Op het puntje van mijn tong Op
reis wilde ik spreken over een Vlaamse etser die vooral een
zwart-wereld weergave schiep met fabrieken, arbeiders, Jazz. Ik
wou voortdurend de naam zeggen van deze graficus. Zijn naam lag op het puntje van mijn tong.
Ik diepte uit mijn geheugen heel wat details van zijn werk op. Zijn
naam lag op het puntje van mijn tong. Dit is een gekend verschijnsel in
het onderzoek van het geheugen. Je hoeft maar Google op na te slaan met
als trefwoord tip of the tongue (TOT). Ik probeerde allerlei trucs die beschreven zijn, om toch maar zijn naam te zeggen. Maar niets lukte. Terug
van reis deed ik een krant open. Wat een geluk: ik zag toevallig een
artikel over hem. Over Frans Masereel (1889 1972). Hoe kon ik zijn
naam vergeten? Ik had vroeger vele keren over hem gesproken. Op het puntje van mijn tong: van alle leeftijden en van alle tijden.
Toen ik vandaag de krant doorbladerde las ik een artikel over de vijf nieuwe hofleveranciers. Een reeks herinneringsbeelden schoten door mijn hoofd. Als kind kon ik mij moeilijk voorstellen wat hofleverancier precies betekende. Gingen die firmas of deze zelfstandigen bellen aan de deur van het paleis? Hoe werden zij betaald?
Een van de vijf is Biscuits Delacre (nu van de Britse koekenreus United Biscuits) uit Groot Bijgaarden. Delacre wijst erop dat ze al banden hadden met het hof door de koekjestrommels met afbeeldingen van het koninklijk huis, vandaar de naam royal tins. Deze koekjestrommels met afbeeldingen van de koninklijke familie zijn nu terug in de mode, want in de regeerperiode van Koning Boudewijn was er weinig geen nieuws af te beelden. Nu wel met de huwelijken van de prinsen en de geboortes van hun kinderen.
Op de koekjestrommels stonden niet de afbeeldingen van het koningshuis. Ik herinner me koekjestrommels met afbeeldingen van schilderijen van Breughel, Jan Steen Al die schilderijen zijn in het geheugen gegrift van de senioren. Je vindt die schilderijen ook geregeld als reproducties op de muren en in de gangen van senioren en in residenties.
Ter gelegenheid van 11 november waren er heel wat reportages over De Groote Oorlog (1914 1918). Van de ellende, de verschrikking, de oorlogspropaganda tot en met de dingen van het dagelijkse leven, zoals het vinden van zeep.
Geregeld was er bij ons gedurende De Groote Oorlog een groot tekort aan zeep. De prijzen gingen geregeld de hoogte in, soms op dezelfde dag, naargelang van de aanvoer en de speculaties. Ik las dat hier en daar fabrikanten zeep op de markt brachten, die niets met echte zeep te maken hadden. Ze werden er stinkend rijk mee en de burgers zaten met slechte zeep.
Van Victor 10 http://blog.SeniorenNet.be/halle kreeg ik op maandag 3 april de volgende info: Te Halle noemde met de mensen die met de zeephandel rijk werden "Baron ziep".
Vlak na de Tweede Wereldoorlog (1940 1945) - ik herinner me dat van horen zeggen - dienden de mensen die naar de kliniek gingen zeep mee te brengen.
In
zorgvoorzieningen zoals klinieken en RVTs zijn er zeer strenge normen
voor de voedselhygiëne (HACCP). We begrijpen dat dit noodzakelijk is,
maar er zijn ook schaduwkanten eraan verbonden. Dat ouderen - en
anderen - niet zomaar de grootkeuken binnen en buiten kunnen gaan is
duidelijk. Maar dit betekent ook dat samen - ouderen en begeleiders
- eten klaar maken in die keuken ook niet kan. Men past daar wel
een mouw aan, maar makkelijk is dit niet.
En
als er bezoek komt, zien we dat er soms voedsel wordt opgegeten, dat
waarschijnlijk niet door de HACCP richtlijnen zou toegelaten
worden.
Hygiëne wat betreft voedsel waar grotere groepen mensen samenleven, van een cruise tot een residentie, is nodig.
Voor
de residenten, verzorgenden en bezoekers is er een advies voor hygiëne
dat torenhoog boven alles uitsteekt: handhygiëne. Geregeld handen
wassen en de nagels reinigen is bijzonder belangrijk. In de kamer, in
de gemeenschappelijke ruimtes enzovoort. Want we hebben graag fysiek
contact, van een handdruk tot een knuffel. Als we in die context de
handhygiëne in acht nemen is alles OK.
Woorden en hun gevoelswaarde
Een vorige keer hadden we het over de woorden (etiketten) die wij
gebruiken om oudere personen aan te duiden. We stelden vast dat dit
niet vast ligt. Belangrijk is dat diegene die aangesproken wordt, zich
niet ongemakkelijk of gekwetst voelt. Woorden met een racistische
inslag zoals neger, vuile Jood en zomeer zijn kwetsend en ook
strafbaar, zoals we dit merkten met de rode kaarten op de
voetbalstadia. Het woordgebruik evolueert. Vroeger zou niemand
blijven stilstaan bij neger (nigger). Bij ons - en nog meer in
de States - is dit compleet veranderd.
In
de ouderenzorg is het woordgebruik belangrijk bij het aanspreken van
residenten. Sommigen hebben graag dat ze aangesproken worden met hun
voornaam, al of niet in de verkleinvorm (Jeanneke). Anderen staan erop
dat men hen aanspreekt met Mevrouw Jeanne of Mevrouw Jeanne Tulkens of
Mevrouw Tulkens. Het zorgpersoneel weet dat zowel de professionelen
als de vrijwilligers en toch gebeurt het dat men de bal verkeerd
slaat. Meestal omdat men geneigd is verkleinwoorden te gebruiken.
Sommge residenten vinden dat weinig respectvol. En respect willen ze
krijgen, ook al ze zijn ouder en zorgbehoevend. Een middeltje dat
we met succes uitprobeerden: op de deur van de kamer van de residenten
staat de naam, soms met een foto. We lieten de gewenste aanspreking
noteren onder de naam als geheugensteuntje. Als een verzorgende aan de
deur klopt, weet zij dat ze Jeanneke kan zeggen, of Jeanne of Mevrouw Tulkens Eenvoudig en doelmatig.
Halloween: bij ons een zacht griezelfeest - 31 oktober
Sedert enkele jaren viert men bij ons Halloween een zacht griezelfeest op 31 oktober en vooral in de dagen ervoor. In de winkels en warenhuizen, in scholen en in huizen zie je maskers, heksen, als het maar een beetje griezelig is. In Amerika is de slogan: hoe griezeliger hoe beter.Halloween is een feest dat tot voor enkele jaren voornamelijk werd gevierd in Amerika en Canada. Daar kwam verandering in. Over de oorsprong van de naam Halloween is er wat discussie. Misschien is Halloweenafgeleid van de avond voor Allerheiligen (All Hollows day) 1 november. Anderen verwijzen naar de viering van de overgang van oud naar nieuw bij de Kelten. Bij de Kelten eindigde de zomer op 31 oktober. Oorspronkelijk was Halloween een religieuze verering van de doden, nu een gebeurtenis waarbij kinderen langs de huizen gaan en snoepjes vragen, zoals bij het Driekoningenzingen.
Dit feest heeft zeker Keltische bronnen. Op 31 oktober vierden de Kelten de afsluiting van het Keltische jaar en de start van een nieuw jaar Samhain.De avond van 31 oktober was 'Eve of AllSaints' of All Hallows Eve. De zielen van de overledenen van het afgelopen jaar konden naar het land van de doden. Vroeger verkleedden mensen zich op 31 oktober om de zielen van de overledenen af te schrikken uit schrik dat deze bezit zouden nemen van de levenden. De winkels verkopen volop maskers en griezelkostuums.
Sinds enkele jaren is de ontspanningsindustrie erin geslaagd dit typische Amerikaanse feest ingang te doen vinden in Nederland en België. Heksen, spoken, geraamtes, trollen komen te voorschijn. Als het maar eng is. Restaurants en clubs organiseren verkleedpartijen. Kinderen lopen rond met pompoenen met kaarsjes.
Mensen en kinderen zien graag enge dingen: griezelfilms en romans en op de kermissen en pretparken gaan we naar de achtbanen.
Indien je met die mode wilt meedoen kan je met jongeren pompoenen uithollen en er kaarsjes insteken. Je kunt de verkleedkoffer aanspreken, het huis of het clublokaal versieren met akelige dingen. Inspiratie vind je o.a. bij http://www.vanharte.nl/kal-halloween_beginpagina.htm
Senior - oudere - bejaarde: echte en psychologische leeftijd.
Als je een leeftijdsetiket op een persoon plakt, weet je niet of de vlag de lading dekt voor de echte leeftijd. Wanneer gebruik je de etiketten bejaarde, hoogbejaarde, senior, oudere ? Als ik links en rechts kijk op het web en in de regelgeving, dan stel ik vast dat senioren meestal personen zijn vanaf 50 jaar. In decreten noemt men ouderen personen vanaf 60 jaar. Het etiket bejaarden geldt meestal voor personen boven de 65 jaar. Hoogbejaard verwijst naar ouderen die zeer oud zijn, maar wat is 'zeer oud'? Nogal eens legt men hier de grens op 80 jaar. Ik ben ervan overtuigd dat nogal wat 80 plussers, niet graag denken dat ze nu 'zeer oud' zijn. Natuurlijk ben je voor een deel zo oud als je het zelf wil. Een psychologische leeftijd hangt af wat anderen denken en zeggen en wat je er zelf van vindt. In een RVT hoorde ik een 83 jarige die over een 85 jarige sprak als over een echt oude mens. Voor kinderen ben je vlug al heel oud. Herinner je nog wat je als zevenjarige dacht van 50 jarigen? Wil je neutraal spreken over een leeftijd, dan spreek je best over de 50, 60, 65, 80 jarigen. Dan ga je niemand voor het hoofd stoten. Tenzij natuurlijk dat je de leeftijd van een persoon helemaal verkeerd hebt ingeschat. Een lagere leeftijd geven, dat kan, maar een leeftijd geven die tien jaar hoger ligt is vervelend. Dus
Het was de laatste keer dat ik naar het feest van de grootouders kon gaan. Ik wou dit niet missen en de kleinzoon van de derde kleuterklas stond erop. Mevrouw de directeur loopt de scène op.Ze verwelkomt iedereen en het geluid valt uit. Lichte paniek. Het herstellen duurt en blijft duren. Een nieuwe installatie moet komen. De pauze met koffie en koekjes wordt een uur naar voren verschoven om het wachten draaglijk te maken. De kleutertjes die al verkleed in de gangen en op het toneel stonden, worden vakkundig weggevoerd. Je ziet duidelijk dat de grootouders het erg vinden voor de school en voor de kleuters. Na een uurtje kan alles beginnen.
Wat ik hoor en zie vergelijk ik geregeld met vroeger. Herinneringen komen op. Ja, vroeger waren er in mijn kleuterschool geen feestjes voor de grootouders. We leerden versjes en liedjes die we moesten voordragen.
De nummertjes dragen duidelijk de sporen van de creativiteit van de juffen en vooral van de televisie. Het geheel heet dan ook de tv-show. Eerst met Nijntje, dan de wereld van K3, die van Bob de Bouwer, de Smurfen en Kabouter Flop. Je merkt hoe groot de invloed is van de televisieprogrammas.
Na de voorstelling kunnen we de kleinkinderen in hun klasje ophalen. Nog een dansje, een liedje en een cadeautje: een kleurtekening en een bokaal met smurfenmoes. En dan met de kleinzoon een hamburger gaan eten met friet.
Ik besef dat het de laatste keer dat ik op een grootouderfeest was.
Mijn kleinzoon heeft gelijk als hij zegt dat ik al heel, heel oud ben.
De meest gekende betekenis van OLO is: obligation lineaire obligatie. OLOs zijn effecten met vlottende intrest, korte, halflange en lange termijn die een staatslening vertegenwoordigen. http://treasury.fgov.be/interdette/Pdf/procedure_olos_nl.pdf
Misschien zal een andere betekenis van OLO in Vlaanderen en Nederland geleidelijk bekend en gekend raken, namelijk OLO = Ontwerper Leeromgevingen Ouderen. Dit wordt een nieuwe opleiding in de BaMa en in het postgraduaat (PAVO). Een OLO is geen leraar of een animator in een RVT(Rust- en Verzorgingstehuis ook genoemd WZC). Hij is een coach voor vrijwilligers en voor leden van een animatieteam in een RVT. Hij zoekt creatief en kritisch mee naar aangepaste interactiviteit binnen de leef- en woonomgevingen, hier in de eerste plaats van residenten in RVTs. Hij ontwerpt in het bijzonder stimulerende omgevingen voor het Levenslang Activeren (LLA) bij ouderen en het Levenslang Leren (LLL) bij de volwassenen die als professionelen (animatoren bijvoorbeeld) of als vrijwilligers functioneren in deze woonomgevingen. Hij is een goede communicator zowel intern (personeelsleden, ook directie en RvB) en extern zoals familieleden, bezoekers, buurt en ruimere omgeving en dit o.a. met het oog op maatschappelijke integratie.
De basiliek van Koekelberg viert in 2005 zijn honderdste verjaardag. Het was koning Leopold II (1835 1909) die op 12 oktober 1905 daarvoor de eerste steen legde op de heuvel van Koekelberg. Hij wilde een tegenhanger laten bouwen van het Justitiepaleis. Hij had in zijn gedachten een Sacré Coeur (Parijs) in Brussel. Hij wilde een zeer grote kerk. En zo geschiedde: Koekelberg is de 5de grootste kerk ter wereld. De basiliek van Sint - Pieter, la Basilica de San Pietro, is de grootste kerk van de christelijke wereld. Op de vloer staan de afmetingen van de andere grote kerken. Voor België is dit de basiliek van Koekelberg en de kathedraal van Antwerpen. http://users.pandora.be/siti4/Rome/s2.htm#a1
Het bouwen duurde lang, zeer lang. Het begin al met de funderingen: die werden pas
in 1909 gelegd. Na de dood van Leopold II (1909) waren er nog meer vertragingen..
De basiliek werd voltooid in 1970 ook dank zij de bedelacties bij de gelovigen. Elke week trekt deze kerk nog een 600 tal gelovigen aan. De basiliek biedt onderdak in de kelders aan heel wat verenigingen en is zo een echt polyvalent gebouw. De eigenlijke naam van de basiliek is Nationale Basiliek van Heilig Hart.
De laatste jaren groeide de interesse voor dit meesterwerk van de art deco-architectuur. De architect was Van huffel, een collega van Henry Van de Velde.
Afbeeldingen: typ Koekelberg in Google Afbeeldingen.
Zaterdagmiddag 15 oktober 2005: receptie voor een huwelijk in openlucht. Prachtig weer, plezante babbel, lekkere hapjes en drankjes. Ik discussieerde met mijn buurman met halfvolle mond. Ik zag dat er enkele moleculen van het hapje op het jasje van mijn gesprekspartner terecht kwamen. We kenden elkaar zodat ik dit vlug kon afvegen en met mijn excuses. Een dame in ons groepje zei tegen me: Ja, dat is nat spreken. Ik had nog nooit gehoord van deze uitdrukking. Nat spreken in de betekenis van met speeksel in de mond spreken, zodat er soms wat gespuugd wordt.
s Avonds zocht ik dit op met Google. De oogst was eerder mager. Er stonden enkele verwijzingen, vooral in relatie met tandzorgen en overmatige speekselsecretie. Toen ik dit later vertelde aan mijn schoonzoon, zei hij dat hij een leraar had die nat sprak. Hij had als bijnaam de Vesuve, van de vulkaan. Hartelijk gelachen en ik kon antwoorden zonder nat te spreken.
De afkorting D.O.M.zie je niet enkel op de likeur Bénédictine (zie vorige item), maar vooral op de grafstenen in en naast de kerken.
De afkorting D.O.M. is voluit: Deo Optimo Maximo.Letterlijk: Naar God, de Beste, de Grootste. Dit betekent dat de afgestorvene nu (hopelijk) bij de heerlijkste opperste God is. D.O.M. is minder populair en gekend dan R.I.P. = Requiescat In Pace. In de volksmond: recht in t putteke. Een zeldzame keer zie je op de grafzerken Deo optimo spiritum dedit, vrij vertaald: Hij gaf aan God, de Allerhoogste, zijn geest.
Enkele afkortingen kennen, is de moeite waard als je graven bezoekt in de periode rond Allerheiligen Allerzielen. Sommigen bezoeken begraafplaatsen uit interesse, om iets te leren over de voorbije tijd en over de personen die daar begraven zijn. Begraafplaatsen behoren tot het cultureel erfgoed. Sommige graven zijn beschermde monumenten in een bepaalde regio. Een speciale stemming heerst op de soldatenkerkhoven. Grafmonumenten van de faraos en praalgraven behoren soms tot het werelderfgoed. Hoe en waar de mensen begraven werden, zijn belangrijke kenmerken in de studie van de evolutie van de mens.
Dit was een tijdje geleden dat ik dit nog had gedronken. Als ik een zoete likeur koop, is dit meestal Elixir d'Anvers. Maar een ander likeurtje lust ik ook wel eens graag. Om te vergelijken. Op de rondbuikige flessen Bénédictine prijkt de afkorting D.O.M. Ik vroeg me af waarvoor deze letters stonden. Nadien vlug opgezocht in Google. D.O.M. staat voor Deo Optima Maximo: aan de volmaakt goede en hoogste God. Wat had je van paters anders verwacht? D.O.M. zie je vooral op grafzerken binnen en buiten de kerken in onze streken. Daarover lees je meer in een volgende bijdrage. Bénédictine bereidt men in het klooster te Fécamp (Normandië) vanaf het begin van de 16de eeuw. Het geheime recept (met kruiden .) wordt slechts aan drie mensen per periode door gegeven. Dit is ook het geval met Elixir d'Anvers.
La drôle de guerre: De schemeroorlog in de Tweede Wereldoorlog
Heel wat herinneringen gaan terug naar de periode 1939 - 1945. Ouderen (volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 over de Vlaamse Ouderenraad zijn dat personen vanaf 60 jaar) spreken van voor, tijdens en na de oorlog. Monumenten, herdenkingen en de media verwijzen naar die periode. Holocaust, atoombommen, leed en ontbering, concentratiekampen, collaboratie en verzet, moed, lafheid, berusting, overlevingsdrang zijn er elementen van.
Af en toe las ik over la drôle de guerre. Ik wist dat die uitdrukking verband hield met de periode vlak voor de Duitse inval in België, Frankrijk, Nederland maar hoe de vork precies aan de steel zat, had ik het raden naar. Als digitale reddingsboeien gebruikte ik: Google en Wikipedia. In Wikipedia vond ik eerst een klein artikel in het Frans http://fr.wikipedia.org/wiki/Dr%C3%B4le_de_guerre dat die periode eenvoudig en duidelijk situeert. Eenvoud en duidelijkheid zijn, naast betrouwbaarheid, de belangrijkste kenmerken van deze vrije, digitale encyclopedie.
Het is de periode tussen 3 september 1939 met de oorlogsverklaring door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan Duitsland en 10 mei 1940 met de Duitse invallen in West-Europa. Na wat surfen vond ik dat de Nederlandstalige editie van Wikipedia daarover ook een apart artikel had met als ingang schemeroorlog (ik kende dit woord niet...) http://nl.wikipedia.org/wiki/Schemeroorlog
De Engelsen spraken van de Phony War (nep-oorlog), de Duitsers van de Sitzkrieg (zit-oorlog), de Fransen van drôle de guerre (schertsoorlog) en in het Pools dziwna wojna (rare oorlog).
