Waregem ontvangt de 30ste Brandingrun op zondag 20 september 2009 de branding biedt dienstverlening aan meer dan 240 volwassen personen met handicap. Zowel op het gebied van wonen als op het gebied van dagbesteding wordt er ondersteuning aangeboden in één van de vier afdelingen: het tehuis voor werkenden, het tehuis (bezigheidstehuis en nursingtehuis), beschermd en geïntegreerd wonen en het dagcentrum. 'de branding' situeert zich momenteel op 14 vestigingsplaatsen gelegen in Kortrijk, Heule en Kuurne .
Op zondag 20 september wordt voor de 30e keer een brandingrun georganiseerd met sidecars, solo-motos, GoldWings en trikes. Deze run wordt ook ieder jaar begeleid door de federale politie, die zorgt voor een vlekkeloos verloop van de run en die het verkeer in goede banen leidt.
Een 70-tal motorrijders bezorgen de gebruikers van de branding een onvergetelijke namiddag. Velen van hen komen ieder jaar terug en zo zijn er al blijvende contacten en hechte vriendschapsbanden gegroeid tussen motorrijders en gebruikers.
Deze tourrit gaat door verschillende Zuid-Westvlaamse dorpen. (Start :de Vonke te Heule (13u30); Lendelede, Izegem, Ingelmunster, Oostrozebeke, Wielsbeke en Waregem : ( t Klokhuis 14u45-16u), Waregem, Deerlijk, Zwevegem, Harelbeke, Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, aankomst de Vonke: 17u15).
Al zwaaiend en toeterend begroeten de vrijwillige motorrijders en gebruikers de talrijke kijklustigen langs het parcours. Er wordt gestart aan het dagcentrum van de Vonke (Lagaeplein te Heule) om 13u30. Omstreeks 14u45 wordt de stoet verwacht in OC t Klokhuis te Beveren-Leie waar aan gebruikers en begeleiders een gebakje en koffie aangeboden wordt door stad Waregem.
Omstreeks 16u wordt dan opnieuw vertrokken en de terugkomst in de Vonke is voorzien rond 17u15.
In het Kursaal van Oostende vond afgelopen zaterdag (12 september) de finale plaats van Miss Coast Belgium 2009. Na een spetterende avond werd Sarah Dhont verkozen tot de nieuwe Miss Coast Belgium.
De avond begon met de openingschoreografie met alle finalistes. Deze werd gevolgd door de persoonlijke voorstelling. Als intermezzo kwam het showteam van dansschool Gevada aan bod die ook instaat voor de choreos van de finalisten. Vervolgens was er een défilé in stadskledij op muziek van R&B artiest Kaye Styles die de meisjes LIVE begeleide op het grote podium van het Kursaal. Ook het bikini défilé hoort bij een finale van een miss verkiezing. In bikinis van Nicky Nobel schitterden de meisjes.
Dit jaar was er opnieuw een goed doel geselecteerd. Met de verkoop van speciale speelkaarten steunden de organisatie en de meisjes de 4 kinderen in België die aan de verouderingsziekte lijden. Er werd in totaal iets 7267 euro opgehaald. klik hierom de site te bekijken. Deze prijs ging naar Charlotte Schelfhout. Charlotte kwam het goede doel voorstellen tijdens het Ama Beach volleybaltornooi te Beveren-Leie en kon er heel wat speelkaarten aan de man brengen.
Na een korte défilé in lingerie was het de beurt aan de persoonlijke acts die vlot elkaar afwisselde. Er was heel veel dans maar zeker ook plaats voor een gedicht, een zangstukje, een demonstratie gevechtkunst of het maken van een lekkere cocktail.
Als special guest was er nog Wendy Van Wanten die heel de zaal liet meezingen. De uitslag was als volgt: vijfde plaats was voor Alicia Allaert (Waregem), vierde plaats voor Valerie Deryckere (Gent), tweede eredame Charlotte Schelfhout (Moeskroen), eerste eredame Bo Cocquyt (Oostende) en als winnares Sarah Dhont (Kwaremont). De titel van Miss Sympathie ging naar Bo Cocquyt, De smsprijs, publieksprijs en titel van miss Cyberella ging naar Bo Weiss (Oostduinkerke), de prijs van de organisatie ging naar Stefanie Borginjon (Nieuwpoort). De prijs voor inzet goed doel ging naar Charlotte Schelfhout. Naast een schitterende prijzenpakket met o.a. juwelen, horloges, schoonheidsproducten, gaat de winnares naar huis met een wagen Ford KA.
We hebben ontzettend veel gemarbeld in onze kindertijd. Zoveel is zeker. Toch kwamen er dagen dat we de knikkers rustig aan de kant lieten, omdat sommige seizoenen nu eenmaal bepaalde andere spelen meebrachten. Vaak was die afwisseling aan een traditie van jaren her gebonden. Niemand dus die het in zijn hoofd gehaald zou hebben daaraan te tornen.
Zo had je bijvoorbeeld het toppen of tollen. We speelden dat soort spel aan de winterkant. Elk Bevernaar die toentertijde school gelopen heeft, weet dat we twee soorten toppen hadden: de gewone draaitop en de ijstop. Ongetwijfeld was de gewone draaitop veruit de populairste van de twee. Zo een top moest uit tamelijk zwaar hout vervaardigd zijn en een sterke pin hebben. Buiten die top hadden we natuurlijk ook nog een touw nodig. Zo een peze kon niet soepel genoeg zijn. Het spel eiste wel enige vaardigheid. Veel gesukkel dus bij beginnelingen.
De plezierigste manier van toppen was het kappen. Je omwond de top strak met de pees en hield hem daarna in de hand met de pin omhoog, stevig geschoord tussen duim en wijsvinger. Om hem aan het draaien te krijgen, hakte je hem met een nijdige haal op de grond, terwijl je de pees strak terugtrok in opwaartse richting. Dat kappen was het plezierigste, maar gewoonlijk mocht het niet op de speelplaats.
Plezierige dingen mochten zelden. Toen evenmin als nu. Als je een voldoende zware top had, kon je gemakkelijk stukjes uit de betonnen bevloering kappen. Anderzijds was er ook wel het gevaar dat de scherpe pin terecht kwam op de voet van een of ander omstaander. De meesters verboden ons dus veelal het mannelijke kappen. Zo kwam het dat we wel noodgedwongen onze toevlucht moesten nemen tot het meer meisjesachtige pezeke-snuk. Hierbij hakten we de top niet met een stevige houw op de grond, maar wierpen hem recht voor ons uit, laag over de grond, terwijl we de pees naar ons toetrokken. Een draaiende top heeft iets sierlijks. Iets lichts. Soms staat hij rechtop. Onbeweeglijk schijnbaar. Enkel het tikje wazigheid dat erover gegoten ligt, verraadt de razendsnelle wenteling. Soms gaat hij schuin hellen en beschrijft daarbij regelmatige kringen over de grond.
Met een beetje handigheid kon je zo een top ook tussen twee vingers op je vlakke hand scheppen en hem daar draaiende houden. Je kon hem ook ergens anders neerzetten, waar hij onmiddellijk zijn zwevende baan hervatte. Zo kon je twee toppen ook laten vechten. Ze botsten even tegen elkaar aan en dreven dan weer uiteen in wijde kringen. Kappen naar marbels was een spel met de top waaraan de scholierengeneraties vóór ons uren besteed moeten hebben. In onze tijd was het reeds volop aan het verdwijnen. Voor dat soort spel immers had je open aarde nodig en dat misten we nu juist geweldig op onze speelplaats. Plezierig was het anders wel. Een kombinatie eigenlijk van toppen en marbelspel. Midden in een grote roe werd een motje gegraven. Elk legde daar zijn inzet marbels in, zijn bij. Het motje werd weer toegestopt met aarde en om beurten mochten we er dan met onze top naar kappen. Het kwam erop aan zoveel mogelijk marbels bloot te woelen en uit de roe te drijven. Zolang de top draaide, mochten we hem op de hand scheppen en in de nabijheid van een knikker neerzetten. Dat was het pinten. Als de top lamlendig begon te doen en dreigde dood te vallen, mochten we hem in een katterapte nog even opscheppen en trachten een knikker uit de roe weg te fuiken. Dat fuiken vooral bracht betwisting en scheldpartijen mee. Vaak immers was de top reeds piepedood als hij nog tegen de knikkers aangeduwd werd.
De ijstop was van heel andere makelij. Hij had een rolvormig middenlijf met kleine ijzeren pin en een plat bovenstuk. Een ijstop moest je met je vingers op gang brengen en hem draaiende houden met zweepslagen. Eigenlijk een spel dat sommige ruiten niet al te best bekomen is. IJstoppen immers hadden de schaamteloze neiging nogal eens in het zweeptouw verstrikt te raken. Ze namen dan een wilde vlucht boven de hoofden, tot ze uiteindelijk God-weet-waar terechtkwamen. Bij tijd en wijle werd dit ijstoppen dan ook verboden op de speelplaats. Wie een tikkeltje handig was, kon een ijstop ook makkelijk zelf maken. Je nam een ledig twijnbolletje. Een twijnbolletje ? Nou ja, een ledig houten garenklosje. Je sneed de onderste schijf af en scherpte het buisje een beetje aan. In dit buisje stak je dan een passend houtje, met onderaan een ronde spijkerkop. Zo heb ik er tientallen gemaakt. Geld voor een ijstop kon er bij ons gewoonlijk niet af.
De overgang van het ene seizoen naar het andere gebeurde vrij plots. Niemand die werkelijk wist uit welke hoek het kommando gegeven werd. Zo konden we op een bepaalde dag allen nog hartstochtelijk aan het toppen zijn, zonder erg dat er verandering in de lucht hing. De volgende morgen kwamen er een paar naar school die een band voor zich uitdreven en die eigenste namiddag nog verging de koer in het oorverdovend lawaai van krijsende en rammelende hoepels.
Net als bij de toppen of tollen, kon je ook bij de hoepels of banden twee soorten onderscheiden. Daar waren vooreerst de sierlijke gesmede ijzeren banden met dito handvat. Dit handvat zat met een oog aan de band vast. Maar evengoed had je de demokratische fietswielvelgen, waar we de speken en naaf uitgepeuterd hadden. Als handvat hiervoor gebruikten we een stok of een stevige ijzerdraad. Het spreekt vanzelf dat een Bevers scholier het dan niet had over velgen of andere diergelijke. Hij noemde een kat nu eenmaal een kat en sprak doodgemoedereerd over de zante van een velowiel, waaruit de speken en de bosse verwijderd waren.
In het hoepelseizoen kon je hele slierten kinders hun hossende band over de wegen zien voortdrijven of rondjes zien rijden op de koer. Soms werden koersen georganiseerd. Schier onveranderlijk waren de berooide zanterijders daarbij lichtjes in het voordeel. In onze kindertijd was Vlaanderen nog het land van de alom florerende vlierstruiken. Aan hêel veel gevels zag je die knoestige stronken die altijd een laagje groen liggen hadden over hun verweerde schors. In lente en zomer praalden ze met een overvloed van frisse blaren en geurige bloemen. Het was de tijd van de vlienderstroop, als onfeilbaar middel tegen zelfs de ergste vallingen (verkoudheid, nvdr). Maar behalve het overschaduwen van messingen (mesthopen, nvdr) en het leveren van stroop, hadden de vlienderbomen nog een andere belangrijke funktie te vervullen in de samenleving. Ze waren immers onmisbaar als leverancier van klakkebossehout.
Een klakkebosse! Een allerbeste speeltuig en zonder kosten te vervaardigen. We namen een recht stuk vliertak en zaagden er een paar handbreedten van af. Dat eind ontschorsten we dan, haalden er het merg uit en wreven de beide uiteinden goed effen. De loop van ons schiettuig was daarmee klaar en nu moesten we enkel nog de krassel maken. Ook dat bood geen onoverkomelijke moeilijkheden. De lange forse spijker die we daarvoor nodig hadden, was makkelijk te vinden. We gingen bedelen bij timmerman Jan Desmet en als die in een balorige bui was, konden we altijd nog terecht bij Wiesie uit de Smesse. Wiesie was jonkman gebleven en had zijn hart verpand aan de schooljeugd. Een krasselnagel weigeren? Het zou nooit in zijn hoofd opgekomen zijn. Op de koop toe gaf hij ons nog een spoelkom (tas, kopje, nvdr) water te drinken. Het beste pompwater dat op het dorp te vinden was!
De rest was kinderspel nu. We klopten de nagel een paar centimeter in een eindje hout en onze krassel lag er. Fors en sterk. Klaar om de tappen in de buis te drijven. Om tappen of proppen hoefden we allerminst verlegen te zitten. We stikten dan immers nog in de vlasmagazijnen en vlaskroten of vlassnuit (allerlei afval van gezwingeld vlas, nvdr) waren zowat de beste grondstof die je hebben kon. We kauwden er een plukje van tot een vaste prop en stompten die dan met de krassel in de buis. Nu kwam het tweede plukje. Kauwen, instampen, duwen op de krassel en ... paf! Met een fikse klap schoot de eerste tap uit de bosse weg. Weldra meer
Na een deugddoende vakantie was KAJ De Snaere op vrijdagavond 11 september aan de start van een nieuw werkjaar toe.
Het openingsweekend was meteen een voltreffer. Heel wat jongeren vonden op vrijdagavond de weg naar het lokaal in de Schoolstraat 4, te Beveren-Leie voor de Opening Night
Verrassingswandeling als afsluiter Ieder jaar organiseert de Beverse Gezinsbond een aantal fietstochten tijdens het zomerseizoen. Dit jaar mochten ze ruim 20 deelnemers per rit verwelkomen. Een verrassingwandeling sluit de fietstochten af. Zo ook op vrijdagavond 11 september. Terwijl de sportievelingen op stap waren werd alles in gereedheid gebracht om ze bij hun thuiskomst te verwennen. Na een deugddoende wandeling lieten de deelnemers zich de verse oliebollen dan ook welgevallen.
Enkele dagen geleden stuurde Jozef Degroote een prachtig ppsje door, waarvoor dank. Beveren-Leie tijdens en na de tweede oorlog. Om deze pps te bekijken zie onder bijlagen
Na 3 succesvolle edities gaat op 13 september de vierde autocross van start in Beveren-Leie en net als vorig jaar georganiseerd door Autocross bond 2Fast 4You.
Net alles vorig jaar gaat de cross ook dit jaar door op het terrein van Paul Demeulemeester, weten voorzitter Frederik Allegaert en secretaris Dick Lambrecht te vertellen. Ook dit jaar staan er verschillende reeksen op het programma. De eerste reeks gaat van start omstreeks 11.00 uur. Een ervan is natuurlijk de reeks voor Bevernaars. Naast de traditionele reeksen hebben we dit jaar een nieuwe categorie. De kartjes die in Vlaanderen nog maar pas de kop opsteken zullen ook in Beveren-Leie te zien zijn. Nu hebben we al weet dat er 12 aan de start zullen komen, maar er kunnen er natuurlijk nog altijd bijkomen voegden ze er nog aan toe.
Het terrein is te bereiken via de Wagenaarstraat in Beveren-Leie of de Achterstraat in Deerlijk. Voor meer info op de site van 2fast4you klik hier.
Op zaterdag 5 september werden Walter en Francine Roelant - De Vlieger op het gemeentehuis te Beveren-Leie ontvangen ter gelegenheid van hun 50ste huwelijksverjaardag.
Walter is geboren te Desselgem op 9 maart 1935 en Francine op 26 december 1938 in Wielsbeke. Ze leerden elkaar kennen op een Vlaamse kermis waar Francine als lid van VKAJ hielp bestellen. Die kennismaking vloeide uit tot een huwelijk dat voltrokken werd op 28 augustus 1959 in Wielsbeke.
Het jonge paar ging naast de ouders van Walter wonen in de Liebaardstraat te Desselgem. Het huis werd echter te groot en zo kwamen ze anderhalf jaar geleden in Beveren wonen. In 1952 begon Walter zijn beroepsloopbaan als metser bij de firma Cottyn en werkte ook een tijd bij de firma Delmulle en Deleersnijder om in 2000 met brugpensioen te gaan bij bouwonderneming Roelstraete.
Francine begon haar beroepsloopbaan als stikster. Toen de kinderen, Marie-Christine en Martine eraan kwamen zette ze haar werkzaamheden voor een 14-tal jaar stil. Niet dat ze toen stilzat, naast de opvoeding van de kinderen zorgde ze voor Irma Verbrugghe, in de volksmond Matte van Toppers genoemd, de grootmoeder van Walter. Ondertussen was naaien voor de kinderen en familie een geliefkoosde bezigheid. Later nam ze haar bezigheden terug op als sorteerster maar bleef verder zorgen voor grootmoeder Irma.
Het koppel maakte al een aantal reizen naar Oostenrijk en Spanje waar ze hele mooie herinneringen aan overhouden. Nu doen ze het iets kalmer aan, Walter houdt van fietsen en kaarten. Francine is lid van KAV Desselgem en samen nemen ze deel aan de activiteiten van OKRA en Ziekenzorg te Desselgem.
OVER ALLERLEI SOORTEN MARBELSPELEN Toen we, na ons tweejarig verblijf bij meester Berton, in meester Leons domein arriveerden, voelden we ons op slag zo een beetje als groten. Op de speelplaats begonnen we ten andere ook voor vol aangezien te worden door de ouderen. Zelfs voor de harde knapen uit het achtste jaar was het niet helemaal gevaarloos meer ons brutaal op zij te duwen. We konden reeds venijnig terugmeppen als het zo gelegen kwam. Ik weet niet hoever de hedendaagse schooljeugd al gevorderd is op het smalle pad der vreedzaamheid. In onze tijd waren vechtpartijen in alle geval schering en inslag.
Soms werd bikkelhard geknokt omwille van echte futiliteiten. Een marbel die platgestampt lag in een roe. Een ijstop die we tegen onze schenen gekregen hadden. Een onvrijwillige duw bij het spel. Om de haverklap stonden we als lombardse hanen tegenover elkaar. Het gebeurde dat er langdurige veten groeiden uit die vechtpartijen, maar dat was eerder zeldzaam. Meestal waren we tegen de volgende speeltijd alles vergeten en waren we beter maat met elkaar dan ooit tevoren. De volwassenen kunnen van de kinderen wel het een en ander leren.
Ons meest geliefde tijdverdrijf werd allengerhand het spelen met marbels. Knikkers, zeiden de geleerden. Waarom ze dat zeiden, weet ik niet. In hun kinderjaren hadden ze toch ook met doodgewone marbels gespeeld? Uit geleerden raak je vaak niet goed wijs. Er waren marbelspelletjes te kust en te keur. Elk daarvan had zijn ongeschreven wetten en die moest je strikt naleven, wilde je niet voor zure versleten worden. En zuren was een schande. We waagden er ons slechts aan als het zo goed als zeker was dat niemand het in de gaten zou krijgen. In die tijd bij meester Leon hielden we het vooral bij schokken.
Dat herinner ik me nog goed. Ieder waarachtig Bevernaar die er al enkele tientallen jaren op zitten heeft, kent dat spel. Behalve marbels had je hierbij niets nodig. Een motje graven in de aarde, een groefje van een tiental centimeter trekken vlak erboven, en dan nog een tweede groefje dat het eerste met het motje verbond. Je kon beginnen. Elk van de twee partijen moest een gelijk aantal marbels inleggen. Twee, vier, zes, acht, ... Dat acht was ongeveer het hoogste. De meesters verboden ons voor meer te spelen, omdat we zo al gauw genoeg rut waren (blut zijn, nvdr). Bij de inleg werd angstvallig gewaakt op de kwaliteit van de marbels. Er waren er immers uit steen, uit klei, en ... sommige linkerds probeerden zelfs er zelf gebakken scharminkels tussen te draaien.
De spelwijze was zeer eenvoudig. Je hield de marbels -je eigen inleg en die van de tegenpartij- in de open hand en wierp ze naar het motje toe. Het kwam erop aan dat een oneven aantal daarin bleef liggen. Was dit niet het geval, dan waren je marbels verbeurd aan de tegenpartij en je moest een nieuwe inzet uit je zak opdiepen. We konden gepassioneerd met dit schokken bezig zijn. Uren zouden we zo doorgespeeld hebben. Je kon vlug massàs marbels winnen, maar je kon ze even vlug weer verliezen. Eigenlijk was het zo goed als een kansspel. Er kwam slechts weinig behendigheid bij kijken.
