Als een blinde orkaan is het voorbije jaar over ons heen geraasd
Als een blinde orkaan is het voorbije jaar over ons heen geraasd.
We kregen nauwelijks de kans op de omvang van de rampen te vatten, de schoonheid van de zomer te ervaren, de dood van vrienden te verwerken, de vruchten van ons werk te zien. Zou het kunnen dat de wereld ongemerkt sneller om zijn as begon te draaien en dat onze uurwerken als vanzelf in dit nieuw ritme meeholden? Zou het kunnen dat de natuur een beetje wraak neemt op onze overhaasting die niet eens meer kan wachten tot een vrucht rijp wordt, tot de sneeuw spontaan uit de hemel valt, tot een kind vanuit zichzelf volwassen wordt?
De tijd ontglipt ons als zand tussen de vingers, wát we ook doen om hem vast te houden.
Vliegensvlugge gsm-berichtjes, mailtjes als gesofistikeerde teletijdmachientjes naar het uiteinde van de aarde, supersonische vliegtuigen om bliksemsnel de andere kant van de wereld te halen, allemaal lapmiddelen die de voorthollende tijd niet in bedwang kunnen houden, geen haar langer maken dan hij is. En toch lijkt zo'n eindjaar zelf een beetje op adem te willen komen, de vaart van de tijd iets af te remmen. De lange donkere avonden, die mensen uitgebreider bij elkaar brengen rond de tafel met wat lekkers en een goed glas en het licht van kaarsen. En gesprekken die ogen een andere glans geven en wat hartelijker willen zijn dan in de doordeweekse haast. Het goedbedoelde geschenkje, de onhandige wens om twaalf uur als het nieuw jaar eraan komt, het verlich heel even onze ziel, het haalt ons voor een moment uit die wezenlijke eenzaamheid waar in wij allen zijn geboren. En omdat we weet hebben van wat er elders met de mensen gebeurt, zijn dit gouden ogenblikken voor ons hart. We weten beter dan ooit dat ons geluk en onze rijdom geen privébezit zijn, dat de wereld en alles wat hij te bieden heeft, aan alle mensen behoort.
We kregen nauwelijks de kans op de omvang van de rampen te vatten, de schoonheid van de zomer te ervaren, de dood van vrienden te verwerken, de vruchten van ons werk te zien.
Hilde Masui in De Bond, 30 december 2005, n°25, p.1
Met Bernardus van Clairvaux (1090-1153) en zijn tijdgenoot en vriend Willem van St.-Thierry begint de geschiedenis van de Westerse christelijke mystieke literatuur. In het bijbels Hooglied vonden beiden de geschikte taal om hun mystieke beleving uit te drukken. Voor het eerst sinds Origenes werd het liefdesspel van bruid en bruidegom niet langer toegepast op de relatie tussen God en de Kerk, maar op de verhouding tussen de individuele ziel en Christus. De innerlijke beleving had een taal gevonden. De geschriften van Bernardus en Willem zouden op nagenoeg alle mystieke schrijvers van de komende eeuwen een grote invloed uitoefenen.
De preken op het Hooglied vormen een hoogtepunt in het oeuvre van Bernardus. Begonnen in 1135, zal hij eraan werken tot aan zijn dood.
In deze 18de preek raakt Bernardus aan een vraagstuk dat in de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit steeds opnieuw ter sprake wordt gebracht, namelijk wat de liefde tot God en de liefde tot de naaste met elkaar te maken hebben. Zowat elke geestelijke schrijver heeft zich gebogen over de verhouding tussen het eerste en het tweede gebod en over de vraag wie nu de voorkeur verdient: Martha of Maria? Waarbij onmiddellijk opvalt dat de ervaring van alle (mystieke) auteurs gelijklopend is: God is liefde, Hij is de bron van liefde. Alleen wie van deze bron drinkt (de contemplatie) kan werkelijk liefhebben. Alleen de liefde die haar oorsprong vindt in God is vruchtbaar.
Bernardus gebruikt het beeld van een waterbekken en een kanaaltje. Het waterbekken moet eerst gevuld zijn voordat het kan overstromen en van zijn volheid kan meedelen. Pas als men vervuld is van Gods liefde is men in staat anderen lief te hebben en te helpen. Hij reageert scherp tegen de kanaaltjes in de Kerk: ze geven door wat ze gekregen hebben zonder ervan vervuld te zijn. Daardoor berokkenen ze niet alleen anderen nadeel, maar ook zichzelf. Help me met uw teveel, zegt hij, niet met uw tekort. Vooral degenen die pastorale verantwoordelijkheid dragen in de Kerk moeten spreken en handelen vanuit deze overstromende liefde. Anders zijn hun woorden en daden niet vruchtbaar. Tussen de regels door lees je een pleidooi voor nederigheid, wijsheid en geduld. Zijn woorden klinken verrassend actueel in een Kerk waarin zovelen menen iets te zeggen te hebben en tal van pastorale projecten in de steigers worden gezet.
[De Schriftcitaten zijn cursief gedrukt.]
( )
De wijsheid bestaat erin dat men zich gedraagt als een waterbekken en niet als een kanaaltje. Want een kanaaltje ontvangt en geeft door op praktisch hetzelfde ogenblik. Maar een waterbekken wacht tot het gevuld is en wanneer het overstroomt deelt het mee zonder enig nadeel voor zichzelf, in de wetenschap dat wie zijn deel verkwist, vervloekt wordt. Misprijs mijn raad niet, maar luister naar iemand die wijzer is dan ik: De dwaas, zegt Salomo, brengt al wat hij in de geest heeft meteen naar buiten, terwijl de wijze het bewaart voor later. Werkelijk, in de Kerk van vandaag hebben we veel kanaaltjes maar heel weinig bekkens. De mensen langs wie ons hemelse rivieren toestromen hebben zon grote liefde dat ze zich willen uitstorten voordat ze vervuld zijn. Ze zijn eerder bereid tot spreken dan tot luisteren, en klaar om te onderwijzen wat ze niet geleerd hebben. Ze zijn erop uit anderen te leiden terwijl ze zichzelf geen leiding kunnen geven. ( )
David zegt: Moge mijn ziel verzadigd worden als van vet en olie. En mijn mond zal met jubelende lippen lofzingen. Hij wilde immers eerst een instorting ontvangen om zo tot uitstorting over te gaan. En hij wilde niet alleen éérst de instorting ontvangen, maar er ook door vervuld worden. Zo kon hij van zijn volheid meedelen in plaats van te geeuwen met een lege maag. Maar met voorzichtigheid, om niet, door anderen verlichting te brengen, zelf in moeilijkheden te komen. En toch ook onbaatzuchtig, in navolging van Hem van wiens volheid wij allen ontvangen hebben.
Ook gij moet leren niet uit te storten tenzij vanuit een volheid, en wil niet royaler zijn dan God. Het bekken moet de bron navolgen: deze vormt geen beek en maakt geen meer voordat ze zelf van water verzadigd is. Het bekken moet er niet beschaamd over zijn dat het geen grotere overvloed heeft dan de bron. ( )
Zon liefde (tot God) is hartstochtelijk en past bij de vriend van de Bruidegom. Het is de liefde waarvan de trouwe en bedachtzame dienaar moet branden, de man die de Heer boven al zijn andere dienaars heeft aangesteld. Deze liefde vervult, verwarmt, kookt en stort zich dan onweerstaanbaar naar buiten: ze stroomt over en ze breekt uit. Ze zegt: Wie is er zwak zonder dat ik het ook ben? Wie wordt er ten val gebracht zonder dat het ook mij kwelt?
Laat zo iemand preken, vrucht dragen, de tekenen vernieuwen en de wonderen herhalen! De ijdelheid kan niet meer binnendringen waar de liefde de hele plaats inneemt. Want de volheid van de wet en van het hart is de liefde, als deze tenminste vol is. Trouwens, God is liefde en niets ter wereld kan vervulling zijn voor een schepsel gemaakt naar het beeld van God, tenzij die liefde-God: alleen Hij is groter dan dat schepsel.
Het is zeer gevaarlijk een hoger ambt toe te vertrouwen aan iemand die nog niet tot die liefde gekomen is, hoe deugdzaam hij ook moge schijnen op andere domeinen. Al had hij alle wetenschap, al deelde hij al zijn bezit uit aan de armen, al gaf hij zijn lichaam prijs om te worden verbrand, als hij de liefde niet heeft, is hij leeg. Ziedaar hoeveel ons moet ingestort worden voordat we het mogen aandurven uit te stromen. Dan zullen we rijkelijk geven van onze volheid, niet van ons tekort.
Niet elk kind heeft het geluk een warm nest te vinden. Je zult vandaag maar geboren worden in hongerend Afrika, of in moordend Irak, of in aardbevend Pakistan, waar ouders hun kind niet eens een warmnest kunnen geven. Het is des te schrijnender dat in onze Westerse wereld, in het rijke Vlaanderen, met al zijn luxe en overvloed, met zijn technische hoogstandjes, met zijn uitgebreid aanbod aan voorzieningen, kinderen toch nog vaak van die nestwarmte verstoken zijn. Dat zoveel mensen de warmte en geborgenheid van een thuis, van een vriendenkring, van een sociaal netwerk moeten missen.
( )
Mag 2006 een jaar zijn, waarin de aandacht voor de zwaksten onder ons groeit. Waarin velen die zich in stilte voor de kleinsten onder ons inzetten, ook eens in de schijnwerpers komen te staan. Waarin wij ook de minsten meetellen.
Peter Peene, in Omtrent, januari 2006, p. 3
Schrijnend is het dat kinderen in het rijke Vlaanderen toch nog vaak van nestwarmte verstoken blijven
Het feest van de Onnozele (= onschuldige) kinderen!
Het feest van de Onnozele-Kinderen Een vergeten gebruik op 28 december
Van eind november tot een eind in januari heerst overal een kerst- en eindejaarssfeer. Beide feesten lopen zelfs inzake gebruiken steeds meer in elkaar over. Het feest van de Onnozele-Kinderen op 28 december is daarbij helemaal op de achtergrond verzeild. Soms wordt in het kader van genocides of kindermisbruik nog wel verwezen naar de moordpartij die op bevel van koning Herodes, kort na de geboorte van Christus, in het Bijbelse Bethlehem en omstreken op jongetjes van twee jaar en jonger werd uitgevoerd. Het verhaal van de evangelist Matteus is pas in de barokkunst populair geworden en allicht zo doorgedrongen in catechetische prenten en volksgebruiken.
Tot in de jaren 1960 mochten kinderen op Onnozele-Kinderendag voor één keer de wetten stellen. Het begon vaak met het buitensluiten (daarom werd 28 december ook 'sluiterkesdag' genoemd) van de ouders of de leerkrachten. Ze werden pas terug binnengelaten als ze aangename dingen beloofden en de kinderen aan tafel of in de refter bedienden, uiteraard ook met lekkers. Kinderen trokken die dag verkleed als volwassenen rond in hun wijk of dorp en haalden al zingend of acterend versnaperingen op. Het gebruik werd geleidelijk verdrongen door het zingen met Driekoningen of Nieuwjaar.
Minder gekend is dat, naar analogie met de volksgebruiken, ook in een aantal religieuze instituten tot ca. 1950 op Onnozele-Kinderendag de rollen werden omgekeerd. Voor één keer hadden de leden en niet de oversten het voor het zeggen. 28 december groeide zo uit tot een zeldzame kloosterlijke ontspanningsdag. Die dag bezochten ook de kinderen van de eigenaars van het onroerend patrimonium van de instituten - toen die nog geen rechtspersoonlijkheid hadden - samen met hun ouders 'hun' eigendom. De kinderen waren voor de gelegenheid gekleed zoals de kloosterlingen, die hen met gespeelde honneurs ontvingen. Het leverde leuke foto's op die in een aantal familiearchieven (o.m. Casier en Lammens-Verhaegen) op KADOC zorgvuldig worden bewaard.
Zoals dit bij iedereen het geval is, is ook jouw leven een opeenvolging van gelukkige, voldoening gevende, maar ook onaangename, soms pijnlijke gebeurtenissen. Het is noodzakelijk om ze te leren kennen en er rekening mee te houden. Zo kan je beter de gevolgen ervan inschatten om in de volgende lijst de verliezen die je het diepst raken, te onderscheiden van alle andere.
De kleine verliezen en de dagdagelijkse zorgen
Zo zijn er allereerst de kleine verliezen en de dagdagelijkse zorgen, de teleurstellingen die je geduld op de proef stellen. Hoe onbenullig deze moeilijkheden ook lijken, toch zijn ze niet zo onschuldig. Het gaat zowel om materiële als om psychische vormen van verlies die de gemoedstoestand raken en diverse gevoelens aanspreken:
Een gemiste aankoop
De vaststelling van een aangetaste tand
Het wegkwijnen van je meest geliefde plant, geplaagd door insecten
Niemand, ook jij niet, kan ontsnappen aan de pijn van verlieservaringen die het leven met zich meebrengt: onvoorspelbaar of onverwacht verlies, verlies dat je jezelf oplegt om te kunnen groeien als mens of dat jou tegen je wil wordt opgelegd.
