4.8.3.2 Marian van der Stok: lassoâs van alle kant
8 december 1982: Hij kan zo praten h', die Paul van me. Dat kan zijn broer Jan ook. Mijn studie maakt wel, dat ik niet zo dom ben om overal in te lopen. Maar wanneer hij en die zus van hem â?Margo- aan het babbelen gaan over â?de nieuwe aanpakâ, over â?de wegâ(Hand. 24:14), zoals zij dat noemen, nou, dan moet je behoorlijk stevig staan. Laatst zijn we bij Jan en Joke op bezoek geweest. Ik viel hem aan met allerlei slimmigheidjes. Soms klopte mij daarbij wel eens het hart in de keel. Ik weet uit verhalen wel, hoe opvliegend hij altijd is geweest. Ik was eigenlijk bang voor een van zijn driftbuien. Maar hij zat daar maar van zijn perensap te nippen. Moet je toch je voorstellen: Jan en zoân tam drankje. Zijn vingers nog wat geel, maar geen sigaret er in. Hij zei, fijn ontspannen: âIk ga me echt niet kwaad maken om jouw wat harde â?interviewvragenâ. Ik ga me ook niet meer kwaad maken om â?van allesâ. Ik word ook niet meer zenuwachtig, wanneer ik voor grote beslissingen sta. Ik ga ook niet meer bang zitten zijn voor dingen, die misschien wel eens ooit zouden kunnen gebeuren. Dat hoort allemaal niet bij volwaardig menszijn. Ik heb iets ontdekt, waardoor het mogelijk is, volwaardig mens te wórden. Op zondag 18 oktober 1981 heb ik mij bekeerd. Die datum vergeet ik nóóit. Direct kreeg ik van God goede dingen om uit te delen. Terwijl ik met dat uitdelen bezig was, kwam er een idee bij me op: geef een extra dimensie aan die gaven. Ze hebben nog teveel dóódsheid in zich: het is nog teveel doods werk. God moet de énige opdrachtgever zijn. Dán pas wordt het lévend werk. Dán pas wordt je oude kloffie vervangen door een maatkostuum. Toen die gedachte vaste vorm kreeg, begon mijn wedergeboorte. Maar dáárvan weet ik geen datum te noemen.â?
Kijk, het zit allemaal wel goed in elkaar, wat die jongen zegt, maar ik kan het niet zo direct inpassen in míjn begrippenwereld. Soms lijkt het taal van een andere planeet. Soms ook is het, of er een stem doorheen klinkt, die iets roept, dat ik herken en waarnaar ik verlang (Joh. 10:3). Toen we naar huis reden, zei ik tegen Paul: âDe dag van het inzicht kwam voor Jan en Joke, misschien komt die ook voor ons⦠deze lui dóen althans iets. Ik zou eindelijk ook wel eens iets willen dóen.â? Hij zei wat mierig: âZeg, begin jij nu ook al! Weet je, wat daarachter zit!: een soort telepathische manipulatie door pa en ma. Dat ga ik je nú uitleggen: Mijn ouders proberen mij te bekeren, door voor mij te bidden. Toen we daar waren, heb ik er nog een lolletje over gemaakt. Ik zei tegen pa, dat hij toch wat áfzwoegde voor God met al dat ingespannen, geconcentreerde positieve denken aan zijn kinderen. Hij lachte maar eens, zei, dat hij door Jan en Joke geleerd had, niet meer zo te zwóegen. Hij aanbad God en zou Hem blíjven aanbidden. Hij durfde zichzelf onbelangrijk te achten en ging steeds meer van God verwachten. En wat zijn kinderen betrof: God hád gegeven en God zou ook vérder alles aan zijn beminden geven, zo ontspannen als in de slaap (Ps. 127:2). Dat was dan, wat hij zéi. Maar nu doorzie ik de tactiek. Zo ontspannen als in de slaap ⦠pfff⦠ze richten hun gebedsoffensief op jóu. Ze proberen míj via jóu te pakken. Maar: dat is nog gen gewonnen spel.â? Ja, je ziet: er wordt wat aan een mens getrokken van alle kant. Och, dit van de Donkers is maar een van de invloeden; overschat deze speciale invloed nu niet. Het komt zo maar eens te praat. Deze indrukken verwaaien o zo vlot. Dat idee van mij om te willen trouwen, is ook al weer over. Dat dacht ik toen op die bruiloft van Jan en joke. Zoiets besmet je dan even: van een bruiloft kómt een bruiloft. Ik heb voor de kerst een paar moeilijke tentamens, daar ben ik veel meer mee bezig. En dan: lekker naar Gran Canaria.
Overigens: wanneer je écht Christen wordt, verander je wél. Margo was toch ooit eens een kil, verraderlijk wezen. Vals, onbetrouwbaar, gemeen, hatelijk. Mooie meid, maar geen man zou het met haar uithouden. Wat had die griet â?figuurlijk gezien- klauwen. Wat een tong: als een més! Kort en goed: een rotmeissie. En nú ⦠prima: warm, gelijkmatig, trouw, betrouwbaar, zonder streken, hartelijk. Toch vind ik dat hele â?nieuwe denkenâ van haar en Jan: gedoe. Hij deugde niet⦠zij deugde niet. Dat â?gedoeâ is goed voor heel slecht volk. Laten wij het daar op houden. Dit soort mensen is toch ook wat star en zelfgenoegzaam. Geen sprake van, dat ik mij door hen zou laten inpakken. Paul hoeft niet bang te zijn. Voor hij via mij omgeturnd wordt, moet er nog heel wat gebeuren.
De Donkers dachten ook al, dat er trouwplannen waren tussen Paul en mij. Ben je wijzer, ik ben drieí«ntwintig, mijn kast staat vol leuke boeken, geen prulletjes, maar boeken met méningen, non conformistische opinies: een huwelijk: zo conformistisch!
Wat zijn er trouwens véél boeken, véél meningen. Er komt geen eind aan (Pred. 12:12). Ik lees ze en ik word gewoonweg een beetje verdrietig in dat oerwoud (Pred. 1:18). En mijn studie?!: die vúlt wel, maar die vóedt niet. Ik heb een gewoon, wel leuk leven, maar ik blijf er onrustig bij. Jan zei: âéén weg, één naam⦠geen andere manier om hoogwaardig leven te bereiken (hand. 4:12). Jouw studie ⦠als je die eens van hoofdzaak tot bijzaak maakte?!â? Op dat ogenblik was het net, of ik alle mogelijk raad van hem nodig had en hij niets van mij, of zijn denkwereld superieur was aan die van mij (Deut. 15:6). Kom Marian, opgepast. Anders túrnen ze je om!