4.8.3.3. Nancy Kuipers-van Roon: een valse start; toch weer in de race.
9 december 1982: er is heel wat gebeurd, voordat Nancy van Roon werd wat ze nu is door haar huwelijk met Gijs Kuipers. Ik was toen eens bij een meeting. Nee, geen godsdienstige, het was iets anarchistischj, iets nihilistisch. Nou ook weer niet aan politiek denken hoor. Goed; hoe dan ook: iemand stond daar te betogen, dat van ons verwacht werd, dat we vrij van allerlei banden leefden, vrij ook van de band van het onderdrukkende, reactionaire, christelijke geloof. Wat had de god van het christendom aan mogelijkheden te bieden? Niets:â¦hij was een fictie, een rechts, militaristisch, kapitalistisch, imperialistisch verzinsel..
Vrijheidâ¦die zouden wij bereiken (2 Petr. 2:19), zei hij, als wij die banden verbráken, die touwen ván ons wierpen (Ps. 2:3). Nu was ik in mijn situatie van dat moment gevoelig voor allerlei indrukken. Dit gréép me zó. En; ik kon die nieuwe vrijheid pakken, want ik had een baan in de stad en was los van mijn ouders. In de nabesprekingen van dat congres â?de â?afterglowâ- bij het bestuderen van de discussiestukken, ontmoette ik Jan. We praatten veel over wat we gehoord hadden. Hij zei: âDie vrijheid⦠dat was zo iets moois, dat los zijn van de normen van een voorbije tijd. Maar als in die nieuwe, stralende, tintelende vrijheid liefde tussen vrouw en man kon worden mee verpakt, dan was het echte geluk vlakbij, voor het grijpen.â? En daarbij keek hij mij zo haast dwíngend aan met die felle ogen, dat de zaak eigenlijk al bekeken was. Heel gauw trok hij bij mij in. Ach, wat wíst ik, het was een boeiende vent. Vroeger thuis ging ik wel mee naar de kerk, de gemeente noemden zij dat. Dan keek ik die â?gemeenteâ rond, maar ik zag eigenlijk niet veel leuke jongens. Maar deze: zo uitbundig lévend hí¨! Rookte veel, dronk veel, dat wel, maar altijd ergens actief voor: dan eens demonstreren, dan weer de baghwan nalopen of T.M. doen; altijd haantje de voorste in disputen. Wel: ik was twintig, toen ik in verwachting raakte. Hij was kwaad, werd driftig, sloeg me, raakte in paniek, verweet me, dat ik de pil niet goed had gebruikt, begon met andere vrouwen uit te gaan. Toen ik eenentwintig was, had ik al heel wat meegemaakt. Ik had een kind, Dicky, maar Jan nam de benen. Ik had nog wel eens contact met hem, maar dan bleef het bij ruzie maken over de alimentatie voor Dick. âIk beknotte zijn vrijheid, bond hem met het touw van de burgerlijkheid⦠enz. ⦠enz.â? Vroeger had iemand eens tegen mij gezegd: âAls je geen positieve ervaring met God wilt⦠wat zul je dán weerloos staan tegenover de negatieve ervaringen met mensen, ervaringen, die gegarandeerd komen⦠en wat zul je veel van die negatieve ervaringen zélf oproepenâ¦â? Nu, dat kwam wél uit⦠- bijstandsuitkering - op het fietsje Dick uit de kleuterschool halen - niets van bescheiden luxe van zelfs maar een brommer - nare jaren. Toen opeens: een stoot geld op de giro. Jan, die zijn alimentatie verhoogde! ⦠met terugwerkende kracht zelfs. Geí¯nformeerd: hij was Christen geworden. Zijn babbel had hij nog, had die alleen wat anders gericht. Een wederzijdse kennis vertelde, dat hij nu zó oreerde: âNú heb ik de vrijheid, nú zijn de touwen weg. Vroeger was het beste, wat ik deed, nog dóód. Nú vlamt zelfs het gewoonste, wat ik doe, van licht en leven. Vroeger wankelde ik op de rand van de afgrond, nu ben ik ver van elke donkere diepte. Nooit meer zal ik de grens van de zekerheid nu nog overschrijven in de richting van de onzekerheid van tóen. Nooit meer ruil ik het soepele uniform van Jezus (Matth. 11:30) voor het schrijnende harnas van satan (Klaagl. 1:14).â? Wat me gebeurde, toen ik dát hoorde⦠ik schaam me nog. Ik wilde hem terug, ik wilde hem aftroggelen van dat malle, dikke mens, die Joke Willems. Niet, dat ik hem zo lief vond opeens, maar ik wilde vastigheid. Maar door de telefoon was hij zó anders dan ik hem ooit had gekend, zo weerloos, zo verdrietig, toen ik dat voorstelde⦠ik zette dat gedram niet door. Toen heb ik met God gesproken. Elke andere vluchtweg had Hij dan ook wel afgesneden. Het geloof van vroeger kwam tijdens dat overleg terug. Ik smaakte en proefde opnieuw Gods sfeer. Mmmmm, wat was die goed (Ps. 34:9). Ik zei: âHeer, hier ís de verloren dochter. Ik heb alle schatten, die U gaf, verknoeid (Luc. 15:13). Hebt U nog niet een kleinigheid voor mij, zodat ik althans rustig kan leven (Luk. 15:17).â? En het was of God tegen mij zei: âVerloren dochter⦠verloren dochter⦠wie heeft het ooit eens over de teleurgestelde Vader. Dan kóm je terug en waarom vraag je? Nou, waar vraag je om⦠om de restjes (Luk. 15:19). En dat, terwijl het beste voor je klaar ligt (:22). Je mócht van mijn schatten genieten (:12). Het ging fout (:14), toen je dat buiten mij óm deed (:13). Maar mijn schatten liggen nóg klaar. Als je nu eindelijk eens leerde, niet buiten Mij óm te werken. Wel: laten we hopen, dat je dát nog eens door krijgt. Laten wij althans beginnen om feest te vieren (:23).â?
En God deed mijn ogen open, toen ik bij boekhandel Kuipers naar de enveloppen zocht. Ik vroeg aan de chef, waar de schrijfwaren stonden⦠en toen we elkaar aankekenâ¦.