en zegt:
't Is om u te zeggen dat ik nooit meer voor u werk, want ik heb 5 miljoen gewonnen met de lotto. Voila, dat is mijn afscheid en slaat in het gezicht van de baas.
Enkele weken later krijgt de Limburger ook een telefoon van de lotto, die zegt:
Meneer, u hebt 3 miljoen gewonnen.
De Limburger springt recht, slaat heel zijn bureau aan diggelen, loopt naar de baas, scheld hem ook uit van rotte vis en geef hem een klap in zijn gezicht en zegt:
Ik heb 3 miljoen gewonnen met de lotto en 't is om u te zeggen dat ik hier maar halftime zal komen werken.
Er komt een vertegenwoordiger in stofzuigers langs bij een boerderij.
Hij belt aan, de boerin doet open een de vertegenwoordiger begint te praten:
Dag mevrouw, ik ben vertegenwoordiger van hele goede stofzuigers:
Die zuigen echt alles, maken alles schoon en om het te bewijzen, maak ik nu uw tapijt even vuil.
En de vertegenwoordiger gooit een hele doos met vuiligheid over de vloerbedekking en zegt:
Met mijn stofzuiger maak ik dat weer helemaal brandschoon.
Ik garandeer u:
Elke korrel die blijft liggen, eet ik persoonlijk van de vloer.
Nou begin dan maar vast te eten, want we hebben geen elektriciteit, zegt de boerin.
Een timmerman moest een houten vloer in een huis zetten.
Hij sloeg er een spijkertje in.
En nog één, en nog één.
Daarna pakte hij een spijkertje en gooide het weg.
Zijn aannemer vroeg waarom hij dat deed en de timmerman zegt:
Bij deze spijkertjes zit het kopje boven en het puntje onder en bij deze spijkers zit het puntje boven en het kopje onder.
Nou zegt die aannemer, dan kan je die toch voor het plafond gebruiken.
In een café zit er een man aan de toog en opeens haalt hij zijn glazen oog uit zijn oogkas en smijt ze tegen de ruit.
Het glazen oog kaatst terug en de man steekt ze terug in de oogkas.
Wat doe je nou?, vraagt de man die naast hem zit.
Waarop de man zegt:
Ik kijk of mijn fiets er nog staat.
Piet belt naar de weerman van de tv en na een vijf tal minuten krijgt hij de weerman aan de lijn en zegt:
Hallo, ik wou u alleen maar even melden dat de brandweer net bezig is om uw lichte neerslag uit mijne kelder te pompen.
Louis gaat bij de dokter en zegt:
Dokter, als ik s' avonds koffie drink, dan kan ik niet slapen.
Waarop de dokter zegt:
Bij mij is het juist omgekeerd, want als ik slaap kan ik geen koffie drinken.
Moeder, ik had drie stukken taart in de kelder gelegd en nu ligt er maar één stuk meer.
Hoe kan dat nou vraagt Jantje?, en moeder zegt:
Wel Jantje, het was er zo verschrikkelijk donker in de kelder, dat ik dat één stuk taart niet heb zien liggen.
Den Pier komt bij de dokter voor een onderzoek en de dokter zegt:
Pier, u zult minder moeten drinken, want uw bloed is verdampt en ik kan u niet onderzoeken.
Karel komt zijn beste vriend tegen op straat en zegt:
Louis, ik ben net vader geworden van een tweeling, maar er is een klein probleem.
Waarop Karel zegt: Mijn vrouw weet het nog niet.
Twee studenten zaten te discussiëren over wat nu het snelste fenomeen op aarde is, en de eerste zegt:
Bliksem is het snelste, want het begint 12 km boven ons en slaat binnen één seconde in, waarop de tweede zegt:
Stroom is het snelste, want ik druk hier op een knopje en het gaat 12 km verder aan.
Eén dronken man zit mee te luisteren en zegt:
Diarree is het snelste op aarde, want ik had er laatst last van.
Ik rende als een bliksem naar de wc, drukte op het lichtknopje, maar voordat het licht aan was, zat ik er helemaal onder.
Den Frans heeft met zijn jeep een man omvergereden en de man die er onder lag riep:
Zou je niet beter helpen?, waarop den Frans zegt:
Maar nu dat u daar toch onder ligt, zou je eens willen kijken wat daar altijd hangt te rammelen?.
Mijn schoonmoeder had pijn onder haar linker borst.
Het bleek een gezwollen knie te zijn.
Een bedelaar loopt in een winkelstraat, en ziet een sigarenwinkel.
Hij loopt de winkel binnen, gaat naar de winkelier en vraagt een lege sigarenkistje.
De winkelier kijkt de bedelaar wat raar aan, en vraagt waarom hij dat nodig heeft.
Waarop de bedelaar zegt:
Oh, ik ga morgen verhuizen.
Jan komt bij een woningbureau binnen en zegt:
Ik zoek een woning. Heeft u een verklaring bij?, zegt de ambtenaar.
Nee, zegt Jan.
Komt u dan over twaalf jaar maar terug, zegt de ambtenaar.
Twee domme blondjes komen elkaar tegen in de hemel. Hoe ben jij gestorven?, vraagt de éne. Ik ben doodgevroren. Amai, dat is verschrikkelijk, en hoe voelt dat aan hoor, doodvriezen. Eerst heb je geen gevoel in je vingers en tenen, dan begint je slaperig te worden en uiteindelijk verliest je het bewustzijn. En hoe ben jij gestorven?. Ik kreeg een hartaanval, en ik verdacht mijn man ervan dat hij me bedroog. Op een dag kwam ik vroeger thuis, maar hij lag gewoon in bed naar de televisie te kijken. Wantrouwig als ik was, ging ik in de kelder kijken, om te zien of hij daar nergens een vrouw had verstopt. Toen liet ik terug naar boven, maar daar was ook niemand te zien. Maar ik was de zolder nog vergeten, en op de trap daar naartoe kreeg ik een fatale hartaanval. Hoe stom van mij, want als ik in de diepvriezer had gekeken, dan waren we allebei nog in leven.
Stel je eens voor: Je zit in een diepe put op een klein eiland en in de put heb je enkel een bak bier. Op dat eiland is er enkel een ezel en verder niets. Iets verder in de zee is er een ander eiland en daar staat een cola-automaat. Nu komt het probleem: Je hebt ontzettend veel zin in een lekker cola, maar hoe geraak je erbij?. De oplossing is heel simpel: Je drinkt pinten tot je ladderzat bent, dan neem je die ladder en klim je uit de put. Vervolgens geef je die ezel een schop in zijn gat tot hij begint te balken, dan neem je die balken en geraak je tot het ander eiland. Nu ontdekt je dat je geen geld op zak hebt, dus begin je te denken hoe je het probleem kunt oplossen en dan valt plotseling je frank. Je neemt die frank en stopt hem in het cola-automaat en het probleem is opgelost. Santé.
Er was eens een banaan, een appelsien en een sigaret en de banaan zegt: Mijn leven is toch erg hé, eerst pellen ze me en eten ze me op. Dat is nog niks, zei de appelsien: Mij pellen ze ook, maar dan persen ze me samen om op te drinken. Dat is ook nog niks, zei de sigaret: Bij mij steken ze eerst mijn haar in brand en dan zuigen ze aan mijn poepeke.
Een man komt onverwachts thuis en betrapt één van zijn beste vrienden in bed met zijn vrouw. De man haalt zijn pistool en schiet zijn beste vriend dood, waarop zijn vrouw zegt: Als je zo verder doet, heb je binnenkort geen enkele vriend meer.
Midden in de nacht krijgt Jantje ineens zo'n hevige tandpijn, dat hij de tandarts moest bellen. Die vraagt hem of zijn ouders ook s' nachts soms zo'n hevige tandpijn krijgen, want het zou een erfelijke ziekte kunnen zijn. Nee, ik denk het niet, want volgens mij slapen ze niet in dezelfde kamer, als hun tanden.
Wel Maria, hoe is het met je zoon?. Goed, hij is al twee weken eerder uit de gevangenis vrijgekomen, wegens goed gedrag. Toch prettig hé, als je zulke brave kinderen hebt, zegt de buurvrouw.
Er lopen twee ambtenaren over de straat, en plots trapt er éne een slak dood. Waarom doe je dat?, dat is toch nergens voor nodig. Toch wel, want hij liep me al de hele dag voor de voeten.
Een dom blondje wilt een kamer huren in een hotel, en ze gaat naar de receptioniste en vraagt een kamer. De receptioniste vraagt of ze een kamer wilt met stromend water?. Maar nee, natuurlijk niet, want ik ben geen vis hoor.
Twee jongens komen bij een tankstation, en zegt tegen de pompbediende: Vlug, geef ons elk één liter benzine. Na tien minuten zijn ze terug, en zegt: Het was niet genoeg, we moeten nog tien liter hebben en de pompbediende vraagt: Waarom hebben jullie toch al die benzine nodig?. Stel alstublieft geen vragen en schiet op, want onze school staat in brand.
Drie bejaarde vrouwen zitten bij een tas koffie gezellig te kletsen, en zegt de eerste vrouw: Op gebied van communicatie is er toch veel veranderd. Want vroeger was alles schrijven en posten, en nu heb je sms en e-mail. En op gebied van vervoer dan?. Zegt de tweede vrouw: Vroeger waren we dagen, soms weken onderweg om ergens te komen. En nu een paar uurtjes vliegen, en je zit aan de andere kant van de wereld. En op gebied van geneeskunde dan, zegt de derde vrouw: Vroeger moesten we ons altijd volledig uitkleden. En nu hoeven we alleen nog maar onze tong uit te steken.
Twee bananen graven een kuil en na een poosje zegt de éne banaan tegen de andere banaan: Ik stop ermee, want ik krijg al een kromme rug.
De meeste mensen denken dat de hemel ergens hoog in de lucht zit, en de hel diep onder de grond. Maar dat is niet waar hoor. In feite liggen ze naast elkaar, met een groot hek ertussen. Op een goeie dag maakt God een inspectieronde, naar de toestand van het hek. Tot zijn grote verbazing zag Hij dat het hek er allerbelabberdst bijstond. Onmiddellijk riep Hij de duivel bij hem en zei: Zeg duivel, dit kan toch niet hé. Op deze manier ontsnappen er dadelijk nog mensen uit de hel, en dat is niet de bedoeling hé. Het is jouw hek, dus laat het onmiddellijk repareren, maar daar had de duivel geen zin in en zei: Beste God, dat hek staat op uw terrein, en daarom ben U verantwoordelijk voor het onderhoud. Ze kwamen er niet uit, God werd het zat en zei: Ik sleep je voor de rechter, en haal de beste advocaat erbij, waarop de duivel zei: En waar denk je dat alle overleden advocaten te vinden zijn?.
Een slak wandelt een café binnen. De barman kijk de slak woedend aan, en wijst naar het bordje waarop staat te lezen: Verboden voor slakken, en gooit het arme beest ongemeen hard op straat. Twee jaar later komt dezelfde slak opnieuw het café binnen en vraagt: Waarom hebt je me twee jaar geleden buiten gegooid?.
Een man is aan het vissen en er komt een politieagent aan die vraagt: Hebt u het bordje: Verboden te vissen, niet gezien?. Nee, maar ik geef mijn wormen zwemles, zegt de man.
Een klein manneke zit in een bar naar zijn glas te staren en een half uur beweegt hij zich totaal niet. Er komt een levensgrote trucker binnen en deze gaat naast het klein manneke zitten. De trucker pakt het glas van het manneke en drinkt die leeg. Het arm manneke barst in tranen uit, waarop de trucker zich omdraait en zegt: Kom op man, het was maar een geintje hoor. Ik bestel wel een nieuwe voor je, waarop het manneke zegt: Nee nee, dat is het niet, vandaag is het de ergste dag uit mijn leven. Ik heb me deze morgen overslapen, en was te laat voor een belangrijke vergadering. Mijn baas werd zo kwaad, dat hij me op staande voet heeft ontslagen. Toen ik naar mijn auto wilde stappen, bleek deze gestolen te zijn. Toen ik aangifte deed, zeiden ze op het politiebureau dat ze niets voor me konden doen. Vervolgens nam ik dus maar een taxi. Nadat ik betaald had en de taxi was weggereden, merkte ik dat ik mijn portefeuille op de achterbank had laten liggen. Toen ik thuiskwam trof ik mijn vrouw in bed aan met mijn beste vriend. Totaal gedeprimeerd ben ik toen naar deze kroeg gegaan. En nu ik eindelijk de knoop heb doorgehakt en zelfmoord wilde plegen, kom jij binnen en drinkt je mijn vergift op.
Twee auto's zijn op een kruispunt tegen elkaar gebotst, en draaien allebei hun raam open. Jij hebt zeker telefonisch leren autorijden?, roept de éne. Ja, en jij zat aan de andere kant van de lijn. Roept de andere.
Er zitten twee onderbroeken in de was. Zullen we naar het strand gaan?, zegt de ene onderbroek. Nee, dank je, want ik ben al bruin genoeg, zegt de ander onderbroek.
In de lucht is er een vliegtuig dat naar beneden stort, de staart is helemaal afgebroken. Alle passagiers hangen aan één vleugel, en als ze loslaten vallen ze te pletter. Dan roept de piloot dat het vliegtuig te zwaar is, waarop de Nederlander zegt: Ik ben sociaal, dus, ik zal me wel laten vallen en hij valt te pletter. Waarop de rest zegt: nou jongens, daar moeten we voor klappen hé.
Jan komt bij de burgenmeester, en die vraagt hem: Jan, zou jij voor mij een zebrapad kunnen verven?. Maar natuurlijk, zegt Jan. Twee weken later komt de burgenmeester een kijkje nemen, maar tot zijn grote verbazing ziet hij nog altijd geen zebrapad. Waarom hebt jij nog altijd geen zebrapad geverfd?, vraagt Jan. Ik kan nergens gestreepte verf vinden, zegt Jan.
Wat zou er gebeuren als ik uw linkeroor afsneed?, vraagt de psychiater aan de patiënt. Dan zou ik niet goed meer kunnen horen, en als ik uw rechteroor afsneed?. Dan zou ik niets meer kunnen zien, hoezo?, omdat mijn bril van mijn neus zou vallen.
De pastoor gaat bij een oud vrouwtje en vraagt: Waarom kom je niet meer naar de kerk. Mijn jas is lelijk en versleten. Onze lieve Heer kijkt alleen naar de binnenkant van de mensen, vrouwke. Ja, maar de voering zit ook vol gaten.
Er komt een man bij de dokter, waarop de dokter zegt: Ik heb je lang je niet meer gezien?. Ja, dat klopt zegt de man, ik ben dan ook nooit lang ziek geweest ook.
Mijn man en ik zijn al 25 jaar getrouwd, en gaan samen op reis naar Amerika. Joepie, roept de vrouw uit van vreugde. Wat doen we dan als wij 50 jaar getrouwd zijn?, dan kom ik je terug halen.
Op een feest van het 25 jarige huwelijk van een koppel zat de man te wenen op een trapje. Zijn vriend kwam erbij zitten en vroeg, waarom huil je?. Weet je als ik mijn vrouw over 25 jaar had doodgeschoten, dan was ik nu een vrije man, zegt de man.
Jan en Piet komen elkaar op straat tegen. Ik heb gehoord dat je een vreselijke brandt hebt gehad, zegt Jan. Stil zegt Piet, dat is pas volgende week.
Een vrouw gaat bij de psychiater en zegt: Dokter, mijn man denkt dat hij een verkeerslicht is. Laat hem maar ééns binnen komen, zegt de psychiater. Even geduld dokter, dokter, hij staat nu op rood licht.
Je hebt een mooi kontje en een lekker lichaam, en je hebt volle lippen?, zegt de man. Ja, dat wel, maar het is mijn lichaam niet, zegt het meisje.
Waarom is een vrouw 800.000 frank waard, en man maar 80 frank waard?. Een vrouw die heeft een melkerij, een mosselbedrijf en een zagerij. Een man heeft maar één worst, twee bitterballen en een potje mayonaise.
Voor de rechtbank in Gent wordt er een verkeersongeval uit de doeken gedaan. De politieagent vraagt aan het slachtoffer waar hij was tijdens de aanrijding. Waarop hij zegt, ik lag onder de auto.
Jan wordt beschuldigd van diefstal en staat terecht, het gestolen bedrag was 50.000 frank. Waarom hebt je geen advocaat genomen?, vraagt de rechter. Wel meneer de rechter, omdat ik volledig onschuldig ben en had ik een advocaat moeten nemen, dan schoot er niets meer over van het gestolen bedrag.
Papa, waarom knijpen de jagers altijd één oog dicht, als ze het geweer richten?. Als ze beiden ogen dichtdoen, dan zien ze toch niets meer.
Dokter, ik heb last van bellen, en die hangen aan mijn oor. Dokter, alstublieft vertel me, heeft u daar geen middel voor?. Dokter, ik heb verfhanden, zelfs mijn nagels zijn nog groen. Dokter, alstublieft vertel me, kunt u daar ook iets aan doen?. Dokter, ik heb cowboyknieën, o, wat heb ik toch een pijn. Dokter, alstublieft vertel me, weet u echt geen medicijn?. Wil je me geloven mijn kind, dat ik daar geen bal van snap. Maar ik zou een grapjas bellen, die genees je wel met een grap.
Luister beste mensen en metgezellen, en nog alle zo heel lieve vrienden. 'k Ga je nu iets heel raars vertellen, wat je niet zomaar kunt verzinnen. Ik lag vannacht in bed te dromen, en ik zag heel haar lieve lijfje aan. Heerlijk om aan zo'n schat te komen, zoiets kan ik echt niet weerstaan. Ik wilde mij best wel bedwingen, maar zo'n schoonheid trekt je aan. Ik vreesde uit het raam te springen, maar ons raam ging net beslaan. Ik voelde 't vocht al bij mijn benen, ja, wat wil je met zo'n mooie meid. Want ik ben echt niet van steen, en word graag door zo'n lief verleid. Doch je zult 't nauwelijks geloven, dat kan mij echter niets verrekken. Maar 't vocht dat kwam van boven, en bleef door 't dak op mij te lekken.
Een beertje kloeg van de kou en zijn moeder zei: Hoe kan dat nou?. Je hebt dezelfde vacht als ik, wollig en bruin, heel warm en dik. Ach, jammerde de kleine beer, ik weet het niet en hij rilde weer. Moeder beer deed hem een halsdoek om en wanten aan en zei toen: Kom, je gaat mee naar de dokter, want ik vrees dat jij een ijsbeer bent.
Een bruine beer uit Bommelen, zat in zijn stoel te schommelen. Toen sliep hij in en droomde dat hij naar Zommelen stroomde met de trein tureluut en nog een eindje met de tram pam pam. Wat zag hij daar in Zommelen, die bruine beer uit Bommelen?. Hoe zes kanariepieten zich lustig schommelen lieten met de trein tureluut en nog een eindje met de tram pam pam. Van dat voortdurend schommelen, dacht onze beer uit Bommelen: Begin nu ook nog mijn maag te stommelen, ik vertrek maar vlug uit Zommelen met de trein tureluut, maar eerst nog een eindje met de tam pam pam.
Ze stonden in de winkel op een rij. Ze konden nog niet zien en nog niet horen. Want speelgoedbeesten worden pas geboren als er een kindje zegt: Jij wordt van mij. Er was een klein konijntje bij, helemaal grijs, met donkergrijze oren (één stond rechtop en het ander leunde wat naar voren) en 't hield zijn kopje eventjes opzij. En toen kwam Katelijntje. Ze keek langs heel de rij en zei toen: Dag konijntje, kom maar hier, want je wordt van mij. Ze nam het zachtjes in haar arm en streelde het langs zijn oren. Toen werd het konijntje warm en toen was het geboren.
Er was een banaan. Die was helemaal recht en hij werd op een schaaltje met vruchten gelegd. Hij keek al de vruchten heel vriendelijk aan en zei toen: Goeiemiddag. Mijn naam is banaan. Het appeltje zei: Een banaan?. Kom, kom, u maakt ons wat wijs hoor, bananen zijn krom. De kasdruiven riepen: Wij zijn niet zo dom. Vertel ons geen leugens. Bananen zijn krom. De peer snoof: Wat zegt u?. Daar lach ik om. U kunt wel goed raden. Bananen zijn krom. Ach, zei de banaan, ik ben werkelijk echt. Eén van mijn soorten is echt wel recht. Maar niemand geloofde de arme banaan. Zo lag hij daar dagen. Bedroefd en ontdaan. Toen kwam in dat huis een meneer op bezoek, die had een gewéldige scheur in zijn broek. Hij kwam langs de fruitschaal en draaide zich om, dat zag de banaan en die lachte zich krom. Och, riepen de vruchten en keken hem aan, wij waren abuis. U bent toch een banaan. Vergissingen komen veel voor in het leven, misschien wilt u ons deze fout nog vergeven?. Dat wou de banaan. En hij wou ook vergeten. Het slot?. Als je nadenkt dan zal je ‘t wel weten: Toen werden ze allemaal opgegeten.
Er was eens een bijtje dat zei: Mag ik even bij u schuilen, als ‘t niet lastig is voor u. Want het regent pijpenstelen en ik heb geen paraplu. De bloem zei: Wip gerust maar bij mij binnen, want ik heb de tafel net gedekt. Lust u ook een hapje honing?. Bloemenhoning, zelf geweekt. En het bijtje zei: Mmm, wat smaakt die honing heerlijk. Hartelijk bedankt, mevrouw. Kijk, de zon is doorgebroken. Kom, dan ga ik maar weer gauw en de bloem zei: Niets te danken. Wilt u even soms een boodschap doen voor mij?. Verderop wat stuifmeel brengen?. Want daar komt u toch voorbij.
Twee spoken zwerven door een huis en het éne spook zegt: Pas op, want je verliest je zakdoek. Dat is geen zakdoek, dat is mijn zoontje, zegt het ander spook.
Nu zullen we geen last meer hebben van die vervelende mollen, want ik heb hen een half uurtje geleden gevangen, levend nog wel te verstaan. Zegt Jan tegen zijn buurman. En wat heb je ermee gedaan?, vraagt de buurman. Ik heb een put gegraven en hem levend begraven, zegt Jan.
Een man komt bij de dokter met een grote splinter in zijn tong, en de dokter wil weten hoe die splinter in zijn tong is terecht gekomen?. Ik had een druppel Jenever op de ruwe houten tafel gemorst en heb die opgelikt, zegt de man.
Een echtpaar had een tweeling van twee jaar, maar het éne kind kon praten en het andere niet. Alles hadden ze al geprobeerd, en uiteindelijk besloot de vader om met het kind naar Lourdes te gaan. Daar aangekomen dompelde hij het kind onder in gewijd water. Het kind kwam half verzopen boven en schreeuwde opeens: Domme aap. Vader duwde het nog eens onder en het kind schreeuwde weer: Domme aap. Vader was in de zevende hemel, belde moeder thuis op en vertelde dat het kind: Domme aap had geroepen. Dat ben je ook, zei moeder, want je hebt de verkeerde meegenomen.
Ja mannekes, ik had vandaag niet al te veel goesting om te gaan fietsen, maar ik moest toch iets doen om mijn dag zo aangenaam mogelijk te maken.
Omdat het toch herfst is en de bladeren stilaan beginnen af te vallen, om aan hun winterslaap te beginnen, dacht ik in mijn eigen:
Ik ga er een herfstwandeling van maken.
Dus, trok ik deze morgen mijn wandelschoenen aan.
Met een rugzak op mijn rug en een warme vest aan mijn lijf ben ik vertrokken.
Ik was nog maar juist vertrokken, als er een blad naar beneden kwam vallen.
Ze was toch wel op mijne kop gevallen zeker en mijne fluitketel die ik normaal op mijne kop zet, als ik ga fietsen, had van mij een vrije dag gekregen, om uit te rusten.
Ik heb daar de ganse dag rondgelopen met een putteke in mijne kop en af en toe kreeg ik bezoek van een vogel, die kwam kijken hoe diep dat putteke wel was.
Waarschijnlijk wilde diene vogel er zijn nest in bouwen en hem tezelfvertijd verstoppen tegen de roofvogels, die af en toe nog rondvlogen.
Een ganse dag heeft diene vogel mij gezelschap gehouden, want hij wist toch dat ik maar alleen was.
Normaal neem ik mijn hond mee, maar die was over een paar dagen ziek geworden en moest van de dierenarts een paar dagen platte rust nemen.
Ja mannekes, als ge aan een wandeling in de vrije natuur begint, moet ge af en toe ook eens rusten hé.
Dus, nam ik plaats op een bankske die daar stond, om de vermoeide wandelaars wat rust te geven, als ze moe zijn.
Ik nam mijn rugzak, die ik op mijn rug had gevestigd en haalde mijn brooddoos eruit, om wat te eten.
Potverdikke zeg, diene vogel had toch wel al mijn boterhammekes opgefret zeker.
Waarschijnlijk was diene vogel uit zijn land gevlucht zeker, omdat hij daar toch geen eten kreeg, denk ik.
Omdat ik toch ne dierenliefhebber, heb ik hem nog een briefje van vijf euro gegeven en is hij vliegensvlug naar een warme bakker gevlogen.
Ik was nog niet eens halverwege mijn wandeling, als ik daar in de verte een paar vogelagenten zag staan.
Ik vroeg aan één van die vogelagenten wat er in feite gaande was en hij zei dat ze aan het betogen waren, omdat ze geen papieren kregen om hier rond te vliegen.
Dus, was ik verplicht van nen omweg te maken hé.
Ik zette mij daar tegen ne boom, om wat uit te rusten en wie kwam er daar aangevlogen?.
’t Was toch wel diene vogel zeker, die van de bakker kwam met ne zak pistolees.
Uit beleefdheid vroeg hij aan mij of ik ook ne pistolee wou.
Hij moet dat waarschijnlijk gezien hebben zeker, dat ik honger had en hij had ook nog twee flessen plat water bij.
Zo is er tussen ons een echte vriendschapsband ontstaan en samen zijn we dan verder gewandeld.
Hij vroeg aan mij of hij weer in dat putteke mocht kruipen.
Potverdikke zeg, hij had daar toch wel vier kleine eikes ingelegd zeker, zodat ik daar rond liep met vier kleine vogeltjes op mijne kop.
Als ze groot waren zijn ze weer naar hun moederland gevlogen hoor, waar hun familie zaten te wachten.
Af en toe vliegen ze nog eens boven mijn huis, en maken zodanig veel lawaai dat al mijn dakpannen van ’t verschieten naar beneden vallen.
Mijn twee goudvissen zaten voor de tv, naar een dierenfilm aan ’t kijken en mijn tamme kat was piependuik aan ’t spelen met de hond.
Mijne hond was in de luster gekropen en de kan was in de droogkast gekropen.
Potverdikke zeg, die kat was daar toch wel in slaap gevallen zeker en mijne hond was van ’t schrik uit de luster gevallen.
Terwijl mijn twee goudvissen aan tafel zaten kauwen aan ne varkenspoot, die bedoeld was om in mijne hutsepot te stoppen.
Allé, na veertien is mijn kat toch uit die droogkast gekropen, en ze kwam er nog veel droger uit dan ze erin gekropen was.
Terwijl mijne hond van de zware val naar beneden, al zijn valse verloren heeft en van de hevige pijn stekend blind is geworden.
Nu sta mijne hond opgevuld op de kast, waar mijn twee goudvissen en de kat elke avond twee weesgroetjes en drie onze vaders voor lezen.
Ik moet u wel zeggen dat ze wreed katholiek opgevoed zijn hoor, want ze gaan elke zondag naar de kerk.
Vandaag ben ik eens gaan winkelen, omdat ik in feite niet al te goed wist hoe ik mijn dag moest afsluiten. Maar ook om eens ne goeie dag te zeggen tegen de mensen, en ik moet u zeggen dat er maar weinig mensen waren die me ne goeie dag terug zeiden hoor?.
Ja mannekes, voor ik ga winkelen, ben ik eerst naar de kwaffeur (haarkapper) geweest.
Ik had nog sjanc dat het direct aan mij was, dus, zette ik me neer in die kapperstoel die daar stond en diene kwaffeur (haarkapper) vroeg aan mij: Hoe mag het zijn:
Kort, lang, half kort en half lang?. Awel, niet te lang en ook niet te kort, maar tussen de vier. Met of zonder strepen?. Zonder strepen, want mijn strepen liggen thuis. En welke strepen zijn dat dan?.
Platte Strepen.
Amaai zeg, azo ne uitleg. Vanaf nu ga ik nooit meer naar de kwaffeur (haarkapper).
Toen ik thuiskwam zag ik het:
Hij had potverdekke het haar van mijn valse pruik wat ingekort, terwijl ik al ne pletskop heb.
Ik ging verleden jaar naar de winkel, achter een donsdeken.
Potverdekke zeg, 'k heb toch wel de ganse nacht geen oog dichgedaan zeker. Dat schaap heeft daar ne ganse nacht liggen beiten.
’s Anderdaags ben ik met dat donsdeken onder de arm naar de winkel geweest en na een grondig onderzoek bleek dat da schaap nog niet helemaal dood was.
Uit dezelfde winkel kwam er een dame naar buiten gewandeld met een sacoche van krokodillenleer in de hand en opeens viel er daar een bloedende man op de grond.
Potverdekke zeg, die krokodil had daar toch wel in zijn been gebeten zeker.
Waarschijnlijk had ze honger.
Ik ben ook nog naar ne schoenwinkel geweest en boven aan de voordeur hing er een bord met daarop de volgende zin: Hier herstelt men uw schoenen, terwijl u erop staat te wachten.
Ik ging naar binnen en vroeg hoelang ik moest wachten achter nieuwe schoenen en weet ge wat hij zei: Meneer, ’t is te zien welke schoenen ge moet hebben.
Awel mannekes, ik heb deze twee winterschoen met de twee sneeuwkettingen dan oog gekocht, nu doe ik ze ’s avonds aan mijn platvoeten en die twee sneeuwkettingen gebruik ik om met mijn hond te gaan wandelen hé.
Meneer, ik zou graag twee winterschoenen hebben, een rechtse en een linkse.
Ik zou ook nog twee sneeuwkettingen willen, want naar ’t schijnt gaat het deze winter heel hard vriezen.
Hij vroeg aan mij, hoe het komt dat ik dat al weet?, en ik zei hem:
Gisteravond heb ik mijn ijskast moet laten ontdooien, want het ijs had al een behoorlijke dikte hoor.
Tegen de middag ging ik een restaurant binnen, om wat eten en de ober vraagt aan mij: Meneer, met wat kan ik u van dienst zijn?.
Awel, ge moogt mij een bord met slakken brengen. Dat komt in orde, meneer.
Potverdekke zeg, ik kreeg daar toch wel een bord met lege slakkenhuisjes, zeker. Ik roep die ober en weet ge wat hij zei: Geen paniek meneer, ver kunnen ze toch niet zijn.
Als ik gedaan had met eten riep ik terug de ober en zegt: Ik wou dat de soep net zo warm was als de wijn, de wijn net zo oud als de kalkoen en de kalkoen net zo dik als de kok.
Toen ik thuis kwam deed ik mijn brievenbus open, die ik boven op mijn dak gezet heb.
De facteur (postbode) stuur n al mijn brieven op met een postduif, die voor de post werkt.
Want moest het hier per ongeluk overstroming zijn, dan zijn al mijn brieven droog hé.
Potverdekke zeg, er zat daar toch wel weer ne dreigbrief tussen zeker.
Ik vertelde dat aan mijnen gebuur en weet ge wat hij zei:
Waarom ga je niet naar de politie en ik zei:
Daar kunnen ze toch niks aan doen hoor, want het zijn brieven van de belastig.
Een haan legt een ei in half Nederland en half België, maar de vraag is nu: Waar land het ei?. In Nederland of in België?. Nergens, want een haan legt geen eieren.
Een tachtigjarige vrouw werd gearresteerd voor winkeldiefstal. Toen ze voor de rechter stond, vroeg hij haar: Wat heeft u gestolen?. Een blikje perziken. Toen de rechter haar vroeg waarom ze dat had gedaan, zei ze dat ze honger had. Toen vroeg de rechter aan haar hoeveel perziken er in het blik zaten?. Zes. Dan geef ik u Zes gevangenisstraf, en plots stond de man van de vrouw op en zei: Meneer de rechter, ze heeft ook nog een doos doperwten gestolen. Waarop de rechter zegt: Mevrouw, als ge uw gevangenisstraf hebt uitgezeten, dan moogt ge gaan doppen.
Een jongen komt op zijn werk, en zijn twee oren zijn in een verband gewikkeld. Waarop zijn baas vraagt: Wat is er met jou gebeurd?, waarop de jongen zegt: Gisteren was ik een shirt aan het strijken, en plots ging de telefoon. Per ongeluk antwoordde ik met het strijkijzer, en de baas zegt: Vandaar dat verband rond uw één oor, maar wat is er met uw andere oor gebeurd?. Nou, ik moest de dokter ook nog bellen voor mijn oren.
Twee Belgen zitten te vissen, en ineens krijgt de éne Belg beet. Maar de vis is te sterk en trekt de Belg zo het water in. De andere Belg springt het water in, en gaat de Belg zoeken. Na een tijdje zoeken vind hij de Belg, legde die op het droge en reanimeerde hem. Plots komt er een Nederlander aangelopen, en vraagt aan de Belg wat hij aan het doen is. Waarop de Belg het hele verhaal verteld, en dat hij zijn vriend aan het reanimeren is. Waarop de Nederlander zegt: Dan zou ik maar stoppen, want hij heeft nog zijn schaatsen aan.
Deze morgen stond er in de krant dat er een Belg verdronken was. Hij gooide zijn brandende sigaret in een diepe rivier, en hij sprong erachter om ze uit te trappen.
Ga nooit achter een koe staan als ze moet kalveren, want als ze u moest zien, dan zou ze stoppen met persen en denken dat het kalf al geboren is.
Een kok is een kipfilet aan het maken, hij plukt de veren van de kip en stopt hem in een pan met water. Maar de kok vergeet het vuur aan te steken, en na een kwartiertje komt de kip op de schouder van de kok tikken en zegt: Ofwel doe je het vuur aan, ofwel geeft je al mijn pluimen terug, want ik krijg er kippenvel van.
Er stapt een neushoorn de bus op, en een vrouw zegt tegen de neushoorn: Hoe kan dat nou?. Ik heb nog nooit een neushoorn in de bus gezien en de neushoorn zegt: Het kan wel kloppen, mevrouw, maar morgen is mijn scooter weer gemaakt.
Er was eens een varken en een kip. Ze liepen over een druk terras en de kip stelde voor om omeletten te gaan bakken. Dat vond het varken een goed idee, en de kip zei: Oké, dan zorg ik voor de eieren, en jij voor de ham.
Twee vliegen rijden met een brommer op de baan, en na een tijdje rijden zegt de éne vlieg: Zou je even willen stoppen, want er zit een vlieg in mijn oog.
Oma wordt 's nacht wakker van de hond, die de hele tijd staat te blaffen. De volgende ochtend zegt ze tegen hare man: Ik heb geen oog dichtgedaan vannacht door dat geblaf van diene hond. Waarop opa zegt: Waarom heb je geen schoen naar die hond gegooid?. Waarop oma zegt: Dat heb ik gedaan, maar dan begon hij te janken.
Er is een gorilla ontsnapt uit een dierentuin en ze hebben een oproep gedaan voor een sterke man, iemand met een hond en iemand met een geweer, want het beest zit in een boom. Het plan is om de sterke man in de boom te laten klimmen, en de gorilla naar beneden te gooien. Dan kan de hond hem in zijn kloten bijten, en dan is hij verdoofd. Vraagt iemand waar heb je dan dat geweer voor nodig?. Mocht de aap mij uit de boom gooien, dan moet iemand direct de hond dood schieten.
Op straat danst een man van pijn van zijn ene voet op de andere. Die teckel van u heeft me in mijn teen gebeten, roept hij woedend tegen een dame. Deze haalt de schouders op en zegt: U kunt van zo'n klein beestje toch moeilijk verwachten dat hij in uw neus bijt.
Een blinde man stapt een warenhuis binnen met zijn hond. In het midden van de winkel, pakt hij de hond beet en begint de hond, aan de lijn, boven zijn hoofd rond te slingeren. Een verontruste verkoper stapt op hem af en vraagt schuchter of hij de man kan helpen. Nee, dank u wel, zegt de blinde man, ik kijk even rond.
Twee vrienden tegen elkaar: Ik ga een hond kopen. Een hond kopen?. Waar moet je dat beest dan laten, je woont 10 hoog op een flat. Nou in de zomer dan zet ik dat beest op het balkon. En in de winter dan?. Dan laat ik hem gewoon binnen. En die stank dan?. Oh, daar moet die hond maar aan wennen.
Ik heb een bijzonder goed gedresseerde waakhond. Voor vijfduizend euro mag je hem van me overnemen. Dat is op zich niet gek. Maar ik zou niet weten, wat hij dan nog moet bewaken.
Een man koopt een Duitse herder. De winkelier verwittigt hem: U mag alles behalve Duits tegen hem praten. Waarom niet?, vraagt de man en de winkelier zegt: Dat wilt u niet weten. Dus thuis aangekomen vertelt de man het hele verhaal aan zijn vrouw. Maar wat gebeurt er dan als ik Duits tegen hem praat?, vraagt de vrouw. Weet ik niet, zegt de man. Dus de vrouw zegt: Das de telefoon. De Duitse herder springt meteen op en bijt de telefoon stuk. Zegt de man: Das klote
Een boxer loopt naar de overkant, waar zijn vriend de herdershond woont. Hij roept: Hé, Mike, kom je buiten spelen?. Nee zei Mike, ik mag niet van de baas. Ik moet op het huis passen en ik kan niet naar buiten, want de voor en achterdeur zijn op slot. Nou, zei de boxer, dan spring je toch van het balkon af?. Ja, ik ben niet gek zeg, roept de herdershond. Als ik dat doe, krijg ik net zo'n platte bek als jij.
Er komt een man bij een hondenkennel en hij zegt: Ik zoek een hond. De kennelhouder zegt: Ik heb er genoeg: Zoek er maar één uit. De man loopt rond tussen de hokken en kiest een hond uit. Dan vraagt de man: Is die hond wel trouw?. Trouw?, zegt de ander: Meneer, ik heb die hond al vier keer verkocht, maar elke keer komt hij weer terug.
Een vrouw gaat naar een bijenhouder en zegt: Eén van uw bijen heeft mij weer gestoken, en zegt de bijenhouder: Duid maar aan welke, dan zal ik hem zwaar straffen.
De dierenwinkel verkocht ze voor een dubbeltje per stuk. Ik vond dat eigenaardig, want meestal zijn ze een stuk duurder. Ik besloot mijn kans te grijpen en kocht er meteen 200.
Op een morgen klimt een schildpadje helemaal naar boven in een grote boom, dat duurt de hele dag, en als hij eindelijk boven is springt hij naar beneden en fladdert snel op en neer met zijn pootjes. hij valt op de grond maar is gelukkig ongedeerd. dit schouwspel herhaalt zich enkele keren, en telkens valt het schildpadje met een smak op de grond. Op een tak van de boom zit een koppeltje musjes, zegt het vrouwtje tegen het mannetje. Zouden we niet beter zeggen dat hij geadopteerd is.
Er stonden eens twee koeien in de wei. Zegt de éne koe tegen de andere: Meu. Zegt de andere koe: Ge neemt me de woorden uit de mond.
Wat is het verschil tussen een paard en een ezel?. Er zijn geen paarden die op ezels rijden, maar wel veel ezels die op paarden rijden.
Twee kuikens komen elkaar tegen. Zegt de éne tegen de andere: Hoe noem je?. Zegt de andere: Kat. Waarom?. Omdat ik goed een kat kan na doen. Zegt de andere: Ha ja, doe dat dan eens?. Oké: Kat, kat, kat.
Mijn vrouw heeft voor haar verjaardag een schoothondje gevraagd en ik heb haar een Sint-Bernard gegeven. Maar een Sint-Bernard is toch geen schoothondje?. O nee?. Dan kent u mijn vrouw niet.
Zoals mijn Sint-Bernard bestaat er geen tweede hond, zegt Luc tegen zijn buurman. Wat is er dan voor bijzonders aan hem?, vraagt de buurman. Hij brengt me elke dag de krant, zegt Luc. Nou en?, zegt de buurman. Ik heb helemaal geen abonnement, zegt Luc.
Een inbreker sluipt naar binnen om te stelen. Opeens hoort hij: Jezus zal je krijgen, Jezus zal je krijgen. De inbreker negeert het en probeert de televisie mee te nemen. Dan hoort hij weer: Jezus zal je krijgen, Jezus zal je krijgen. Nou wordt de inbreker toch wel een beetje bang en gaat kijken waar het vandaan komt. Hij ziet een papegaai zitten en vraagt aan hem hoe hij heet. De vogel zegt: Ik heet Mozes. De inbreker: Mozes?. Welke idioot noemt zijn vogel nou Mozes?. Waarop de vogel antwoord: Dezelfde idioot die zijn rottweiler Jezus noemt.
Door de kamer vloog een vlieg, vliegensvlug vloog daar die vlieg. Maar het vliegen van die vlieg was vlug gedaan: Want ze vloog tegen de vliegenvanger aan.
Een varken komt voor het eerst een stopcontact tegen en zegt: Wanneer hebben ze jou hierin gemetseld?.
In de stad waar hij op zakenreis was, ging hij een winkel binnen door een deur waaraan een bordje hing: Pas op voor de hond. Hij ging behoedzaam verder, maar alles wat hij tegenkwam, was een kleine terriër. Is dat de hond waar we moeten voor oppassen? vroeg hij aan de man achter de toonbank. Ja, antwoordde de winkelier. Voordat ik dit bordje had gemaakt, trapten de mensen altijd op hem.
Een man gaat naar de dierentuin en daar is een gorilla in een hok en naast die gorilla is een bord daar staat op geschreven: Op eigen risico aanraken en de man is zo nieuwsgierig dat hij de gorilla aanraakt. De gorilla buigt de tralies van het hok en gaat de man achter na. De man was erg geschrokken dat hij de dieren tuin uit ging naar Schiphol. De gorilla kwam nog steeds achter hem aan tot Schiphol. De man sprong in een vliegtuig die naar Amerika ging. Toen hij daar aan kwam was de gorilla nog steeds achter hem hij ron naar de dichtbij zijnde hotel en viel van moeheid op de bed maar de gorilla was nog steeds achter hem en kwam bij zijn bed en raakte hem aan en zij: Tikkie jij bent em.
Toen kreeg Woefke niet enkel een werkloosheidsuitkering, maar werd hem ook kindergeld, gratis medische verzorging en een sociale woning aangeboden.
Hij is bruin, hij heeft krulhaar, spreekt geen woord Nederlands en heeft nog nooit een dag gewerkt in zijn leven. Bovendien steelt hij alles waar hij zin in heeft.
Mijn hond gaat ook doppen. Ik ben erin geslaagd om een werkloosheidsuitkering te krijgen, voor mijn Bouvier. Eerst had het OCMW er geen oor naar, maar na wat hevig discussieren kwam er toch schot in de zaak. Maar mijnheer, het is een hond, zei die trut. Toen heb ik haar gezegd: Hij heeft er niet voor gekozen een hond te zijn, en je mag hem niet discrimineren op basis van zijn ras. Daar had ze geen oren naar, maar ze bleef aarzelen. Na nog vijf minuutjes onderhandelen haalde ik mijn beste argument boven:
Het varken is voornamelijk gemaakt van spek, want daar zit meer huid om heen met haar. Dat heet varkenshaar, omdat men er borstels van maakt. Spek dat heel lekker is heet ham, dat is aan de achterkant van het varken gemaakt, zodat het varken er zelf niet bij kan. Van voor zit de kop, omdat het daar vreet. Men kan altijd weten waar de achter kant is bij het varken, omdat het daar niet knort. Met de darmen van het varken is het ook zo vreemd, de darmen zit in het varken zolang het leeft, maar als het varken dood is, zit het varken in de darmen en dan heet het worst. Soep van het varken heet snert, daar doet men de pootjes in, en daarna raakt men in de loperij. Er zit ook nog een staartje aan de varken en die is gemaakt aan de achterkant waar het uitschijt. Het varken staat wel goed op de poten, het heeft 12 poten, 2 aan de voorkant, 2 aan de achterkant, 2 aan de linkerkant, 2 aan de rechterkant. En 4 op elke hoek.
Een man komt , schreeuwend van de pijn, bij de dokter. Astublieft dokter, u moet me helpen, ik ben gestoken door een wesp. Rustig maar zegt de dokter, ik doe er wel wat zalf op. Ja maar die wesp vindt u nooit meer terug, die is al kilometers ver weg. U begrijpt me niet, zegt de dokter, ik doe wat zalf op de plaats waar u bent gestoken. Oh, zegt de man, ik was in de tuin en zat onder de appelboom. De dokter die al wat bozer werd zegt: Nee malloot, ik bedoel: Op welk gedeelte van je lichaam heeft de wesp je gestoken. De man zegt, terwijl hij het nog steeds uitschreeuwt van de pijn: De wesp heeft in mijn vinger gestoken en het doet echt pijn. De dokter slaat met zijn vuist op tafel en zegt: Welke wesp was het?. Hoe weet ik dat nou, zegt die man, alle wespen zien er voor mij het zelfde uit.
Een Belg kocht tegen een lage prijs, een lief hondje. Pas na de koop bleek dat het hondje maar drie poten en één oog had. Na vier moeilijke maanden besloot de Belg, om ermee naar de dierenarts te gaan. Deze vertelde tegen de eigenaar dat hij de hond moest afmaken. De Belg had daar al rekening mee gehouden en treurig verliet hij de praktijk van de arts. Na drie weken ging de Belg weer terug naar de dierenarts en vroeg: Is hij dood?.
Ik heb vijf vliegen doodgeslagen, zegt vader: Drie mannetjes en twee vrouwtjes. Hoe wist je welke vliegen mannetjes of vrouwtjes waren?, vraagt Jantje aan zijn vader. En vader zegt: twee zaten er op de poederdoos voor de spiegel en de andere drie op de fles cognac.
Een eekhorentje komt bij een brug en ziet plots een bord. Met daarop de volgende tekst: De brug kan maar één eekhorentje tegelijk houden. Dus, het eekhorentje loopt de brug op. Halverwege stort de brug in. Het eekhorentje snapt er niets van. Maar toch aan de overkant gekomen via het ravijn en via een bergpad, staat er een bord bij de ingestorte brug: Een gewaarschuwd eekhorentje telt voor twee.
Het gebeurde in de tijd van de kruistochten. Een leeuw zag een ridder, die geharnast onder een boom lag te slapen. Heb jij trek in die vent?, vroeg de leeuw aan zijn leeuwin. Nee, natuurlijk niet. Je weet toch dat ik een hekel heb aan vlees in blik.
Twee vrienden lopen gezellig over straat, tot dat de ene vriend tegen de andere zegt: Ik ga een geit kopen. Een geit kopen?, vraagt de andere. Ja, zegt de ene dan. Waar ga je hem laten lopen, als het zomer is?, vraagt de andere. Nou, dan zet ik hem op het balkon. En als het winter is?. Nou dan laat ik hem binnen, zegt de ene weer. En de stank dan?, vraagt de andere. Oh, daar moet hij dan maar aan wennen.
Ik liep laatst in de stad en zag daar in een dierenwinkel twee tortelduifjes staan. De verkoper zei dat ze zo verliefd op elkaar zijn, dat als je ze uit elkaar haalt dat ze dan dood gaan. Dus vond ik ze zo leuk, en heb ik er meteen eentje gekocht
Op straat danst een man van de pijn, van zijn ene voet op de andere. Die Teckel van u heeft me in mijn teen gebeten, roept hij woedend tegen een dame. Deze haalt haar schouders op en zegt: U kunt van zo'n klein beestje toch moeilijk verwachten dat hij in uw neus bijt.
Twee luizen lopen op straat, en zegt de éne luis tegen de andere luis: Chips, ze hebben mijn portemonnee gestolen en de ander luis zegt: Wat een luizen streek.
Een ontsnapte zebra loopt door een weiland en ziet een koe. Wat ben jij?. Ik ben een koe en wat doe je?. Ik geef de mensen melk en vlees. De zebra loopt verder en ziet een stier. Wat ben jij?. Ik ben een stier en wat doe je?. Trek je pyjama maar uit, dan zal je het wel merken.
Een man loopt al uren door de woestijn en opeens ziet hij een koopman op een kameel die hem vraagt: Meneer, wilt u een stropdas kopen?. Nee, maar hebt u misschien wat water, wat ik heb zo'n grote dorst. De koopman heeft geen water bij zich en rijdt verder. Even later komt de man weer een koopman tegen, die hem ook een stropdas wil verkopen. Weer weigert de man en vraagt naar water, maar ook deze koopman heeft helaas geen water bij zich en rijdt verder. Na uren verder te hebben gelopen komt de man aan in een klein dorpje waar een café staat. De man is dolblij dat hij eindelijk wat kan drinken, totdat hij het kaartje op de deur leest waarop staat te lezen: Geen toegang zonder stropdas.
Een tip voor de duivenliefhebbers: Kruis uw duiven met papegaaien. Als ze dan onderweg verloren vliegen, kunnen ze dan nog altijd de weg vragen.
Een varken komt door de tuindeur in de woonkamer van een boerderij binnen. Het varken loopt de kamer rond, en na tijdje komt hij een stopcontact tegen. Het varken kijkt ernaar en zegt: Ach, wat ben jij zielig ingemetseld.
Er zaten twee apen in bad, en de éne aap zegt: Oehoe. Zegt de tweede aap: Dan moet je er wat koud water bij doen.
Er ligt al drie dagen een grote kat op de loer, voor een muizenhol. Moeder muis heeft er nu genoeg van en plots begint ze heel hard te blaffen. Van 't verschieten rent de kat weg en zegt moeder muis tegen haar verbaasde kinderen: Zie je hoe belangrijk het is, als je verschillende talen kunt spreken?.
Er komt een konijn bij de bakker en vraagt: Bakker, heeft u ook worteltjestaart?. Nee, het spijt me, zegt de bakker, worteltjestaart heb ik niet. De volgende dag komt het konijn weer langs en vraagt: Bakker, heeft u worteltjestaart?. Nee, zegt de bakker, worteltjestaart heb ik niet. Elke dag komt het konijn om worteltjestaart zeuren, en de bakker wordt het zo zat dat hij een worteltjestaart bakt. Als de volgende dag het konijn weer langskomt, vraagt hij: Bakker, heeft u worteltjestaart?. Ja, zegt de bakker. Zegt het konijn: Vies hé?.
Er zit een kikker trainer bij het gras die een kikker aan het trainen is en hij roept: Spring, en de kikker springt 8 meter. Trainer noteert: Kikker met 4 poten, springt 8 meter. De Trainer rukt een poot uit de kikker, en roept weer: Spring, en de kikker springt 6 meter. Trainer noteert: Kikker met 3 poten springt 6 meter. De trainer rukt weer een poot uit de kikker en roept nogmaals: Spring, en de kikker springt 4 meter. De trainer noteert: Kikker met 2 poten springt 4 meter. Hij rukt weer een poot uit de kikker en roept: Spring, en de kikker springt 1 meter. De trainer noteert: Kikker met 1 poot, springt 1 meter. De trainer rukt weer een poot uit de kikker, en roept: Spring, en de kikker beweegt niet. Spring, roept de trainer en de kikker verroert zich niet. Spring, roept de trainer, maar te vergeefs, de kikker verroert zich niet. De trainer noteert: Kikker met 0 poten, is waarschijnlijk doof.
