Van links naar rechts Vic Dejonghe, Antoon Vantieghem en Robert Iacopucci
Op zaterdag 26 september ging bij de Tubezuigers op Ter Weerst de laatste speeldag van de competitie 2009 door. Reeds voor de derde maal werd in het laatste weekend van september de kampioen gekroond.
Na een spannende finaledag werd volgend podium genoteerd: 1. Antoon Vantieghem 2. Vic Dejonghe 3. Robert Iacopucci 's Avonds werd afgesloten met een gezellig samenzijn en daar werden reeds plannen gesmeed voor volgend jaar.
Hoe later het werd hoe minder realiseerbaar deze leken. Al bij al werd de competitie en de afsluiter weer een geweldig succes. Met dank aan Filip Ghesquiere voor het insturen van deze bijdrage.
"Zowat een jaar geleden kreeg ik de vraag vanuit de turn- & trampolineclub Lenig en Vlug om een sculptuur te ontwerpen en te creëren rond hun feestjaar '50 jarig bestaan'.
Voor mij was dit een heuse uitdaging. Het zoeken naar de samenhang tussen mijn eigen werk en het symboliseren van het springen en vliegen in de lucht, was niet evident. Torens zijn een constante in mijn werk. Zowel als gemengde verftechniek op grove doeken, als ruimtelijk werk met gips en fusing glas in een architecturale vorm. Ze houden een persoonlijk emotioneel moment vast... het worden flarden van het leven.
Het ontwerp voor hun monumentale sculptuur wordt een toren, maar dan één waar de atleten van Lenig & Vlug zich kunnen in herkennen.
Sterk en groots zoals de club zelf, met speelse dynamische elementen, net zoals de jonge springertjes. Dit vertaalt zich in een krachtige gespannen vorm met kleurrijke stukken gefused glas". vertelde Nathalie Pontegnies
Op zaterdag 17 oktober om 17 uur wordt deze sculptuur dan ook plechtig onthuld in aanwezigheid van het stadsbestuur, de kunstenares Nathalie Pontegnies zelf, het bestuur en leden van de vereniging en sympathisanten.
Dit wordt tevens het startschot van het feestjaar 50 jaar Lenig & Vlug. Op diezelfde avond gaat traditiegetrouw de kaas en wijnavond door, met als toemaatje een kleine tentoonstelling rond de creatie van de sculptuur.
EEN MAATJE MEER Na een deugddoende vakantie ging Chiro Leieland op zondag 20 september terug van start met als thema voor 2009-2010 Een maatje meer. Een 22-tal super toffe gasten staan terug in voor de leiding en ook de VBs Els en Bart zijn terug van de partij. De leiding Speelclub Meisjes: Marlies Decavel en Arne Vermeulen Speelclub Jongens: Francis Courcelle, Lien Baekeland en Lothar Verledens Rakkers: Stijn Devos, Jens Velghe en Marten Delabie Kwiks: Ruth Soens, Michel Van Tieghem en Martijn Dejaeghere Tippers: Annelore Dewaegenare en Anton Delabie Rakkers: Stijn Lietaert en Alexander Pappijn Tip Tiens: Jolien Labeeuw en Thomas Seynhaeve Kerels: Jeroen Berton en Sebastiaan Veys Aspies: Pieter-Jan Soens en Philippe Courcelle
Wekelijks samenzijn met maatjes om te ravotten, te spelen, te sporten Er valt dus heel wat te beleven bij Chiro Leieland.
Ook aansluiten bij Chiro Leieland, neem dan gerust contact op met iemand van de leiding. Ze zijn iedere zondag van 14.00 uur te vinden in het heem, Tomberg 21a, Beveren-Leie . en zullen graag EEN MAATJE MEER verwelkomen.
Op dinsdag 6 oktober 2009 om 19u00 komt het gemeenteraad terug samen. Het proces-verbaal van de vorige zitting ligt ter inzage in de raadszaal, één uur voor de zitting. Agenda: Openbare zitting 1. mededelingen 2. aanvaarden algemeen nood- en interventieplan stad Waregem 3. goedkeuren wijzigen huishoudelijk reglement gemeenteraad 4. kennis nemen van kasverslagen 2e kwartaal: a) stad Waregem b) stedelijke Regie voor Grond- en Huisvestingsbeleid 5. goedkeuren budgetwijziging 2009 diverse kerkbesturen 6. goedkeuren aanpassingen meerjarenplanning 2008-2013 diverse kerkbesturen 7. kennis nemen budget 2010 diverse kerkbesturen 8. stedelijk brandweerpersoneel: kennis nemen en bekrachtigen proces-verbaal van het bevorderingsexamen voor de graad van sergeant-vrijwilliger + vaststellen van de bevorderingsreserve 9. stedelijk brandweerpersoneel: vacant verklaren van 2 plaatsen voor de graad van onderluitenant-vrijwilliger 10. stedelijk brandweerpersoneel: organisatie van een aanwervingsproef voor de functie van brandweerman-vrijwilliger met de aanleg van een wervingsreserve 11. herstellen brug over de E17 - Vichtseweg: goedkeuren bijkomende werken 12. goedkeuren opdracht levering van bomen voor de groendienst + vaststellen wijze van gunnen 13. goedkeuren wegentracé Wortegemseweg 14. goedkeuren wegentracé Kleine Heerweg (site Interlin) 15. leveren en plaatsen van 2 LED-borden in de Wortegemseweg, goedkeuren bestek en wijze van gunnen 16. aanvullend verkeersreglement wegverkeer blijvend karakter: invoeren parkeerverbod in de Lindestraat 17. Pandcomplex, onderhoudsschilderwerken buitenschrijnwerk zuidgevel: goedkeuren ontwerp + vaststellen wijze van gunnen 18. sportinfrastructuur, vernieuwen gebouwenreservatiesysteem (GRS): goedkeuren ontwerp + vaststellen wijze van gunnen 19. goedkeuren ontwerp tot aanstellen projectontwikkelaar site Ware Heem + vaststellen wijze van gunnen 20. goedkeuren toelagen 21. kennis nemen charter 'veilig en kwalitatief fuiven in de Mira-politiezone' 22. vragen 23. goedkeuren proces-verbaal vorige zitting Geheime zitting 24. stedelijk brandweerpersoneel: bevorderingen in de graad van sergeant-vrijwilliger 25. stedelijk brandweerpersoneel: bevorderingen in de graad van onderluitenant-vrijwilliger 26. stedelijk brandweerpersoneel: definitieve aanstellingen in de graad van ambulancier-vrijwilliger 27. stedelijk brandweerpersoneel: a) verlengen van de stage van stagiairs-ambulancier b) aanvaarden ontslag van stagiairs-ambulancier
Met een ledig twijnbolletje kon je dus gemakkelijk een ijstop maken. Er viel evenwel ook nog ander speelgerief uit te fatsoeneren. Een tank of, zo je wil, een traktor bijvoorbeeld. Je nam zo een garenklosje en begon alvast de randen van de twee zijvlakken in kertels te snijden. In een van die vlakken klopte je dan voorzichtig een kleine spijker en maakte er een stevig rekkertje aan vast. Dat elastiekje trok je dan door het klosbuisje en ook door een eindje kaars waarin je een gaatje had gemaakt. Door het uiteinde van het rekkertje schoof je dan een lange spijker. Die werd door de veerkracht tegen het eindje kaars aan getrokken. De traktor was daarmee klaar. Met die lange nagel kon je het elastiekje opwinden. Als je het vehikeltje nu ergens neerzette en losliet, trachtte het elastiekje dadelijk zich te ontwinden en bij die poging drukte het de spijker met zijn uiteinde vast tegen de grond. Van de weeromstuit dreef die dan de traktor vooruit. Je mocht gerust kleine hindernissen in de weg leggen. Die werden prompt genomen, dank zij de gekartelde randen van het twijnbolletje. Een uitstekend soort amusement! Het kwam goed van pas als de lessen wat eentonig waren en wij achter de rug van een klasmakker dringend aan wat ontspanning toe waren. Met rekkers kon je dus twijnbolletjes aan het rijden brengen. Er viel echter nog meer met ze aan te vangen. Een goed punt ook was dat ze zeer gemakkelijk te krijgen waren. Als vader ons geen oude fietsbinnenband kon bezorgen, was er altijd nog Jefke de Velomaker. Die had hele resems zulke dingen hangen in zijn velokot. Van zo een binnenband hoefden we enkel maar smalle reepjes af te snijden en we hadden rekkertjes in overvloed.