Op een vrije donderdagnamiddag kwam mijn kozijn André eens bij ons op bezoek in de Reke. André, die nu bakker is en een goed deel Bevernaars van brood en taartjes voorziet. We vielen aan het schokken. Onvermijdelijk. Ik was nog niet erg marbelachtig toen en had er hoop en al een vijftig bij elkaar. Het was of de duivel ermee gemoeid was. In de weerdij van een uur was mijn ganse bezit van zak veranderd. Toen ik 's anderendaags naar school moest, had ik geen enkele marbel meer. Noch stenen, noch aarden. Ik was helemaal rut en blut. André Haezebrouck heeft me dan uit de nood geholpen. Hij was een paar jaar jonger en stelde me voor om voor zijn rekening te schokken, omdat hij het zelf nog niet goed durfde. De winst zouden we dan delen. Waarschijnlijk was de wind gedraaid die nacht. Toen de laatste speeltijd voorbij was, had ik veertig marbels gewonnen. Twintig voor André en twintig voor mij. De volgende dag begon ik opnieuw te schokken voor eigen rekening. Natuurlijk. En weer was het alsof de duivel ermee gemoeid was. Maar dan een verdomd vriendelijk soort duivel. Die twintig marbels zijn het begin geweest van een waar marbelfortuin. Ik kan op geen honderden na zeggen hoeveel ik er had toen de schoolpoort voor het laatst achter me dicht viel. Enkel Julien Decavel moet een welstellender marbelboer geweest zijn dan ikzelf, vermoed ik.
Ook Jozef Lavens heeft eens een stunt uitgehaald bij het schokken. Jozef, die nu als pater zijn gewijde psalmen zingt in het vredige trappistenklooster van Westvleteren (Jozef Lavens pater Achiel is overleden op 12 augustus 1985, nvdr). Hij zat nog bij meester Berton, toen hij het eens opnam tegen Cieske Dewaele. Cieske was zeker vier jaar ouder en een erkend schokvirtuoos daarbij. Met de schamele tien marbels die hij bezat, was Jefke aanvankelijk heel voorzichtig. Een klein beetje tegenslag immers en hij was rut. Wie voelt dat hij de wind mee heeft echter, mag al eens iets riskeren. De inzet liep op. Vier. Zes. Acht! Het was alsof het motje behekst was. Hij kon gewoon niet verliezen. In een minimum van tijd droogde hij Cieske tweehonderd marbels af en daarbij nog twee blinkende halve frankskes voor verlies dat zijn slachtoffer teruggekocht had. Daarna heeft hij er wijselijk mee opgehouden. Het geluk lacht niet graag al te lang in dezelfde richting.
Buiten het schokken was ook het toetsen of toetseren erg in trek. Dat deden wij echter enkel op weg van school naar huis. Een toetser was een witstenen knikker die een diameter had van een paar centimeter. Hij werd los uit de hand geworpen en over de grond gerold. Toetsen kon men met verscheidene medespelers. Het kwam erop aan de toetser van een tegenstander te raken, of er in alle geval zo dicht bij te komen dat je de afstand met gespreide hand overspannen kon. Het raken van de toetser was de slag en het overspannen de greep. Gewoonlijk speelden we voor twee gewone marbels in de slag en één in de greep. Toetsen kon je bij alle soort weer. Je kon het spelen in zand of modder, maar evengoed bij vorst of sneeuw. Betonwegen waren er toen nog niet en asfalt nog veel minder. We speelden dus op de blote aarde, op grint en in graskanten. Kwamen we ergens een bietenhoop tegen op een of andere akkerboord, dan konden we er verscheidene keren toetsend omheen draaien vooraleer onze weg verder te zetten. We waren zo in ons spel verdiept dat we vaak ons huis voorbijtrokken, en dan een heel eind moesten terugkeren.
Julien Decavel heb ik meer dan eens weten toetsen met zijn fiets in zijn hand. Die fiets mocht hij nochtans enkel meebrengen naar school om rapper thuis te zijn en moeder Paula een handje te helpen. Hij was de oudste van de hele bende immers. Als Julien aan het toetsen viel echter, waren huis en moeder glad vergeten. Dat toetsen op weg naar huis was ten andere iets waarop alle moeders fel gebeten waren. Vooral des middags. Ze wisten immers op geen half uur na wanneer hun dierbaar kroost zou thuiskomen. Ondertussen werden pap of soep koud, stonden de aardappels uit te drogen op de stoof, en liep vader rond al sakkerend waar de nondedjuudse stinkerds nu weer bleven.
Mijn vader is onze Raf eens gaan uithalen. Het was één uur en die zat nog te toetsen ergens in de buurt van de Tomberg. Hij heeft ze niet moeten kopen dan. Soms hadden we bij dergelijke thuiskomst amper de tijd om de litanie van alle heiligen over ons heen te laten gaan. We moesten ons eten in zeven haasten naar binnen slokken en dan rennen alsof een bende duivels ons op de hielen zat, om nog tijdig in school te komen.
Het kunstigste en meest aristokratische van alle marbelspelen, was ongetwijfeld het stekken. Ik herinner me nog goed dat we het, tijdens de twee jaar bij de oppermeester, ontzettend veel gespeeld hebben. Schokken deden we niet meer toen. We hadden zo ongeveer allemaal onze schaapjes op het droge en konden dat kansspel met gerust gemoed aan het kleine grut overlaten. We hadden twee vaste stekploegen in onze klas. De bezetting ervan veranderde praktisch nooit. Elk had een afgeschutte hoek onder de hangaar en wee de onverlaat die het waagde daar ongevraagd een poot binnen te zetten. Na al die jaren deelden wij nu de lakens uit.
Op de gladde betonnen plaveien van de hangaar trokken we een roe. Een cirkel van een goede voet doorsnee. Daarin plaatste elk de zaden die hij inleggen moest. Twee forse krijtlijnen bakenden onze hoek af. Vandaar mikten we naar de zaden met een marbel van ietwat groter formaat. De kwaliteit van die glazen of stenen stekkie was van enorm belang. Hij moest onberispelijk rond zijn, zodat hij onder het rollen geen onverwachte kapriolen kon maken. Een goede stekkie was daarbij niet al te groot en ook weer niet al te licht. We moesten hem immers met volle kracht van tussen opgespannen duim en gebogen wijsvinger kunnen wegschieten. Bijbukken was ten strengste verboden. Dat was zuren. Je moest stekken van juist op de lijn, of van op de plaats waar je marbel lag in het spel. Het kwam erop aan zoveel mogelijk zaden uit de roe weg te schieten, zonder dat je stekkie daar zelf in liggen bleef. Deed hij dat toch, dan was je dood en moest je de gewonnen zaden terug in de roe leggen. De stekkies van je tegenstanders mocht je absoluut niet uit het oog verliezen. Daar was het een kwestie van uit te schakelen of zelf uitgeschakeld te worden.
Sommigen van ons konden mikken met verbluffende preciesheid. Van op de grond. Van een vuist boven de grond. Van op de knie. Het was om het even. Daar had je bijvoorbeeld Jozef Vereecke. Een echte stekvirtuoos ! Gelukkig maar dat hij bijna steeds mijn ploegmaat was.
In de oude Gemeenteschool langs de Kleine Heerweg, was veel muurke-bok gespeeld geworden. Een marbelspel van heel bijzonder kaliber. Toen wij als klein grut nog eerbiedig bij het stekken stonden toe te kijken, konden de groten daar aardig wat over opscheppen. In die oude school was er geen bevloerde speelkoer, vertelden ze ons. Alles was er open aarde, met wat asse erboven. Bij regenweer moet het dikwijls een gore boel geweest zijn daar, maar werd een straatjongen wel ooit afgeschrikt door wat modder? De muren van de school zelf waren onderaan afgezet met een dikke boord arduin die aan de bovenzijde schuin afgevlakt was. Precies die kombinatie van aarden speelkoer en schuin hellend vlak een meter boven de grond, heeft het muurke-bok in het leven geroepen.
Op de grond werd een grote ronde roe getrokken. Daarin kwamen dan enkele kronkelende groefjes die precies breed genoeg waren om een marbel door te laten. De knikkers werden boven op het hellend vlak losgelaten. Ze stortten langs de muur omlaag en kozen daar hun weg in de roe of in de geultjes. Het kwam erop aan de knikker van een tegenstander te treffen. Naar het zeggen van de groten, moeten er uiterst behendige muurkebokkers geweest zijn. Die wisten precies waar ze hun marbel moesten loslaten en in welke richting ze hem op het hellend vlak moesten uitdrijven, om de tegenstander te raken. Vooral die groefjes waren een levensgevaarlijke ligplaats voor een marbel. Slaagde je tegenstander er immers in ook in dat geultje te belanden, dan was je zo goed als verloren.
Als die verhalen van de Kleine- Heerwegscholieren ook maar voor de helft echt waren, dan waren wij met al onze virtuoziteit bij stekken en toetsen, toch maar stuntelige krabbers! Buiten de traditionele manieren om aan marbels te geraken, waren er ook nog wel andere die een stondeke bloeiden. Over het algemeen waren die te danken aan de vindingrijkheid van sommige pientere scholieren.
Zo herinner ik me nog dat André Vandermeiren, de huidige waard uit 't Fonteintje, een tijdlang een marbelkraam opengehouden heeft dat goed moet opgebracht hebben. Ergens op de gladde vloer van de hangaar stelde hij drie kurken op. Een meter of vijf daarvandaan had hij een krijtlijn getrokken en van dààr mocht je naar zijn kurken mikken. Tegen inleg van enkele marbels natuurlijk. Haalden we met onze stekkie het eerste kurk omver, dan kregen we een paar marbels terug. Voor het tweede kurk was het al iets meer en voor het derde was een mooi prijsje te behalen. Er werd echter veel meer naast geschoten dan erop. Vooral dan door de beginnelingen uit de laagste klassen. Die kregen slechts met moeite hun stekkie vooruit.
Ook de gebroeders Georges en Berke Demeurie uit de Driesstraat kwamen eens op een idee dat hun heel wat marbelwinst opgeleverd heeft. Ze lanceerden een tombola en verkochten loten tegen een paar marbels per stuk. Hoofdprijs? Vijfhonderd marbels! Het sukses was navenant. Zoals te verwachten viel, hadden ze al spoedig veel navolgers. Het vet was echter van de soep en een tijdje daarna legde een verbod van de oppermeester de tombolarage helemaal lam.
De origineelste manier om aan marbels te geraken, werd ongetwijfeld uitgevonden door Lucien Mestdagh. Op een goede dag had hij van zijn vader een ezel ten geschenke gekregen. Hij had het beest plechtig Lusta gedoopt. Nou ja, Lusta of iets dergelijks. Als we zin hadden in een ritje op een ezelrug, konden we voortaan in huize Mestdagh terecht. Voor een bescheiden aantal marbels konden we een toertje rijden rond de hof van vader Jeroom. Een sensatie eigenlijk. Bij de schooljeugd zijn ezeltjes altijd heel populair geweest. Misschien wel omdat die ook de naam hebben niet al te snugger te zijn. Luciens marbelhandeltje heeft gefloreerd tot Lusta het af liet weten. Op een morgen vonden ze hem liggen in de stal. Stokstijf. Hij had zich bij zijn voorouders in het ezelparadijs ter ruste begeven. Weldra meer
Tinneke 30 jaar achter den toog in volkscafé 't Saske
Tinneke 30 jaar achter den toog in volkscafé 't Saske
Op 1 september was het precies 30 jaar geleden dat Albertine Lagaisse, in de volksmond Tinneke genoemd, uitbaatster werd van het volkscafé t Saske. Vrienden en trouwe klanten wilden dit niet ongemerkt laten voorbijgaan. Achter haar rug om organiseerden ze op zaterdagavond 5 september een feestje. Voor Tinneke een aangename avond om zoveel bekende gezichten tegelijk te zien. Ze werd bestookt met tal van verrassingen. De kers op de taart was een optreden van (imitator) Elvis Presley, een geschenk van de kaartersclub t Saske.
Tinneke vertelde: ik ben hier na mijn schoonzus Anneke het café komen uitbaten. Ik had nog nooit café gehouden. Tot dan werkte ik als bobijnster bij de firma Coppens in Nieuwenhove. k Had ook nog nooit een pintje gedronken, ik heb het hier moeten leren, voegt ze er lachend aan toe.
Nooit spijt van gehad Mijn oudste zoon Luc was toen reeds gehuwd. Maar om thuis te zijn bij de jongste, Rik die toen 14 was, gaf ik mijn werk op en ben ik hier terecht gekomen. Op de vraag of ze daar nooit spijt van heeft gehad antwoordde ze resoluut nee. Lionel Rigolle, gekend als Lido van t Saske, heeft slechts 10 jaar aan de zijde van zijn vrouw Tinneke in het café kunnen staan. Een half jaar nadat we het café runden is hij ziek geworden, gaat Tinneke verder. Na tien jaar kon hij niet meer meekomen en ondertussen is het nu reeds tien jaar dat hij overleden is. Het café is iedere dag open. Er is nog een vogelpiekclub en een kaartersclub. Indertijd was er ook een spaarkas en was t Saske het clublokaal van verschillende verenigen. Ik hoop dat ik nog lang achter den toog kan blijven staan, zegt Tinneke. Maar als ik nog eens 30 jaar zal kunnen voltappen is een andere vraag. Ik ben geboren op 20 februari 1934, reken zelf maar eens uit hoe oud ik dan zou zijn!.
Op donderdag 3 september vond de vernissage plaats van de glastentoonstelling van Filip Hatse.
Filip vertelde: ik was vaak bezig met tekenprogrammas op computer. Een 15-tal jaar terug trok ik naar de academie want ik wou het tekenen met mijn handen onder de knie krijgen. Daar er op dat ogenblik geen cursus tekenen was, schreef ik mij in om met glas aan de slag te gaan. Dat beviel me zo goed en ben er tot op heden steeds blijven mee doorgaan.
3-D Voorwerpen in glas, monumentale glaswerken in metaal en glas in lood zijn kunstbezigheden. De glastentoonstelling is gedurende de ganse kermis te bezoeken. U kunt er Flanders Doors, Zavelputten, Indian Heart, No Biking en nog heel wat andere prachtige werken bewonderen, zeker het bezoeken waard!
Klik hier voor een bezoek aan de site van Filip en Colette Hatse - Deryckere
Vrijdag 4 september
Het weer was de kermis op vrijdag 4 september niet echt goed gezind. Ondanks dat zag Sport na Arbeid om 16.30u. 42 renners aan de start verschijnen. Iljo Keisse uit Sleidinge ging als winnaar over de eindstreep. Het kanonschot waarmee de kermis traditiegetrouw om 18.00u in gang geschoten werd moest met een kwartiertje worden uitgesteld (foorkramer zat in de knoop met de stroom). Doch de kinderen konden algauw genieten van hun gratis kwartierke kermisplezier en de meeste aanwezigen mochten genieten van de gratis oliebollen. Om 19.00u was het verzamelen geblazen in OC t Klokhuis waar (op voordracht van de Beverse verenigingen!) een nieuwe ridder in de orde Beverna Cum Laude gehuldigd zou worden. De firma Boss Paints genoot hier de voorkeur en kreeg als aandenken een kunstwerk overhandigd, gecreëerd door de Beverse kunstenares Mieke Callewaert. Daarna was het genieten van een Spaanse avond in OC t Klokhuis. Zaterdag 5 september
Pieter en Jan Van Tieghem laureaat Vlaamse Tuinaannemer
'Groen kleurt' Zilver voor Pieter en Jan Van Tieghem
Op 21 augustus werden de laureaten van de Vlaamse Tuinaannemer gehuldigd, een wedstrijd waar ook Jan en Pieter Van Tieghem aan deelnamen.
Jan Van Tieghem begon zijn loopbaan als tuinaannemer in 1973. Pieter die na een specialisatiejaar als tuinarchitect afstudeerde in 2003 tekent ondertussen de tuinen die Leieflora aanlegt. Het is niet de eerste maal dat Leieflora aan de wedstrijd deelneemt en telkens met succes. Iedere Vlaamse tuinaannemer mag aan deze wedstrijd deelnemen en dit jaar waren Jan en Pieter één van de in totaal 33 kandidaten. Zo waren er 12 uit West-Vlaanderen, 10 uit Oost-Vlaanderen, 6 uit Antwerpen, 3 uit Limburg en 2 uit Vlaams-Brabant. Net als de voorbije 12 edities waren er drie categorieën: < 250 m2 (9 kandidaten), 250 - 1000 m2 (11 kandidaten) en > 1000 m2 (13 kandidaten). Samen kwamen ze dan nog eens in aanmerking voor de jongste categorie 'Groen kleurt' die een paar jaar terug in het leven werd geroepen en in deze overkoepelende categorie behaalden de Beverse Pieter en Jan Van Tieghem Zilver.
De preselectie van de te beoordelen tuinen werd uitgevoerd door een trio ervaren tuinaannemers: Robert Brouckaert (Sint-Fiacre), Jan Hendrickx (BTA) en Johan Pattyn (TOV). De uiteindelijke beoordeling lag in handen van een zeskoppige jury samengesteld uit twee tuinaannemers (Chris Lieten en Alex Winters), een tuin- en landschapsarchitect (Francis Broos), een plantendeskundige (Harry Van Trier), een groenjournalist (Ivo Pauwels, tevens juryvoorzitter) en een boomkweker (Henk van Beek).
Kleur en volume in elk seizoen. Pieter en Jan waagden hun kans met een opdracht, die ze kregen van Indochine Wellness gelegen in de Joannes Huyslaan 35 te 8790 Waregem, om van een klein perceel een onderhoudsvriendelijke tuin te maken waarin het aangenaam toeven is.
De beplanting moest mooi de seizoenen volgen en in elk jaargetijde het beste van zichzelf tonen. Natuurlijke elementen zoals water, hout, natuursteen en privacy waren een must voor de eigenaars, net als de integratie van een spa en een houten prieeltje in het nieuwe ontwerp, zegt Pieter.
We sprongen zorgzaam om met de bestaande beplanting en verplantten vooraf enkele waardevolle bomen en heesters om ze later te integreren in het nieuwe tuinconcept. Het tuintje zelf bestaat uit een rechthoekig perceel met diagonale looplijnen en het patroon wordt nog versterkt door het tuintje op te delen in drie hoogteniveaus met telkens een halve meter verschil gaat Pieter verder.
Op het laagste niveau is een hoofdterras met aanpalend een verhoogd vijvertje. De arduinen omranding doet dienst als zitbank. Op een lager niveau bevinden zich het zonneterras en de spa. Het derde niveau bestaat dan uit een weelderig begroeid prieeltje waaronder de tuineigenaars ook in minder zonnige dagen kunnen genieten van de omringende natuur. De beplanting zorgt dan weer voor het nodige groene volume en een kleurrijke opvolging van de seizoenen, gaan vader en zoon verder.
In deze kleine tuin werd voornamelijk gekozen voor niet alledaagse planten. De leihaag bestaat bijvoorbeeld uit groenblijvende eiken (Quercus x hispanica Diversifolia). Verder zijn er tevens heel wat siergrassen, vaste planten, bloeiende klimmers en heesters te vinden, die door hun verschillende bloeitijdstippen en diverse bladvormen in elk seizoen weten te boeien. Enkele buxuswolken versterken het jaarrond het groene karakter van deze tuin en bieden tevens ruggesteun aan het diagonale lijnenspel, besluiten ze. Leieflora, Sint-Janstraat 46, 8791 Beveren-Leie Meer weten over de laureaten van de Vlaamse Tuinaannemer zie bijlagen
Volgend weekend, meer bepaald op vrijdag 11 en zaterdag 12 september houdt KAJ De Snaere hun jaarlijkse openingsweekend. Op vrijdag is er vanaf 20.00u een gratis openingsfuif plaats met DJ Class (Studio Brussel) & Paft Dunk (Daft Punk tribute).
Op zaterdag organiseert KAJ De Snaere een carwash. Van 10.00u tot 16.00u kan iedereen zijn wagen (6), fiets (4) of brommer (6) een goeie wasbeurt laten geven. Daarnaast is er ook een carwashbar aanwezig!
