Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
wat begreep ze van de prille lente de bloesems van het nieuw begin speciaal voor haar bijeen gezocht als voedsel voor haar ziel
wat anderen wist te bekoren bracht bij haar een wrang gevoel de herinnering stond met zijn hamer klaar klopte al het loslaten er weer in
het leek alsof het gisteren was die vreselijke dag begin april al de stuk gesprongen vaatjes als meststoffen voor haar verdriet
kon ze ooit ontsnappen uit de emoties van de pijn de krop bleef steken in de keel het slikken deed weer zeer
onder de boom van niet geweten stond ze met schuldgevoelens in haar hand je kon er niets aan doen - galmde het in haar oren - toch bleef de wroeging pijnlijk naast haar staan
je wist me te bekoren alleen al je naam bracht mijn fantasie op hol de verleiding was te groot ik kon niet anders dan hunkerend van verlangen de vruchten van je aanbod plukken
likkebaardend tongstrelend proefde ik van het genot watertandend vroeg ik om meer ik smolt voor je ijskoud gevoel
zo voldaan keek ik met een glimlach naar de bevrediging in de namiddagzon heb ik je tot ziens gezegd
het smachten blijft bestaan vol verlangen kijk ik uit naar de volgende keer
in het tuintje van de tederheid droomde ze vol verlangen van een leven met zijn twee fladderend had ze gevlogen als een vlinder in het rond nu eens werd ze bedrogen, soms liep de liefde van haar weg in haar nachten met de eenzaamheid hadden tranen soms vrij spel
tederheid zag haar huilen nam haar in zijn passie mee in zijn tuin liet hij haar dromen speelde liefdevol met haar een spel even zou ze gaan geloven in een leven niet meer alleen
voorzichtig liet hij haar ontwaken was er een gevoel van spijt ? keek heel even, ging dan verder wou niet weten wat er zou gebeuren als ze eenzaamheid weer in de ogen keek
angst kwam naast haar staan keek in de ogen van het ongerust gevoel zag hoe de bezorgdheid als een aureool boven haar hoofd hing met een zacht gebaar nam hij haar pols voelde hoe de slagen galoppeerden op het ritme van duizend bonkende hamers die als een wildeman in haar tekeer gingen zweetdruppels zochten een weg naar een bekken waar ze veranderden in zwarte parels die misnoegd gromden over de mismoed die dreigend boven haar hing ze liet zich meevoeren naar de rivier van de kennis waar een wijze vrouw aan de oever op haar wachtte op de tonen van een toverfluit brachten klanken als een melodie van hoop de overtuiging tot bij haar de streling bracht haar lichaam tot rust en de merel floot opnieuw een lied
ze zocht woorden voor een gedicht staarde in de leegte trok aan de bel van de verleden tijd hoopte op die ene zin van dansende letters en het gevoel dat van ontroering sprak in haar bed wachtte ze op een droom deed haar ogen dicht en zag alleen een zwarte schim ze ontwaakte en keek in de ogen van de toekomst een waas niet te ontwarren was alles wat ze zag
ze voelde zich ongelukkig proefde van de wrange smaak verslikte zich in haar onzekerheid en wist niet wat haar overkwam
ze vroeg om een gedicht maar de inspiratie liet zijn steken vallen
je zaaide twijfel in mijn tuin woorden nestelden zich angstig in de grond gevoelens werden weg gemaaid je blik stortte naar omlaag pijnlijk in de zwarte aarde plat gewalst door het niet weten
op het pad van het verlangen wist het onkruid uit te niets tussen de voegen te ontwaken voorzichtig trok je je terug nu netels je verwarring prikten ik zag het gras verdorren bloemen kraakten in het niet begrijpen ergens bij de buren hoorde ik een vogel fluiten alleen in mijn tuin bleef het akelig stil
toch was alles niet verloren aarzelend kwamen primula's de tuin verkennen
je loopt alleen in een regen van verdriet een jas ben je vergeten raar, maar je voelt het niet de regen is je maatje je vriendje voor een dag nu mag je even huilen niemand die het ziet
ze plukte witte rozen voelde hoe een doorn stak en het bloed met rood geweld neen op haar handen schreef de lucht zag zwart van het ongeloof plensde van ellende een natte bui en rode vegen liepen langs de heuvel met trage pas naar het dorre gras
ik geloof in jou
zijn denken infiltreerde haar sijpelde zachtjes bij haar binnen en ik geloof je niet kwam heel dicht bij haar ze hoorde een monotoon gezoem het huilen van het ongeloof
ze krabde onmacht uit zijn ogen drong binnen in zijn gedachten schreeuwde kreten van het kunnen tot woorden barstten van de overlast en letters niet meer wisten wat te zeggen
mama ik voel een beetje bang nu ik mijn weg verlies ik zoek al tastend in de nevel vind verloren zaken niet terug de chaos kent geen einde maakt stapels in mijn hoofd ik wil wel maar ik weet niet hoe en hoop dat je mij gelooft
mama de parels die ik huil lopen langs mijn wang mijn kussen proeft naar zoute tranen ik wil niet anders zijn
jongen ik hoorde je schreeuwen op de gang leg je hoofd maar op mijn schouder bang neem ik met me mee maak van je handen vuisten jaag de kwelduivels nu maar weg je bent een vechtersbaasje en ik vecht met je mee
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren