reeds in het koude bed versteende mijn naam die jij schaafde tot bloedens toe
opgestroopte mouwen persten de haat in jouw handen, toen ik je onschuldig herkende als de maker van mijn wieg
om het gemis toe te dekken stotterde jij enkele letters, middernacht was al lang voorbij
sinds die dag groei ik in stilte, jij sprak een taal die maar niet went
de herinnering spreekt in vele tranen
want ik draag geen andere naam dan die jij mij gaf
|