Het ganse weekend vindt plaats in en naast het lokaal van de KAJ, Schoolstraat 4 te Beveren-Leie. Lokatie zoeken klik hieren ga naar markering 26
Beverse Ziekenzorgvrienden genoten van smaakvolle reis
Op 2 september was Ziekenzorg Beveren-Leie aan hun halve dagreis toe. In t Nonnenbos te Zonnebeke stond de koffie met gebak uitnodigend te wachten. Vandaar trok het gezelschap naar Passendale. In De Oude Kaasmakerij kregen de Ziekenzorgvrienden, onder kundige leiding van 2 gidsen, uitleg over het kaasmaken vroeger en nu. De proeverij die daarop volgde bestond uit vier verschillende kazen en een Passendale-biertje. De reis werd afgesloten in de Leiemeers te Kuurne met een heerlijk koud buffet. De 47 deelnemers waren uiterst tevreden en voldaan. Met dank aan Claudine Demeulemeester voor de inzending
Op zaterdag 29 augustus kwamen de Beverse leeftijdsgenoten van het jaar 1944 samen en genoten van een prachtig dag. De eerste reünie vond plaats in 1984 en sindsdien kwamen ze (met uitzondering van het jaar waarin ze 55 werden) om de vijf jaar samen. In 2004 namen 2 drijvende krachten, Paula Vercampt en Lieven Thiers, de draad terug op en waren ze dit jaar aan hun vijfde reünie toe.
De aanwezigen, al dan niet vergezeld van hun partner, genoten deze keer van een boottocht op de Leie. Die voerde van Harelbeke naar Menen en terug. Aan boord werd het aperitief geserveerd, het varkentje aangesneden als middagmaal en was er koffie met gebak. Daarbij zorgde een accordeonist voor een gezellige sfeer en werd er meegezongen en ontbraken ook de danspasjes niet. Leeftijdsgenoot Roland Vandendriesche had als verrassing zijn gitaar meegebracht en vergastte het gezelschap met deuntjes van weleer. Kortom, een geslaagde vijfde reünie door elkeen gesmaakt.
Van groene shirts naar knalgele fietsen in de Stedelijke Basisschool te Beveren-Leie
Op de foto v.l.n.r. Eerste rij : Arne Vanhoutteghem - Thiebaut Blomme - Artuur Coorevits - Victor Ghekiere Tweede rij : Directeur Stefaan Dewaele - Lukas Deruddere - Leonie Coorevits in het bijzijn van enkele leden van de Ouderraad.
Open Klasdag
Op vrijdag 28 augustus was het Open Klasdag in de Stedelijke Basisschool. Tussen 17.00 en 19.00u waren alle kinderen samen met hun ouders welkom om er kennis te maken met hun leerkracht en hun nieuwe klas te ontdekken. Op die dag stelde de Ouderraad ook de nieuwe turnshirts voor en kon iedere leerling zijn nieuwe shirt afhalen aan de stand van de Ouderraad.
Veilig verkeer Daarnaast waren ook de fluofietsen van de werkgroep verkeer er te zien. Op 31 augustus werden deze in de omgeving van de Beverse scholen en op gevaarlijke kruispunten opgehangen. De 16 knalgele fietsen zullen tot eind september in het Beverse straatbeeld blijven om aan te tonen dat het schooljaar terug begonnen is.
Beverse Weetjes kon op deze activiteiten niet aanwezig zijn en dankt Koen Deruddere dan ook voor de inzending.
DE SPEELTIJD WAS ER OM TE SPELEN Na elke vakantie trokken we met hangende oren terug naar school. Begrijpelijk. We waren immers gewend geraakt aan vrijheid en aan het zorgeloos zwerven langs akkers en weiden. Toch had het leven op school ook wel zijn goede kanten. Als de meester in een zonnige bui was bijvoorbeeld en ging vertellen. Of als we onze nieuwjaarsbrieven moesten schrijven en leren voorlezen. Of als de goedige oude dokter Van Acker kwam om ons gezondheidsles te geven. Toch zal iedereen die iet of wat op eerlijkheid gesteld is, volmondig toegeven dat een schooldag slechts één werkelijk goede kant kon hebben: de speeltijd!
HET SCHUCHTERIGE BEGIN Aan de speeltijden op de bewaarschool heb ik maar een heel vage herinnering meer. Het is alsof dichte nevelslierten zich om mijn gedachten leggen als ik naar die tijd terugdroom. Zuster Roza bemoeide zich veel met ons. Dat althans weet ik nog. Voor de rest zullen we wel braafjes ergens tegen een muur gestaan of wat rondgedrenteld hebben. Echte groepsspelen kenden we immers nog niet. We zaten ook met de meisjes opgescheept ten andere. Tere poppetjes die al aan het snotteren sloegen als we er wat hard tegenaan liepen.
Het speeltijdklimaat veranderde op slag toen we, na de zomervakantie van het jaar dertig, op de Gemeenteschool arriveerden. Daar kwamen we terecht in een wereld waar hartstochtelijk spel en krachtpatserij en schering en inslag waren. Het schrikte ons evenwel af de eerste dagen. Als schuwe haasjes scholen we in een of andere hoek, of laveerden voorzichtig tussen de spelende groten door. Die lieten ons ten andere zonder veel woorden verstaan dat we ze maar niet teveel voor de voeten moesten lopen. Allengerhandechter begonnen we onze draai te vinden.
Een van onze allereerste verworvenheden was ongetwijfeld het paardje-spelen. Als je met zijn tweeën was en over een stuk touw beschikte, kon het al. De ene kreeg het touw om arm of buik gestropt en was het paard. De andere nam het losse eind vast en boeverde zijn paard lopend rond de speelplaats. Soms werkten we met tweespannen. In dat geval zat de boever gevat in het koord dat zijn twee paarden verbond. Eigenlijk waren we nog eindeloos onbeholpen schepsels, die eerste maanden aan de Gemeenteschool. Van niets hadden we verstand. Alles moest nog geleerd worden. Het maken van papieren vliegmachientjes bijvoorbeeld. Met grote ogen stonden we de groten aan te kijken als die er eentje aan het vouwen waren, om het daarna in sierlijke zweefvlucht over de speelplaats uit te werpen. Het heeft dagen geduurd voor we de kneep van het vouwen beet hadden. En nog langer duurde het voor we onze vliegertjes zo konden bouwen dat ze cirkelend rondzweefden in plaats van bots op hun neus te stekken.