Is het echt zo vochtig bij jullie thuis?. Ja, het is verschrikkelijk. Vanmorgen zat er een vis in de muizenval.
Roodkapje loopt door het bos en ineens ziet ze de grote boze wolf in de bosjes zitten. Ze loopt naar hem toe en zegt: Maar grote boze Wolf, wat heeft u kleine oogjes? Zegt de grote boze wolf: Rot op joh, ik zit te schijten.
Een grote bruine beer zit in het bos grommend te schijten. Op een gegeven moment komt er een konijntje naast hem zitten, om er ook een paar dropjes neer te leggen. De beer kijkt grommend omlaag naar het konijn en vraagt, Blijft bij jou de stront ook zo aan je vacht plakken?. Nee zegt het konijn, daar heb ik geen last van. Dan is het goed, gromt de beer. en hij pakte het konijntje en veegde er flink zijn reet mee af.
Er komt iemand te laat op zijn werk, en de baas vraagt: Waarom ben je zo laat?. Nou, zegt de man, ik heb een wekker met dierengeluiden. Nou en?, buldert de baas daar wordt je toch wel wakker van, of was hij kapot?. Nee baas, vandaag waren de vissen aan de beurt.
Drie muizen zijn in een kroeg aan het opscheppen, en de eerste muis zegt: Ik drink liters rattengif per dag, waarop muis twee zegt: Ha, ik maak de klem van een muizenval los, haal de kaas eruit en doe hem weer dicht. Muis drie zegt: Sorry, maar ik moet nu snel naar huis, om de kat te voeren.
Een jongen ziet voor het eerst een bij en zegt tegen zijn moeder: Kijk ma, die vlieg heeft een gestreepte truitje aan getrokken.
Er lopen twee sabeltand-tijgers door New York. Zegt de éne tegen de andere: Ze zeiden dat het hier heel druk was, en er is hier niemand te zien.
Twee kamelen lopen door de woestijn, en zegt de éne kameel: Ik krijg nog een bult van al dat lopen.
Ben jij bang voor schildpadden?, want dat zijn toch heel vreedzame dieren. Dat zeggen ze allemaal, maar je weet nooit wat zo´n pad in zijn schild voert.
Er was eens een piraat die met pensioen ging en zijn papegaai moest verkocht worden. Hij kon maar enkel zinnen zeggen: Zoal, je speelt vals, mooie buik en bergen in zicht. De papegaai werd verkocht aan een oude dame. De dame ging met haar vriend naar het zwembad, en de papegaai ging mee. Eerst gingen ze een potje kaarten, naast het zwembad. De papegaai zei tegen de vriendin: Je speelt vals. De vriendin schrok hiervan, en viel in het water. De papegaai zei: Mooie buik. En alsof dat nog niet genoeg was, viel ook de bikini van de vriendin in het water, waarop de papegaai zei: Bergen in zicht.
Er zitten drie katten zich pletter te drinken aan de bar, omdat ze geen werk hebben. De eerste kat zei: Ik zou graag bij Stabilac werken, 's morgens melk, 's middags melk en 's avonds melk. De tweede kat zei: Ik zou liever bij Whiskas werken, 's morgens Whiskas, 's middags Whiskas en 's avonds Whiskas. De derde kat zei: Ik wil bij Jupiler gaan werken. Waarop de twee katten vroegen: Waarom?. Waarop de derde kat antwoordt: 's Morgens ne kater, 's middags ne kater en 's avonds ne kater.
Een aap ontsnapt uit de zo in Antwerpen en gaat op het Astriedplein een café binnen. De baas schrok even, maar na een tijdje vroeg hij aan de aap die ondertussen aan de toog is komen zitten, wat hij wil drinken. Een pintje, antwoordt de aap. De baas denkt bij zijn eigen, zo'n stomme aap, ik reken maar eens goed door en zegt: Dat is dan twee euro's. De aap haalt een portemonnee vanonder zijn pels, en betaalt die twee euro's. De baas staat vanop een veilige afstand de aap wat aan te staren, en besluit dan maar een gesprek aan te gaan en hij zegt: Dat ziet ge toch niet dikwijls, een aap op café en de aap antwoordt: Ik zou het geloven, als ge twee euro vraagt voor een pintje.
Twee zwaluwen zitten gezellig naast elkaar op een telefoondraad. Opeens begint de éne te schudden van 't lachen. Wat hebt jij?, vraagt de andere zwaluw. Er komt net een telefoongesprek voorbij, en dat kietelde aan mijn poten.
Een meisje gaat in de dierentuin naar de zebra's kijken. Aan het hek hangt er een bordje waarop staat: Pas geverfd: Aha, zeg het meisje, nu weet ik hoe ze die beesten maken.
Twee vliegen rijden met een brommer op de baan. Na een tijdje rijden, roept de éne vlieg: Stop stop, er zit een vlieg in mijn oog.
Een bijziend ezeltje loopt alleen door de woestijn, en hij is zijn moeder kwijt. Opeens stoot hij tegen een cactus en zegt: Dag mama.
Een ooievaar vliegt rond met een doek aan zijn snavel, waar een man van 90 jaar in zit. Die man vraagt aan de ooievaar: Zeg eens vogeltje, wanneer geef je nu eens toe dat je verdwaald bent?.
Een man zit aan de ontbijttafel te eten, als er plots gebeld wordt. Hij blijft verder eten, terwijl zijn vrouw naar de telefoon loopt en zegt: Met wie spreek ik?, en een paardenstem zei: U spreekt met zijn paard, en 't is om te zeggen dat ik zondag niet kan lopen, want ik heb daarnet mijne poot omgeslagen. En hoe is da gebeurd?, vraagt de vrouw. En het paard zegt: Tijdens het eten van mijn haver, ben ik van mijn stoel gevallen.
Een olifant en een muis lopen samen over een brug. De ganse brug daverde onder de zware poten van de olifant. Zeg de muis: Wat kunnen wij toch lekker stampen hé.
Een bruine en een witte merrie staan met hun veulens in de wei. Zegt het witte veulen tegen dat bruin veulen: Mag ik één keer bij jou moeder drinken?, vraagt dat witte veulen. Waarom? Ik zou ook wel eens chocomelk willen drinken.
Er zitten twee vogels in een boom te kijken hoe een schildpad telkens weer uit een boom springt en dan met zijn poten gaat klapperen. Na enige tijd zegt de éne vogel tegen de andere: Schat, ik denk dat we hem nu toch maar eens moeten vertellen, dat hij geadopeerd is.
Een mannetjes kangoeroe vraagt: Waar is mijn kind?, zegt de vrouw: Nu weet ik waarom ze zoveel waarschuwen over zakkenrollers.
Een Bouvier en een Duitse herdershond zitten in de wachtkamer van de dierenarts. Vraagt de Duitse herdershond aan de Bouvier waar hij voor komt. Dat zal ik je vertellen, zegt de Bouvier: Gisteren liep de kat van de buren bij ons door de tuin, ik kon me niet beheersen en beet hem dood. Nu krijg ik mijn verdiende loon, een spuit. Wat verschrikkelijk zegt de Duitse herdershond. Vraagt de Bouvier: Maar wat kom jij hier doen?. Ja, zegt de Duitse herdershond: Gisteren was mijn vrouwtje aan het douchen, ze liet de zeep vallen en bukte zich. Ook ik kon me niet beheersen: Ik besprong ze van achteren. Zo, zegt de Bouvier dus jij krijgt ook de spuit. Nee, zegt de Duitse Herdershond, ik ben hier om mijn nagels te knippen.
Twee gekken lopen op de Vogeltjesmarkt in Antwerpen. Ze willen graag een hondje kopen, maar alle hondjes zijn al verkocht. Pas bij het laatste kraam vinden ze een hondje. Maar het is wel een beetje een zielig hondje. Het is bijna kaal. En het heeft maar drie pootjes en één oogje. Toch vinden ze het meteen een lief hondje. Ze kopen het beestje en nemen het mee naar huis. Na een paar dagen vinden ze het toch wel een erg zielig hondje. Ze gaan ermee naar de dierenarts. Die bekijkt het beestje en zegt: Ja, ik denk toch dat hij moet worden afgemaakt. Dat dachten wij al, antwoorden de twee gekken. Kunt u bij benadering zeggen wanneer hij dood is?.
Een Hollander moet zijn schoonmoeder laten begraven. De prijs van de kist valt hem enorm tegen. Een grote kartonnen doos alleen al komt op ruim tweehonderdgulden. Als de doodskistenmaker merkt dat zijn klant dit zelfs te duur vindt, zegt hij: Dan kan ik u het beste een oudhollandse begrafenis aanbevelen. Breng uw schoonmoeder maar hier, dan zal ik haar van vier handvatten voorzien.
Twee Belgische rijkswachters vinden een lijk voor de bibliotheek, zegt de éne, die bezig is een proces verbaal op te maken: Weet jij hoe je arrondissementsbibliotheek schrijft?. Geen idee, zegt de andere. Zullen we het lijk dan maar ergens anders leggen, zegt de eerste rijkswachter.
Geloof u in opstanding na de dood?, vraagt de kantoorchef aan één van zijn bedienden. Nee, zegt één van de bedienden. En waarom niet?. Omdat uw schoonmoeder, voor wie u twee weken geleden een vrije dag hebt gehad, om haar te begraven, zojuist heeft opgebeld.
Een vrouw heeft zich er al een poos aan geërgerd dat haar overbuurman haar 's avonds afloert, als ze zich uitkleed. Tenslotte verliest ze haar geduld. Ze informeert naar zijn naam en op een ochtend belt ze hem op en zegt: Hallo, spreek ik met die meneer met die verrekijker?. Kunt u zich misschien nog herinneren waar ik gisteravond mijn beha heb neergelegd?.
Een man van tachtig trouwt met een meisje van twintig. Maar vader, protesteert zijn zoon, wees alsjeblieft voorzichtig. Dit zou weleens fataal af kunnen lopen. En wat dan nog?, zegt de oude man. Als ze sterft, kan ik toch hertrouwen?.
De grootmoeder van een Hollander is gestorven. Hij loopt verschillende doodkistenmakers af, want hij wil zijn bestelling zo goedkoop mogelijk houden. Bij de derde is hij met domheid geslagen. Waarom moet zo'n kist in hemelsnaam zoveel geld kosten?, vraagt hij. Bij de vorige zaak waar ik geweest ben, kostte precies dezelfde kist stukken minder. Dat denkt u maar, meneer, zegt de doodkistenmaker. Gaat u voor de aardigheid eens in deze kist liggen. Dan zal u het verschil in confort u direct bevallen.
Je moet dieren nooit kussen, zegt de leraar, want dat is gevaarlijk, met het oog op ziekten, die ze kunnen overbrengen. Weet iemand van jullie misschien een voorbeeld?. Ik meneer, zegt Erik. Mijn tante kuste haar papegaai altijd. En toen?. De papegaai in gestorven, meneer.
Een man vraagt aan de vrijgezel: Waarom heb je alle wanden eigenlijk alleen maar bedekt met afbeeldingen van blote vrouwen?. Ik heb een hekel aan naakte mensen.
Toon, ik heb gehoord dat je over je hele lichaam zo behaard bent als een gorilla. Onzin, zeg tegen je vrouw dat ze niet altijd zo moet overdrijven.
Ik heb gehoord dat je erftante kwaad op je is. Hoe is dat gekomen?. Ik stuur haar altijd voor iedere feestdag een kaart met mijn beste wensen. Nu wens ik haar een zalig Kerstfeest, een gelukkig Nieuwjaar en een vrolijk Pasen, maar met Hemelvaartdag is het fout gegaan. Stommerik dat ik ben, want ik heb haar een vrolijke Hemelvaart toegewenst. En dat nam ze natuurlijk niet.
Twee zendelingen zijn verdwaald in het oerwoud. Ze weten dat er in deze streek nog menseneters voortkomen. Tot hun grote schrik komt er plotseling vantussen de bomen een groepje inboorlingen op hun af. De zendelingen schrikken zich het apezuur en het angstzweet staat op hun voorhoofden. In eenklaps kom één van die inboorlingen naderbij en mompelt: Christenzielen, kijk daar eens. Goddank, juichen de zendelingen. We zijn gered. Het zijn christenen.
Wat is het toch eerlijk, om in het geheim verloofd te zijn, zegt Peter. Al mijn vriendinnen zijn jaloers op me, zegt Karin.
Louis zegt tegen zijn vrouw: Doe alsteblieft de deur dicht. Ik kan het niet aanzien hoe je je afbeult, met een enorme grote afwas
In Holland belt een slagersknecht aan bij een klant. Schuif het vlees maar onder de deur, roept de vrouw van het huis. Ik zit in het bad.
Kamiel en zijn vrouw Gusta waren twee ouwe mensen en op een mooie zomerse dag reden ze met hun autooke naar Antwerpen. Kamiel reed en Gusta zat naast Kamiel, maar Gusta was er niet gerust in, want Kamiel zag niet al te goed meer, want zijn ogen waren ook niet meer van de jongsten. Gusta zat altijd te zeggen dat hij op de weg moest letten en niet te rap mocht rijden, want anders gingen ze veel te vroeg in Antwerpen zijn. Dus Kamiel reed de gansen tijd aan 60 per uur en wanneer ze door de tunnel reden zag Gusta, die wel nog goed zag, de rijkswacht staan zwaaien met hun handen. En Gusta die wreed in paniek zei tegen hare man: Zie je wel, ge hebt veel te rap gereden. Toen de rijkswacht hun deed stoppen en teken deed naar Kamiel om het raampje open te draaien zei éne van die rijkswachters: Proficiat meneer, ge zijt de duizenste reizeger die hie door de tunnel rijd en daarom krijgt ge van ons duizend frank als beloning. Kamiel nam de duizend frank met fierheid aan en de rijkswacht die hem die duizend frank gegeven had vroeg aan Kamiel wat hij er ging mee doen en weet wat Kamiel zei: Ik ga eerst mijn rijbewijs halen, want ik heb er nog geen.
Frans had op zijn boerderij veel kiekens lopen, maar daar liep maar éne haan rond. En ge weet hoe dat da gaat hé, al die kiekens en maar éne haan, daar moest er ruzie van komen hé. En ’t was nog nen ouwe haan ook. ’s Avonds als het werk gedaan was op de boerderij en tijdens het avondmaal zei hij tegen zijn vrouw die Margriet heette: Morgen ga ik naar de markt achter nen nieuwe jonge haan, wat éne haan is weinig en hij is te oud ook. Zijn vrouw vond het een goed idee, en ’s anderdaags ging de boer naar de markt en kocht hij daar nen jonge haan. Dus de boer ging met zijn nieuwe jonge haan terug naar zijn boerderij, maar al zijn kiekens en diene éne haan stonden de boer op te wachten, want ze hadden alles gehoord. Toen de boer op zijn boerderij kwam en diene jonge haan liet lopen, zei die oude haan tegen diene jonge haan: Ik ben hier nog altijd de baas en al die kiekens zijn van mij. Na twee dagen ruzie zei die oude haan tegen diene jonge haan: We gaan een loopwetstrijd houden en degene die wint mag krijgt al de kiekens. Zo gezegd, zo gedaan en ze beginnen rondjes te lopen rond de boerderij. De boer stond aan het venster te kijken en hij zag de jonge haan lopen, maar zijn oude haan zag hij niet. Enkele ogenblikken later ziet hij zijne oude haan lopen, en weet ge wat diene boer zei: Potverdikke, ’t is weer ne homo.
Een Belgische boer was op zijn land aan ’t werken, en ineens komt er daar nen Hollander aangelopen. Die Hollander ging naar diene Belgische boer en vraagt hem: Meneer, zou ik even over uw land mogen lopen, want ik moet mijne trein van tien uur halen. Ja, dat mag, maar je moet wel oppassen dat diene stier achter u niet aanloopt, anders kunt ge nog nen trein vroeger nemen. Dat was dan een kort verhaalke van nen Hollander die zijne trein van tien uur moest hebben, maar misschien nen trein kon nemen. Ik heb niets meer van diene Hollander gehoord hoor.
Een reiziger ging met zijn kameel door de woestijn, maar het was snikheet. Dus liet hij zijn kameel zoveel mogelijk water drinken en hijzelf vulde een paar bedons. Maar na een tijd raakte hij zonder drinken en was hij de uitputting nabij. Maar in de verte zag hij een kraamke staan enhij zei: Hier ga ik wat water krijgen om te drinken, want ik heb een droge keel en ik ben ook uitgeput. Dus vroeg hij aan diene Arabier water, en weet ge wat diene Arabier zei: Water heb ik niet, ik verkoop alleen maar stropdassen, maar ginder verder is er nog een kraamke, misschien hebben ze daar water. Van uitputting strompelde hij verder, en na een paar kilometer in de brandende zon te hebben gelopen kwam hij weer aan een kraamke. Ook daar kreeg hij hetzelfde antwoord: Water heb ik niet, ik verkoop alleen maar stropdassen. Dus diene reiziger moest weer met een uitgedroogde keel verder gaan, en al strompeld kwam hij weer aan een kraamke. Maar weer hetzelfde liedje van: Water heb ik niet, ik verkoop alleen maar stropdassen. En weer moest de eenzame reiziger verder gaan, want ondertussen was ook zijne kameel van uitdroging gestorven. Maar toch gaf de moedige reiziger het niet op en ging verder met de gedachten om hier of daar toch eens aan water te kunnen geraken om zijn droge keel een beetje nat te kunnen maken. Dus kroop hij weer verder, want gaan of lopen kon hij ook niet meer. De schroeiende hitte had ook zijn botten beenderen aangetast, maar op een gegeven moment zag hij daar een klein vervallen cafeetje staan. Nu dacht onze eenzame reiziger dat hij eindelijk verlost was van de uitdroging en dat hij daar in dat klein vervallen cafeetje water kon krijgen. Dus ging hij naar binnen en vroeg of hij water kon krijgen. En weet ge wat diene oude cafeebaas hem zei: Meneer, heb je niet gezien wat er op dat bord staat te lezen die boven dat cafeetje hangt. Daar staan op: Niet toegelaten zonder stropdassen.
Jan heeft een papegaai gekocht, maar hij schrikt zich een bult, wanneer hij hoort dat dir papegaai begint te vloeken. Hij neemt de papegaai en stopt hem in de koelkast. Een kwartier later haalt hij de papegaai er weer uit, en zegt hem: Als je nog éne keer vloekt, dan steek ik je terug in de koelkast. De papegaai had het goed begrepen en zwijgt als een graf. Een paar dagen later probeerde Jan zijn hond het deurtje van de papegaaikooi te forceren, waarop de papegaai opnieuw begint te vloeken. Jan pakt de papegaai en stopt hem in de vriesbak. De papegaai kijkt om zich heen en merkt dat hij naast een geplukte kip ligt. Fel geschrokken roept Jan uit: Amai, jij moet nog veel meergevloekt hebben dan ik.
Stel je eens voor: Je zit in een diepe put op een klein eiland en in de put heb je enkel een bak bier. Op dat eiland is er enkel een ezel en verder niets. Iets verder in de zee is er een ander eiland en daar staat een cola-automaat. Nu komt het probleem: Je hebt ontzettend veel zin in een lekker cola, maar hoe geraak je erbij?. De oplossing is heel simpel: Je drinkt pinten tot je ladderzat bent, dan neem je die ladder en klim je uit de put. Vervolgens geef je die ezel een schop in zijn gat tot hij begint te balken, dan neem je die balken en geraak je tot het ander eiland. Nu ontdekt je dat je geen geld op zak hebt, dus begin je te denken hoe je het probleem kunt oplossen en dan valt plotseling je frank. Je neemt die frank en stopt hem in het cola-automaat en het probleem is opgelost....Santé.
Koning Albert komt in Nieuwpoort en hij staat bij het standbeeld van zijn grootvader, die op zijn paard zit. Terwijl Koning Albert naar het standbeeld aan het kijken is, begon hij even te dromen. Als hij aan het dromen was, hoorde hij plots een stem die zei: Ik heb een nieuw paard nodig. Koning Albert schrikt even en hij denkt dat hij aan droomt. Maar hij hoort opnieuw de stem: Albert, breng mij onmiddelijk een nieuw paard. De Koning rijdt zo rap hij kon naar Brussel en vertelt zijn verhaal aan Guy Verhofdtadt. Guy Verhofstadt gelooft daar geen woord van en samen rijden ze naar Nieuwpoort, bij het standbeeld. Als ze bij het standbeeld komen, hoorden ze opnieuw de stem die zegt: Albert, breng me een nieuw paard. Koning Albert vraagt aan Verhofstadt om naar Brussel te rijden en een nieuw paard mee te brengen. Verhofstadt rijdt vliegensvlug naar Brussel en een uur later komt hij daar aan, maar inplaats van een paard had hij een ezel bij. Koning werd nu heel kwaad en zegt: Je moet beter leren luisteren, ik vroeg een nieuw paard, geen ezel.
Stel je eens voor: Je zit in een diepe put op een klein eiland en in de put heb je enkel een bak bier. Op dat eiland is er enkel een ezel en verder niets. Iets verder in de zee is er een ander eiland en daar staat een cola-automaat. Nu komt het probleem: Je hebt ontzettend veel zin in een lekker cola, maar hoe geraak je erbij?. De oplossing is heel simpel: Je drinkt pinten tot je ladderzat bent, dan neem je die ladder en klim je uit de put. Vervolgens geef je die ezel een schop in zijn gat tot hij begint te balken, dan neem je die balken en geraak je tot het ander eiland. Nu ontdekt je dat je geen geld op zak hebt, dus begin je te denken hoe je het probleem kunt oplossen en dan valt plotseling je frank. Je neemt die frank en stopt hem in het cola-automaat en het probleem is opgelost....Santé.
Prins Laurent gaat naar een autosalon en hij koopt hem daar een nieuwe wagen. Als hij thuiskomt zegt hij tegen Phillipe: Ik heb mij een nieuwe auto gekocht, 4x4. Waarop Phillipe zegt: Gij piepo, uw garage is maar 2 op 3 meter.
Mathilde en Philip gaan naar een dierenpark, Mathilde ziet een giraffe en vraagt aan Plilip: Wat voor een beest is dat?, en Philip zegt: Dat is een dangaroe. Wat later ziet Mathilde een leeuw en ze vraagt weer: Wat voor een beest is dat?, en Philip zegt: Oh, dat is een dangaroe. Weer wat later ziet Mathilde olifant en weer vraagt ze aan Philip: Wat voor een beest is dat?, en zegt: O, dat is een dangaroe. Dat is knap van u, maar hoe weet je dat allemaal?. Nou, zegt Philip, toen we hier binnenkwamen zag ik een bord waarop stond: All animals are dangeroes.
Een man zit gezellig aan de ontbijttafel te eten en plots wordt er gebeld. De man eet verder, terwijl zijn vrouw naar de telefoon loopt en zegt: Met wie spreek ik?, en een paardenstem Zegt: U spreekt met zijn paard, 't is om te zeggen dat ik zondag niet kan lopen, want tijdens het eten van mijn haver, ben ik van mijn stoel gevallen.
Een dikke beer, een vos en een konijn moeten naar het leger gaan, maar ze hadden alle drie geen zin om te gaan. Het konijn is eerst aan de beurt en zegt: Wat moet ik nu doen?, en de vos zegt: We snijden gewoon je oren af, dan gaan ze u wel afkeuren. Zo gezegd, zo gedaan. Wat later komt het konijn terug en zegt: Joepi, ik ben afdekeurd. Nu is het de beurt aan de vos en ook hij: Wat moet ik doen?. Weet je wat, zegt het konijn: We kappen je staart af. Zo gezegd, zo gedaan. Een kwartiertje later komt de vos terug en zegt: Joepi, ik ben ook afgekrurd. Nu is de dikke beer aan de beurt, en ook hij: Wat moet ik doen?. De vos, die een idee heeft zegt: We gaan al je tanden eruit slaan, ze zullen u dan ook wel afkeuren. Zo gezgd, zo gedaan. Wat later komt de beer terug en zegt: Joepi, ik ben ook afgekeurd, ik was te dik.
Vader kameel en zoon kameel hebben een gesprek. Pa, waarom hebben wij zo lange poten?. Dat is voor in de woestijn, anders zakken wij door het zand. Tien minuten later. Pa, waarom hebben wij twee bulten op onze rug?. Deze twee bulten zijn ook voor in de woestijn. Deze dienen voor de mensen, anders vallen er van onze rug. Weer tien minuten later. Pa, waarom hebben wij zo lange wimpers?. Die zijn ook voor in de woestijn, om het zand tegen te houden, anders zien wij niet meer waar we lopen. Een uurtje later. Pa, waarom is dat nodig?, wij staan toch in Planckendael?.
Twee mannen komen elkaar tegen, in de woestijn. De boer draagt een telefooncel op zijn rug, en de ander een telefoonpaal. En de tweede boer vraagt: Waarom draagt jij een telefooncel op je rug?. Als er leeuwen komen, gooi ik die weg en dan kan ik harder lopen.
De olifanten voetbalden tegen de andere dieren en de olifanten stonden op flink op winst toen de rust aan brak. Na de rust kwamen de andere dieren weer het veld op met een duizendpoot en die ging me er toch even tegenaan zodat de eindstand 28-8 was voor de andere dieren. Vragen de toeschouwers aan de duizendpoot, die luide wordt toegejuicht, maar waarom kwam je pas na de rust?. Nou zegt die, ik was net klaar mijn voetbalschoenen aan te trekken.
Er lopen drie konijnen in het bos. Een Belgisch konijn, een Duits konijn en een Nederlands konijn. Opeens komen ze alle drie met een poot in een strop met prikkeldraad vast te zitten, en ze komen er niet meer uit. Dan zegt het Nederlands konijn: Ik knabbel mijn poot eraf, want ik kan met drie pootjes ook wel lopen en het Duitse konijn zegt: Ik doe hetzelfde ik knabbel ook mijn poot eraf, want ik kan ook met drie pootjes lopen. Het Nederlandse konijn en het Duitse lopen weer het bos in, maar het Belgisch konijn blijft achter. Dan zegt het Nederlands konijn tegen het Duits konijn: Zullen we maar even gaan kijken op de plaats waar het strop zat, misschien zit ie nog wel vast. Dus, ze lopen weer naar de plaats waar ze vast zaten, en ja hoor, het Belgisch konijn zit nog steeds vast, en dan zegt het Belgisch konijn: Ik snap er niks van, want ik heb al drie poten afgeknabbeld en ik zit nog steeds vast.
Een beruchtig gierigaard van het dorp ligt op sterven. Och jammert hij, ik wou dat ik al mijn grond kan meenemen naar mijn bestemming in de Noordpol. De pastoor schudt zijn hoofd en zegt: Gerard, maar dat is zinloos, het zou smelten.
Ik ben zowel blij als bedroefd, zegt Pol. Waarom ben je bedroefd?, vraagt André. Omdat mijn nieuwe auto gestolen is. En toch ben je ook blij?. Ja, mijn schoonmoeder zat er nog in.
Op een zekere dag komen twee patiënten bij de psyhiater, die beweren dat ze Napoleon zijn. De dokter vindt het eenvoudiger om ze samen te genezen en laat hen samen in een kamer opsluiten. De volgende ochtend bezoek hij het tweetal en vraagt hoe ze heten. Ik ben Napoleon, zegt de eerste. En jij?. Ik ben Josephine, zegt de tweede Blozend.
Een vader zegt tegen zijn zoontje: De ooievaar heeft ons vannacht een zusje bezorgd, en de kleine zegt: Er zijn zoveel mooie vrouwen en wat doe jij?. Jij gaat naar bed met een ooievaar.
Een Hollandse winkelier ligt op sterven, en met een zwakke stem vraagt hij: Waar is Caroline?. Ik ben hier aan je rechterzijde, pa. En waar is Annie?. Ik sta naast je, liefste, zegt zijn vrouw. Waar is Marijn?. Ik sta aan je voeteinde, pa. Met een laatste krachtinspanning komt de man overeind en met wijd openstaande ogen zegt hij: Maar wie staat er dan in Godsnaam in de winkel?.
Pak eerst maar eens de bezem en veeg het hier goed schoon, zegt de chef tegen zijn nieuwe werkkrachten. Maar meneer,ik heb aan de universiteit gestudeerd. Dan ligt de zaak natuurlijk anders. Heef mij die bezem maar, dan zal ik het u eerst eens voordoen.
Een klant komt in de gerage zijn wel zeer bejaarde auto afhalen. En?, hebt u mijn wagen grondig nagekeken?. Zeker, uw karretje heeft maar één onderdeel dat geen kabaal maakt, en dat is de claxon.
Een Hollander gaat naar het ministerie van justitie en zegt: Ik wil mijn naam laten veranderen. Waarom?, vraagt de ambtenaar. Ik heb thuis op zolder een doos met visitekaartjes gevonden, en nu vind ik het zonde die zomaar weg te gooien.
Zeg Paul, vind je het niet vervelend, om zoveel schuld bij de bank te hebben?. Integendeel, toen er nog geld op mijn rekening stond, moest ik elke keer weer lang in de rij voor de balie staan, om een bedrag op te nemen. Maar nu wordt ik discreet uitgenodigd, om in de directiekamer plaats te nemen. De directeur geef me dure sigaren en schenkt me soms hoogst persoonlijk een cognac in.
Een jongeman wendt zich tot de verkoopster en zegt: Ik zoek een mooi cadeautje voor een jonge vrouw. Hebt u iets speciaal in gedachten?, vraagt de verkoopster. Ja, daar heb ik immers dat cadeau voor nodig.
De echtgenoot bezoekt een huwelijksadviseur en beklaagt zich erover, dat zijn vrouw zo hardop praat in haar slaap. Ze roept voortdurend: Nee, Peter, nee. En u heet zeker Peter niet?. Nee, ik heet Jan. Ach meneer, zolang uw vrouw nog nee Peter roept, zou ik me geen zorgen maken.
Stralend zegt zij, na de verklaring: Als we getrouwd zijn, schat, krijgen we drie kinderen. Hoe weet je dat zo precies?, liefje, vraagt de bruidegom. Ze wonen nog bij mijn moeder, zegt ze.
Een dominee legt zijn gelovigen uit, hoe heet het in de hel is en zegt: Ik neem aan dat ieder van u weleens gesmolten lood heeft gezien?. Nou, in de hel noemen ze zoiets gesmolten ijs
De bisschop heeft alvast een flinke glas wijn gedronken, voor hij zijn ronde gaan doen. Kleine Karel kruipt bij hem op de schoot en zegt: Mammie, Sinterklaas ruikt naar rumbonen.
Waarom hebben zo weinig Hollanders een koelkast?. Ze geloven niet dat het lichtje in de koelkast uitgaat als men de deur ervan dichtdoet.
In een café zitten vier Belgen te kaarten, en de kastelein vraagt: Wat spelen jullie eigenlijk?. Eén van de vier kijkt op en zegt: Wat de anderen spelen, weet ik niet, maar ik zit te pokeren.
Mama, beginnen alle sprookjes met: Er was eens?. Nee Jantje, als je vader er één vertelt, begint het meestal zo: Ik moet overwerken, lieve.
De onderwijzeres vraagt aan de leerlingen: Wat is de hoogste berg ter wereld?. Piet steekt zijn vinger op en zegt: De Mont Blanc, juffrouw. Dat is niet goed, Piet, maar het is fijn dat je zo actief meedenkt. Dan stelt ze de volgende vraag: Wat is de langste rivier ter wereld?. Piet steekt weer zijn vinger op en zegt: De Rijn, juffrouw. Ook dat is niet goed, Piet, maar het is fijn dat je zo actief meedenkt. Piet zit zich hevig op te winden en denk na hoe hij de juffrouw terug kan pakken. Er schiet hem opeens iets te binnen. Hij rommelt wat in zijn broekzak en steekt dan zijn vinger op en zegt: Juffrouw, ik heb ook een vraag voor u: Het is zo hard als hout en het heeft een rode kop, wat is dat?. De juffrouw krijgt een rode kleur en zegt: Piet, zoiets vraagt je toch niet, en Piet zegt: Waarom niet?, ik bedoel een lucifer, juffrouw. Maar het is fijn dat u zo actief meedenkt.
Een Hollands jongetje zegt tegen de onderwijzer: Meester, mijn vader zou willen weten of u van kip houdt. Ik ben er dol op, mijn jongen, is het antwoord. En vergeet vooral niet de hartelijke groeten te doen, aan je vader. Er gaat een week voorbij zonder dat er nog over kip wordt gepraat, totdat de onderwijzer zijn nieuwsgierigheid en zijn ongedukd niet meer kan bedwingen. Vertel me eens, Marc, hoe is het eigenlijk met de kip?. O, die is intussen weer helemaal beter geworden, meester.
Stel je voor, zegt de éne homo tegen de andere homo: Dat ik eerder kom te overkijden dan jij. Wat zou je dan doen?. Ik zou je lichaam laten balsemen en dan zou ij je in een glazen kist leggen. Die zou ik rechtop in mijnn huiskamer tegen de muur zetten, zodat ik de hele dag naar je kan kijken. En wat zou jij in dat geval met me doen?. Ik zou je laten cremeren en van de as zetpillen laten maken.
Een Hollands patiënt is er ernstig aan toe. Zijn behandelde geneesheer deelt hem mee dat enkel een dure en zeldzame therapie nog kan helpen. En hoeveel zou dat gaan kosten?, vraagt de zieke. De dokter noemt een fors bedrag en de patiënt zegt: Daar begin ik niet aan, dokter. U zult moeten zakken in prijs, de begrafenisondernemer heeft een veel voordeliger aanbieding gedaan.
Dat verhaaltjes, dat oesters goed zijn voor de mannelijke potentie is onzin, zegt Jan tegen Frank. Hoe weet je dat?, vraagt Frank. Gisteravond heb ik een twaalf oesters gegeten, maar er hebben er maar zes oesters gewerkt.
Karel is weduwenaar geworden. Na een half jaar al trouwt hij opnieuw en wel met de zuster van zijn overleden vrouw. Ben je erg verliefd op haar?, vraagt een vriend. Helemaal niet, zegt Karel. Ik ben alleen met haar getrouwd, omdat ik geen zin had op mijn leeftijd, aan een nieuwe schoonmoeder te beginnen.
Mijn huisarts beweert dat ik niet lang meer te leven heb, zegt Jan tegen Karel. Je moet naar mijn dokter gaan. Die weet een middel om uw ziekte te rekken.
Een skelet komt bij de tandarts en neemt plaats in de behandelstoel. Na een grondig onderzoek zegt de tandarts: Aan uw tanden mankeert u niets, maar wel aan uw tansvlees.
Als een Hollandse drogist thuiskomt, ziet hij tot zijn grote verbazing, dat het huis van zijn buurman in brand staat. Hij rent meteen naar binnen en komt even later met een bewusteloze man over zijn schouder het huis weer uit. De omstaanders prijzen hem, om zijn moed, maar hij wimpelt dit af, door te zeggen: Ik moest hem wel redden. De tijden zijn zo slecht, dat ik me niet kan veroorloven van een vaste klant te verliezen.
Hoe vangt een Belg een vlieg?, vraagt de meester aan de leerlingen. Jan steekt zijn vinger op en zegt: Hij vangt er twee en dan laat hij er één vliegen, meester.
Karel komt stomdronken thuis, sluipt naar de ijskast en doet de deur open. Plotseling kijkt hij om en ziet zijn vrouw staan, met een splinternieuwe deegrol in de hand. 't Is altijd hetzelfde liedje, mopperde hij: Geen bier in de ijskast, terwijl jij je maar nieuw meubilair aanschaft.
Zeg oom Piet, als ik ga vissen, neem ik altijd mijn vrouw mee. Ik neem altijd regenwormen mee, zegt oom Piet.
Twee Belgen fietsen naast elkaar. Mag ik een poosje in het midden rijden?, vraagt de éne Belg.
Wat heb jij een lelijke vrouw?, zegt de man tegen de eigenaar van een kermisactractie. Ik weet het, maar dat is goed voor de zaak. Wat voor zaak baat jij dan wel uit?. Een spookkasteel, zei hij.
Ja mannekes, ’t is bijna zover hoor. Zet jullie schoentjes maat voor de schouw en vergeet niet om een paar wotels en een rapen klaar te leggen. Moest zijn paard per ongelijk honger hebben, dan kan het direct beginnen eten hé.
Ik heb ook nog twee emmers met water klaargezet, want moest dat paard een droge keel hebben, dan kan het zijn droge keel nat maken hé.
Ik heb alvast een briefke op mijn dak gelegd met daarop in grote koeienletters: Gelieve uw voeten af te vegen, want het dak is nog maar net gestofzuigd. En ook de binnenkant van mijn schouw heb ik ingewreven met vaseline, omdat zwarte piet dan ook veel rapper beneden ga zijn, dan anders,bij gebrek aan ne roltrap.
Vroeger had ik mijn vader de opdracht gegeven, om dat plat dak eens schoon te stofzuigen en de binnenkant van de schouw proper te kuisen. Want ik had hoogtevrees van naar boven te kijken en draaierig van naar beneden te kijken.
Nu heb ik mijn hoogtevrees een klein beetje overwonnen, want nu doe ik mijn twee ogen dicht, als ik naar boven ga. En om naar beneden te gaan, draai ik me om. Ik heb die hoogtevrees opgedaan door een tallore(bord) tomatensoep met ballekes te eten, die ik aan het tellen was, terwijl ik aan het eten was.
Potverdikke zeg, diene zwarte piet was tocht wel door de schouw naar beneden gevallen, zeker. Ik moet u wel zeggen dat mijn vader die schouw van binnen had ingevreven met vaseline en waarschijnlijk heeft die mens te veel vaseline gebruikt. Zijn gezicht zag nog veel zwarter uit of dat het al was en de shouw was zijn vaseline kwijt.
Toen ik nog ne kleine snotter was, heb ik ne trein besteld die op 42 kleine wielekes moet kunnen rijden. Maar die heb ik nooit gekregen, omdat ze daar nog geen wielekes voor hadden.
Ik had van zwarte piet vier mandarijntjes gekregen, maar die waren potverdekke al twee maand over tijd. Van de Sint heb ik wel klein koersveloke cadeau gekregen, waar de wielekes ontbraken on waar er geen stuur opstond.
Vroeger moest diene mens met sneeuwschaatsen aan, hem een weg banen om naar hier te komen en waren de vier poten van zijn paard bevroren. Zwarte piet had wat meer geluk, want de witte sneeuw was bang van dat zwart op zijn gezicht.
Af en toe kwam hij naar hier gereden met zijn sneeuwscooter, maar omdat hij maar 40 kilometer per uur door de sneeuw mocht rijden, heeft hij hem op de zwarte markt verkocht voor twee bakken mandarijntjes.
Gisteren tijdens mijne fietstocht door de Vlaamse Ardennen heb ik ook al ne zwarte piet en ne sinterklaas zien lopen. Ze hadden waarschijnlijk te diep in ’t glas gekeken, want ze zo zat als twee muilezels die slaappillen hadden genomen.
Ik denk dat ze nog carnaval aan het vieren waren ofwel kwamen die van de Gentse feesten, in Gent.
Mijn pa die in de hemel aan het kijken is, zal van de engelen wel een tallore (bord) rijstpap met een gouden lepeltje krijgen, denk ik. Anders schrijf ik wel een brief, om te vragen wat hij moet hebben en stuur ik de brief met een postduif op.
Ondertussen heb ik ook een brief naar de Sint geschreven en hem vriendelijk gevraagd om eens bij seniorennet langs te gaan, en om de eenzamen en de zieken wat moed te geven.
Er zijn drie katten op zoek naar werk en de eerste kat zegt: Ik wil bij een melkfabriek werken. Waarom?, vragen de twee anderen. Wel: 's Morgens melk, 's middags melk en 's avonds melk. De tweede poes wil in een fabriek van kattenvlees werken. Waarom?, vragen de anderen weer. Wel: 's Morgens kattenvlees, 's middags kattenvlees en 's avonds kattenvlees. De derde poes wil in een bierbrouwerij werken. Waarom?, vragen de anderen. Wel, zegt de derde: 's Morgens een kater, 's middags een kater en 's avond een kater.
Een man die leest in de krant een advertentie: Te koop: Wonderhond voor 5000 Euro. De man wordt nieuwsgierig en wil toch eens een kijkje gaan nemen. Hij komt bij de verkoper en hij ziet tot zijn verbazing een gewone Labrador. Dus, hij zegt tegen die man: Dat is geen wonderhond, dat is toch een gewone Labrador?. Maar die man zegt: Let maar eens op, hij pakt een stok en hij gooit hem een eind in het meer. Die hond neemt een aanloop en rent over het water, pakt de stok en rent weer over het water terug. Die man kijkt zijn ogen uit zag ik dat nou goed. Dus de man laat het nog een keer zien. Waarop de man zegt: Dat is toch veel te veel geld voor een Labrador die niet kan zwemmen.
Er waren eens drie mensen, en die gingen samen op reis. Ze kwamen aan, en gingen naar een hotel. De éne sliep boven in het stapelbed, en de andere beneden en ook één in de zetel. Na de eerste nacht vroeg degene die boven in het stapelbed sliep aan degene die in de zetel sliep: Wil jij boven in het stapelbed slapen, want ik ben gebeten door een mier. Oké, hij ging in het stapelbed en werd ook gebeten door een mier. Deze vroeg het aan de andere, om in dat stapelbed te slapen. Oké, en de volgende morgen vroeg de éne: Ben jij ook gebeten door een mier?. Nee hoor, ik heb er één doodgeslagen en de andere zijn weg naar de begrafenis.
De buurmannen Jan en Kees hebben afgesproken om 's morgens vroeg te gaan vissen. Samen zitten ze aan de waterkant. Jan vangt helemaal niets, terwijl Kees de éne na de andere vis uit het water haalt. Na afloop gooit Kees de gevangen vissen weer terug in het water en nodigt Jan uit om de volgende ochtend weer te gaan vissen. De volgende ochtend zitten ze weer samen aan de waterkant te vissen en Jan is nu op de plek van Kees gaan zitten in de hoop dat hij nu alle vis zal vangen. Maar weer haalt Kees alle vis uit het water. Jan besluit om de dag erna helemaal alleen te gaan vissen. In alle vroegte zit hij al aan de waterkant, maar weer willen de vissen niet bijten. Plotseling komt er vanuit het water een briefje omhoog met de tekst: Waar blijft Kees nou toch?.
De koning laat een standbeeld van hem bouwen. Als het klaar is, gaat de president eens gaan kijken. Als hij er is zegt dat standbeeld: Breng mij een paard. De president vind het raar dat het standbeeld kan spreken en gaat het gaan zeggen naar de koning. De koning vind het ook raar en gaat mee met de president, naar het standbeeld. Als ze er zijn zegt het standbeeld: Ik heb u gezegd: Breng me een paard, geen ezel.
Twee konijntjes en een egeltje zitten 's avonds langs de kant van de weg. Vraagt het egeltje: Hoe komt dat nou?. Je ziet altijd platgereden egeltjes op de weg liggen, maar nooit een platgereden konijn. Dat zal ik je uitleggen, zegt het konijn: Wij hebben een goede methode. Als wij de weg overstekken en we zien twee grote koplampen aankomen, gaan we precies in het midden zitten. Als de koplampen dichtbij zijn, dan bukken we, en dan kunnen we daarna gewoon weer doorlopen. Maar ik zal het wel even laten zien. Het konijn loopt de weg op. Er komen twee koplampen aan. Het konijn gaat in het midden zitten, bukt en komt even later weer teruglopen: Zie je wel. Niks aan. Dat wil ik ook eens proberen, zegt het egeltje. Het egeltje loopt de weg op. Er komen twee koplampen aan en het egeltje gaat precies in het midden zitten. Hij bukt zich en wordt finaal platgereden. Zegt het ene konijn tegen de andere: Zie je niet vaak meer, hé, zo'n driewieler.
In de wachtkamer van de dierenarts zit een Pitbull tegenover een Herdershond. Vraagt de Herder aan de Pitbull: Waarom zit jij hier?, en de Pitbull zegt: Nou, ik heb mijn baasje gebeten en je kent ons Pitbulls, een heel stuk uit zijn arm. Ik zit hier dus voor een dodelijk spuitje. Vraagt de Pitbull aan de Herder: En jij, waarom zit jij hier?, en de Herdershond zegt: Dat zal ik je vertellen. Van de week kom ik de slaapkamer inlopen, staat mijn vrouwtje daar in haar blote kont voorovergebogen, dus ik neem een aanloop en spring er bovenop en meteen hoppa. Zegt de Pitbull: Oh, dus jij zit hier ook voor een spuitje?, zegt de Herdershond: Nee hoor, alleen mijn nagels moeten worden geknipt.
God maakte op de eerste dag de hond, en maakte op de tweede dag het hondenhok. De derde dag maakte God hondenvoer, en op de vierde dag maakte God het vrouwtjeshondje voor de voortplanting. Op de vijfde dag maakte God een speelbot, en op de zesde dag maakte God het Internet. Op de zevende dag wou God graag rusten, maar hij moest de hond uitlaten.
Een dame komt in een dierenwinkel. Ik wil graag drie dieren die me aan mijn vorige week overleden man doen denken, zegt ze. Dat is erg sympathiek van u, zegt de verkoper. Welke wilt u dan hebben?, en de dame zegt: Een hond die de hele dag tegen mij gromt, een papegaai die vloekt en een kater die de hele nacht niet thuiskomt.
Je bent in België en je staat op een touwbrug, in het midden sta je stil, aan de éne kant staat een leeuw en aan de andere kant een tijger. Je kan ook niet naar beneden springen, maar daar zijn piranha's. De vraag is: Wat moet je doen?. Knijp jezelf, want je droomt, want in België zijn geen touwbruggen of leeuwen en tijgers in het wild.
Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd en zegt de éne vlieg tegen de andere vlieg: Weet je het nog, hier speelden we vroeger altijd verstoppertje.
Karel zoekt een baantje en gaat naar een uitzendbureau. De man achter de balie zegt: Ik heb alleen maar een baantje voor in de dierentuin. Geef me dat baantje maar, want ik heb het geld hard nodig. Zegt Karel. De volgende dag komt Karel in de dierentuin aan en de directeur zegt: Hier hebt je een apenpak, trekt het aan en ga in de kooi zitten. Je hoeft alleen maar een beetje rond te slingeren en van tak naar tak te springen, net als een aap. Nou denkt Karel, 't is wel een beetje wreed, maar wel gemakkelijk verdiend. Hij is een tijdje aan het slingeren en aan het springen, als er plots een tak afbreekt. Hij valt naar beneden en belandde in een plas water bij de krokodillen. Den Karel begint daar te roepen en te tieren en plots zegt de krokodil: Ssssst, ge moet zo niet roepen, want anders moeten we weer gaan doppen.
Een oude kapitein had een papegaai gekocht en als die man met zijn papegaai naar een kroeg ging, zei de papegaai alles na. Maar op een dag ging de papegaai dood. Daarom kocht de kapitein de volgende dag een nieuwe. Hij gaat weer naar de kroeg en bestelt een biertje. De papagaai zegt: Doe mij maar een cola. De kaptein zegt: Wat doe jij nou?. Even later bestelt de kaptein weer een bier en de papagaai zegt weer: Doe mij maar een cola. De kaptein zegt: Als je dat nog één keer zegt, hang ik je daar aan de muur. Even later zegt de kaptein weer: Doe mij maar een biertje, maar de papegaai zegt weer: Doe mij maar een cola. De kaptein pakt de papegaai en hangt hem op aan de muur. De papegaai kijkt opzij en ziet Jezus hangen en vraagt: Heb je ook een colaatje besteld?.
Je hebt een prachtige papegaai, maar waarom heeft hij aan iedere poot een kettinkje hangen?. Als ik aan het linker kettinkje trek, zegt hij goedemorgen. Als ik aan het rechter kettinkje trekt, dan zegt hij goedenacht. En als je aan beide trekt?, dan valt hij op zijn bek.
Twee parkieten zitten te zweten in een kooi, en de éne parkiet vraagt: Heb jij soms geen manier om af te koelen?, want 't is hier zo warm. Jazeker, ik zal de kooi open zetten, dan kan je wat afkoelen.
Een paard komt het café binnen en besteld een glas alcoholvrij bier. Waarom bestel je alcoholvrij bier, vraagt de cafébaas aan het paard?. Oh, ik moet nog rijden, zegt het paard.
Een veldmuisje kijkt verlangend naar een voorbij vliegende vleermuis en vraagt aan zijn moeder: Mama, als ik later groot ben, mag ik dan ook bij de luchtmacht gaan?.
Twee ezels breken in en na afloop willen ze de boel in brand steken. Vraagt de éne: Weet je zeker dat de lucifers het wel doen?. Zeker, want ik heb ze gisteren allemaal uitgeprobeerd.
Twee slangen komen elkaar tegen in het moeras, en de éne slang zegt tegen de andere slang: Ik hoop dat je niet giftig ben?. Waarom?, vraagt de andere slang. Omdat ik net in mijn tong hebt gebeten.
Er waren eens vier konijnen aan het kaarten en ineens stopten ze alle vier. En weet ge waarom?. Omdat ze alle vier hun klaveren hebben opgegeten.
Een olifant en een muis gaan naar het strand. Als ze zich gaan omkleden, komt de olifant er achter dat hij zijn zwembroek vergeten is en de muis zegt: Als je wilt, mag je er ééntje van mij lenen. De olifant verdwijnt tussen de struiken, om zich te verkleden en even later roept hij: Muisje, kom je me even helpen. Het ging op zich wel goed met jouw zwembroek, maar nu zit ik per ongelijk met mijn twee poten in één pijp.
Een pony vraagt aan het schaap: Waarom loop je mank?. En het schaap zegt: Ik ben vroeger lam geweest.
Er komt een goudvis bij de dokter. Voordat de dokter iets zegt, mompelde hij en zegt: Ik zie het al, want je ben uit de kom.
Een slak kruip in een boom en een vogel die hem ziet zegt: De appels zijn nog niet rijp hoor, zegt de slak: Nee, maar als ik boven ben wel hoor.
Twee parkieten zitten te zweten in de kooi en vraag de éne parkiet aan de andere: Heb jij een manier om mij af te koelen?, waarop de andere parkiet zegt: Ja hoor, ik kan de kooi wel even openzetten.
Er zitten twee goudvissen in een visbokaal, waarvan er éne naar buiten kijkt en zegt: Gelukkig zitten wij binnen lekker droog, want buiten regent het.
Is het echt zo vochtig bij jullie thuis?. Ja, het is verschrikkelijk. Vanmorgen zat er een vis in de muizenval.
Er zitten twee vampieren-vleermuizen in een boom, zegt de éne: Ik heb zin in bloed. Waarop de andere zegt: Ga dan bloed halen bij de mensen. De vleermuis vliegt weg, en komt twee minuten later terug met een bek vol bloed. Waarop de vleermuis zegt: Je bent zo snel terug?, waarop de vleermuis zegt: Ja, want ik zag die lantaarnpaal niet staan en ben er tegen aan gevlogen.