Toch is het zo dat elke vorm van verlies kan worden omgevormd tot winst dankzij je innerlijke houding. Geen enkel verlies is onvruchtbaar, omdat het in zich reeds de kiem draagt van nieuw leven. Je hoeft trouwens maar om je heen te kijken om te zien dat de bestaansreden van de dood er in bestaat om plaats te maken voor het leven. Het is niet mogelijk verlies en lijden te ontvluchten en toch te groeien als mens. Dit maakt deel uit van cyclus van het leven.
De knop barst open en schenkt de bloem.
De bloem verwelkt en schenkt het zaad.
Het zaad in de aarde verlangt te ontkiemen.
Een onophoudelijke beweging van dood en leven, van duisternis en licht.
Deze beweging naar nieuw leven is meer of minder diepgaand naargelang te soort verlies. Het is om die reden dat ik , samen met jou, de vele vormen van verlies die een mens kan meemaken in het leven op een rij wil zetten. Terwijl we deze inventaris opmaken, mag je nooit vergeten dat elk van deze verlieservaringen een bron kan zijn van groei.
BREDA (KerkNet/KatholiekNederland) - De Nederlandse bisschop Muskens van Breda hoopt dat ook vrouwen zich in de toekomst tot diaken kunnen laten wijden. "Dat streven moeten we levend houden. Vroeg of laat zal dat idee doorbreken en ook theologisch aanvaard worden", aldus Mgr. Muskens afgelopen zaterdag tijdens de eerste grote ontmoetingsdag voor vrouwelijke bestuurders in zijn bisdom. "Zo'n dag is goed om de moed erin te houden. Vrouwen zullen steeds meer erkenning krijgen in de katholieke Kerk. Hoe voorzichtig ook, je ziet vrouwen vaker doorstoten naar bestuurlijke functies in bisdommen en zelfs in de Romeinse Curie. De erkenning van de positie van de vrouw zit er aan te komen." Volgens de Bredase bisschop is het nog te vaak zo dat mannen de kerk besturen, ook aan de basis, "terwijl vrouwen het werk doen".
Bisdom Breda Voor zover vrouwen doordringen tot de leiding van parochies is dat meestal in de rol van secretaris. Van de secretarissen van parochies in West-Brabant en Zeeland is de helft vrouw. Van de penningmeesters één op de drie en van de vice-voorzitters één op de vier. Het vice-voorzitterschap is echter vooralsnog aan mannen voorbehouden. Toch constateerden de ongeveer zeventig in Rilland bijeengekomen vrouwelijke bestuurders dat hun invloed toeneemt. Bisschop Muskens was van oktober 2004 tot oktober 2005 lid van het Ambassadeursnetwerk Besturen. Dit netwerk is een initiatief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op voorstel van minister De Geus. De leden van dit netwerk verplichten zich om binnen hun organisatie de invloed van vrouwen binnen de diverse besturen te bevorderen.
Het leven van Thérèse (1873-1897), karmelietes te Lisieux, werd in de vorige aflevering van dit tijdschrift reeds geschetst. Wat zij geschreven heeft, schreef ze uit gehoorzaamheid aan haar oversten (jeugdherinneringen, kloosterleven) of uit beleefdheid en naastenliefde (vooral: brieven aan familieleden en clerici, notas en gedichten voor medezusters). De bekende Franse priester, Jean-François Six hij schreef ooit een scherpzinnig boek over Charles de Foucauld heeft meermaals herinnerd aan de oorsprong en de aard van Thérèses geschriften. Zij heeft namelijk nooit een boek of autobiografie naar de regels geschreven. Alles is trouwens postuum verschenen.
Een recente Franse uitgave, in drie delen, van alles wat van de hand van Thérèse zelf is, mag hier niet onvermeld blijven:
Thérèse par elle-même. Présentation de J.-F. Six (uitgever: Grasset / Desclée de Brouwer, 1997).
Ondanks de (onvermijdelijke) slordigheden heeft deze uitgave drie grote pluspunten:
1/ Alle teksten zijn chronologisch afgedrukt, zodat de geestelijke evolutie van Thérèse en vele andere dingen duidelijker worden (o.a. dat zij nooit een boek heeft geschreven).
2/ Een korte situering bij afzonderlijke teksten helpt de draagwijdte ervan verstaan (o.a. de relaties van Thérèse, in het bijzonder met haar zussen en oversten).
3/ De inleiding op het eerste deel geeft een overzicht van de bijna dramatische geschiedenis van de kritische tekstuitgave (o.a. de pijnlijke ervaringen van Mgr. A. Combes en J.-F. Six zelf met het karmelietessenklooster te Lisieux).
Begin juli 1897, ruim twee maand voor haar pijnlijke dood, schrijft Thérèse voor haar geliefde overste Marie de Gonzague het geheim van haar leven neer. Ze is de uitputting nabij, en sinds meer dan een jaar in de nacht van de geest ondergedompeld (ze gelooft nog, omdat ze wil geloven; of zoals een Frans priester haar ervaring paradoxaal uitdrukte: Hoe heerlijk is het te rusten in de armen van een God die niet bestaat!). Zij schrijft hier al biddend, en het sterke is dat ze in haar heel persoonlijk liefdesavontuur met God, met Jezus, de haar gegeven mensen (hen die U mij gegeven hebt) intens betrekt, met Jezus eigen woorden trouwens.
U weet het, mijn God, het enige wat ik verlangde was U te beminnen. Ik streef niet naar andere roem. Uw liefde was mij sinds mijn kindertijd vóór en is met mij meegegroeid; nu is zij een afgrond waarvan ik de diepte niet meer peilen kan. Liefde wekt liefde op en zo gaat de mijne uit naar U, Jezus. Ze zou de afgrond willen vullen waardoor ze aangetrokken wordt. Maar mijn liefde is jammer genoeg slechts een dauwdruppeltje, verloren in de oceaan! Om U lief te hebben zoals U mij liefheeft, zou ik uw eigen liefde moeten lenen; dan alleen zal ik rust vinden.
O Jezus, misschien is het een illusie, maar ik denk dat U een ziel niet met meer liefde zou kunnen overladen dan U met de mijne gedaan hebt. En daarom durf ik U vragen hen die U mij gegeven hebt, lief te hebben zoals U mij hebt liefgehad. Als ik op een dag in de hemel zou ontdekken dat U hen meer liefheeft dan mij, dan zal ik me daarover verheugen. Ik erken nu al dat die zielen uw liefde meer waardig zijn dan mijn ziel. Maar hierbeneden kan ik me geen grotere liefde voorstellen dan die onmetelijke liefde die U mij om niet en in overvloed hebt willen schenken, zonder enige verdienste van mijn kant.
(Volgens de vertaling door Drs. Pauline Kortekaas: Thérèse van Lisieux, Mijn Levensverhaal. Carmel-EdiT 2001, p. 266).
Het leven van Thérèse (1873-1897), karmelietes te Lisieux, werd in de vorige aflevering van dit tijdschrift reeds geschetst. Wat zij geschreven heeft, schreef ze uit gehoorzaamheid aan haar oversten (jeugdherinneringen, kloosterleven) of uit beleefdheid en naastenliefde (vooral: brieven aan familieleden en clerici, notas en gedichten voor medezusters). De bekende Franse priester, Jean-François Six hij schreef ooit een scherpzinnig boek over Charles de Foucauld heeft meermaals herinnerd aan de oorsprong en de aard van Thérèses geschriften. Zij heeft namelijk nooit een boek of autobiografie naar de regels geschreven. Alles is trouwens postuum verschenen.
Een recente Franse uitgave, in drie delen, van alles wat van de hand van Thérèse zelf is, mag hier niet onvermeld blijven:
Thérèse par elle-même. Présentation de J.-F. Six (uitgever: Grasset / Desclée de Brouwer, 1997).
Ondanks de (onvermijdelijke) slordigheden heeft deze uitgave drie grote pluspunten:
1/ Alle teksten zijn chronologisch afgedrukt, zodat de geestelijke evolutie van Thérèse en vele andere dingen duidelijker worden (o.a. dat zij nooit een boek heeft geschreven).
2/ Een korte situering bij afzonderlijke teksten helpt de draagwijdte ervan verstaan (o.a. de relaties van Thérèse, in het bijzonder met haar zussen en oversten).
3/ De inleiding op het eerste deel geeft een overzicht van de bijna dramatische geschiedenis van de kritische tekstuitgave (o.a. de pijnlijke ervaringen van Mgr. A. Combes en J.-F. Six zelf met het karmelietessenklooster te Lisieux).
Begin juli 1897, ruim twee maand voor haar pijnlijke dood, schrijft Thérèse voor haar geliefde overste Marie de Gonzague het geheim van haar leven neer. Ze is de uitputting nabij, en sinds meer dan een jaar in de nacht van de geest ondergedompeld (ze gelooft nog, omdat ze wil geloven; of zoals een Frans priester haar ervaring paradoxaal uitdrukte: Hoe heerlijk is het te rusten in de armen van een God die niet bestaat!). Zij schrijft hier al biddend, en het sterke is dat ze in haar heel persoonlijk liefdesavontuur met God, met Jezus, de haar gegeven mensen (hen die U mij gegeven hebt) intens betrekt, met Jezus eigen woorden trouwens.
U weet het, mijn God, het enige wat ik verlangde was U te beminnen. Ik streef niet naar andere roem. Uw liefde was mij sinds mijn kindertijd vóór en is met mij meegegroeid; nu is zij een afgrond waarvan ik de diepte niet meer peilen kan. Liefde wekt liefde op en zo gaat de mijne uit naar U, Jezus. Ze zou de afgrond willen vullen waardoor ze aangetrokken wordt. Maar mijn liefde is jammer genoeg slechts een dauwdruppeltje, verloren in de oceaan! Om U lief te hebben zoals U mij liefheeft, zou ik uw eigen liefde moeten lenen; dan alleen zal ik rust vinden.
O Jezus, misschien is het een illusie, maar ik denk dat U een ziel niet met meer liefde zou kunnen overladen dan U met de mijne gedaan hebt. En daarom durf ik U vragen hen die U mij gegeven hebt, lief te hebben zoals U mij hebt liefgehad. Als ik op een dag in de hemel zou ontdekken dat U hen meer liefheeft dan mij, dan zal ik me daarover verheugen. Ik erken nu al dat die zielen uw liefde meer waardig zijn dan mijn ziel. Maar hierbeneden kan ik me geen grotere liefde voorstellen dan die onmetelijke liefde die U mij om niet en in overvloed hebt willen schenken, zonder enige verdienste van mijn kant.
(Volgens de vertaling door Drs. Pauline Kortekaas: Thérèse van Lisieux, Mijn Levensverhaal. Carmel-EdiT 2001, p. 266). Overgenomen van de website De Oude Abdij Drongen
BRUSSEL (KerkNet/Braambos) - In de Braambosuitzending van aanstaande zondag, na het nieuws van 19 uur op Radio 1, kan U luisteren naar een reportage naar aanleiding van de tentoonstelling 'Pijn' in het Guislainmuseum in Gent. Pijn is niemand vreemd en bestaat in vele gedaanten. Er bestaat hoofdpijn, knagende kiespijn, barensweeën, groeipijn, fantoompijn en hartzeer. En er is de pijn van het zijn. Pijn kan een uitdrukking zijn van religieuze gevoelens, maar ook noodzakelijk bij het verbeteren van sportprestaties. Pijn is een vloek en een zegen. Maar spreken over pijn is zeer complex: het is niet eenvoudig om te omschrijven wat men voelt en wil men luid klagen of de pijn liever stil en alleen verbijten? Pijn is een voortdurende bron van zorg. Meelijden, troosten en genezen staan in schril contrast met pesten, pijnigen en folteren: mensen zijn tot extreme praktijken in staat. In deze tentoonstelling 'Pijn' in het Guislainmuseum in Gent staat de manier waarop wij zelf met pijn omgaan en hoe wij anderen met pijn benaderen centraal. Zo krijgen de bezoekers een beter inzicht in pijn als een breed maatschappelijk en cultureel bepaald fenomeen. De expo 'Pijn', die werd uitgewerkt in samenwerking met CM-Ziekenzorg, loopt nog tot 30 april 2006 in het Guislainmuseum, J. Guislainstraat 43, 9000 Gent. Open van dinsdag tot en met vrijdag van 9 tot 17 uur, op zaterdag en zondag van 13 tot 17 uur. Gesloten op maandag en op 24/12, 25/12, 31/12 en 01/01. Toegangsprijs 5 euro (2,5 euro met reductie). Meer info via telefoon 09/216.35.95, e-mail info@museumdrguislain.be, website www.museumdrguislain.be.
Ziekenzorg biedt mantelzorgers een luisterend oor BRUSSEL (KerkNet/CM) - We staan er niet bij stil, maar in Vlaanderen zijn er zo'n 580.000 mantelzorgers actief. Mensen die zorgen voor zieke mensen, zodat zij zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen of zodat hun verblijf in een rusthuis zo aangenaam mogelijk wordt. Meer dan de helft van de hulp is huishoudelijk, zoals schoonmaken, de was doen en koken. Ook helpen bij het eten en wassen komt veel voor. Vaak komen de zorgtaken op één persoon neer: de centrale mantelzorger. Vooral als iemand erg veel verzorging nodig heeft, kan het zijn dat mantelzorg een belasting wordt die dag en nacht voortgaat.
Zorg dragen Mantelzorgers zorgen met veel inzet en liefde voor iemand die hen dierbaar is. Zorg dragen voor iemand die je graag ziet, kan soms zwaar zijn. Daarom hebben mantelzorgers nood aan iemand die naar hun verhaal luistert, die voor hen klaarstaat op het moment dat zij er nood aan hebben. De Mantelzorglijn, een initiatief van Ziekenzorg CM, wil mantelzorgers een luisterend oor bieden. Om mantelzorgers alle kansen te bieden om te kunnen bellen, is de lijn bereikbaar op alle weekdagen tussen 14 en 20 uur. Zo kunnen mantelzorgers die overdag nog buitenshuis werken, na hun werk bellen. Het opzet van de Mantelzorglijn, een initiatief van Ziekenzorg CM, is mantelzorgers een luisterend oor bieden, ter ondersteuning. Voor concrete informatievragen die eventueel gesteld kunnen worden, worden mantelzorgers doorverwezen naar de gepaste professionele dienstverlening.
Draagkracht Uit recent onderzoek van het CBGS (het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën) blijkt dat voor 30% van de Vlaamse bevolking mantelzorg een dagelijkse bezigheid is. 20% van de vrouwen is mantelzorger en 15% van de mannen. Ongeveer de helft van de vrouwelijke mantelzorgers uit het onderzoek gaven aan dat mantelzorg zin geeft aan hun leven. Maar soms is het ook erg zwaar. Dat is ook niet te verwonderen als je weet dat 70% van de mannelijke mantelzorgers naast het zorgen ook nog een fulltime job heeft. Ook een derde van de vrouwelijke mantelzorgers heeft nog een voltijdse job buitenshuis. Veel mantelzorgers komen bijna ongemerkt in een zorgsituatie terecht. Geleidelijk aan en vaak zonder dat men het beseft neemt de mantelzorg steeds meer tijd en energie in. Omdat het dikwijls zo geleidelijk aan gaat, realiseert de mantelzorger zich meestal niet hoeveel tijd hij of zij aan de zorg besteedt. Dit gaat dan ten koste van de eigen draagkracht. De M antelzorglijn Ziekenzorg CM wil een lijn zijn waarop mantelzorgers terecht kunnen om 'hun verhaal' te doen. Mantelzorgers krijgen er alle tijd die ze nodig hebben om te vertellen over de belasting die ze ervaren. Gevormde vrijwilligers beantwoorden - vanuit hun eigen thuissituatie - de oproepen. De Mantelzorglijn is een initiatief van Ziekenzorg CM en bereikbaar op 078 15 50 20 elke weekdag tussen 14 en 20 uur.
Prof Johan Verstraeten over het nieuwe document van de bisschoppelijke commissie Gaudium et Spes BRUSSEL (KerkNet) - Volgens professor Johan Verstraeten, als moraaltheoloog verbonden aan het departement Theologie van de faculteit Godgeleerdheid van de K.U. Leuven, kan men het uitgangspunt van 'De economische, culturele en sociale gevolgen van globalisering: een evangelisch-ethische benadering', de nieuwe publicatie van de bisschoppelijke commissie 'Gaudium et Spes', verwoorden met de woorden van wijlen paus Joannes Paulus II: "De globalisering is a priori goed noch slecht, zij zal worden wat mensen ervan maken". Bewust van de mogelijkheid om het proces van globalisering te humaniseren, reikt het werkdocument van de commissie volgens hem een aantal inspirerende ideeën aan vanuit drie uitgangspunten: analyse, ethische evaluatie en inspiratie tot actie.