De naam drôle de guerre werd gegeven door een Franse journalist en verwees naar de troepen die in hun versterkingen (forten, bunkers, kazernes ) wachtten op het offensief dat moest komen en niet kwam. Er was een staat van oorlog maar de soldaten vochten niet. Ze dienden te wachten, eindeloos te wachten. De Fransen zaten in de ligne Maginot en de Duitsers in de Westwall of Siegfried lijn. De propagandamachines waren volop bezig met Goebbels in Nazi-Duitsland en Giraudoux in Frankrijk.
Pas in 10 mei 1940 bij de Duitse invallen in West-Europa hield dit lange wachten op.
Voor afbeeldingen surf naar Google Afbeeldingen en typ la drôle de guerre. Men zal je willen sturen naar un rôle de guerre maar gaat daar niet op in.
Nu ik ook 65 en op pensioen ben (aan de universiteit heet dit stijfdeftig emeritaat) ben ik gevoeliger worden voor mensen en BVs die in dezelfde fase zijn. Zo bijvoorbeeld volgde ik een aantal interviews met Jan Van Rompaey 65 jaar, de man van Echo, Superjan en binnenkort Lotgenoten. In een interview in De Standaard (zaterdag 1 oktober 2005) trof me zijn standpunt over uitlachtelevisie. (p.s. Google geeft 68 verwijzingen voor uitlachtelevisie). Ik haal twee zinnen uit dit interview aan Mensen worden in een fuik gelokt, waardoor ze meer van zichzelf prijsgeven dan ze eigenlijk willen. TV-makers gaan nu veel subtieler, zelfs perfider te werk om uitlachtelevisie te maken.
Bij Jan Van Rompaey geen uitlachtelevisie, wel wat ironie en bovenal eerlijke beangstelling voor de gewone man.
Ik heb vaak gelachen met stukjes uit Echo en genoten van zijn live optredens. Af en toe leefde ik echt mee: mijn gevoelens en gedachten in interactie met Jan Van Rompaey en het publiek. Daarvoor hoefde ik niet te bellen of op een knop te drukken. Je kunt perfect meeleven en interactief zijn zonder dat er onmiddellijk antwoordpercentages op het scherm verschijnen. Want vaak geeft dit een valse indruk van objectiviteit. En ben je zo in de fuik gelokt van pseudo-objectiviteit.
Onlangs kreeg ik een afscheidsviering op de Universiteit Antwerpen. De voorzitter van de UA, Prof. Dr. Alain Verschoren, speelde in op het thema van deze viering: Herinneringen, senioren en ouderen. Hij haalde herinneringen op aan Radio Veronica
Ik weet niet of sommigen onder u zich Radio Veronica nog herinneren? Radio Veronica was een commercieel radiostation dat tussen 1960 en 1974 op halflegale of halfillegale wijze vanuit de Noordzee uitzond, van op het schip de Norderney. Zonder zendvergunning, maar met een massa reclameboodschappen. Men noemde dat toen, in de jaren zestig en zeventig een piratenzender. Het jaar dat Radio Veronica door de Nederlandse wetgeving het verbod kreeg om nog verder uit te zenden, 1974, dat was toevallig ook het jaar dat ik zelf, als studentje, startte aan de toenmalige UIA (Universitaire Instelling Antwerpen - nu: Universiteit Antwerpen). Waarom vertel ik u dit? Wel omdat Radio Veronica al die jaren de slogan Jong en Dynamisch gebruikte om zichzelf te promoten, een slogan die ik, in dat verre 1974, eveneens perfect toepasbaar vond op de prille UIA. De UIA was toen een enorme voorloper binnen de universitaire wereld: Onderwijs in kleine groepen, keuzevakken bij de vleet (soms zelfs iets te veel), computerklassen, zelfstudie (begeleide zelfstudie, welteverstaan), papers (werkjes, zoals wij ze toen noemden), i.p.v. klassieke examens. net zoals permanente evaluatie en tal van alternatieve onderwijsvormen, die we thans allemaal aan het heruitvinden zijn. Dat Jong en Dynamisch gold overigens des te meer voor het toenmalige Departement Didactiek en Kritiek en hun lerarenopleiding: een team van jonge, enthousiaste professoren en in plaats van de 10 uur theorie en de 3 proeflessen elders (ik overdrijf misschien een heel klein beetje), kregen wij een echte, volledig uitgebouwde en onderbouwde opleiding, met als gevolg dat de beste leraren en leraressen in het Vlaamse land, en dat zal u niet verwonderen, bescheiden als we zijn, uit Antwerpen kwamen.
Wat er ook van zij mag ik je hierbij, beste Georges, als afsluiter nog vele jonge en dynamische jaren toewensen. Het ga je goed.
Leren op schoolgebeurde met vraag en antwoord. Zo bijvoorbeeld: 'Hoeveel inwoners telt ons dorp?' Voor mijn toekomstige man van hetzelfde dorp was het juiste antwoord: 'Ruim 900'. . Ik was enkele jaren jonger en ons antwoord was: ' Bijna 1000'. Het woord 'ruim' heeft een enorme indruk op mijn man nagelaten. 'Bijna vond ik ook zo'n indrukwekkend woord. Beide woorden klonken wel mooi en geleerd.
In mijn dorp was er een sfeer van verbondenheid. De beste illustratie daarvan was het 'bezzen': (buurten) in de zomerse dagen. De mensen, eigenlijk de mannen, kwamen 's avonds bij elkaar zitten buurten ergens tegen een gevel van een huis. Ze zaten op hun hukken, op de grond of deverharde stoep als die er was, sommigen hadden hun stoel bij. Zo was dit aan ons huis. Ze babbelden over alles en nog wat. De dorpspolitiek werd er uiteen gedaan en alle nieuwtjes van het dorp kwamen er te berde. Ze vertelden de belevenissen van de dag. Eens de TV de huiskamer is binnengekomen, is dat soort buurten verdwenen met het gevolg dat er een aardig stukje spontaan sociaal contact verloren is gegaan.
In ons dorp snoven sommige oudere vrouwen. Dit verminderde heel sterk omdat de jongere vrouwen dit maar vies vonden. Door de snuif liep je er vaak bij met een bruine neus. Mannen pruimden vaak: ze kauwden op speciaal geprepareerde tabak, de pruimtabak. Geregeld spiekten ze dan een straal bruin sap uit. Als kind vonden we dit vies. Wat nog viezer was dat ze de sjiek spaarden door ze te plakken op een kale plek op hun hoofd. We hadden op het dorp een pastoor die tijdens de mis vaak begon te snuiven. Ze noemden hem dan ook Pastoor Snuif.
Ik bracht mijn jeugd door in een dorpje in de Kempen. We speelden van 's morgens tot 's avonds buiten, heel het dorp rond. Onze kinderspelen waren onschuldig: zeepbellen blazen, een vlieger oplaten, ... We hadden geen gesofistikeerd speelgoed. Daarnaast speelden we deugnietje: belletje trek, blaaspijpen met vliertakken. Spannend was eksters of kauwen vangen en ze leren spreken, vogeleitjes roven uit nesten, portemonnee trek: een klein zwart portemonneetje op de grond leggen met eraan een touwtje onder zand. Wij zaten achter een struik om het vlug naar ons te trekken als iemand het wilde oprapen.
In de tijd van Driekoningen deden we aan sterzingen, en in bietenoogst zochten we grote bieten uit waarvan we het vruchtvlees uithaalden en er een kaarsje instaken?. 's Avonds liepen we ermee rond, of we plaatsten die op de vensterbank om wat schrik aan te jagen. In de oorlog speelden we 'oorlogje': marcheren, schieten naar elkaar; bombarderen. Of we speelden 'paardenkeuring'. De Duitsers keurden de paarden in onze streek: de sterkste werden opgevorderd. Dat speelden we na. We speelden ook graag 'oorlog'. We marcheerden dan door het dorp, zingend of we verdeelden ons in twee kampen en vochten met stokken als geweren; wie aangeraakt werd was dood.
In de 1939 was er een speciale stemming thuis. België had gemobiliseerd: mannen werden opgeroepen naar de kazernes. De jongeren vanaf 16 jaar dienden te vertrekken naar Engeland om opgeleid te worden tot soldaat. en de tegenaanval op de Nazi-duitsers te voeren. Veel van onze jongens zijn naar Zuid-Frankrijk vertrokken en zijn ingescheept naar Engeland. Engeland was toen al in oorlog met Duitsland. Maar Duitse legervliegtuigen voerden vanaf bepaald moment bombardementen uit op deze boten. Bij ons thuisin de Antwerpse Kempen logeerden twee Belgische soldaten uit het verre West-Vlaanderen, van Roeselare, twee broers, zonen van een rijke boer. Ze vertelden ons dat we dit een veilig oord was, veiliger dan onze streek.en dat we gerust naar hen mochten komen. Ze hadden nog een huisje leeg staan. Mijn ouders luisterden aandachtig en toen viel het grote, vreemde woord: de vlucht. Mijn vader, een groothandelaar, besloot op de vlucht te gaan. Moeder deelde het ons mee, ik weet nog goed waar precies in de keuken. Als jongetje van vijf flitste De vlucht naar Egypte door mijn hoofd. Ik kon niet vermoeden wat de vlucht van mijn ouders betekende. Het werd me langzaam duidelijk: mensen gingen lopen (vluchten) voor 'den Duits', naar Vlaanderen, naar Frankrijk. Wijvluchten met een gehuurde vrachtwagen met heel ons hebben en houden naar Roeselare. Moeder laadde nog enkele Ardeense hespen (hammen)in. Onderweg passeerden wij de vluchtelingen, de meesten met kar en paard, anderen per fiets of te voet. Allemaal richting Frankrijk. In Roeselare 'installeerden' we ons in het huisje van boer De Dobbelaere. Vader bleef echter niet, hij reed 's anderendaags terug om op het huis en zijn groothandel te passen. Maar ons Kempisch dorp lag nooit in de gevarenzone: geen bombardementen, geen gevechten. In het 'veilige' Roeselare was het wat anders. Daar zaten we in het volle gevaar. De Duitsers bombardeerden enkele fabrieken. En wij 's nachts het huis uit, in volle vlakte zouden we veiliger zijn. Na een tijd keerden we terug naar huis. De oorlog was volop bezig zijn, de Duitsers hadden het land bezet. Als jongetje vond ik de oorlog spannend en niet zo gevaarlijk. Het moment dat me het meest schrik aanjoeg was toe de Duitsers onze buurman Janneke (Jeanke) op straat aanhielden. Ze aanzagen hem als een jood. Janneke was klein van gestalte, liep wat gebogen met kromme rug en had een lange baard. Mijn vader kwam tussen en kon de Duitsers overtuigen dat hij geen Jood was. Jannekes leven was gered! (Herman W., 71 jaar).
Ik mailde aan Guido Verfaillie dat ik (Georges De Corte) oktober a.s.op pensioen ga. Hij is eindredacteur van het 3-maandelijks tijdschrift Hospitaliavan het Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI, Brussel) en voormalig personeelsdirecteur van het Psychiatrisch Ziekenhuis Onze-Lieve-Vrouw in Sint-Michiels Brugge. Hij wenste me geluk en hij gebruikte daarvoor de tekst van zijn afscheidsmonoloog die hij gaf bij zijn pensionering.
Ik vond die tekst zo treffend, dat ik vroeg of ik hem mocht gebruiken voor deze weblog. En dat was OK. Zo kan je er ook van genieten
Met je emeritaat overschrijd je op jouw beurt de drempel van een nieuwe levensfase, de fase van wat de Duitsers de "Entsagung" noemen: je iets "ontzeggen", afstand doen van, verzaken aan, een stap(je) terugzetten, los komen van een aantal verantwoordelijkheden die je jaren hebt gehad.
Zo creëer je een stukje vrijheid om nieuwe initiatieven te nemen in je bestaan, waar de haast langzamer is, het moeten milder ... en waar je de eenvoudige dingen van het dagelijkse leven, je partner, je (klein)kinderen herontdekt.
Het accent verschuift van "doen" naar "zijn". Je steekt dus een grens over en daarbij zul je vaststellen dat die grens niet iets is waarbij iets ophoudt maar waar - zoals de Grieken zeggen - de aanwezigheid van iets nieuws begint.