"Jan....telefoon...Nancy" ....... Hallo Nans; hoe is het nou?
-----x-----x-----x-----x-----x
Wááát je gaat trouwen met Gijs!!! (2.4.6.9).
---xx---xx---xx---xx---xx (idem idem met een sterretje).
O, wat is dat goed zeg. Ik wou, dat Joke mee had kunnen luisteren. Iedereen heeft zon meeluisterding. Wij niet. Ik ga er morgen direct één bestellen. Goed, ga verder. Nu nog eens wat kalmer. Hoe kwam het nou allemaal?
---x---x---x---x
Fijn, fijn, we hadden gebeden, of God alles in orde wilde maken, je weet wel, na dat laatste gesprek. Nee, ik ga geen oude koeien uit de sloot halen. En nu doet Hij het zo. Zeg, ik heb voor jou ook een nieuwtje. Er gaan er nog twee trouwen, maar wee je gebeente als je het verklapt; overmorgen wordt het in de sam afgekondigd. Pas daarna gaan de kaarten uit voor tien dagen later. Wie dan wel? Dat kun je toch wel raden? Joke en ik
---x---x---x, enz.
Natuurlijk zeg; ze komen allemaal; goed oké, ik ga verslag uitbrengen. Dááág!
Nou je hebt het wel begrepen hè? Jij maar vertellen van Gijs, die zich niet durfde uitspreken tegen die leuke jonge vrouw. Wel, dat was Nancy! Ze vonden elkaar steeds aardiger en nog maar heel kort geleden kwam de doorbraak. Ze kwam bij hem op zijn kantoor, toen het personeel al weg was. Ze had Dicky bij zich: Gijs, had ze gezegd: Ik wil, dat je het nu weet. Jij houdt van mij, zei je vanmiddag in het park, je was als door een wonder je angst voor het huwelijk kwijt geraakt. Ik houd ook van jou. Je hebt me verteld van je relatie met Joke. Ik heb er even over na moeten denken. Ik ken Joke namelijk. Wel, ik ben er door; ik heb je lief, maar dit is mijn zoon en ik ben ongetrouwd. En toen was ze gaan zitten met haar handen voor haar ogen. Maar hij was naar haar toegekomen en had gezegd, dat hij het al wist, dat men het hem al heel gauw had verteld. Hij vond haar, zei hij, nog liever met zon schat van een joch. Hij trok Dicky op zijn knie, die vond het fijn, zei: Nu heb ik een pappie. Toen had ze gevraagd: Weet je, wie Dickys vader is? Jan Donker, had hij kort gezegd: Maar ik heb jou lief en Dicky en laat hij zijn alimentatie maar direct stoppen. Tot we trouwen, ga ik al voor je zorgen. Nu, dat was het zon beetje.
O Jan, wat heerlijk. Alle problemen opgelost. We hebben God vertrouwd en Hij regelt zelfs de moeilijkste kwesties (Spr. 3:6). Zeg, ik heb ook groot nieuws. Ik wou het net gaan vertellen, toen Nans aan de telefoon kwam. Vanmorgen moest ik bij meneer De Jong komen (2.2.8.6). Weet je, wat hij zei? Joke, je wordt cheffin van de terminalzaal. Fien komt niet meer bij ons terug na haar vakantie. Ze heeft ontslag genomen. Je hebt het als invalster goed gedaan. Nou (en toen kwam het nog meer onverwachts): Heeft Jezus jou even geholpen; na die beslissing in de zaal.
Ik: Hoe weet u dat? Hij: Ik was er zelf bij. Ik was lid van het comité, dat alles organiseerde. Ik heb gehoord, dat je later naar de kapel ging en kon zien, hoe je met Jezus groeide. En nu durfde ik het aan.
Jan overal zijn gelovigen. Zon meneer De Jong ook: is niet van de kapel en niet van de foyer. Misschien is hij wel gewoon van de één of andere kerk, maar geestelijk is hij een reus. Ik ga iets zien: Lotty van de foyer zegt: Wij zijn het winnende team, maar het is anders: de mensen van de kapel zijn een regiment; en die van de foyer ook; en die van de aula van Karel ook; en die van de kerk van meneer De Jong ook en al die regimenten horen bij het winnende leger van Jezus. En God, die zulke oplossingen kan bedenken voor Nancy en Dicky en Gijs wat is het opwindend om door Jezus bij Hem te horen.
O ja, God maakte het zo, dat ik nu al een poos Marcel bij me draag. Als ik die nu nog had moeten gaan verwachten, was er niets van gekomen. Had ik weer niet doorgezet vanwege die mooie, nieuwe baan, om die niet kwijt te raken. Wat zeg je: Annemarie ja, later wel eens hoor; nu eerst Marcel. Kom bruidegom, aan tafel. De aardappels zijn gaar eh, zijn moes.