Globalisering In eerste instantie probeert dit document, dat gisterenmiddag in Brussel werd voorgesteld, inzicht te geven in wat globalisering is. "Daarbij is er aandacht voor zowel de positieve als de negatieve gevolgen van de globalisering en dit vanuit drie invalshoeken die met elkaar verbonden zijn: economie, politiek en cultuur", aldus prof Verstraeten. "Ofschoon voor deze analyse gebruik werd gemaakt van de wetenschappelijke literatuur over het onderwerp, is het standpunt van waaruit de tekst vertrekt niet neutraal. Het evangelie dwingt ons immers de wereld niet alleen te bekijken vanuit het standpunt van diegenen die baat hebben bij de veranderingsprocessen op wereldniveau, maar ook en vooral vanuit het standpunt van diegenen die de zwaarste lasten op hun schouders moeten nemen en er het slachtoffer van zijn, de armen, de werklozen, de mensen die gebukt gaan onder onmenselijke stress of arbeidsomstandigheden. Bovendien wordt in de analyse telkens gewezen op de interactie tussen het mondiale en op het lokale niveau."
Ethiek van de globalisering Het tweede deel van dit werkdocument maakt onderscheid tussen een universele ethiek en een ethiek van de globalisering. Uitgangspunt voor die ethiek van de globalisering is de sociale leer van de Kerk. "Volgens de beginselen van het algemeen welzijn en de universele bestemming van de goederen heeft elke mens recht op een rechtvaardig deel van de goederen. Dat impliceert dat eigendom ten dienste staat van de mens en winst op grond van aandelen enkel ethisch verantwoord is als het bijdraagt tot zinvol werk: Financiële winst moet ook sociale winst opleveren." Solidariteit kan niet beperkt kan blijven tot de eigen politieke gemeenschap en moet ook tussen gemeenschappen en op wereldniveau gerealiseerd worden. Bijzonder scherp is het document over biopiraterij en het privatiseren van water: water is een publiek goed en toegang tot drinkbaar water zou een recht moeten zijn voor iedereen. Wat de rechtvaardigheid betreft, pleit het document voor rechtvaardige handelsbetrekkingen en moedigt het de 'fair trade'-organisatie aan: "Sociale rechtvaardigheid vereist bovendien dat ieder mens de kans krijgt om voldoende bekwaamheden te verwerven om volwaardig als mens te kunnen functioneren. Mensen moeten ook meer actief worden betrokken bij de opbouw van de wereldsamenleving."
Geen neutrale toeschouwer Het analytische en ethische deel worden gevolgd door een derde deel waarin gezocht wordt naar richtinggevende ideeën om zin en betekenis te geven aan de globalisering. Daarbij wordt vastgesteld dat de menselijke verbeeldingskracht sterk beïnvloed wordt door inspirerende metaforen. Drie voorbeelden van dergelijke metaforen worden uitgewerkt: Pinksteren (als symbool van eenheid in verscheidenheid), de onzichtbare handdruk (als alternatief voor de metafoor van de onzichtbare hand) en Teilhard de Chardins metafoor van de aarde als een wereld die getransformeerd wordt tot een liefdegemeenschap. Het werkdocument tracht ook aan te tonen dat globalisering niet alleen een materieel proces is, maar ook een unieke kans tot het scheppen van een echt menselijke wereldgemeenschap waarin ook spirituele waarden een rol spelen. Vervolgens wordt vanuit de inspiratie gezocht naar concrete actiemogelijkheden en dit op alle niveaus. Op wereldniveau is er niet alleen nood aan 'global governance' (globaal wereldbestuur) en aan de hervorming van internationale instellingen. Ook de kerk kan hier een actieve rol spelen, onder meer door gebruik te maken van haar goed functionerende wereldwijde netwerken. Op het mesoniveau wordt onder meer gewezen op de onmisbaarheid van vakverenigingen. Ten slotte wordt benadrukt dat mensen op het vlak van het persoonlijke niveau van handelen zelf hun houding moeten durven veranderen. Om het met de woorden van Louis van Bladel te zeggen: "Het centrale probleem van deze wereld is niet de schaarste van de goederen is, noch onze persoonlijke relatie tot deze schaarse goederen, maar onze relatie tot elkaar in onze verhouding tot de schaarse goederen." Volgens prof Johan Verstraeten wil het werkdocument getuigen van de overtuiging dat de kerkgemeenschap in de veranderingsprocessen van onze wereld een daadwerkelijke rol kan spelen en dat geen neutrale toeschouwer is, maar een gemeenscha p van miljoenen mensen wier levensstijl en keuzen mee bepalen of en in welke mate de globalisering kan bijdragen tot een meer menselijke wereld.