Ik lig met wijdopen ogen in het logeerbed. Vanavond had ik Jan moeten inlichten over die syfilis. Ik ben maar blij, dat ik het niet gedaan heb. Er was al ruzie. Het zou alleen nog maar erger zijn geworden. Wat is er toch fout gegaan? Ik werk hard en doe niet al te gekke dingen. Ik heb veel fouten vermeden en toch heb ik ergens een verkeerde beslissing genomen. Ik wou, dat ik een pad wist uit het donker, een hand om mij te leiden. Overal liggen keien, waarover ik struikel. Er is geen bloempje, er zingt geen vogel. Wat heeft het leven nog voor zin; voor mij hoeft het echt niet meer; ik ben verkleumd tot op mn botten door alle koude regen. En dan nog, als de klap op de vuurpijl die boodschap vanmiddag.
Wat heb ik nu toch voor pestbui, ik ben gewoon een en al klaaglied. Ik lig maar te dreinen, dat mijn leven wegzakt, tot het muurvast in de prut zit. Joke, kop op, morgen is alles weer anders; ga nou slapen Hé, het lukt, het tabletje werkt, nu al. Morgen ga ik met Jan praten morgen zal ik zal ik , zzzz