De woorden van Tim Guénard verdienen het met aandacht gelezen te worden. Het zijn woorden die moeten bezinken!
" Vergiffenis schenken betekent niet vergeten. Het bestaat erin in vrede te leren leven met de beledigingen. Dat is heel moeilijk te realiseren, vooral als de wonde gans je wezen heeft doorboord, als er lidtekens in je lichaam zijn achtergebleven. Het is een tatouage tot de dood. Onlangs moest ik een operatie ondergaan: de slagen die ik van mijn vader heb moeten incasseren hebben onherstelbare fysische schade toegebracht. De pijn wordt soms opnieuw wakker en met haar de herinnering. Om te kunnen vergeven moet men zich kunnen herinneren. Wij moeten de wonde niet verdonkermanen, niet begraven, maar integendeel, haar aan het daglicht brengen, in het volle licht.
Een verborgen wonde ontsteekt en begint zijn vergif in het lichaam en de geest te verspreiden. Zij moet kunnen bekeken worden, beluisterd, om een bron van leven te kunnen worden. Ik mag getuigen dat er geen verwondingen zijn die, weliswaar langzaam, op de lange duur dikwijls, door de liefde niet kunnen geheeld worden. Tot mijn zestien jaar heb ik er dikwijls over gedroomd dat ik mijn moeder nog eens zou ontmoeten, dat zij mij zou komen opzoeken en mij bij haar thuis opnemen. Daarna heb ik de onverdraagelijke gedachte moeten aanvaarden dat ik verlaten werd door degene die mij in haar schoot had gedragen. Ik heb toen besloten dat het misschien beter was dat ik haar nog ooit zou terugzien.
Het is nochtans gebeurd. Onverwacht dan nog. Na mijn huwelijk werden wij bij een tante uitgenodigd voor een familiebijeenkomst. Zij had mij er niet bijgezegd dat ook mijn moeder zou aanwezig zijn. Plots sta ik oog in oog met haar, een vrouw, bruin van tint, jong en mooi. Zij maakte geen enkele beweging naar mij toe. Haar gelaat bleeft bewegingloos.
Ik heb haar tegemoet gegaan en ik heb haar gezegd: - Mijn enige droom is dat ik van jou een kus zou krijgen... Bijna onzichtbaar week zij achteruit. - of je hand op mijn schouder, als je dat liever doet. Een enkel gebaar zou volstaan. - Jij bent net als je vader... Alleen de eer telt en niets anders dan de eer! Ik heb enkele ogenblikken gewacht naar dat gebaar van haar dat nooit zou komen. Toen ben ik er stilletjes van onder gemuist. Ik was bijna buiten toen mijn moeder mij op de trap terugriep. Zij heeft toen gevraagd: - Heb je je papa vergeven? - Ja, ik heb hem vergeven? Zij heeft zich onmiddellijk afgesloten. Haar gelaat was vertrokken, verhard. Zij kon ongetwijfeld niet aanvaarden dat ik deze man had vergeven die mij in mijn lichaam had gebroken. Zij kon niet aanvaarden dat ik hen beiden op hetzelfde niveau van de vergiffenis zou plaatsen. Zij heeft nog gezegd: - Ja, jij bent net zoals je vader. Jij zult een slechte echtgenoot en een slechte vader worden.
Er zijn woorden die harder aankomen dan vuistslagen. Woorden als vergif van de wanhoop en de fataliteit. Mijn moeder woog de zwaarte van haar woorden niet af. Er zijn andere vrouwen, zoals mijn echtgenote, om mij te zuiveren van dat vergif, die mij verzorgd hebben met engelengeduld, en dat dag na dag.
Dank zijn Martine kan ik vandaag dingen zeggen die ooit ondenkbaar waren, zoals: de vreugde die wij elke dag mogen ontvangen van onze vier kinderen, heb ik ook aan mijn moeder te danken. Zij heeft mij immers het leven geschonken. Een onschatbaar geschenk!
Vandaag weer ik mij elke dag opnieuw om een goede vader te zijn en een goede echtgenoot en...een goede zoon, zoals de Vader. Onze kinderen zijn mijn wortels geworden. Bij hen word ik, de gekwetste mens,ontvangen als bij genezingen. Als onze kinderen mij vader noemen, voel ik een rilling langs mijn ruggegraat lopen. Een niet uit te drukken gevoel is dat! Ik wil er nooit aan wennen dat zij mij vader noemen! Het is het mooiste dat er op aarde bestaat. Ik denk terug aan al die 'mijn papa's' die ik heb moeten missen. Ik zeg nu dank voor de 'mijn papa's' van onze kinderen. Ik vertrouw aan God de Vader alle kinderen toe die niemand hebben om 'mijn papa' tegen te zeggen."
In Rotterdam geboren op 28 oktober 1466 - het kan ook 1469 zijn - zal Erasmus na een bewogen leven sterven in Bazel bij zijn drukker Johann Froben, in de nacht van 11 op 12 juli 1536. Zijn laatste woorden sprak hij in het Nederlands: 'Lieve God!' Het jaar voordien had hij zijn dierbare vriend Thomas More verloren, toen die op last van Hendrik VIII in de Tower was onthoofd. Toen Erasmus in 1516 het Nieuwe Testament kritisch uitgaf - in het Grieks, met een eigen Latijnse vertaling - voegde hij er vijf voorwoorden bij. Eén daarvan heet 'Paraclesis' of opwekking. Daaruit volgend uittreksel, zijn vereerde Origenis waardig:
Als men ons, christenen, een afdruk van Christus'voet kon tonen, welke vormen van aanbidding zou dat niet teweegbrengen! Waarom niet eerder zijn levend, ademend beeld vereren in zijn boeken ( = evangelies)? Als men de tuniek van Christus tentoonstelde, naar welke plaats op aarde zouden we niet willen vliegen om die te omarmen? En als en als zijn persoonlijke zaken zou tentoonstellen, dan nog zou niets met méér kracht en waarheid de Christus tonen dan zijn Evangelies. (...) Die geschriften geven u het levend beeld weer van zijn heilige geest, ze geven u Christus in persoon weer terwijl hij aan het spreken is, aan het genezen, aan het sterven, aan het herboren worden met heel zijn tegenwoordigheid. Als u hem met uw (lichamelijke) ogen waarnam, zou u hem minder goed zien!
Enige jaren later zal hij een vrijere Latijnse vertaling ( 'parafrase') o.a. van het Matteüsevangelie uitgeven. In de inleiding beschrijft hij prachtig de actuele impact van de evangelies op een echte leerling van Christus. Die werking werd reeds opgeroepen in de net aangehaalde woorden, vooral in dat geheimzinnige 'aan het herborenworden met heel zijn tegenwoordigheid'. Meteen zal blijken dat Erasmus het boek in dienst ziet van wat er actueel tussen Christus en zijn leerling ('ons') gebeurt:
Niets wordt in het Evangelie verteld, dat niet ieder van ons aanbelangt. Niets gebeurt daar, dat niet dagelijks in ons leven gebeurt: weliswaar op een meer geheime, maarook op een echtere wijze. Christus wordt in ons geboren en de Herodessen ontbreken niet om de nog zwakke zuigeling naar het leven te staan. Hij groeit en wordt ouder. Hij geneest elke soort ziekte, als men maar met vertrouwen zjnhulp inroept. De melaatsen stoot hij niet af, ook de bezetenen niet, noch wie aan onreine bloedvloeiing lijdt of blind of kreupel is. Er is geen ondeugde zo lelijk, zo ongeneeslijk, of hij kan ze wegnemen als we oprecht tot hem zeggen: 'Jezus, zoon van David, ontferm u!' en 'Heer, als gij wilt, kunt gij mij reinigen'.
Pater Surinzal meer dan een eeuw later schrijven dathet van groot belang is 'ons Jezus Christus te herinneren en ons van zijn tegenwoordigheid bewust te zijn'. Met zijn uitgave van het Nieuwe Testament wilde Erasmus niet 'geleerd doen' maar ons helpen 'ons Jezus Christus te herinneren'. En met zijn talrijke edities van kerkvaders - voor hem de bijbelverklaarders bij uitstek - wilde hij de christenheid helpen meer bewust te worden van Christus'tegenwoordigheid. Ook zijn eigen parafrases hadden geen ander doel. Erasmus, de prins van de humanisten, was een Christus'vriend - zoals Thoma a Kempis en Ignatius van Loyola...
Uit het driemaandelijks tijdschrift OUDE ABDIJ DRONGEN, april 1005, n°19, p.17 - 18. Op onze links kan je met de Oude Abdij contact opnemen.
Het getuigenis van Tim Guérin zijn teksten om met aandacht te lezen. Teksten om te degusteren. Teksten om op te kauwen!
"In het Evangelie zegt Jezus niet tegen de overspelige vrouw, die de farizeeën willen laten stenigen: "Ik vergeef je je nachten vol zonde." Hij zwijgt. Hij schrijft in het zand.
Ik ben vlug weggegaan, vol van wroeging.Ik heb geprobeerd om de kloof tussen ons te dichten door hem postkaarten te sturen. Misschien is dat idee van de postkaarten stom. Maar de eenvoudige woordjes, waarin ik mijn geluk van het leven uitdrukte, de medeplichtige oogknip van hier of daar, het waren enkele ogenblikken van geluk die ik, in de vlucht, met hem deelde.
Na enkele jaren vernam ik dat hij had opgehouden te drinken. Voor deze grote alcoholieker was dat een grote overwinning. Ik begon mijn vader te bewonderen.
In 1990 vernam ik per toeval zijn overlijden. Toen ik op straat een oom van mij en zijn zoon passeerde, herkende hij mij onmiddellijk. Hij sprak mij aan: - Wel Tim, nu moet je toch gelukkig zijn? - Gelukkig...ja! Waarom zeg je me dat? - Je weet toch dat je vader overleden is? Het was alsof ik een vuistslag op mijn voorhoofd kreeg. Mijn adem werd afgesneden. Stilte. Breuk. - Nee...Is dat al lang geleden? - Nauwelijk drie maanden geleden. Mijn neef was eveneens vriendelijk voor mij. Hij wist wat mijn vader mij had aangedaan. Hij voegde eraan toe: - Ah, die smeerlap.
Ik neem het mijn neef niet kwalijk. Hij weet niet dat God een plaats in mijn leven heeft gekregen en alles onderste boven heeft gekeerd, van het begin tot het einde. Maar ik neem het God wel kwalijk dat hij zo weinig omzichtig te werk ging toen hij mijn vader wegnam.
De vergiffenis is geen toverstok. Er zijn twee soorten vergiffenis: die van het willen en die van het kunnen. Men zou bijvoorbeeld wel willen vergeven maar men kan het niet. Als men het kan, wanneer het hoofd en het hart er eindelijk in slagen van het eens te worden, dan blijft de herinnering, die pijnlijke dingen terug aan de oppervlakte brengt, herinneringen die verwarren en de haat weer aanwakkeren. Het is niet de gemakkelijkste vorm van vergiffenis schenken. Wij hebben er heel veel tijd voor nodig.
Tien jaar lang heb ik elke morgen aan Martine gevraagd: "Hou jij nog altijd van mij?" Ik kon in haar liefde niet geloven. Mijn genezing gebeurde op de duur, na een lange termijn. Men moet er heel veel tijd voor hebben. Ik heb het geluk gehad waarachtige mensen te mogen ontmoeten. Zij hebben van mij gehouden met de littekens en kwetsuren uit mijn verleden. Zij hebben het aangedurf mij met mijn verschillen te aanvaarden, ook als er opnieuw stuiptrekkingen van de gekwetste mens te zien waren. Zij hebben mijn lijden beluisterd en zij hebben niet opgehouden van mij te houden na de vele onweren. Nu mag ik zeggen dat ik een herinnering mag koesteren mij aanvaard te weten.
Het verleden wordt soms wakker geschud door een klank, een woord, een geluid, een gebaar, door een plaats die men onverwacht terugziet... Een kleinigheid volstaat opdat de herinneringen naar boven dringen, mij ondersteboven werpen, mij kwetsen. Zij herinneren er mij aan dat het nog altijd gevoelig ligt, dat ik nog altijd pijn heb. Ik zal waarschijnlijk nooit tot volledige rust en vrede met mezelf komen. Ik zal telkens opnieuw moeten beginnen met vergiffenis schenken, telkens opnieuw, telkens opnieuw. Zijn dat de zeventig maal zeventig maal waarover Jezus sprak?"
"Dank zij Sylvie en Frédéric zoek ik nu naar het positieve in mijn vader. Ik word er mij van bewust dat het dank zij hem is dat ik bokskampioen ben geworden. Het geluk dat ik vandaag mag genieten heb ik gedeeltelijk aan hem te danken. Op zekere dag passeer ik in de stad een beeldschoon meisje, vergezeld door een jongen. Ik ben nauwelijks die twee voorbij, als ik in hen mijn halfzuster en haar broer herken. Ik besluit dit meisje aan te spreken want zij heeft mij nooit een strobreed in de weg gelegd toen wij klein waren. Ik ga recht tegenover haar staan en vraag haar zonder omwegen: - Weet je wie ik ben? Zij denkt even na en richt zich dan onmiddellijk naar haar broer: - Ik herken hem, het is de zoon van papa. Ben ontroerd door de diepe affectie die in het woordje 'papa' meeklinkt. Als zij met zoveel liefde van deze man houdt, kan hij niet slecht zijn. Hij moet zelfs een buitengewone vader voor zijn kinderen uit het tweede huwelijk geweest zijn. Ik verneem terloops dat hij mijn beddegoed met de handen waste toen ik klein was. Mijn vader sloeg mij, maar hij waste mijn beddegoed met de handen!
Ik heb mijn vader opgezocht. Zoals in de parabel van het Evangelie wooonde hij in een tent ten noorden van Parijs. Ik heb aan de deur gebeld. Hij heeft de deur open gedaan. Ik herkende hem onmiddellijk. Er waren nochtans vele jaren verlopen sedert onze laatste ontmoeting. Hij liep nog helemaal niet gebogen. Hij heeft mij in stilte bekeken. Zonder verbazing. Hij heeft geen enkele zin gezegd, zoals: 'Kijk, eindelijk ben je daar, na zovele jaren!' of 'Maak dat je wegkomt, ik heb je nooit kunnen verdragen!', of ook niet: 'Mijn lief kind, vergeef mij.' Nee, hij heeft niets gezegd. Zijn ogen hebben voor hem gesproken. Ik ben onmiddellijk ter zake gekomen, waarschijnlijk ook door de zenuwen: - Ik ben christen geworden, ik vergeef je alles. Wij beginnen het leven met een schone lei. Ik beging toen de grootste stommiteit van mijn leven. Ik voelde dadelijk dat hij verstarde. Zijn ogen traanden en zijn blik verduisterde. Hij heeft zich geplooid alsof hij een slag in zijn maag kreeg. Ik stuurde de man terug in de hel van zijn verleden, een verleden dat hij wanhopig probeerde te vergeten. Ik was een smeerlap, een egoïst die maar aan één ding dacht, van zichzelf voldoening te verschaffen. Mezelf een gloednieuw geweten te bezorgen.
Mijn vader heeft het geluk niet gehad een vrouw te hebben zoals ik en en kinderen zoals die wij gekregen hebben. Dikwijls heb ik mij afgevraagd: Waarom? Waarom heb ik dat geluk gehad en hij niet? Ongetwijfeld probeerde hij te ontsnappen aan de klauwen van de wroeging en de aan de verschrikkelijke herinnering van zijn onwaardigheid. Hij heeft geprobeerd te doen wat in zijn mogelijkheden lag door een goede en rechtvaardige vader te worden voor zijn andere kinderen. Hij kon het nog altijd niet zichzelf vergeven. Hij veroordeelde zichzelf met ongenadige strengheid.
En ik, na jaren afwezigheid, ben ik voor hem verschenen. Ik heb hem de vergiffenis door zijn strot geramd, als een veroordeling en een straf. Het hart kan vergiffenis schenken terwijl de mond nog moet gesloten blijven."
"Haast niemand die het opmerkte, maar de tiara is sinds veertiendagen uit het pauselijk wapenschild verwijderd. De nieuwe paus, Benedictus XVI, liet de pauselijke kroon weg uit zijn nieuwe wapenschild en verkoos de bisschoppelijke mijter. De tiara, de driedubbele kroon, was eeuwenlang het symbool van de pauselijke oppermacht. Vanaf de elfde eeuw droegen petrus'opvolgers die rijk versierde hoofddeksel als vorsten. Pausen werden er mee gekroond en overal zag men de driedubbele kroon pronken op het pauselijk zegel. Al veertig jaar dragen pausen geen kroon meer. In 1964 had Paulus VI zijn tiara reeds afgelegd en laten verkopen om het geld aan de armen te geven. Zijn opvolger, Joannes-Paulus I weigerde omnog als een vorst gekroond te worden, werd dus louter als bisschop van Rome aangesteld. Sindsdien verdween ook de sedia Gestatoria, de draagstoel waarop de pausen plaatsnamen en men hen als pasja's ronddroeg. Al deze symbolen van macht behoren dus tot het verleden."
Erik De Smet, Zonder tiara, in Kerk en Leven, 11 mei 2005, p. 6.
"Het scheelde niet veel of ik had mijn vader doorgeslagen. Al deed ik het niet opzettelijk. Het gebeurde in het begin van mijn ontmoeting met God. Pater Thomas Philippe was begonnen mij zijn transfusies van de vergiffenis toe te dienen. Ik voelde mij een hele vent. Ik had nog niet alle geweldadige gewoonten afgezworen.
Op een zaterdagavond schuimden wij met mijn bende de bals op het platteland af. Op een bepaald ogenblik besloten wij de avond te eindigen in een nachtcafé van de streek. Bij het binnenkomen en nadat mijn ogen gewend waren aan het halve duister, herkende ik twee van mijn halfbroers. Zij zaten op de hoek van bar. Daar de herinneringen niet zo prettig waren, gaf ik er de voorkeur aan terug te keren. Voor mijn maten leek het alsof de biezen wilde pakken. Eén van mijn maten veroorzaakt, echt ongewild, ruzie. Het geruzie wordt heel vlug vechten. Plots staan mijn bendeleden tegenover de rest van de zaal. In alle hoeken wordt er gevochten.
Door de duisternis weet ik niet goed op wie ik klop. Mijn slagen komen hard aan en de tegenstanders trekken zich terug. De rivaliserende bende vlucht weg met auto's. Als ik hen zie vertrekken overvalt mij een onverklaarbare malaise. ' s Nachts slaap ik niet goed. 's Anderendaag begrijp ik het. Het was mijn vader die ik heb afgerost. Hij heeft zich niet verdedigd. Deze vader, van wie ik droomde hem ooit te kunnen vermoorden, die ik in jaren niet had teruggezien, heb ik op zijn smoel geslagen. Enkele maanden ervoor zou ik het uitgejubeld hebben. Deze kans om wraak te nemen, waar ik zo geweldig naar had verlangd, weiger ik voortaan.
Het verlangen hem vergiffenis te schenken kwam een weinig later en dat dank zij een geschenk van Frédéric. Het geschenk bestond uit vijf lijnen tikwerk. Maar zij hebben mijn hart geopen. Dank zij die lijnen wil ik mijn leven van nul af aan opnieuw beginnen. Maar een leven dat nu gebouwd wordt op liefde en niet op haat.
Ik dank de genade van vergiffenis te kunnen schenken aan Frédéric, maar ook aan enkele woorden van een klein meisje. Het meisje was amper zes jaar oud. Ik heb haar ontmoet in een pleeggezin. Zij werd daar geplaatst omwille van haar vader. Haar vader was een zware dronkaard en die sloeg haar regelmatig. Ik stelde haar voor weg te gaan bij haar vader, maar dat wou ze niet. Zij blijft in hem geloven, zij blijft voor hem hopen. Op zekere dag zegde zij mij: - Ik wil bij mijn vader blijven. Hij is lief als hij niet gedronken heeft.
Deze woroden raakten mij diep. Twee jaar later wordt die man geheelonthouder. De hoop en het geloof van zijn dochter heeft hem gered."
"Deze onverwachte ontmoeting met de Liefde heeft mijn leven ondersteboven gekeerd. Ik leef nu in een groot huis, een huis met veel licht en ruimte, gelegen op de hoogten van Lourdes, samen met mijn echtgenote Martine en onze kinderen: Eglantine, Lionel, Kateri en Timothée. Samen met enkele mensen op doortocht, die bij ons verblijven in afwachting dat zijn zij opnieuw hun weg kunnen hernemen. Deze morgen heb ik mijn bijenkorfen geplaatst op de helling van de berg. Van daaruit komen zij bij andere bloemen en andere geuren. Ik geniet van de bergen die in de opeenvolging van hun glooiingen mij meenemen naar de horizon.
Een bij vliegt rondom mij, zij bromt dicht bij mijn aangezicht, en keert terug naar de bloem die reeds zwaar is van stuifmeel. Haar leven is geregeld als een partituur. Zij speelt de noten van haar erfelijkheid, deze honderdjaren oude bevelen die door de genetische code worden doorgegeven en vastliggen. De bij en geen enkel ander dier kan iets aan zijn geprogrammeerd gedrag veranderen. De mens kan dat wel. De mens heeft de vrijheid om zijn lot om te kere, zowel in goede als in slechte zin. Ikzelf, zoon van een alcoholieker, een verlaten kind, heb het noodlot schaakmat gezet. Ik heb mijn genetische bepaaldheid ongedaan gemaakt. Daar ben ik danig fier op.
Mijn voornaam is Philippe en mijn roepnaam is Tim, want mijn iroquese naam is Timidy. De betekenis van mijn naam is 'heer van de paarden'. Mijn gekwetst geheugen is moeilijker te temmen dan een wilde volbloed. Guénard kan vertaald worden door 'sterk in de hoop'. Ik heb altijd blijven geloven in een mirakel. De hoop heet mij nooit ontbroken,zelfs niet in de diepste duisternis van de nacht. Vandaag wens ik dat vele anderen ook blijven hopen. Ik heb van mijn indiaanse voorouders het ontbreken van de duizeligheid geërfd. Ik vrees maar ene afgrond, de meest angstaanjagende afgrond, de haat ten opzichte van zichzelf. Ik heb maar van één ding schrik, namelijk van niet genoeg te beminnen. Om een man te zijn moet je kloten aan je lijf hebben. Om een liefdevolle man te aijn, moet je er heel grote hebben. Na vele jaren strijd met mijn vader heb ik de strijdbijl begraven, ook wat mezelf en mijn verleden betreft."
"Mijn leven is even erg gedeukt als mijn gezicht. Alleen al mijn neus is op 27 plaatsen gebroken geweest. Drieëntwintig werd veroorzaakt door het boksen; vier,door mijn vader. De hevigste slagen heb ik gekregen door degene die mij bij de hand had moeten nemen en zeggen: "Ik hou van je".
Mijn vader was 'iroquois'. Toen mijn moeder mijn vader verliet, heeft de drank hem krankzinnig gemaakt. Hij heeft mij dood willen slaan alvorens het leven het bloedbad heeft voorgezet. Ik heb kunnen overleven door drie dromen: er voor zorgen dat ik werd weggestuurd uit het verbeteringsgesticht waar ik werd geplaatst; bendeleider worden; mijn vader doden. Ik heb die dromen gerealiseerd. Uitgezonderd de derde. Maar het scheelde maar twee vingers... Jarenlang heeft het vuur van de wraak mij in leven gehouden.
In de gevangenis van mijn haat kreeg ik bezoek van mensen die door de liefde werden bewoond. Zij zijn erin geslaagd om mij in mijn hart op de knieën te krijgen. Door degenen die door onze maatschappij worden verworpen, de gebrokenen , de verwrongenen, de gehandicapten, de 'abnormalen', heb ik het leven te danken. En een formidabele les in de liefde. Aan hen wijd ik mijn boek. Zij hebben mij toegelaten opnieuw te gaan leven."
Graag zou ik jullie het boek van Tim Guénard, Plus fort que la haine, Presse de la Renaissance, Paris, 1999, leren kennen. Het is geen roman, geen fictie, maar het levensverhaal van Tim Guénard zelf. Tim Guénard is nu ongeveer 45 jaar, gehuwd en vader van vier kinderen. Hij is imker en vergezelt de karavaan van de tour de France. Hij woont in het Zuid-Westen van Frankrijk, in de omgeving van Lourdes, en hij zorgt er, samen met zijn echtgenote, voor mensen in moeilijkheden. Doorheen zijn autobiografie ontsluiert hij ons de levensweg van een verlaten kind, dat uiteindelijk opnieuw 'thuis' kwam. Hij gebruikt een woordenschat die dikwijls overkomt als vuistslagen, en de gedrongen schrijfstijl openbaart een boodschap vervuld van hoop in de mogelijkheden van de liefde en de vergiffenis voor elke mens, zelfs voor degenen die tot in het diepste van zijn ziel werden gekwetst. Als driejarig jongetje werd hij door zijn moeder vastgebonden aan afsluiting van een bos en alleen achtergelaten in de invallende duisternis. Later werd hij door zijn vader zo mishandeld, zo erg, dat Tim ongeveer twee jaar werd opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens die twee jaar ontving hij nooit bezoek. Als groter wordende kerel had hij drie wensen: een bende stichten, ontsnappen uit het verbeteringsgesticht en zijn vader vermoorden. Zij wensen werden werkelijkheid, uitgezonderd de laatste. Toch is Tim 'thuis' gekomen. Hoe? Dat vertellen wij in het volgende bericht.
Heer, onze God, bewaar onze ouders in Uw liefde. Laat hen niet alleen in het donkere dal van ons weggroeien; laat hen niet alleen met de pijn van het niet begrijpen. Bewaar, Heer, het wonder van hun liefde, want die liefde is ons leven en ons licht in een moeilijke wereld.