Een spel waarnaar we als hummels bewonderend opkeken, was het schietstuiveren. De groten gingen er nog hartstochtelijk in op, maar toch was het als speeltijdbezigheid reeds volop op zijn retour. De speelplaats van de nieuwe school leende zich er ook niet meer toe. Die was bevloerd met cementstenen en enkel aan de kanten waren nog wat strookjes vrije aarde uitgespaard. Voor dit schietstuiveren had je niet veel gerief nodig. Voor geen enkel spel trouwens uit onze kinderjaren. Waar zouden we het vandaan gehaald hebben? De schietstuiver konden we zelf maken. Ergens een eindje pompdarm zien los te krijgen en dat dan smelten in het deksel van een blinkdoosje (schoensmeerdoos, nvdr). Met die schietstuiver werd dan vanop enkele passen afstand gemikt naar een kurk dat op de grond stond. Elk van de medespelers had daarop een kluite of een dikken gelegd (geldstuk van 0,05 fr. Dikken: geldstuk van 0,10 fr, nvdr). Het kwam erop aan dat kurk omver te krijgen en zo de kluiten en dikkens binnen te rijven. Soms deed men het ook wel zonder kurk. In dit geval werden de geldstukjes rechtop in de grond gezet en moest men ze zien uit te werpen. In dit schietstuiveren heb ik het nooit verder gebracht dan tot een paar schamele pogingen. Ik heb ooit nog eens geprobeerd zo een schietstuiver te maken. Eindje pompdarm. Aan de binnenkant ingevet blinkdoosdekseltje. Laten smelten. Toen ik het deksel daarna eindelijk verwijderd kreeg, was het loden schijfke zo verfomfaaid dat ik het bij die ene poging gelaten heb.
ALLERHANDE LOOPSPELEN Pas nadat we in het derde studiejaar gearriveerd waren, bij meester Berton, kregen we zoiets als burgerrecht op de speelkoer. We waren intussen een hand gegroeid immers en de ruwe kornuiten van de hoogste klassen konden ons niet zo gemakkelijk meer overhoop lopen. Ik herinner me nog goed dat we in die tijd vooral bare speelden. Bij dat spel waren we in twee kampen verdeeld. Het ene had zijn thuishaven tegen de muur van de klassen en het andere tegen het gebouw waarin de plasplaatsjes ondergebracht waren. Het kwam erop aan de muur van de tegenpartij te bereiken zonder dat ze je te pakken kregen. Uit de doppen kijken en snel als de weerlicht uit de voeten kunnen, waren dus hoofdvereisten bij dit spel.
Een beetje verwant aan dit barespel, was het drie baffen of koning. De juiste spelregels herinner ik me niet meer zo precies. In alle geval liepen we van de ene kant van de speelkoer naar de andere, terwijl de koning in het middenterrein opereerde. Hij kon de tegenstrever eraan maken door hem drie kloppen drie baffen op de rug te geven. Het kwam dus vooral op hardlopen aan en op behendigheid bij het keren en draaien door het gewriemel op de speelkoer.
Een zeer populair loopspel was kroten-uit. De groep die samenspeelde, had een afgebakend kamp in een of andere hoek. Er werd iemand aangeduid die met het spel moest beginnen. Vanuit het kamp moest die op jacht gaan op de speelgenoten die over de koer verspreid waren en trachten er eentje te raken. Was hij daarin geslaagd, dan gingen ze getweeën op jacht, hand in hand. Er werd een tweede gevangen, een derde, en zo voort. De jagers mochten elkaars hand niet loslaten evenwel. Deden ze het toch, dan moesten ze holderdebolder terug naar het kamp. De opgejaagden hadden dan immers het recht ze vrij onzacht op schouders en rug te meppen. Soms zwaaiden en wurmden hele slierten door de overvolle speelplaats. Geen wonder dat daarbij al eens een buiteling gemaakt werd. Erg was dit evenwel niet. Geschaafde knieën waren mode toen. Ikzelf heb de mijne praktisch nooit schrammenvrij kunnen houden in die jaren. Als de kerven er wat al te lelijk uitzagen, lei moeder er 's avonds een paar in cognac gedrenkte lelieblaadjes op. Alles genas dan vanzelf. Alhoewel geen enkele dokter ze voorschreef, waren die lelieblaadjes een prima remedie. Nooit iets wat verkwaadde (ontsteken, nvdr) als je die gebruikte.
Naar de winterkant toe konden zulke valpartijen echter kwalijker gevolgen hebben. Om de ergste kou te weren, droegen we dan lange wollen kousen. Potsierlijke gevallen soms, die boven de knie met een elastiek vastgemaakt werden. Als we met die kousen aan een buiteling maakten op de ruwe betonvloer van de speelplaats, kwamen we onvermijdelijk met gatige knieën naar huis. Op begrip van moederszijde hoefde niemand te rekenen in dergelijk geval. Die gaten werden gestopt. Zeker. Netjes gestopt zelfs. Maar voor het zover was, hadden we gewoonlijk al een paar kletsende oorvegen geïnkasseerd. Weldra meer
Voorbereidende tekst gemeenteraad 2 september 2009
In bijlagen de voorbereidende tekst voor de gemeenteraad van WOENSDAG 02 september 2009 die doorgaat in het gemeentehuis van Waregem om 19u00.
Bemerk punt 16: goedkeuren opdracht inrichten van een nieuwe speelruimte naast het ontmoetingscentrum De Kernelle in Beveren-Leie + vaststellen wijze van gunnen
De gevierden samen met kinderen, kleinkinderen, familie , vrienden en enkele leden van het stadsbestuur .
Op zaterdag 22 augustus vierden Gerard Velghe en Jeanine Beyaert uit de Kortrijkseweg hun gouden jubileum. Gerard werd geboren in Beveren-Leie op 3 augustus 1936 in de Grote Heerweg. Jeanine in Harelbeke op 23 november 1937 en op 1 augustus 1959 gaven ze elkaar hun jawoord. Na zijn schooljaren te hebben doorlopen begon Gerard zijn loopbaan in meubelmakerij Decoene in Kortrijk. Daarna werkte hij een tijdlang bij Interlin in Beveren-Leie, om op zijn 60 ste zijn loopbaan te beëindigden als arbeider bij de stadsdiensten.
Jeanine begon haar loopbaan in Stasegem waar ze 10 jaar werkte. Uiteindelijk kwam ze bij champignonkwekerij Desmet in Beveren-Leie terecht. Na er 29 jaar champignons te hebben geplukt sloot Jeanine daar haar loopbaan af. O
ndertussen zorgde ze tevens voor het huishouden en de opvoeding van hun 4 kinderen Franky, Carine, Dirk en Eddy. Ook zij verlieten het nest en zorgden op hun beurt voor 9 kleinkinderen waar Gerard en Jeanine bijzonder trots op zijn. Samen gingen we graag naar het voetbal kijken, vertelden ze. Ik was ook liefhebber van wielerwedstrijden en ik hield van de vinkensport zegt Gerard. Ik kijk graag TV en hou van kaarten en ben lid van vier verschillende clubs: Stasegem Vooruit, Gemeentehuis Desselgem, t Saske en OKRA Beveren-Leie , weet Jeanine te vertellen.
Hun vakanties brachten ze 25 jaar lang door in de Ardennen. Nu genieten we samen van de rust in Beveren, besluiten ze.