Met die dingen konden we prima schiettuig in elkaar knutselen. We vlochten er een aantal van aan elkaar en maakten dat rekkertouw dan vast aan een gespriete stok. Met die schieter konden we kleine steentjes en droge erwten of bonen metersver wegschieten. Dat was echter kompleet taboe op de speelplaats. De meesters waren nu eenmaal van oordeel dat je ongelukken beter kon voorkomen dan genezen. Rekkertouw dat niet aan een stok vastzat, mochten we echter wel meebrengen naar school. We spanden dat tussen duim en wijsvinger van beide handen en lieten het horizontaal of vertikaal wegschieten. Kreeg iemand het in zijn gezicht, dan schrok hij wel even, maar er was toch geen verder onheil mee gemoeid. Tenzij natuurlijk de altijd dreigende kans op vergeldingsmaatregelen.
Een bijzonder geliefkoosd spelletje was het schieten naar vliegen. We speurden de muren af, tot we ergens zo een beestje vonden dat schuldeloos te zonnebaden zat op de warme baksteen. Ons rekkertje werd gespannen en even later was het glanzende vliegenlijfje veranderd in een vlek die de steen wat donkerder kleurde. De meesters moesten ons een draai om de oren gegeven hebben hiervoor.
Met een eindje binnenband kon je ook een gerieflijke spijter maken. Je prikte een of meer gaatjes ongeveer in het midden van het stuk en knoopte de onderkant goed toe met een touwtje. Als je nu water in de spijter deed en hem aan de uiteinden dichter en dichter toeneep, spoten fijne straaltjes uit de openingetjes weg. Prima vechtmateriaal voor warme dagen! De ranker was een ander gerieflijk speeltuigje. De naam zegt echter duidelijk genoeg dat je daarmee maar best buiten de klas bleef. Geen enkel onderwijzer was immers gebrand op bijkomend lawaai tijdens zijn les.
Je had niet bijzonder veel gerief nodig om'zo een ronker te maken. Een rechthoekig plàatje hout en een eindje touw waren al voldoende. In het middenstuk van het plaatje werden twee gaatjes gebrand en daardoorheen stak je dan het touw waarvan je de uiteinden vervolgens goed aan elkaar vastknoopte. Dit touw nam je nu met beide handen vast, ervoor zorgend dat het plaatje vlak in het midden stond, en begon het op te draaien. Als je een voldoende stevige opwinding had, trok je aan beide kanten aan het touw. Het begon zich te ontwinden en, van de weeromstuit, naar de andere kant te overwinden. Een volgend trekken had hetzelfde effekt, maar dan in averechtse richting. Het houtje draaide mee natuurlijk en begon daarbij zachtjes te gonzen. Onder het onophoudelijk draaien en ontdraaien groeide dit gegons algauw uit tot een waar geronk. Vooral als de randen van het houtje gekerteld waren.
Je kon ook een leuk spelletje spelen met een touwtje en twee kastanjes twee ketjaanten die je aan de uiteinden ervan vastgemaakt had. Je nam het touwtje in het midden vast tussen duim en wijsvinger en liet de ketjaanten op en neer wippen tot ze tegen elkaar bokten. Dat instrumentje was onze bokker. Zulke wilde kastanjes holden we ook wel eens uit en staken er een stokje in waaruit we het merg gepeuterd hadden. Zo kregen we een pijp. Ik geloof echter niet dat er ooit iemand het lef heeft gehad zich daarmee aan roken te bezondigen. Met een stuk krantenpapier en wat achterovergedrukte tabak hebben we het meer dan genoeg geprobeerd. Maar met zo'n ketjaantepijpje? Nee!
Dergelijke pijpjes maakten we echter het meest met uitgeholde eikenoten. Aan eikels geraken was geen probleem voor ons. De Gentse Baan was toen immers afgezoomd met jonge eikebomen. Ze waren niet meer dan een meter of drie hoog en we konden er gemakkelijk in klimmen. Nooit echter zouden we dat gewaagd hebben als er geen paar maats op de uitkijk stonden. We hadden immers een heilige schrik voor de kantonnier. Die vent hadden we wel nooit gezien, maar er deden vreselijke verhalen de ronde over zijn onmenselijke strengheid.
Eikels kon je ook opeten. Natuurlijk. Dat deden we echter slechts als we niets anders te kauwen hadden. De smaak was een beetje wild en lag ons niet helemaal.
Ook met het uithollen van bieten hebben we ons wel eens beziggehouden. Naar de winterkant toe vanzelfsprekend. In de wand sneden we twee ogen, een neus en een grijnzende mond uit en plaatsten vervolgens een eindje kaars in de uitholling. Prima gerief om mee te spoken 's avonds. Vooral in de buurt van het Kruise waren wel eens derg~jke lichtende doodshoofden te zien. Van ouds was het daar immers een uitgelezen spookhoek. Je moest echter verdomd goed oppassen dat er geen onvervaarde manskerel in de buurt was als je met zo een grijnzende bietekop stond te spoken. Snel als de bliksem weghollen was dan ten zeerste geraden.
Ook met een brandglas konden we iets aanvangen. Als het zonnig weer was kon je daarmee gemakkelijk een stuk papier of een handvol droog gras in brand krijgen. Er is 's zomers meer dan één graskant in vlammen opgegaan, enkel maar met behulp van zo een schamel brandglas.
Natuurlijk waren we ook verzot op alles wat maar muziek kon maken. Geld om een of ander instrument te kopen was er natuurlijk niet toen. De enige instrumenten op de parochie toen waren die van de fanfare, het orgel in de kerk, en hier en daar een piano bij een juffertje dat wat pensionaat gelopen had. Onze ouders oordeelden dat een dikke boterham belangrijker was dan een of ander tuig waaruit alleen maar wat gejengel te halen viel.
Robert Cnudde was hier de briljante uitzondering. Van zijn vader had hij een akkordeon losgekregen. Maar Robert Cnudde, de zoon uit het Sportpaleis, behoorde nu eenmaal tot de financiële top van de parochie. Staf Deroose was de enige sloeber van onze weerga die een muziekinstrument bezat. Hij had ergens een mondmuziek op de kop getikt en kon er na betrekkelijk korte tijd allerlei deuntjes laten uit opkrijsen.
Geen geld voor een muziekinstrument dus. Als we er een wilden hebben, moesten we het zelf in elkaar knutselen. Natuurlijk dat het dan niet zo bijster veel zaaks was. We namen bijvoorbeeld een luciferdoosje. Daarin maakten we fijne sneetjes aan weerszijden van het bovenvlak en spanden daar rekkertjes in. Om de spanning nog te verhogen en tezelvertijde te variëren, staken we er twee schuinlopende sulferstokjes onder. Het was geen mirakel als je in de klas opeens een gedemptping-pang-pong hoorde. Die muziekdoosjes waren natuurlijk nogal broos. De rekkertjes immers waren zeer eigenwijs en sprongen uit de gleufjes zodra we er iets te hard op tokkelden.
Oudere mensen zeiden dat dit primitieve muziekje enigszins verwant was aan de pinette die zij in hun jeugd nog gekend hadden. Die was vervaardigd van hout, nageltjes en ijzerdraad.
Handiger dan het sulferdoosje was een soort toeter die we maakten uit kartonnen spoelpijpen. We maakten een gat in de zijkant dat het mondstuk moest worden en vlak daarboven sneden we een ring af van het breedste gedeelte van de pijp. We spanden nu een sigarettebljladje over de breedste opening en schoven de ring erop. Door het mondstuk konden we nu allerlei deuntjes toeteren en die werden door het blaadje vrolijk meegetrild.
Ook met wilgetakken kon je iets aanvangen. Vooral in de lente, als het sap tussen schors en hout omhooggestuwd werd. Je sneed ergens een knotwilgtakje af en haalde er een recht stuk uit van een paar handbreedten. Als je heel voorzichtig was kon je er de pel afwringen, zonder dat ze ook maar een tikkeltje beschadigd werd. Inhet ontschorste gedeelte maakte je nu de nodige inkepingen en schoof de pel er weer op. Als je iet of wat van de stiel kende, had je nu het beste fluitje van de wereld.
Heden ten dage heeft iedereen de mond vol over kreativiteit. Als je dat woord niet om de haverklap gebruikt, word je voor hopeloos ouderwets versleten. Aan kreativiteit deden wij toen niet. Niemand trouwens die dat verwachtte van ons, linke buitenjongens. Maar als we iets nodig hadden, knutselden wij het in elkaar. Soms met verbluffende vindingrijkheid. Ik weet niet hoe ze zoiets nu zouden noemen!
Het bestuur: Bart Labeeuw, Hans Seynhaeve, Bert De Rore, Dirk Pattyn en Germain De Vlaminck
Op zondag 20 september was het bestuur van KWB Beveren-Leie reeds om 08.00 uur op post in de Kernelle om de vroege vogels voor de fietstocht Is het nu 30, 50 of 100 te ontvangen.
Zon 130 sportievelingen gingen gewapend met een bolletjesstreepjesplan de weg op. Een 20-tal kozen voor de 100 km, een 40-tal hadden het gemunt op de 30 km en de 50 km werd door 70 personen afgehaspeld.
Nadien konden de deelnemers nagenieten met een natje of een droogje. Ook de verse frietjes van Bert vielen duidelijk in de smaak als afsluiter van een sportieve dag.
Op zondag 20 september werd voor de 30e keer een brandingrun georganiseerd met sidecars, solo-motos, GoldWings en trikes. Deze run wordt ook ieder jaar begeleid door de federale politie, die zorgt voor een vlekkeloos verloop van de run en die het verkeer in goede banen leidt.
Rond 10u30 kwamen de eerste motorrijders aan op de parking aan OC de Vonke te Heule. Ze konden vooreerst genieten van een tas koffie, een aperitief en een stevig middagmaal. Rond 13u kwamen de gebruikers toe en werd er ijverig gezocht naar het juiste vervoermiddel om op te zitten; er waren een 40 tal zijspannen, een 15 tal Goldwings en een tiental trikes en solo-motoren.
Bijna alle 82 gebruikers konden een hele rit meemaken, slechts enkelen een halve rit. Het eerste gedeelte van de rit ging richting Ingelmunster Wielsbeke om zo te eindigen te Beveren-Leie waar een tiental vrijwilligers de deelnemers stonden op te wachten.
*Omstreeks 14.45 uur kwam de karavaan het centrum van Beveren-Leie ingereden, (deel één) *In OC 't Klokhuis stonden de tafels gedekt en werden de deelnemers van de Brandingrun door stad Waregem getrakteerd met koffie en gebak, (deel twee) *Ondertussen maakte directeur Jean-Pierre Isebaert even tijd om het een en ander te vertellen over de werking van 'de branding', (deel drie) *Na het interview met dhr. Isebaert stapte Beverse Weetjes op een willekeurige motorrijder af met de vraag waarom iemand aan zoiets deelneemt. Geert Eggermont was onmiddellijk bereid om ons te woord te staan, (deel vier) Achteraf wist hij nog te vertellen dat hij samen met zijn echtgenote in de maand juni en september vaak aan zo'n runs deelneemt. Geert is lid van de club 'Sietekaristen Ut 't Brugsche'. * Rond 16u vertrokken we voor het tweede gedeelte langs Deerlijk Zwevegem tot terug in Kortrijk-Heule. (deel vijf) Daarna was er nog een broodmaaltijd voorzien voor alle deelnemers in OC de Vonke.
Alles was aanwezig - de zon, ronkende motoren, blije gezichten, stoere bikers om deze editie in de annalen te zetten als de geslaagde jubileum-run.
Ontvangst en welkom in OC 't Klokhuis te Beveren-Leie
"Tijdens het kermisgebeuren kon men bij het nuttigen van een Beversche Leye een deelnemingsformulier invullen om eenreis te winnen. De reis naar de Franse Alpen werd gewonnen door Rita Veys", Met dank aan voorzitter Thierry Mondy voor het doorsturen van dit bericht.
Nadat de 67 aanwezigen op zaterdagavond 19 september genoten hadden van een heerlijke barbecue werden de Koning en Kampioenen van de Beverse vinkenmaatschappij De Koninklijke Vlaamse Leiezangers samen met deze van t Drieverbond Gewest Deerlijk (Beveren-Leie, Desselgem en Deerlijk) gehuldigd.
"De Beverse vinkenmaatschappij telt 27 leden" vertelde Willy Kints. "Om de Koning te bepalen komen 6 zettingen in aanmerking. Drie in de voor- en drie in de namiddag. Enkel diegenen die aan minstens twee zettingen in de voor- en twee in de namiddag deelnemen komen in aanmerking voor de titel. Wie dus deelnam aan de zes zettingen kan zijn kansen op de titel opschroeven", legde Willy uit.
Voor: Kampioen Jozef Desmet, derde Remi Valcke, Koning Walter Nolf, Vrouwelijke Kampioene Lydie Carton, Kleine Koning Freddy Desmet, Kleine Kampioen Marc Vandorpe. Achter: vierde Urbain Demeyere, schepen Chantal Coussement, vijfde Marleen Rigole, en speaker van dienst Willy Kints.
't Drieverbond Gewest Deerlijk Om de Koning bij t Drieverbond te bepalen zijn er 13 zettingen, wist Willy hierover mee te geven. De 10 beste worden weerhouden en op basis daarvan wordt het klassement dan opgemaakt. Van de 15 gehuldigden zijn er 7 vinkeniers aangesloten bij onze Beverse maatschappij, wist hij er nog aan toe te voegen.
Klassement 't Dieverbond: Verbondskeizer Georges Derammelaere, 2 Roza Vanbesien, 3 Tom Desmet, 4 Remi Valcke, 5 Willy Kints, 6 Jozef Desmet, 7 Willy Theerlynck, 8 John De Rore, 9 Gino Vanhoutte, 10 Noël Deconinck, 11 Francky Dhaene, 12 Linda Tijtgat, 13 Etienne Ketels, 14 Freddy Desmet, 15 Willy Vanrijckeghem
Georges Derammelaere, eveneens uit Beveren-Leie (hieronder samen met zijn echtgenote Magda Moerman op de foto), wist het voor het derde jaar op een rij klaar te spelen om kampioen te worden bij t Drieverbond, met vogel Krak. Goed dus om de titel Verbondskeizer te mogen dragen. In de wandelgangen doet het gerucht de ronde dat Keizer Georges voor komend seizoen met een nieuwe belofte op de zettingen zal verschijnen. Afwachten dus wat het volgende seizoen, dat start in april 2010, zal brengen.
Claudine Goermaere, Germain De Vlaminck en Greet Vervaeke
Op vrijdagavond 18 september zaten voor de allereerste keer 2 Madammen achter de inschrijftafel voor de elfde Oktobertocht. Op hun programma stond te lezen: Beste Delvauxfanaten, Hartelijk welkom op deze inschrijfavond. Het is de bedoeling dat er een aantal punten doorlopen worden deze avond. Jullie kunnen dat per ploeg op een zelfgewenst tijdstip van de avond doen. 1. Bij Claudine en Greet: aanmelden aan de inschrijftafel en 25 betalen 2. Hilde, Mieke en Francine: afleveren van al het gevraagde en getekende materiaal 3. Bij Bert: proeftrajecttje afleggen 4. Aan de bar: er eentje op drinken De Madammen Zorg er enkel voor dat je alles gedaan hebt!
Inschrijven 25 ploegen bestaande uit een aantal heren en of dames schreven zich in, elk onder een ploegnaam. Volgende ploegen staan genoteerd op het inschrijfformulier: Absolute Beguinness, Bustels & Shoen, Cama, Chanel en Dior, De bende van Patrick, De Bietjes, De Deurebijters, De Filous, De Flandriens, De Groentjes, De Tsjoolders, De Veule Foersje, De Vulle Waste, De Zunda-bikers, De Zwarte Messe, Divoni, Houston, K6, Lelijk en Lastig, Manten & Kalle, Rosemie & de broers, Stank & Drank, t Half Beestje, The Firebirds en de The Funbikers. De ongenaakbaren (Germain, Bert en Kurt) haken dit jaar af doordat ze de tocht hielpen inrijden.
Materialen Het af te leveren materiaal per ploeg was: een sjakosje, lippenstift, mascara, deo, maandverband, agenda, balpen, sleutel, pakje zakdoekjes, kam, spiegel, kauwgom, pijnstillers en kleefpleister.
Al deze materialen hebben iets met de tocht te maken. Waar, hoe, wanneer of waarom . deze materialen zullen van pas komen wist Beverse Weetjes echter niet los te peuteren. Ook de locatie en het verloop van deze bij momenten grensverleggende tocht, hielden De Madammen goed bewaard in hun eigen sjakosje.
Oktobertocht 80 sportievelingen zullen zich dus terug voor twee dagen (24 en 25 oktober) in het onbekende storten. Dat deed Germain De Vlaminck elf jaar geleden eveneens toen hij de eerste Oktobertocht inrichtte. Ondertussen is zijn geesteskind uitgegroeid tot een stoere bonk. Germain werkte zelf drie tochten uit. Daarna werd de tocht telkens door een ander team in elkaar gebokst, een heel tijdrovende bezigheid waar men zo goed als een jaar rond mee bezig is.
Het Comité die de naam C=bio draagt, (Comité ter Bescherming van het Ideeëngoed van de Oktobertocht) komt ieder jaar in december samen. Het bestaat uit diegenen die de tocht reeds organiseerden en diegenen die de volgende tocht zullen organiseren. Op die vergadering wordt gekeken hoe de tocht verder kan groeien en daar proberen de nieuwe organisatoren, in de mate van het mogelijke, rekening mee te houden. Dit jaar is het voor de allereerste keer dat 2 dames deze niet te onderschatten taak op zich namen. Geestesvader Germain is er vol lof over.
De Madammen De madammen Claudine Goemaere en Greet Vervaeke staan dit jaar in voor de organisatie. Niet te verwonderen dus dat de tocht dit jaar de naam Sjakosjentocht meekreeg.
Vorig jaar in november zijn we de eerste maal de streek die we in gedachten hadden gaan verkennen vertelden ze.. In december waren we zover dat we de verschillende plaatsen konden vastleggen. Sinds halfweg januari zijn we bijna wekelijks bezig met het uitdokteren, verkennen van de tocht , gaat het duo verder. Op de vraag hoe ze dit als vrouw nu ervaren wisten ze het volgende te vertellen. Vooraleer je als vrouw aan zoiets begint moet je zeker zijn dat uw partner er ten volle achterstaat, anders is het niet doenbaar. Het is niet zo evident om als vrouw zoiets te organiseren. De kinderen, wassen, plassen, poetsen ., kortom de menage is er ook nog. Maar we kregen heel veel steun van onze mannen. Nu alles bijna rond is zijn we blij dat we de uitdaging aangegaan zijn, wat niet wegneemt dat we heel tevreden zullen zijn als alles achter de rug zal zijn en goed verlopen is. Dan kunnen we terug de draad opnemen als gewone huisvrouwen, besluiten de twee gedreven Madammen.
Davidsfonds Beveren-Leie organiseert op vrijdag 16 oktober 2009 voor de negende keer de Beverse Verenigingenquiz. Telkens konden we rekenen op een twintigtal quizploegen.
De formule blijft ongewijzigd: elke vereniging kan 1 of meerdere ploegen van 4 spelers inschrijven (10 euro inschrijving/per ploeg). Ook vriendengroepjes kunnen deelnemen als de deelnemers in Beveren-Leie wonen.
Zoals gekend kunnen mooie geldprijzen verdiend worden, nu zelfs voor de eerste 5 ploegen: 200 euro voor de winnaars, 125 euro voor de tweede, 75 euro voor de derde, en 50 en 25 euro voor vierde en vijfde. Iedereen zal zeker genieten van de goede sfeer en de ambiance.
Ook supporters zijn welkom om hun favoriete spelers aan te moedigen. Afspraak in OC 't Klokhuis op vrijdag 16 oktober om 19:45 zodat we stipt om 20 u kunnen beginnen. Gelieve vooraf in te schrijven bij Hans Boury op nr 056 70 26 67 of email naar info@bouryoptiek.be.klik hier Opgenomen in de Beverse activiteitenkalender
Waregem ontvangt de 30ste Brandingrun op zondag 20 september 2009 de branding biedt dienstverlening aan meer dan 240 volwassen personen met handicap. Zowel op het gebied van wonen als op het gebied van dagbesteding wordt er ondersteuning aangeboden in één van de vier afdelingen: het tehuis voor werkenden, het tehuis (bezigheidstehuis en nursingtehuis), beschermd en geïntegreerd wonen en het dagcentrum. 'de branding' situeert zich momenteel op 14 vestigingsplaatsen gelegen in Kortrijk, Heule en Kuurne .
Op zondag 20 september wordt voor de 30e keer een brandingrun georganiseerd met sidecars, solo-motos, GoldWings en trikes. Deze run wordt ook ieder jaar begeleid door de federale politie, die zorgt voor een vlekkeloos verloop van de run en die het verkeer in goede banen leidt.
Een 70-tal motorrijders bezorgen de gebruikers van de branding een onvergetelijke namiddag. Velen van hen komen ieder jaar terug en zo zijn er al blijvende contacten en hechte vriendschapsbanden gegroeid tussen motorrijders en gebruikers.
Deze tourrit gaat door verschillende Zuid-Westvlaamse dorpen. (Start :de Vonke te Heule (13u30); Lendelede, Izegem, Ingelmunster, Oostrozebeke, Wielsbeke en Waregem : ( t Klokhuis 14u45-16u), Waregem, Deerlijk, Zwevegem, Harelbeke, Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, aankomst de Vonke: 17u15).
Al zwaaiend en toeterend begroeten de vrijwillige motorrijders en gebruikers de talrijke kijklustigen langs het parcours. Er wordt gestart aan het dagcentrum van de Vonke (Lagaeplein te Heule) om 13u30. Omstreeks 14u45 wordt de stoet verwacht in OC t Klokhuis te Beveren-Leie waar aan gebruikers en begeleiders een gebakje en koffie aangeboden wordt door stad Waregem.
Omstreeks 16u wordt dan opnieuw vertrokken en de terugkomst in de Vonke is voorzien rond 17u15.
In het Kursaal van Oostende vond afgelopen zaterdag (12 september) de finale plaats van Miss Coast Belgium 2009. Na een spetterende avond werd Sarah Dhont verkozen tot de nieuwe Miss Coast Belgium.
De avond begon met de openingschoreografie met alle finalistes. Deze werd gevolgd door de persoonlijke voorstelling. Als intermezzo kwam het showteam van dansschool Gevada aan bod die ook instaat voor de choreos van de finalisten. Vervolgens was er een défilé in stadskledij op muziek van R&B artiest Kaye Styles die de meisjes LIVE begeleide op het grote podium van het Kursaal. Ook het bikini défilé hoort bij een finale van een miss verkiezing. In bikinis van Nicky Nobel schitterden de meisjes.
Dit jaar was er opnieuw een goed doel geselecteerd. Met de verkoop van speciale speelkaarten steunden de organisatie en de meisjes de 4 kinderen in België die aan de verouderingsziekte lijden. Er werd in totaal iets 7267 euro opgehaald. klik hierom de site te bekijken. Deze prijs ging naar Charlotte Schelfhout. Charlotte kwam het goede doel voorstellen tijdens het Ama Beach volleybaltornooi te Beveren-Leie en kon er heel wat speelkaarten aan de man brengen.
Na een korte défilé in lingerie was het de beurt aan de persoonlijke acts die vlot elkaar afwisselde. Er was heel veel dans maar zeker ook plaats voor een gedicht, een zangstukje, een demonstratie gevechtkunst of het maken van een lekkere cocktail.
Als special guest was er nog Wendy Van Wanten die heel de zaal liet meezingen. De uitslag was als volgt: vijfde plaats was voor Alicia Allaert (Waregem), vierde plaats voor Valerie Deryckere (Gent), tweede eredame Charlotte Schelfhout (Moeskroen), eerste eredame Bo Cocquyt (Oostende) en als winnares Sarah Dhont (Kwaremont). De titel van Miss Sympathie ging naar Bo Cocquyt, De smsprijs, publieksprijs en titel van miss Cyberella ging naar Bo Weiss (Oostduinkerke), de prijs van de organisatie ging naar Stefanie Borginjon (Nieuwpoort). De prijs voor inzet goed doel ging naar Charlotte Schelfhout. Naast een schitterende prijzenpakket met o.a. juwelen, horloges, schoonheidsproducten, gaat de winnares naar huis met een wagen Ford KA.
We hebben ontzettend veel gemarbeld in onze kindertijd. Zoveel is zeker. Toch kwamen er dagen dat we de knikkers rustig aan de kant lieten, omdat sommige seizoenen nu eenmaal bepaalde andere spelen meebrachten. Vaak was die afwisseling aan een traditie van jaren her gebonden. Niemand dus die het in zijn hoofd gehaald zou hebben daaraan te tornen.
Zo had je bijvoorbeeld het toppen of tollen. We speelden dat soort spel aan de winterkant. Elk Bevernaar die toentertijde school gelopen heeft, weet dat we twee soorten toppen hadden: de gewone draaitop en de ijstop. Ongetwijfeld was de gewone draaitop veruit de populairste van de twee. Zo een top moest uit tamelijk zwaar hout vervaardigd zijn en een sterke pin hebben. Buiten die top hadden we natuurlijk ook nog een touw nodig. Zo een peze kon niet soepel genoeg zijn. Het spel eiste wel enige vaardigheid. Veel gesukkel dus bij beginnelingen.
De plezierigste manier van toppen was het kappen. Je omwond de top strak met de pees en hield hem daarna in de hand met de pin omhoog, stevig geschoord tussen duim en wijsvinger. Om hem aan het draaien te krijgen, hakte je hem met een nijdige haal op de grond, terwijl je de pees strak terugtrok in opwaartse richting. Dat kappen was het plezierigste, maar gewoonlijk mocht het niet op de speelplaats.
Plezierige dingen mochten zelden. Toen evenmin als nu. Als je een voldoende zware top had, kon je gemakkelijk stukjes uit de betonnen bevloering kappen. Anderzijds was er ook wel het gevaar dat de scherpe pin terecht kwam op de voet van een of ander omstaander. De meesters verboden ons dus veelal het mannelijke kappen. Zo kwam het dat we wel noodgedwongen onze toevlucht moesten nemen tot het meer meisjesachtige pezeke-snuk. Hierbij hakten we de top niet met een stevige houw op de grond, maar wierpen hem recht voor ons uit, laag over de grond, terwijl we de pees naar ons toetrokken. Een draaiende top heeft iets sierlijks. Iets lichts. Soms staat hij rechtop. Onbeweeglijk schijnbaar. Enkel het tikje wazigheid dat erover gegoten ligt, verraadt de razendsnelle wenteling. Soms gaat hij schuin hellen en beschrijft daarbij regelmatige kringen over de grond.
Met een beetje handigheid kon je zo een top ook tussen twee vingers op je vlakke hand scheppen en hem daar draaiende houden. Je kon hem ook ergens anders neerzetten, waar hij onmiddellijk zijn zwevende baan hervatte. Zo kon je twee toppen ook laten vechten. Ze botsten even tegen elkaar aan en dreven dan weer uiteen in wijde kringen. Kappen naar marbels was een spel met de top waaraan de scholierengeneraties vóór ons uren besteed moeten hebben. In onze tijd was het reeds volop aan het verdwijnen. Voor dat soort spel immers had je open aarde nodig en dat misten we nu juist geweldig op onze speelplaats. Plezierig was het anders wel. Een kombinatie eigenlijk van toppen en marbelspel. Midden in een grote roe werd een motje gegraven. Elk legde daar zijn inzet marbels in, zijn bij. Het motje werd weer toegestopt met aarde en om beurten mochten we er dan met onze top naar kappen. Het kwam erop aan zoveel mogelijk marbels bloot te woelen en uit de roe te drijven. Zolang de top draaide, mochten we hem op de hand scheppen en in de nabijheid van een knikker neerzetten. Dat was het pinten. Als de top lamlendig begon te doen en dreigde dood te vallen, mochten we hem in een katterapte nog even opscheppen en trachten een knikker uit de roe weg te fuiken. Dat fuiken vooral bracht betwisting en scheldpartijen mee. Vaak immers was de top reeds piepedood als hij nog tegen de knikkers aangeduwd werd.
De ijstop was van heel andere makelij. Hij had een rolvormig middenlijf met kleine ijzeren pin en een plat bovenstuk. Een ijstop moest je met je vingers op gang brengen en hem draaiende houden met zweepslagen. Eigenlijk een spel dat sommige ruiten niet al te best bekomen is. IJstoppen immers hadden de schaamteloze neiging nogal eens in het zweeptouw verstrikt te raken. Ze namen dan een wilde vlucht boven de hoofden, tot ze uiteindelijk God-weet-waar terechtkwamen. Bij tijd en wijle werd dit ijstoppen dan ook verboden op de speelplaats. Wie een tikkeltje handig was, kon een ijstop ook makkelijk zelf maken. Je nam een ledig twijnbolletje. Een twijnbolletje ? Nou ja, een ledig houten garenklosje. Je sneed de onderste schijf af en scherpte het buisje een beetje aan. In dit buisje stak je dan een passend houtje, met onderaan een ronde spijkerkop. Zo heb ik er tientallen gemaakt. Geld voor een ijstop kon er bij ons gewoonlijk niet af.
De overgang van het ene seizoen naar het andere gebeurde vrij plots. Niemand die werkelijk wist uit welke hoek het kommando gegeven werd. Zo konden we op een bepaalde dag allen nog hartstochtelijk aan het toppen zijn, zonder erg dat er verandering in de lucht hing. De volgende morgen kwamen er een paar naar school die een band voor zich uitdreven en die eigenste namiddag nog verging de koer in het oorverdovend lawaai van krijsende en rammelende hoepels.
Net als bij de toppen of tollen, kon je ook bij de hoepels of banden twee soorten onderscheiden. Daar waren vooreerst de sierlijke gesmede ijzeren banden met dito handvat. Dit handvat zat met een oog aan de band vast. Maar evengoed had je de demokratische fietswielvelgen, waar we de speken en naaf uitgepeuterd hadden. Als handvat hiervoor gebruikten we een stok of een stevige ijzerdraad. Het spreekt vanzelf dat een Bevers scholier het dan niet had over velgen of andere diergelijke. Hij noemde een kat nu eenmaal een kat en sprak doodgemoedereerd over de zante van een velowiel, waaruit de speken en de bosse verwijderd waren.
In het hoepelseizoen kon je hele slierten kinders hun hossende band over de wegen zien voortdrijven of rondjes zien rijden op de koer. Soms werden koersen georganiseerd. Schier onveranderlijk waren de berooide zanterijders daarbij lichtjes in het voordeel. In onze kindertijd was Vlaanderen nog het land van de alom florerende vlierstruiken. Aan hêel veel gevels zag je die knoestige stronken die altijd een laagje groen liggen hadden over hun verweerde schors. In lente en zomer praalden ze met een overvloed van frisse blaren en geurige bloemen. Het was de tijd van de vlienderstroop, als onfeilbaar middel tegen zelfs de ergste vallingen (verkoudheid, nvdr). Maar behalve het overschaduwen van messingen (mesthopen, nvdr) en het leveren van stroop, hadden de vlienderbomen nog een andere belangrijke funktie te vervullen in de samenleving. Ze waren immers onmisbaar als leverancier van klakkebossehout.
Een klakkebosse! Een allerbeste speeltuig en zonder kosten te vervaardigen. We namen een recht stuk vliertak en zaagden er een paar handbreedten van af. Dat eind ontschorsten we dan, haalden er het merg uit en wreven de beide uiteinden goed effen. De loop van ons schiettuig was daarmee klaar en nu moesten we enkel nog de krassel maken. Ook dat bood geen onoverkomelijke moeilijkheden. De lange forse spijker die we daarvoor nodig hadden, was makkelijk te vinden. We gingen bedelen bij timmerman Jan Desmet en als die in een balorige bui was, konden we altijd nog terecht bij Wiesie uit de Smesse. Wiesie was jonkman gebleven en had zijn hart verpand aan de schooljeugd. Een krasselnagel weigeren? Het zou nooit in zijn hoofd opgekomen zijn. Op de koop toe gaf hij ons nog een spoelkom (tas, kopje, nvdr) water te drinken. Het beste pompwater dat op het dorp te vinden was!
De rest was kinderspel nu. We klopten de nagel een paar centimeter in een eindje hout en onze krassel lag er. Fors en sterk. Klaar om de tappen in de buis te drijven. Om tappen of proppen hoefden we allerminst verlegen te zitten. We stikten dan immers nog in de vlasmagazijnen en vlaskroten of vlassnuit (allerlei afval van gezwingeld vlas, nvdr) waren zowat de beste grondstof die je hebben kon. We kauwden er een plukje van tot een vaste prop en stompten die dan met de krassel in de buis. Nu kwam het tweede plukje. Kauwen, instampen, duwen op de krassel en ... paf! Met een fikse klap schoot de eerste tap uit de bosse weg. Weldra meer
Na een deugddoende vakantie was KAJ De Snaere op vrijdagavond 11 september aan de start van een nieuw werkjaar toe.
Het openingsweekend was meteen een voltreffer. Heel wat jongeren vonden op vrijdagavond de weg naar het lokaal in de Schoolstraat 4, te Beveren-Leie voor de Opening Night
Openingsweekend KAJ De Snaere meteen voltreffer
Met dank aan Dieter Lecuyse voor het insturen van een aantal sfeerbeelden Op zaterdagmorgen was het vroeg uit de veren. Om 10.00u stond de allereerste KAJ carwash op de kalender die eveneens heel wat bijval kende. Meer dan 70 wagens kregen er een grondige poetsbeurt. Ondertussen konden de wachtende eigenaars aan de carwashbar terecht.
KAJ De Snaere is voortaan terug elke vrijdagavond open vanaf 20.00u. Verder staan er heel wat activiteiten op de kalender 2009-2010.
De eerstvolgende activiteit 'Bevers kampioenschap luchtgitaar' gaat door op 25 september en start om 21.00u. De inkom is gratis! Alle activiteiten van het nieuwe werkjaar bij KAJ, KAV en Markant/KVLV zijn toegevoegd aan de Beverse activiteitenkalender.
Verrassingswandeling als afsluiter Ieder jaar organiseert de Beverse Gezinsbond een aantal fietstochten tijdens het zomerseizoen. Dit jaar mochten ze ruim 20 deelnemers per rit verwelkomen. Een verrassingwandeling sluit de fietstochten af. Zo ook op vrijdagavond 11 september. Terwijl de sportievelingen op stap waren werd alles in gereedheid gebracht om ze bij hun thuiskomst te verwennen. Na een deugddoende wandeling lieten de deelnemers zich de verse oliebollen dan ook welgevallen.
Enkele dagen geleden stuurde Jozef Degroote een prachtig ppsje door, waarvoor dank. Beveren-Leie tijdens en na de tweede oorlog. Om deze pps te bekijken zie onder bijlagen
Na 3 succesvolle edities gaat op 13 september de vierde autocross van start in Beveren-Leie en net als vorig jaar georganiseerd door Autocross bond 2Fast 4You.
Net alles vorig jaar gaat de cross ook dit jaar door op het terrein van Paul Demeulemeester, weten voorzitter Frederik Allegaert en secretaris Dick Lambrecht te vertellen. Ook dit jaar staan er verschillende reeksen op het programma. De eerste reeks gaat van start omstreeks 11.00 uur. Een ervan is natuurlijk de reeks voor Bevernaars. Naast de traditionele reeksen hebben we dit jaar een nieuwe categorie. De kartjes die in Vlaanderen nog maar pas de kop opsteken zullen ook in Beveren-Leie te zien zijn. Nu hebben we al weet dat er 12 aan de start zullen komen, maar er kunnen er natuurlijk nog altijd bijkomen voegden ze er nog aan toe.
Het terrein is te bereiken via de Wagenaarstraat in Beveren-Leie of de Achterstraat in Deerlijk. Voor meer info op de site van 2fast4you klik hier.
Op zaterdag 5 september werden Walter en Francine Roelant - De Vlieger op het gemeentehuis te Beveren-Leie ontvangen ter gelegenheid van hun 50ste huwelijksverjaardag.
Walter is geboren te Desselgem op 9 maart 1935 en Francine op 26 december 1938 in Wielsbeke. Ze leerden elkaar kennen op een Vlaamse kermis waar Francine als lid van VKAJ hielp bestellen. Die kennismaking vloeide uit tot een huwelijk dat voltrokken werd op 28 augustus 1959 in Wielsbeke.
Het jonge paar ging naast de ouders van Walter wonen in de Liebaardstraat te Desselgem. Het huis werd echter te groot en zo kwamen ze anderhalf jaar geleden in Beveren wonen. In 1952 begon Walter zijn beroepsloopbaan als metser bij de firma Cottyn en werkte ook een tijd bij de firma Delmulle en Deleersnijder om in 2000 met brugpensioen te gaan bij bouwonderneming Roelstraete.
Francine begon haar beroepsloopbaan als stikster. Toen de kinderen, Marie-Christine en Martine eraan kwamen zette ze haar werkzaamheden voor een 14-tal jaar stil. Niet dat ze toen stilzat, naast de opvoeding van de kinderen zorgde ze voor Irma Verbrugghe, in de volksmond Matte van Toppers genoemd, de grootmoeder van Walter. Ondertussen was naaien voor de kinderen en familie een geliefkoosde bezigheid. Later nam ze haar bezigheden terug op als sorteerster maar bleef verder zorgen voor grootmoeder Irma.
Het koppel maakte al een aantal reizen naar Oostenrijk en Spanje waar ze hele mooie herinneringen aan overhouden. Nu doen ze het iets kalmer aan, Walter houdt van fietsen en kaarten. Francine is lid van KAV Desselgem en samen nemen ze deel aan de activiteiten van OKRA en Ziekenzorg te Desselgem.
OVER ALLERLEI SOORTEN MARBELSPELEN Toen we, na ons tweejarig verblijf bij meester Berton, in meester Leons domein arriveerden, voelden we ons op slag zo een beetje als groten. Op de speelplaats begonnen we ten andere ook voor vol aangezien te worden door de ouderen. Zelfs voor de harde knapen uit het achtste jaar was het niet helemaal gevaarloos meer ons brutaal op zij te duwen. We konden reeds venijnig terugmeppen als het zo gelegen kwam. Ik weet niet hoever de hedendaagse schooljeugd al gevorderd is op het smalle pad der vreedzaamheid. In onze tijd waren vechtpartijen in alle geval schering en inslag.
Soms werd bikkelhard geknokt omwille van echte futiliteiten. Een marbel die platgestampt lag in een roe. Een ijstop die we tegen onze schenen gekregen hadden. Een onvrijwillige duw bij het spel. Om de haverklap stonden we als lombardse hanen tegenover elkaar. Het gebeurde dat er langdurige veten groeiden uit die vechtpartijen, maar dat was eerder zeldzaam. Meestal waren we tegen de volgende speeltijd alles vergeten en waren we beter maat met elkaar dan ooit tevoren. De volwassenen kunnen van de kinderen wel het een en ander leren.
Ons meest geliefde tijdverdrijf werd allengerhand het spelen met marbels. Knikkers, zeiden de geleerden. Waarom ze dat zeiden, weet ik niet. In hun kinderjaren hadden ze toch ook met doodgewone marbels gespeeld? Uit geleerden raak je vaak niet goed wijs. Er waren marbelspelletjes te kust en te keur. Elk daarvan had zijn ongeschreven wetten en die moest je strikt naleven, wilde je niet voor zure versleten worden. En zuren was een schande. We waagden er ons slechts aan als het zo goed als zeker was dat niemand het in de gaten zou krijgen. In die tijd bij meester Leon hielden we het vooral bij schokken.
Dat herinner ik me nog goed. Ieder waarachtig Bevernaar die er al enkele tientallen jaren op zitten heeft, kent dat spel. Behalve marbels had je hierbij niets nodig. Een motje graven in de aarde, een groefje van een tiental centimeter trekken vlak erboven, en dan nog een tweede groefje dat het eerste met het motje verbond. Je kon beginnen. Elk van de twee partijen moest een gelijk aantal marbels inleggen. Twee, vier, zes, acht, ... Dat acht was ongeveer het hoogste. De meesters verboden ons voor meer te spelen, omdat we zo al gauw genoeg rut waren (blut zijn, nvdr). Bij de inleg werd angstvallig gewaakt op de kwaliteit van de marbels. Er waren er immers uit steen, uit klei, en ... sommige linkerds probeerden zelfs er zelf gebakken scharminkels tussen te draaien.
De spelwijze was zeer eenvoudig. Je hield de marbels -je eigen inleg en die van de tegenpartij- in de open hand en wierp ze naar het motje toe. Het kwam erop aan dat een oneven aantal daarin bleef liggen. Was dit niet het geval, dan waren je marbels verbeurd aan de tegenpartij en je moest een nieuwe inzet uit je zak opdiepen. We konden gepassioneerd met dit schokken bezig zijn. Uren zouden we zo doorgespeeld hebben. Je kon vlug massàs marbels winnen, maar je kon ze even vlug weer verliezen. Eigenlijk was het zo goed als een kansspel. Er kwam slechts weinig behendigheid bij kijken.
Op een vrije donderdagnamiddag kwam mijn kozijn André eens bij ons op bezoek in de Reke. André, die nu bakker is en een goed deel Bevernaars van brood en taartjes voorziet. We vielen aan het schokken. Onvermijdelijk. Ik was nog niet erg marbelachtig toen en had er hoop en al een vijftig bij elkaar. Het was of de duivel ermee gemoeid was. In de weerdij van een uur was mijn ganse bezit van zak veranderd. Toen ik 's anderendaags naar school moest, had ik geen enkele marbel meer. Noch stenen, noch aarden. Ik was helemaal rut en blut. André Haezebrouck heeft me dan uit de nood geholpen. Hij was een paar jaar jonger en stelde me voor om voor zijn rekening te schokken, omdat hij het zelf nog niet goed durfde. De winst zouden we dan delen. Waarschijnlijk was de wind gedraaid die nacht. Toen de laatste speeltijd voorbij was, had ik veertig marbels gewonnen. Twintig voor André en twintig voor mij. De volgende dag begon ik opnieuw te schokken voor eigen rekening. Natuurlijk. En weer was het alsof de duivel ermee gemoeid was. Maar dan een verdomd vriendelijk soort duivel. Die twintig marbels zijn het begin geweest van een waar marbelfortuin. Ik kan op geen honderden na zeggen hoeveel ik er had toen de schoolpoort voor het laatst achter me dicht viel. Enkel Julien Decavel moet een welstellender marbelboer geweest zijn dan ikzelf, vermoed ik.
Ook Jozef Lavens heeft eens een stunt uitgehaald bij het schokken. Jozef, die nu als pater zijn gewijde psalmen zingt in het vredige trappistenklooster van Westvleteren (Jozef Lavens pater Achiel is overleden op 12 augustus 1985, nvdr). Hij zat nog bij meester Berton, toen hij het eens opnam tegen Cieske Dewaele. Cieske was zeker vier jaar ouder en een erkend schokvirtuoos daarbij. Met de schamele tien marbels die hij bezat, was Jefke aanvankelijk heel voorzichtig. Een klein beetje tegenslag immers en hij was rut. Wie voelt dat hij de wind mee heeft echter, mag al eens iets riskeren. De inzet liep op. Vier. Zes. Acht! Het was alsof het motje behekst was. Hij kon gewoon niet verliezen. In een minimum van tijd droogde hij Cieske tweehonderd marbels af en daarbij nog twee blinkende halve frankskes voor verlies dat zijn slachtoffer teruggekocht had. Daarna heeft hij er wijselijk mee opgehouden. Het geluk lacht niet graag al te lang in dezelfde richting.
Buiten het schokken was ook het toetsen of toetseren erg in trek. Dat deden wij echter enkel op weg van school naar huis. Een toetser was een witstenen knikker die een diameter had van een paar centimeter. Hij werd los uit de hand geworpen en over de grond gerold. Toetsen kon men met verscheidene medespelers. Het kwam erop aan de toetser van een tegenstander te raken, of er in alle geval zo dicht bij te komen dat je de afstand met gespreide hand overspannen kon. Het raken van de toetser was de slag en het overspannen de greep. Gewoonlijk speelden we voor twee gewone marbels in de slag en één in de greep. Toetsen kon je bij alle soort weer. Je kon het spelen in zand of modder, maar evengoed bij vorst of sneeuw. Betonwegen waren er toen nog niet en asfalt nog veel minder. We speelden dus op de blote aarde, op grint en in graskanten. Kwamen we ergens een bietenhoop tegen op een of andere akkerboord, dan konden we er verscheidene keren toetsend omheen draaien vooraleer onze weg verder te zetten. We waren zo in ons spel verdiept dat we vaak ons huis voorbijtrokken, en dan een heel eind moesten terugkeren.
Julien Decavel heb ik meer dan eens weten toetsen met zijn fiets in zijn hand. Die fiets mocht hij nochtans enkel meebrengen naar school om rapper thuis te zijn en moeder Paula een handje te helpen. Hij was de oudste van de hele bende immers. Als Julien aan het toetsen viel echter, waren huis en moeder glad vergeten. Dat toetsen op weg naar huis was ten andere iets waarop alle moeders fel gebeten waren. Vooral des middags. Ze wisten immers op geen half uur na wanneer hun dierbaar kroost zou thuiskomen. Ondertussen werden pap of soep koud, stonden de aardappels uit te drogen op de stoof, en liep vader rond al sakkerend waar de nondedjuudse stinkerds nu weer bleven.
Mijn vader is onze Raf eens gaan uithalen. Het was één uur en die zat nog te toetsen ergens in de buurt van de Tomberg. Hij heeft ze niet moeten kopen dan. Soms hadden we bij dergelijke thuiskomst amper de tijd om de litanie van alle heiligen over ons heen te laten gaan. We moesten ons eten in zeven haasten naar binnen slokken en dan rennen alsof een bende duivels ons op de hielen zat, om nog tijdig in school te komen.
Het kunstigste en meest aristokratische van alle marbelspelen, was ongetwijfeld het stekken. Ik herinner me nog goed dat we het, tijdens de twee jaar bij de oppermeester, ontzettend veel gespeeld hebben. Schokken deden we niet meer toen. We hadden zo ongeveer allemaal onze schaapjes op het droge en konden dat kansspel met gerust gemoed aan het kleine grut overlaten. We hadden twee vaste stekploegen in onze klas. De bezetting ervan veranderde praktisch nooit. Elk had een afgeschutte hoek onder de hangaar en wee de onverlaat die het waagde daar ongevraagd een poot binnen te zetten. Na al die jaren deelden wij nu de lakens uit.
Op de gladde betonnen plaveien van de hangaar trokken we een roe. Een cirkel van een goede voet doorsnee. Daarin plaatste elk de zaden die hij inleggen moest. Twee forse krijtlijnen bakenden onze hoek af. Vandaar mikten we naar de zaden met een marbel van ietwat groter formaat. De kwaliteit van die glazen of stenen stekkie was van enorm belang. Hij moest onberispelijk rond zijn, zodat hij onder het rollen geen onverwachte kapriolen kon maken. Een goede stekkie was daarbij niet al te groot en ook weer niet al te licht. We moesten hem immers met volle kracht van tussen opgespannen duim en gebogen wijsvinger kunnen wegschieten. Bijbukken was ten strengste verboden. Dat was zuren. Je moest stekken van juist op de lijn, of van op de plaats waar je marbel lag in het spel. Het kwam erop aan zoveel mogelijk zaden uit de roe weg te schieten, zonder dat je stekkie daar zelf in liggen bleef. Deed hij dat toch, dan was je dood en moest je de gewonnen zaden terug in de roe leggen. De stekkies van je tegenstanders mocht je absoluut niet uit het oog verliezen. Daar was het een kwestie van uit te schakelen of zelf uitgeschakeld te worden.
Sommigen van ons konden mikken met verbluffende preciesheid. Van op de grond. Van een vuist boven de grond. Van op de knie. Het was om het even. Daar had je bijvoorbeeld Jozef Vereecke. Een echte stekvirtuoos ! Gelukkig maar dat hij bijna steeds mijn ploegmaat was.
In de oude Gemeenteschool langs de Kleine Heerweg, was veel muurke-bok gespeeld geworden. Een marbelspel van heel bijzonder kaliber. Toen wij als klein grut nog eerbiedig bij het stekken stonden toe te kijken, konden de groten daar aardig wat over opscheppen. In die oude school was er geen bevloerde speelkoer, vertelden ze ons. Alles was er open aarde, met wat asse erboven. Bij regenweer moet het dikwijls een gore boel geweest zijn daar, maar werd een straatjongen wel ooit afgeschrikt door wat modder? De muren van de school zelf waren onderaan afgezet met een dikke boord arduin die aan de bovenzijde schuin afgevlakt was. Precies die kombinatie van aarden speelkoer en schuin hellend vlak een meter boven de grond, heeft het muurke-bok in het leven geroepen.
Op de grond werd een grote ronde roe getrokken. Daarin kwamen dan enkele kronkelende groefjes die precies breed genoeg waren om een marbel door te laten. De knikkers werden boven op het hellend vlak losgelaten. Ze stortten langs de muur omlaag en kozen daar hun weg in de roe of in de geultjes. Het kwam erop aan de knikker van een tegenstander te treffen. Naar het zeggen van de groten, moeten er uiterst behendige muurkebokkers geweest zijn. Die wisten precies waar ze hun marbel moesten loslaten en in welke richting ze hem op het hellend vlak moesten uitdrijven, om de tegenstander te raken. Vooral die groefjes waren een levensgevaarlijke ligplaats voor een marbel. Slaagde je tegenstander er immers in ook in dat geultje te belanden, dan was je zo goed als verloren.
Als die verhalen van de Kleine- Heerwegscholieren ook maar voor de helft echt waren, dan waren wij met al onze virtuoziteit bij stekken en toetsen, toch maar stuntelige krabbers! Buiten de traditionele manieren om aan marbels te geraken, waren er ook nog wel andere die een stondeke bloeiden. Over het algemeen waren die te danken aan de vindingrijkheid van sommige pientere scholieren.
Zo herinner ik me nog dat André Vandermeiren, de huidige waard uit 't Fonteintje, een tijdlang een marbelkraam opengehouden heeft dat goed moet opgebracht hebben. Ergens op de gladde vloer van de hangaar stelde hij drie kurken op. Een meter of vijf daarvandaan had hij een krijtlijn getrokken en van dààr mocht je naar zijn kurken mikken. Tegen inleg van enkele marbels natuurlijk. Haalden we met onze stekkie het eerste kurk omver, dan kregen we een paar marbels terug. Voor het tweede kurk was het al iets meer en voor het derde was een mooi prijsje te behalen. Er werd echter veel meer naast geschoten dan erop. Vooral dan door de beginnelingen uit de laagste klassen. Die kregen slechts met moeite hun stekkie vooruit.
Ook de gebroeders Georges en Berke Demeurie uit de Driesstraat kwamen eens op een idee dat hun heel wat marbelwinst opgeleverd heeft. Ze lanceerden een tombola en verkochten loten tegen een paar marbels per stuk. Hoofdprijs? Vijfhonderd marbels! Het sukses was navenant. Zoals te verwachten viel, hadden ze al spoedig veel navolgers. Het vet was echter van de soep en een tijdje daarna legde een verbod van de oppermeester de tombolarage helemaal lam.
De origineelste manier om aan marbels te geraken, werd ongetwijfeld uitgevonden door Lucien Mestdagh. Op een goede dag had hij van zijn vader een ezel ten geschenke gekregen. Hij had het beest plechtig Lusta gedoopt. Nou ja, Lusta of iets dergelijks. Als we zin hadden in een ritje op een ezelrug, konden we voortaan in huize Mestdagh terecht. Voor een bescheiden aantal marbels konden we een toertje rijden rond de hof van vader Jeroom. Een sensatie eigenlijk. Bij de schooljeugd zijn ezeltjes altijd heel populair geweest. Misschien wel omdat die ook de naam hebben niet al te snugger te zijn. Luciens marbelhandeltje heeft gefloreerd tot Lusta het af liet weten. Op een morgen vonden ze hem liggen in de stal. Stokstijf. Hij had zich bij zijn voorouders in het ezelparadijs ter ruste begeven. Weldra meer