Heer, laat onze ouders mild zijn, laat ze sterk en stevig zijn, schenk hen overvloedig de genade van Uw trouw. En vooral, Heer, laat hen weten met het hart dat er in ons zoveel leeft waarvoor we geen woorden hebben, en waarover we graag zouden praten: onze waardering, onze dankbaarheid, onze spijt over alles wat hen heeft gekwetst.
Heer, onze God, wij leggen de namen van onze kinderen in uw zegenende handen. Schrijf ze daarin op, vergeet ze niet; laat ze niet verzanden in wat schittert aan de buitenkant. Houdt Gij onze kinderen vast, als wij ze los moeten laten, en zij hun eigen weg door het leven gaan. Dat zij voortstappen op vaste baan en niet de levensstijl verlaten die Gij ons hebt voorgedaan. Wij vragen U niet hen te sparen voor elk leed. Wees Gij hun troost en bemoediging als zij eenzaam zijn en bang. Blijf hen nabij als het donker wordt in hun leven en zij de weg niet meer weten die leidt naar vrede. Reik hun de hand en open hun ogen voor het Beloofde Land, hier en in den hoge. In Uw zegenende handen leggen wij de namen van onze kinderen, Heer, onze God.
Uit Geert dedecker, Altijd Onderweg. Het boek Tobit, een bijbelse reisgids voor mensen van vandaag, Lannoo, Tielt, 1995, p. 78
Bij Luc Versteylen vond ik een prachtige zegen: de Effetazegen!
"Ik zegen je oogjes dat je er veel mensen graag mee zou mogen zien vooral ooit de allerliefste van je leven levenslang
Ik zegen je oortjes dat je er veel lieve woordjes mee moogt horen woorden van bemoediging wanneer je het kwaad hebt, woorden van troost wanneer je verdriet hebt, woorden van bewondering wanneer je het goed gedaan hebt, en dat je er ook mee zou mogen horen het hulpgeroep van de mensen rondom jou, vooral het geluidloze.
Ik zegen je mondje dat er lief mee zou mogen zijn, lief en teder, dat je er woorden van kracht en troost en bewondering mee zou mogen spreken en dat je er veel mee zou mogen lachen ondanks alle pijn en verdriet.
Ik zegen je handjes dat je ze zou mogen sluiten om degenen van wie je houdt, dat je er er meer mensen mee mag genezen dan kwetsen, meer zou mogen strelen dan striemen en dat je ze ook op tijd zou mogen opendoen om het beste weg te geven van jezelf.
Ik zegen je voetjes dat je ermee mag gaan naar de plaatsen waar ge graag naartoe gaat en waar de mensen je graag zien komen, maar dat je er ook mee zou mogen gaan naar de plaatsen waar je niet graag naartoe gaat, maar waar de mensen je nodig hebben.
Ik zegen heel je lichaampje dat het mag uitgroeien tot een teken van tederheid voor heel veel mensen vooral ooit (zoals je ouders) voor de allerliefste van je leven levenslang"
Brief van een jongere aan alle opvoeders van de wereld
Brief van een jongere aan alle opvoeders van de wereld
Geef me niet alles wat ik vraag. Soms vraag ik alleen om te weten hoeveel ik kan krijgen.
Roep niet op mij. Als je roept, heb ik minder respect voor je. Daarbij leer je me ook roepen, en dat wil ik niet.
Geef niet altijd bevelen. Als je mij iets vraagt in plaats van te bevelen, zal ik het vlugger en liever doen.
Doe wat je belooft, om het even of het goed of slechts is. Als je me een beloning belooft of straf, geef zij mij dan.
Vergelijk me met niemand, zeker niet met mijn zus of broer. Als ik beter lijk dan een ander,zal die eronder lijden, en als ik slechter lijk, zal ik eronder lijden.
Laat mij zelf mij eigen weg vinden. Als je alles in mijn plaats doet, zal ik het nooit leren.
Vertel mij geen leugens, en vraag mij ook nooit om te liegen, zelfs niet om uit een probleem te geraken. Bij leugens voel ik mij niet goed; ik verlies dan mijn geloof in wat je zegt.
Wanneer ik iets verkeerds doe, vraag me dan niet steeds naar het 'waarom'. Ik weet dat zelf niet altijd.
Wanneer jij je vergist hebt, geef dit dan toe. Dat zal mijn geloof in jou versterken en het zal me leren mijn eigen vergissingen ook toe te geven.
Leer mij God kennen en liefhebben. Het heeft geen zin erover te leren op school als ik er bij jullie niets van zie.
Wanneer ik je een probleem voorleg, zeg dan niet: 'Ik heb geen tijd voor onbenulligheden' of ' Dat heeft geen belang.' Probeer me te begrijpen en te helpen.
Zie mij graag en zeg het me. Ik heb graag dat je het zegt, ook al vind je dat niet nodig.
Uit: Geert Dedecker, Altijd Onderweg. Het boek Tobit, een bijbelse reisgids voor mensen van vandaag, Lannoo, Tielt, 1995, p.72. Om samen met groter wordende kinderen te lezen en te bespreken
Onlangs heb ik in de auto een17-jarige jongen meegenomen
Onlangs heb ik in de auto een 17-jarige jongen meegenomen
Hij: Voor mijn vader ben ik dood. Zou hij er eigenlijk nog wel zijn? Ik hoop dat hij er niet meer is. Je bent nu zeventien jaar, zeg ik. Kun je niet toch nog vrede sluiten met je vader? Wees verdomme toch niet bang voor de liefde. Misschien moeten jullie jongeren vandaag de dag wel vader en moeder worden voor je eigen ouders. Anders blijft alles dood.
Dorothee Sölle
Dorothee Sölle, geciteerd door Geert Dedecker, Altijd Onderweg. Het boek Tobit, een bijbelse reisgids voor mensen van vandaag, Lannoo, Tielt 1995
Om jullie goesting te doen krijgen méér te lezen van Eric-Emmanuel Schmitt in Oscar en oma Rozerood, citeer ik de bladzijden 19 - 22.
"Beste God,
Geweldig! Dat heb je knap gedaan. Nog voordat ik de brief heb gepost, geef je me al antwoord. Hoe doe je dat? Vanmorgen was ik met Einstein aan het schaken in de recreatieruimte toen Popcorn me kwam waarschuwen: 'Je ouders zijn er.' 'Mijn ouder? Dat kan niet. Die komen alleen op zondag.' 'Ik heb de auto gezien, een rode jeep met een wit dekzeil.' 'Dat kan niet.' Ik haalde mijn schouders op en ging door met het potje schaken. Maar omdat ik er niet meer met mijn gedachten bij was, sloeg Einstein al mijn stukken en daar werk ik nog zenuwachtiger van. Dat we hem Einstein noemen, komt niet doordat hij slimmer is dan de rest van ons, maar omdat zijn hoofd twee keer zo groot is als normaal. Het schijnt dat het binnenin vol water zit. Dat is jammer; als het hersenen waren geweest, had hij vast heel knappe dingen kunnen verzinnen, die Einstein. Toen ik zag dat ik ging verliezen, stopte ik ermee en ging met Popcorn naar zijn kamer, die op het parkeerterrein uitkijkt. Hij had gelijk: mijn ouders waren er. Je moet weten, God, dat we ver uit de buurt wonen, mijn ouders en ik. Toen ik nog thuis woonde, had ik er geen erg in, maar nu ik er niet meer woon, vind ik het echt ver weg. Daarom kunnen m'n ouders mij maar één keer per week komen opzoeken, op zondag, want op zondag werken ze niet, ik ook niet trouwens. 'Zie je wel dat ik gelijk had?' zei Popcorn. 'Hoeveel krijg ik van je omdat ik je heb gewaarschuwd?' 'Ik heb nog een reep hazelnootchocolade.' 'Heb je geen aardbeien-fruitgums meer?' 'Nee.' 'Okay, dan maar de reep.' Eigenlijk mogen wij Popcorn helemaal niets te eten geven, want hij is hier juist om magerder te worden. Negen jaar, achtennegentig kilo en een meter tien lang bij een meter tien breed! het enige kledingstuk waar hij helemaal in past, is een Amerikaans sweatshirt met strepen. En dan golven die strepen nog zo op en neer dat je er zeeziek van wordt. Maar omdat geen van mijn vriendjes, en ook ik niet, gelooft dat hij ooit kan ophouden met dik zijn, en het zielig vinden dat hij zo'n honger heeft, geven we hem altijd onze restjes. Wat stelt een reep chocolade nou voor vergeleken bij zo'n massa spek! en als we er verkeerd aandoen, dan moeten die verpleegsters ook maar eens ophouden met hem vol te stoppen met zetpillen. Ik ging terug naar mijn kamer om op mijn ouders te wachten. Eerst had ik niet in de gaten hoeveel tijd er voorbijging omdat ik buiten adem was, maar op een gegeven moment besefte ik dat ze al vijftien keer de tijd hadden gehad om bij me te komen. Plotseling had ik door waar ze zaten. Ik sloop de gang in, ging de trap af toen niemand me zag en liep in het halfdonker naar de kamer van dokter Düsseldorf. Bingo! Daar zaten ze. Ik kon hun stemmen door de deur heen horen. Omdat ik doodmoe was van het naar beneden lopen, wachtte ik een paar tellen tot mijn hartslag weer rustig was geworden en toen ging het helemaal mis. Ik hoorde wat ik niet had mogen horen. Mijn moeder zat te snikken en dokter Düsseldorf zei steeds maar: 'We hebben allles geprobeerd, heus, we hebben alles geprobeerd', waarop mijn vader met een verstikte stem antwoordde: 'Natuurlijk, dokter, natuurlijk.' Ik bleef met mijn oor tegen de ijzeren deur geplakt staan. Ik wist niet meer wat kouder was, het metaal of ik. Toe zei dokter Düsseldorf: 'Wilt u hem nog even gedag zeggen?' 'Dat zou ik niet kunnen,' zei mijn moeder. 'Hij mag ons zo niet zien,' voegde mijn vader eraan toe. En toen begreep ik dat mijn ouders een stelletje lafaards waren. Erger nog: een stelletje lafaards die dachten dat ik een lafaard was! Omdat er in de kamer geluiden klonken van stoelen die verschoven werden, begreep ik dat ze naar buiten zouden komen en ik deed de eerste de beste deur die ik zag open."
Relaties zijn gekenmerkt door afstand, vreemdheid, onechtheid, oppervlakkigheid,...
"Relaties worden gekenmerkt door afstand, -ook al kan men fysisch dicht bij elkaar zijn; door vreemdheid, - ook al doet men vertrouwelijk; door vreemdheid, - ook al willen de gemaskerde trekken echtheid voorspiegelen; door gespannenheid, - ook heeft men relaxerende gebaren van buiten geleerd; door oppervlakkigheid, - ook al beweert men de andere intiem te kennen; door eigenbelang, - ook al wordt het 'als-ik-iets-voor-u-kan-doen' op het voorplan geschoven; door berekening, - ook al aksentueert men de onbaatzuchtigheid; door bedreiging, - ook al toont men zich zelfverzekerd; door afhankelijkheid, - ook al koestert men de illusie van eigen zelfstandigheid en volwassenheid. Er is veel nodig om er te komen in deze maatschappij: wat men kent is belangrijk, - wie men kent is nog belangrijker. In relaties wordt veel geld, tijd en energie geïnvesteerd. Investeren is een zakelijke onderneming en dus afgestemd op rendement. Kontakten die niets opbrengen worden als tijdverspilling beschouwd en dus tot een minimum herleid."
Steven De Batselier, Impasse. Het psychopathologische syndroom van de normale mens, 5e druk, De Nederlandsche Boekhanden, Antwerpen/Amsterdam, 1975, p 77 e.v.
Vriendschap staat laag gekwoteerd, terwijl relaties zeer hoog scoren
"Op de effektenbeurs van onze hedendaagse maatschappij staat vriendschap zeer laag gekwoteerd, - terwijl relaties een zeer hoge score halen. Waar prestatie, rendement, aanzien en eigen voordeel centraal staan, is het uiterst belangrijk kennissen en relaties te hebben: mensen te kennen die men kan gebruiken voor zichzelf en zijn eigen belangen. Relaties zijn koopbare of gekochte vrienden. Dit is uiteraard een contradictio in terminis: vrienden zijn niet tekoop. In onze cultuur hebben dezelfde woorden echter zeer uiteenlopende betekenissen. Wie echte vrienden heeft, heeft een wereld waarin het goed is te leven. Vriendschap doet de wereld veranderen, maakt het leven menselijker, brengt rust en vertrouwen in eigen innerlijkheid. Wie enkel relaties heeft, is nooit helemaal zichzelf: alles is afgestemd op buiten-zich, op berekening, op nuttigheid. Relaties zijn nuttige dingen, zijn middelen, - geen doel op zichzelf. Vriendschap is geen middel: alles is volheid, gerealiseerde belofte in de aanwezigheid van diegenen die men 'vriend' mag noemen."
Tijdens een bedevaart naar Lourdes kocht ik het boek van Didier Decoin (de l'Académie Goncourt), Jésus, le Dieu qui riait. Une histoire joyeuse du Christ, Editions Stick/Librairie Artème Fayard, 1999.
Op de voorkaft staat een icoon afgedrukt waarop Jezus en Petrus staan afgebeeld tijdens de storm op het meer. Jezus nodigt Petrus uit naar hem toe te komen over de zware golven. Wij zien ook dat Jezus als het ware in een lach schiet als Petrus wegzakt in de golven. De omslag werd gemaakt door Didier Thimonier en op basis van 'Evangiles XII-XIIIe siècle, Christ marchant sur les eaux, uit het Musée arménien. Je zou mij een groot plezier doen als je er voor kunt zorgen dat ik ergens een copie van deze icoon kan aankopen. Ik vond deze kaft heel confronterend.
Inderdaad, heeft Jezus ooit gelachen? In geen enkele tekst wordt daarover geschreven. Er bestaat geen enkele traditie daarover en geen enkele kunstwerk heeft de lachende Jezus uitgebeeld. Tenzij onlangs de priester-kunstenaar, Naam?, wonende te Elst. Ik heb zijn tentoonstelling over de 'glimlachende Jezus' niet kunnen bezoeken.
Meestal wordt Jezus ernstig voorgestel, somber kijkend zelfs, tragisch en met smartelijk aangezicht, soms wenend. Dat is het beeld dat miljoenen christenen gedurende twee duizend jaar hebben beschouwd. Nochtans was Jezus volop mens die van de vrienschap hield, genoot van de boottochten en van geroosterde vis, van goede wijn. Hij was er graag bij als er feest werd gevierd, feesten die heel talrijk voorkomen op de joodse kalender, zijn kalender. Nochtans, Jezus die helemaal God is, komt ons de schitterendste en stralendste boodschap brengen: dat God ons onvoorwaardelijk bemint, dat de dood overwonnen is en dat voor ons de belofte van de eeuwigheid is weggelegd. Er zijn tijdens zijn drieendertig jaar incarnatie heel wat dagen geweest waarbij Jezus het uitjubelde. Wij kunnen ons niet voorstellen dat het lachen in het leven van Jezus verbannen zou zijn geweest. En zijn zeker ogenblikken geweest waarbij Jezus in lachen is uitgebarsten, zo hard, dat wij de echo ervan horen resoneren in de evangelies. Wij moeten de teksten daarom niet 'détourner', maar ze 'retourner', zoals men doet met een veld waarin een schat is verborgen. Wij moeten de teksten niet 'verdraaien', maar 'uitdiepen' om de lach van Jezus te horen.
De auteur probeert ons daarbij te begeleiden in zijn boek: "Jésus le Dieu qui riait" d.w.z.: Jezus, de God die kon lachen
Jezus bracht ons een blijde boodschap. Vinden jullie dat ook?